De ontvoering van Roel van Duijn

De anno 2016 epidemisch om zich heen slaande golf van agressie en intimidatie versus politici en bestuurders moet hard worden aangepakt, is de nieuwe lijn in politiek Den Haag. Maar nadat in 1970 het Amsterdamse gemeenteraadslid Roel van Duijn werd ontvoerd, ondernamen politie en justitie helemaal niets.  Mogelijk gebeurde de ontvoering zelfs met medeweten van de staat. Van Duijn speurt nog altijd naar de ware toedracht.

Tekst: René Zwaap  

Het is 17 april 1970, kort voor de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam, wanneer Roel van Duijn, lijsttrekker van de lokale partij Amsterdam Kabouterstad – opvolger van het reeds ten grave gedragen Provo, waarvoor hij nog in dezelfde Raad zit – ’s avond in de Karthuizersstraat in de Jordaan naar huis loopt voor een afspraak met een hem onbekende vrouw. Deze ‘Maria’ heeft hem eerder voor advies gevraagd over het kraken van een woning. In plaats van haar treft hij een zware man in het portiek van zijn woning, die hem zegt dat Maria zich in een daar tegenover geparkeerde auto bevindt. Wanneer Van Duijn zich voorover bukt om in de auto te kijken, sleurt de man hem mee de auto in. Op de achterbank neemt zijn belager Van Duijn in een houdgreep, naast hem zit de vrouw die hem in deze valstrik heeft gelokt.

‘U bent de gevangene van Groep 7’, zegt de chauffeur van de auto. ‘Gedraagt u zich waardig als een diplomaat’.

De man achter het stuur komt Van Duijn bekend voor, schrijft hij in zijn in 2012 verschenen boek Diepvriesfiguur, autobiografie van PD 106043 in samenwerking met de AIVD, dat hij opstelde aan de hand van het vuistdikke dossier dat de BVD, de latere AIDV, dankzij de inzet van tal van spionnen en infiltranten van hem had opgesteld en dat de politicus/activist na slepende procedures uiteindelijk in handen kreeg (zij het nog steeds incompleet).

De chauffeur van de ontvoerders doet hem denken aan de echtgenoot van Jeanne Baank-Meijer, een vrouw die namens een extreemrechtse afsplitsing van de Boerenpartij collega-raadslid is van Van Duijn. Hij herinnert zich een foto die hij van deze man in de krant heeft gezien. Deze Joop Baank heeft net als de chauffeur blond achterovergolvend haar. Hij is een van de oprichters van de Partij voor Volkswil en Referendum, die in 1967 een vergeefse gooi naar een zetel in het parlement deed (hetzelfde parlement overigens dat deze splintergroepering beoogde af te schaffen).

Max Lewin, brein van de ontvoering

 

Max Lewin

In de tijd van de ontvoering is Joop Baank secretaris van de evenmin succesvolle partij Nieuw Rechts van de Amsterdamse ondernemer Max Lewin, een van de voorlopers van de latere Centrumpartij van Janmaat. Lewin was in 1960 oprichter van Radio Veronica en zat in de jaren ’70 in de redactie van De Vrije Pers, een blad dat fel gebeten was op de ‘gezagsondermijnende’ activiteiten van Van Duijn c.s. (PVV-Kamerlid Ronald van Roon, voorheen officier van Justitie in Zutphen en advocaat-generaal in Amsterdam, schreef overigens ook voor dat blad, dat het bijvoorbeeld enthousiast opnam voor het Griekse kolonelsregime).

Het echtpaar Baank is fel gebeten op Van Duijn, die door Joop Baank ‘de kwal der kwallen’ is genoemd. Weekblad Vrij Nederland dicht mevrouw Baank ‘een Salomé-complex’ toe ten aanzien van het hoofd van de oud-Provo.

Traumatiserende rit

Na een urenlange, traumatiserende rit, waarbij Van Duijn vergeefs op het autoraam klopt om de aandacht van omstanders te trekken, stopt de auto bij een donker weiland in de buurt van het Vlaamse Wuustwezel. De zware man naast hem opent de deur. De man achter het stuur steekt hem over zijn schouder een envelop toe. ‘U bent verbannen naar het buitenland’, zegt de chauffeur, ‘vanwege de oorlogsverklaring van de Kabouters aan de gemeente Amsterdam’.

