Een enigszins absurde avond

Oswald Spengler betuigde zich in zijn boeken een enthousiaste voorstander van geweld, racisme en dictatuur. De feestelijke lancering van de Nederlandse vertaling van zijn hoofdwerk De Ondergang van het Avondland was dan ook opmerkelijk.

Tekst Merijn Oudenampsen

Het was een groots intellectueel evenement zoals we daar in Nederland er maar weinig van hebben. Afgelopen oktober presenteerde uitgeverij Boom in een afgeladen zaal van poptempel Paradiso de Nederlandse vertaling van Oswald Spenglers De Ondergang van het Avondland. Het controversiële en volumineuze boek van Spengler verscheen oorspronkelijk in het Duits, in twee delen in 1918 en 1922, en was nog niet eerder naar het Nederlands vertaald. En de controverse, zoals we weldra zullen zien, draait om de vraag wat nu precies de relatie is tussen de ideeën van Spengler en die van de nazi’s.

Het zou een enigszins absurde avond worden in Paradiso. Als eerste was de uitgever aan het woord, die met klem benadrukte dat het boek op velerlei manieren gelezen kon worden, en dat al deze perspectieven zo hun merites hadden. Vervolgens was de beurt aan de vertaler, Mark Wildschut, die in een soort pre-emptive strike besloot om op voorhand eventuele discussie over het boek de pas af te snijden.  Hij sloeg zijn ogen ten hemel en liet weten dat het toch absurd was dat Spengler door velen als een racist wordt gezien en zelfs een halve nazi. Hij zag het als een onbegrijpelijk onrecht dat Spengler was aangedaan. De onvermijdelijke politieke controverse over De Ondergang van het Avondland zou geen recht doen aan de intellectuele en literaire rijkdom van de tekst, die het volgens Wildschut verdient om op een open wijze gelezen te worden. Velen in het publiek knikten vol sympathie.

‘Interculturele dialoog’

Wildschut werd afgelost door de filosoof Ad Verbrugge, een drijvende kracht achter de publicatie van de vertaling. Verbrugge prees De Ondergang van het Avondland als het ‘beslissende boek voor de 21ste eeuw’. De enthousiaste visie van Verbrugge klinkt ook door in de promotieteksten van de uitgever en de flaptekst van het boek, waar het als ‘relevanter dan ooit’ wordt beschreven: ‘De ondergang van het Avondland biedt een manier van denken die vandaag de dag weer net zo actueel is als toen het boek voor het eerst verscheen’. Tevens zijn er van Verbrugge speciale videocolleges te vinden op de website van Boom, om de lezers op weg te helpen. Net als Wildschut ontkent Verbrugge de extreemrechtse associaties waar het werk van Spengler traditiegetrouw mee is omgeven. Hij liet zelfs weten dat Spenglers werk een belangrijke inspiratie kan bieden voor de ‘interculturele dialoog’.

Weliswaar waren er die avond in Paradiso ook kritische stemmen te horen. Maar toch, het perspectief dat overheerst in de vele besprekingen van het boek in de media is opmerkelijk mild en in sommige gevallen zelfs opvallend enthousiast.

‘Aanstellerig’

In een recent tweegesprek in Vrij Nederland lieten de schrijver Tommy Wieringa en de conservatieve politicus Thierry Baudet weten sterk geïnspireerd te zijn door Spengler. Het is verrassend dat de associatie met een denker als Spengler blijkbaar als aanbevelenswaardig geldt. In een bespreking van het boek in De Groene Amsterdammer stelde historicus Chris van der Heijden dat het ‘aanstellerig’ is om in Spengler een ‘voorafspiegeling van het hitlerisme’ te zien. En dat het een simplisme is om te stellen dat de man een voorloper van het fascisme zou zijn geweest. Het is allemaal onderdeel van de zeer merkwaardige receptie die Spenglers werk ten deel valt in Nederland.

