De koningin van de ingezonden brief

Henriette Boas (1911-2001) maakte vooral naam als koningin van de ingezonden brief. Ze schreef er duizenden en op menige redactie werd een diepe zucht geslaakt als er weer een envelop met als afzender ‘H. Boas, Badhoevedorp’ op de deurmat viel. Langs deze U-bocht groeide ze toch uit tot een schrijvende celebrity en dat leidde recent tot de publicatie van haar biografie, De waarheidszoekster (ondertitel Henriette Boas, een leven voor de Joodse zaak) geschreven door Pauline Micheels.

 

Tekst: René Zwaap

De waarheidszoekster vertelt het verhaal van een in haar ambities gefnuikte schrijfster en journaliste die in het onderwijs terecht kwam en die haar leven wijdde aan het corrigeren van anderen. Henriette Boas was dochter van een vermaard docent in de Klassieke Talen (ook haar eigen  vakrichting) en verbleef tijdens de bezettingsjaren in Londen en na de oorlog een tijd lang als correspondente in Israël om uiteindelijk lerares Latijn en Grieks in Badhoevedorp te worden.

Babbelende schooljuffrouw

Haar finest hour vond ze in de Weinreb-zaak, toen ze samen met W.F. Hermans de strijd aanbond  tegen Weinreb’s meest geprononceerde verdedigster Renate Rubinstein (die eigenlijk alles was wat zij zelf wilde zijn, een succesvolle, onafhankelijke columniste met een grote schare bewonderaars). Ander onderwerp van twist was het werk van Jacques Presser, schrijver van Ondergang, een boek dat Rubinstein, die onder Presser had gestudeerd, ten zeerste bewonderde maar waar Boas geen goed woord voor over had. Met name vanwege de kritiek die de historicus uitte op de rol van de Joodse Raad in de bezettingsjaren keerde Boas zich tegen hem. Ze was gepromoveerd onder David Cohen, voorzitter van Joodse Raad. Ook de houding ten opzichte van Israël – Boas overtuigt zioniste, Rubinstein met meer kritische afstand – was een twistpunt.  Rubinstein omschreef Boas als ‘een babbelende schooljuffrouw’, omgekeerd noemde Boas haar ‘een gevaar voor de joodse zaak’.

Een opvallende passage in De Waarheidszoekster is de herinnering van Boas aan een bezoek aan Koningin Wilhelmina in haar Britse ballingschap. De uitnodiging kwam omdat Boas nieuws uit Nederland had over een gemeenschappelijke kennis, Lily Quarles van Ufford, een vriendin van Juliana. Boas schreef later in een brief: ‘Ik schreef dus een briefje aan Wilhelmina om haar dit te melden. Daarop kreeg ik een uitnodiging van haar secretaris (de bekende Van ’t Sant) die in Londen zat, dat de koningin hierover wel eens nader met me wilde spreken. Ik zei dat ik niets meer wist dan wat ik had geschreven en dat verder onderhoud geen zin had. Hij legde me echter uit dat je een verzoek van de koningin niet kon weigeren. Daarop besloot ik om toch maar te gaan, maar bedacht dat ik dan meteen de situatie van de Joden ter sprake kon brengen.’

Over de ontvangst schreef Boas: ‘Het was een ontvangst zoals elke paar weken, voor een stuk of twintig mensen, hoofdzakelijk Engelandvaarders. We hadden eerst instructies gekregen hoe ons te gedragen, d.w.z. we mochten in een gesprek met de koningin alleen antwoorden als zij het woord tot ons richtte, en alleen antwoord geven op wat zij ons vroeg en niet “Nee” tegen haar zeggen. We werden in een grote tuinkamer ontvangen, zaten in een kring en kregen thee. Ze kwam om beurten naast een van ons zitten en begon een gesprek. Ze zag er overigens onappetijtelijk uit, veel kleiner dan ik had gedacht en als iemand die heel weinig lichaamsbeweging heeft. Ze kwam dus ook naast mij zitten en zei: “Dus met Lily Q.v.U. gaat het goed.” Ik antwoordde: ‘Ja, Majesteit, maar met de Joden in Nederland gaat het niet goed.’ Waarop zij zei: “Dat heb ik U niet gevraagd”, stond op en ging zonder me verder goedendag te zeggen naast iemand anders zitten.’

Heldenverening

 

Boas was geschokt maar besloot dit verhaal in Nederland nooit te  vertellen ‘daar niemand er beter van wordt’. Dat ze haar bedenkingen bij Wilhelmina had, blijkt ook uit een korte briefwisseling uit 1964 met Loe de Jong, de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, naar aanleiding van de aflevering ‘Londen’ van zijn televisieserie De Bezetting. Ze vond dat De Jong te veel waarde hechtte aan de rol van Wilhelmina en liet dat De Jong ook weten. Deze reageerde gestoken en hield vol dat uit de door hem geraadpleegde stukken bleek dat Wilhelmina ‘inderdaad op wezenlijke punten persoonlijk het regeringsbeleid bepaald heeft. Ieder woord dat ik aan haar wijdde, neem ik volledig voor mijn verantwoordelijkheid, puur als zakelijke constatering. Zij was nu eenmaal een uitzonderlijk flinke vrouw en, dit zeggend, doet men niet aan heldenverering maar constateert men een feit’.

De Waarheidszoekster, Henriette Boas, een leven voor de Joodse zaak, geschreven door Pauline Micheels, verscheen bij uitgeverij Boom, 288 pagina’s, prijs € 22,50, e-book € 13,50