Dan wordt Van Duijn de auto uitgesmeten. In het maanlicht leest hij de brief: ‘Ophouden met de Kabouteracties, zo niet….dan de dood. De door u veroorzaakte vijandelijkheden vormen een rechtstreekse bedreiging voor de democratische gang van zaken in de stad. Uw oorlogshandelingen zullen op passende wijze worden behandeld’.

Sabotagenota

Een paar maanden eerder had Van Duijn kwaad bloed gezet door als gemeenteraadslid de nota ‘Democratie als afschrikkingswapen’, beter bekend als de ‘Sabotagenota’, in te dienen. Die nota was ingegeven door de lectuur van Friedrich Weinreb’s mémoires Collaboratie en verzet, waarvan Van Duijn toen zeer onder de indruk was. Het was een pleidooi voor sabotage door burgers als alternatief voor klassieke militaire actie. Burgers zouden volgens deze nota bij wijze van oefening oorlogsschepen of de munitiefabriek Hembrug moeten saboteren, zodat ze die lessen in de praktijk konden brengen als het land weer door een vijandelijke bezetter zou worden geannexeerd. Het was overduidelijk een provocatie, maar burgemeester Samkalden van Amsterdam zat er maar mee in de maag en weigerde de nota te publiceren in het Gemeenteblad. Dat was de publiciteit alleen maar ten goede gekomen. Het idee was een geheel eigen leven gaan leiden toen Van Duijn op 5 februari 1970 in de Staatscourant (die van de Kabouterbeweging wel te verstaan) de ‘Oranjevrijstaat’ proclameerde, een vrijstaat binnen Amsterdam met een eigen economie en een eigen sabotageleger, ‘vrij van het Oranjehuis’. De ontvoering was kennelijk een reactie op die daad.

Groep 7

Middenin die nacht loopt Van Duijn terug, over de Nederlandse grens. In een café dat nog open is vertelt hij zojuist slachtoffer van een ontvoering te zijn geweest. De dronken cafégasten herkennen hem van tv en barsten in lachen uit, denken aan een grap. De volgende dag neemt hij de trein terug naar Amsterdam, waar zijn vriendin meldt dat er de dag daarvoor een anonieme melding is binnengekomen dat Van Duijn was ontvoerd door ‘Groep 7’. Zijn vriendin Carla heeft geprobeerd aangifte te doen bij de politie, maar die kreeg van de agenten aan de balie te horen dat zij ‘niet van Kaboutergrappen waren gediend’. Er blijkt een pamflet in de Jordaan huis aan huis te zijn bezorgd met daarop de tekst: ’10.000 gulden beloning voor het lijk van…R. van Duijn, staatsgevaarlijk saboteur-provocateur’. Bij dagblad Het Vrije Volk komt een – eveneens anoniem – persbericht binnen waarin ‘Groep 7’ de ontvoering opeist.

Tegenover de politie noemt Van Duijn zijn verdenking jegens Joop Baank. Van Duijn schrijft een brief over zijn ontvoering aan burgemeester Samkalden met het verzoek de daders op te sporen.  Maar de burgemeester – die, naar later blijkt, door de Binnenlandse Veiligheidsdienst minutieus op de hoogte wordt gesteld van het doen en laten van zijn kwelgeest in de Gemeenteraad – onderneemt geen stap, ondanks dat de zaak tot vragen in de Tweede Kamer heeft geleid.

Kort na de ontvoering verschijnt Max Lewin bij een Kabouterdemonstratie tegen de bouw van de Nederlandsche Bank op het Federiksplein met een sandwichbord om zijn nek gehangen: ‘Buro Ontvoeringen Kabouters (B.O.K.)’. Met daaronder: ‘Inl.: RVD, Groep 7’. ‘RVD’ staat in dit geval voor ‘Roel van Duijn’ en Lewin suggereert met deze actie dat Van Duijn zelf zijn ontvoering in scène heeft gezet. Lewin’s blad De Vrije Pers zou die theorie meerdere malen verkondigen. In januari 1973 schrijft Lewin over ‘de mini-stokebrand Roel van Duijn, die, om in het nieuws te komen, zijn eigen ontvoering ensceneerde, wat zijn Kabouterclub toch niet voor de afgang kon behoeden’.