Voor wie het werk van Spengler enigszins kent is de associatie met Hitler zeker niet aanstellerig. Spengler was een felle en activistische antidemocraat die opriep tot een ‘caesariaanse’ dictatuur, waarin het individu geheel opgaat in ‘de totaliteit’ en daarbij ‘bevelen ontvangt en gehoorzaamt’. Daarnaast entameerde Spengler een rassenstrijd op wereldschaal. Het Duitse ras zou de ‘witte volkeren’ moeten leiden in de strijd tegen wat Spengler presenteerde als het grootste gevaar: de opkomst van de ‘gekleurde rassen’. Je vraagt je af wat Ad Verbrugge en Boom precies voor ogen hebben met de stelling dat Spenglers werk net zo actueel is als toen het verscheen.

De relevante vraag is niet zozeer of Spengler beschreven kan worden als voorloper of voorafschaduwing van het nationaalsocialisme. Hij leefde en schreef tenslotte nog ten tijde van de opkomst van de nazi’s. Zijn relatie tot het nazisme is veel directer. De betere vraag is of Spengler toentertijd een actieve bondgenoot was van de nazi’s. Spengler ontmoette Hitler persoonlijk en wisselde met hem van gedachten. Hij stemde op Hitler in de presidentsverkiezingen van 1932. En hij verwelkomde de machtsgreep van de nazi’s in 1933 in zijn boek Jahre der Entscheidung (1933): ‘De nationale revolutie van 1933 was iets geweldigs en zal het in de ogen van de toekomst blijven, vanwege de elementaire, bovenpersoonlijke kracht en de spirituele discipline waarmee deze voltrokken werd. […] De Duitse dromers verhieven zich met een imponerende rust, om een pad naar de toekomst te openen’.

Het voert te ver om Spenglers gedachtegoed gelijk te stellen met het nazisme, daarvoor waren er te veel onderlinge meningsverschillen. Alhoewel Spengler zich in zijn boeken een enthousiaste voorstander betuigde van geweld, racisme en dictatuur, vond hij de nazi’s te volks, te anti-elitair en hun rassenleer te weinig verfijnd. Het gangbare perspectief onder historici is dat Spengler een belangrijke inspiratiebron vormde voor het nationaalsocialisme.

‘Germaans ideaal’

Zo vinden we in De ondergang van het Avondland begrippen die een vooraanstaande rol zouden gaan spelen in de ideologie van de nazi’s. De term ‘het Derde Rijk’ komt in het boek voor, beschreven door Spengler als ‘het Germaanse ideaal’. En er is de rechtse toe-eigening van het begrip socialisme als een conservatieve, hiërarchische en imperialistische orde, een visie die centraal zou komen te staan in het nationaalsocialisme. De Ondergang van het Avondland staat vol met passages die getuigen van een wereldbeeld dat zonder overdrijven sociaal-darwinistisch genoemd kan worden. Spengler behoort als denker ontegenzeggelijk tot het politieke spectrum dat politicologen ‘extreem-rechts’ noemen. Het etiket ‘extreem’ duidt hier op een principiële afwijzing van de democratie en de vergoelijking of verheerlijking van geweld.

Spenglers werk moet in de context gezien worden van de bredere conservatieve beweging waar hij deel van uitmaakte, de Konservative Revolution. Onder deze stroming van radicale conservatieven vinden we intellectuelen als Arthur Moeller van den Bruck, Edgar Jung, Ernst Jünger, Carl Schmitt en Hermann Rauschning. Deze aristocratische en/of monarchistische stroming, had zich gecommitteerd aan een broze alliantie met de nazi’s in de Weimar periode, beschreven door historici als een ‘fataal verstandshuwelijk’. Zoals de radicale conservatief Hermann Rauschning zelf stelde in zijn beroemde boek Die Revolution des Nihilismus (1937), geloofden de leden van de Konservative Revolution dat zij de nazibeweging voor hun eigen doeleinden konden gebruiken. Zij zagen de nazi’s als de Girondijnen en zichzelf als de Jacobijnen van de rechtse revolutie die in Duitsland gaande was. Het ‘duivelspact’,  zoals Rauschning het noemde, hield stand tot de machtsgreep van 1933, toen de nazi’s hun voormalige bondgenoten niet meer nodig bleken te hebben.