De provocaties tegen de voormalige opperprovo houden aan. Jeanne Baank doet met zeven gelijkgestemde dames een – vergeefse – gooi naar een gemeenteraadszetel onder de partijnaam Groep 7, net als overigens de nieuwe splintergroepering van Max Lewin genaamd Christen-Democraten Unie. De telefonische bedreigingen namens ‘Groep 7’ aan het adres van Van Duijn en mede-Kabouters gaan onverdroten door, plechtig gevolgd door het schallen van het Wilhelmus door de hoorn. Van Duijn: ‘We lachten er onder elkaar maar om’.

‘In de jaren zestig en zeventig woedde een soort oorlog tussen rebellen en autoriteiten’, schrijft Van Duijn in Diepvriesfiguur. ‘Een met taboes, beledigingen, provocaties, hilarische lachaanvallen en verdachtmakingen gevoerde burgeroorlog. Door de intimidatie van de politie tegen de opstandelingen, die riepen om inspraak en directe democratie, had ik er in 1970 moeite mee bij de politie aan te kloppen om bescherming tegen rechtse fundamentalisten, van wie Baank deel uitmaakte’.

Roel van Duijn voert campagne voor Provo (Foto: Cor Jaring, overgenomen uit boek ‘Diepvriesfiguur’)

Bomaanslag op metro

Ondanks de druk vanuit de Tweede Kamer verzandt het onderzoek naar de ontvoering door de Amsterdamse politie al snel. Vijf jaar later, in 1975 (Van Duijn is inmiddels namens de PPR wethouder in Amsterdam), duiken Joop Baank en Max Lewin weer op in zijn leven. In de nacht van 13 op 14 februari dat jaar worden in de Venserpolder drie mannen met bivakmutsen gearresteerd in het bezit van zeven kilo gelatinedynamiet met een zeer geavanceerde (en zeer geheime) ontsteking van NAVO-herkomst, plus het nodige wapentuig. Het trio wilde een bomaanslag plegen op de metrowerken in de Bijlmermeer. In de Nieuwmarktbuurt had de aanleg van die metro geleid tot een ware opstand tegen het gemeentebestuur, dat een groot deel van de oude binnenstad tegen de vlakte had willen gooien voor die metrowerken. In het college van B en W van Amsterdam, waarvan Van Duijn deel uitmaakt, zijn burgemeester Samkalden en de wethouders Han Lammers (PvdA) en Harry Verheij (CPN) er als de kippen bij de voorgenomen aanslag in de schoenen te schuiven van de anarchistische actievoerders in de Nieuwmarktbuurt. Alleen wethouder Van Duijn weigert een verklaring in die richting te ondertekenen, en hij blijkt het gelijk aan zijn zijde te hebben. Onder de gearresteerde bommenleggers bevindt zich Joop Baank, de andere twee daders komen net als hij uit het milieu van de Amsterdamse schietverenigingen. De leverancier van de explosieven, Eric Mugge, blijkt werkzaam bij de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurkundig Onderzoek (TNO)-Rijksverdedigingsorganisatie, op een afdeling voor onderzoek naar raketbrandstof en explosieven. De betrokkenheid van Mugge is later aanleiding tot veel speculaties over de vraag of het gezelschap aspirant-bommenleggers wellicht connecties had in het netwerk van de Nederlandse afdeling van Gladio, het beruchte ondergrondse netwerk van (para)militaire krachten in NAVO-verband waarvan het bestaan in de jaren ’90 werd onthuld.

Ook Max Lewin wordt gearresteerd. Dertig man politie stormt zijn huis binnen, dat al lang blijkt te worden afgeluisterd. Hij zou het brein achter de actie zijn. Na ruim drie maanden voorarrest wordt Lewin wegens gebrek aan bewijs vrijgelaten. Baank verklaart tijdens zijn verhoor dat de bedoeling was geweest de protestbeweging in de Nieuwmarkt in diskrediet te brengen en het linkse verzet in Amsterdam te breken. Volgens documenten die Van Duijn later onder ogen kreeg dacht de BVD overigens dat Lewin de metroaanslag uitvoerde op instigatie van de Oost-Duitse Stasi, die hem zou chanteren met seksueel getint materiaal (daarom werd zijn woning ook afgeluisterd). Lewin op zijn beurt beweerde dat de BVD zijn Stasi-betrokkenheid uit de duim heeft gezogen en dat ‘Groep 7’ in werkelijkheid een cover was van de BVD zelf – dat mysterie duurt nog voort.

Aangifte

Een paar dagen na de mislukte bomaanslag doet Van Duijn nogmaals aangifte tegen Baank wegens ontvoering. Maar procureur Jan Frederik Hartsuiker is de oud-Provo verre van gunstig gezind en stopt de zaak weer verder in de doofpot. ‘Het onderzoek wordt voortgezet’, is de allerlaatste zin van het laatste politierapport ter zake uit 1977. Maar van dit verdere onderzoek ontbreekt ieder spoor. Had de politie er belang de zaak verder toe te dekken? Van Duijn ontvangt later signalen van mogelijke betrokkenheid van een of meerdere politie-infiltranten in de constellatie rond Lewin en Baank. Ook de BVD blijkt contacten met de twee te hebben onderhouden in verband met wapenhandel. De hele zaak is een ‘twilight zone’.

In 2005 besteedt het tv-programma Andere tijden aandacht aan de Amsterdamse metrobom van 1975 en daarin pocht Joop Baank triomfantelijk hoe hij in 1970 Van Duijn heeft ontvoerd. Daarop meldt zich ‘Maria’ bij Van Duijn, en zij onthult hem de naam van de andere dader – de man die Van Duijn in de auto dwong: Kick Koster, een huisvriend van Baank, inmiddels voorzitter van een internationale club van wapenverzamelaars, die op grond van laatstgenoemde werk in 2004 nog een onderscheiding kreeg opgespeld door toenmalig burgemeester Job Cohen. Ook Jeanne Baank benadert Van Duijn en vertelt hem hoe de vork in de steel zat. Haar inmiddels ex-echtgenoot meldt zich onder pseudoniem via e-mail bij Van Duijn en doet ook de nodige bekentenissen.

Eind 2012 krijgt Van Duijn stukken uit het Noord-Hollands Archief in handen waaruit zonneklaar blijkt dat de politie op de hoogte was van de relatie tussen de verdachten van de aanslag op de metro en die van zijn ontvoering. Lewin heeft dit zelf tijdens zijn verhoor in 1975 tegenover toenmalig politiecommissaris G.G.J. Peters zelf verklaard. Maar de aangifte die Van Duijn vier dagen na de bomaanslag tegen Baank indiende, werd nooit in behandeling genomen, zijn eerdere aangifte evenmin.

Excuusbrieven

Eerder dit jaar ontving Van Duijn, inmiddels auteur van vele boeken en zelfstandig ‘liefdesverdietconsulent’ te Amsterdam, twee excuusbrieven van het College van procureurs-generaal, maar die excuses gelden alleen maar dat hij niet adequaat op de hoogte is gebracht van het verloop van de zaak, niet dat de in het oog lopende dader nooit is vervolgd. Nog steeds is de mogelijkheid daar, dat hij indertijd niet ontvoerd is door een groepje losgeslagen extreemrechtse hardliners, maar in opdracht of met medeweten van de Staat zelf, zoals Max Lewin suggereerde. De ontvoering zelf en de negatieve rol van de overheid daarin hebben hem een levenslang trauma bezorgd. Om die reden wil van Duijn niet stoppen met zijn waarheidsvinding tot de laatste steen boven is. Zelf zegt hij daarover: ‘In Den Haag is er inmiddels brede overeenstemming dat geweld tegen politici en bestuurders hard moet worden bestreden. Vorig minister van Justitie Opstelten stelde zelfs voor dit soort misdrijven, die uiteindelijk het wezen van de democratie en de rechtsstaat treffen, niet meer te doen verjaren. In die zin is ook mijn ontvoering nog niet verjaard’.