Het nazisme was voor een belangrijk deel een vulgarisatie van het werk van de intellectuelen van de Konservative Revolution. De notie van het Derde Rijk, ook gepopulariseerd door Spengler, werd uitgewerkt in Das Dritte Reich (1923) van Arthur Moeller van den Bruck. Hij gebruikte de term om een conservatief ‘socialistisch’ ideaal te propageren, dat alle klassen zou kunnen verenigen onder een autoritair militaristisch regime. Op basis van zijn aantekeningen voor het tweede deel van De Ondergang van het Avondland schreef Spengler het zeer expliciete politieke pamflet Preussentum and Sozialismus. Hierin roept hij op tot een wereldwijde rassenoorlog: ‘De enige echte Internationale is enkel mogelijk door de overwinning van het idee van een enkel ras over alle anderen, en niet door het vermengen van alle meningen in een kleurloze massa’. Samen met het werk van Moeller van den Bruck vormde het een van de bouwstenen van de doctrine van het nationaalsocialisme. Zoals Von Klemperer stelt in zijn klassieke ideeëngeschiedenis van de Konservative Revolution, werd de nazibeweging ideologisch gevoed door deze conservatieve intelligentsia. Na de machtsgreep van de nazi’s werden de radicale conservatieven kritischer op het nationaalsocialisme. Terwijl de nazi’s op hun beurt overgingen tot het vervolgen van de Konservative Revolution. Sommige leden van de beweging, zoals Rauschning, vluchten het land uit en ontwikkelden zich tot prominente critici van het nazisme. Anderen, zoals Jung, werden door de nazi’s vermoord. Weer anderen, zoals Spengler, verkozen een Innere Emigration. Sommigen, tot slot, gingen op in de NSDAP.

Onderbelicht

De prominente rol van Spengler en van de Konservative Revolution is lang onderbelicht gebleven in de dominante beeldvorming over het nationaalsocialisme. Dat heeft ten dele te maken met het feit dat de geschiedenis in sommige gevallen is geschreven door (radicale) conservatieven. Rauschning beschreef het nazisme in zijn invloedrijke boek uit 1937 als een beweging zonder serieuze ideeën; dynamiek en daadkracht waren doelen op zich geworden. Het nationaalsocialistische gedachtegoed was slechts een maskerade. De elite van de NSDAP geloofde niet werkelijk in concepten zoals Ras, Volk en Lebensraum. Het nazisme was een doctrineloze revolutie volgens Rauschning, bepaald door het ressentiment van de lagere klassen. Hitler leefde volgens hem ‘in een wereld vol ressentiment en wraakzucht’.

Rauschning had een belangrijke reden voor het naar voren schuiven van deze interpretatie: zo hield hij de sleutelrol van het gedachtegoed van de Konservative Revolution buiten zicht. Dit beeld van het doctrineloze fascisme vond breed opgang. We vinden we vandaag de dag nog immer terug in toonaangevende studies, zoals Robert Paxtons The Anatomy of Fascism. Gelukkig wordt deze lezing van de geschiedenis inmiddels door steeds meer historici betwist, zoals Robin te Slaa laat zien in zijn recente boek Wat is Fascisme?, dat dit jaar ook bij Boom is uitgegeven.

Menno ter Braak

Het werk van Rauschning, die zelf dus enige tijd een prominente nazi was, werd in Nederland vertaald en uitgedragen door Menno ter Braak. Het heeft onze visie op het nationaalsocialisme significant beïnvloed. Net als Rauschning stelde Ter Braak dat het fascisme geen beweging van ideeën was, het zou enkel bestaan uit de manipulatie van volksressentiment.

We zijn niet gewend om extreemrechts met een diepgaand gedachtegoed te associëren. Misschien is dat een deel van de verklaring voor de curieuze en soms weinig kritische omgang met het gedachtegoed van Spengler die we vandaag de dag in Nederland zien.

 

Merijn Oudenampsen is politicoloog en socioloog. Zijn proefschrift The conservative embrace of progressive values: On the intellectual origins of the swing to the right in Dutch politics is een ideologiestudie van de Fortuyn-revolte. Hij is momenteel als postdoc verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij onderzoek doet naar de politieke geschiedenis van het neoliberalisme in Nederland.