Gijs Korevaar - Page 2

Van gekozen burgemeester naar gekozen staatshoofd

Het aantal voorstanders van een gekozen burgemeester groeit gestaag. Maar waarom dan niet ook een gekozen premier en een gekozen staatshoofd? Hoogleraar Rudy Andeweg en Niesco Dubbelboer van Meer Democratie wegen de voor- en nadelen tegen elkaar af. ‘Als je het echt goedkoop wilt, moet je het doen als de Zwitsers, daar is feitelijk geen staatshoofd’.  

 

Tekst: Gijs Korevaar

 

Een gekozen staatshoofd. Afschaffen van erfopvolging, de koning en zijn familie bevrijden van die loden last, iedereen kan solliciteren naar de functie van staatshoofd. Het is een mooie boodschap om mee naar de kiezer te gaan. Maar is het ook realistisch? ‘Je komt er niet met alleen maar pleiten voor het gekozen staatshoofd’, zegt hoogleraar politicologie Rudy Andeweg van de Leidse universiteit. ‘Want welke bevoegdheden gaat die nieuwe man of vrouw krijgen, hoe verhoudt de nieuwe functie zich met het parlement?’

Een gekozen premier lijkt leuker dan het is, denkt Andeweg. ‘Het risico bestaat dat een gekozen premier nog machtelozer is dan nu. Bij Kamerverkiezingen weten kiezers dat zij stemmen op een partij en mogelijk op de premier. Want de grootste partij levert bijna altijd de premier. Daarom gaan mensen strategisch stemmen. Maar als de premier apart wordt gekozen, hoeven mensen niet meer strategisch te stemmen. Zij kunnen bij de Kamerverkiezingen hun hart volgen. In Israël is dat zo gegaan. Het gevolg van de gekozen premier was een enorme versnippering van de Knesset. Na twee verkiezingen is de gekozen premier weer afgeschaft’.

 

Paradoxaal

 

Bij een gekozen burgemeester geldt dat allemaal veel minder. De kiezers hebben niet het idee dat zij bij lokale verkiezingen ook stemmen op een burgemeester, alhoewel die in toenemende mate lid is van een van de grote partijen in de gemeenteraad. Andeweg: ‘Maar het is zelden de lijsttrekker van die partij bij de verkiezingen die dan burgemeester wordt. De band is veel losser. Ook met de gemeenteraad. Een burgemeester is minder afhankelijk van een raadsmeerderheid. Het is paradoxaal: een premier wordt niet machtiger als die wordt gekozen en een burgemeester door de bank genomen wel’.

De gevoeligheid over gekozen bestuurders bereikt natuurlijk een piek als het over het koningschap gaat. Niesco Dubbelboer, coördinator van de beweging Meer Democratie (en oud-Kamerlid voor de PvdA), zegt het ronduit: ‘Wij zijn niet voor een gekroond staatshoofd. Het is een functie als alle andere en iedereen moet er op kunnen solliciteren’.

Maar wat voor een soort staatshoofd zou die gekozen functionaris kunnen zijn? Dubbelboer: ‘Als het een president wordt, moet hij wel meer te zeggen krijgen. Meer het Amerikaanse model waarbij de president staatshoofd is en tegelijk regeringsleider is’.

De verkiezingen in Nederland draaien om politieke partijen en hun macht, aldus Dubbelboer. ‘Als we een president kiezen, ontstaat er wel een lastige situatie, want waar ligt dan de macht? In die lijn is het denk ik het beste om een soort districtenstelsel in te voeren, zoals in Amerika. Een macht en tegenmacht-verhaal, waarbij de president een veto kan uitspreken over wetgeving en waarbij het parlement dit veto met een gekwalificeerde meerderheid kan afwijzen. Natuurlijk zie ik ook de mankementen van het Amerikaanse systeem. Maar wij kiezen in Nederland alleen de controle, niet de macht’.

Ook Andeweg ziet nog wel problemen rond een gekozen staatshoofd. Is die gekozen functionaris alleen staatshoofd of ook regeringsleider? In die laatste versie wordt de president een machtig figuur in de Nederlandse politiek. En dan moet er een oplossing komen voor het geval president en parlement botsen.

In Amerika hebben presidenten 1505 keer een veto uitgesproken over een door het Congres aangenomen wet. In 110 gevallen heeft de volksvertegenwoordiging dat veto ter zijde geschoven. Daarvoor is overigens wel een tweederde meerderheid in beide Huizen van het Congres voor nodig.

Iets soortgelijks zou in Nederland moeten worden geregeld met een gekozen staatshoofd. ‘Koningin Juliana heeft in de jaren zeventig geweigerd de wet op het Koninklijk Huis te tekenen. Dat wetsontwerp is stilzwijgend ingetrokken. Maar met een direct gekozen president zullen er veel meer van deze problemen zijn’, stelt Andeweg. ‘Die is ten slotte met een eigen programma gekozen en die gaat geen wetten ondertekenen die daar tegen in gaan’.

Maar waarom zou je het veranderen, vraagt de hoogleraar zich af. De kabinetsformatie is al bij de koning weggehaald. En wat hou je dan over? Regering benoemen, wetten ondertekenen. ‘Als je goedkoop uit wilt zijn, dan moet je doen als de Zwitsers’, lacht Andeweg. Daar is namelijk feitelijk geen staatshoofd. Elk lid van de Bondsraad – de regering – vervult per toerbeurt een jaar lang die functie. Het dienstdoende staatshoofd mag bij bezoekende gasten onder aan de vliegtuigtrap staan om een hand te schudden. Meer houdt het in feite niet in.

 

Symbolische waarde

Overigens zet Andeweg wel een kanttekening bij het streven naar een gekozen staatshoofd. ‘Ik zelf vind het eigenlijk niet nodig, een koning. Maar de monarchie heeft psychologische en symbolische waarde. Een regering vertegenwoordigt niet iedereen, want die is alleen gebaseerd op een meerderheid in het parlement. En een staatshoofd is een symbool voor iedereen. Dat ben je kwijt als je een gekozen staatshoofd invoert. De voorstanders van de monarchie hebben daarmee wel een punt. Een klein puntje’.

Dubbelboer geeft graag toe dat aan de invoering van een gekozen staatshoofd haken en ogen zitten. ‘Het blijft natuurlijk goed om de boel op te schudden, maar het zal niet snel gebeuren’, aldus Dubbelboer. ‘Maar het is voor mij een wenkend perspectief’.

 

Dossier – Verborgen kosten koningshuis

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 13, NR.2, JUNI 2017

THEMA: Nederland is belastingparadijs voor de miljarden van Oranje

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

De verborgen kosten van het koningshuis
René Zwaap

Essay: Goethe contra de private geldschepping
Walter Lüssi

Max Westerman: ‘Handelsmissies met koning leveren niets op’
Max Westerman

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: ‘Een duister stel’ schrijft geschiedenis
René Zwaap

Van het republikeins front: Terug naar Västerås

Van gekozen burgemeester naar gekozen staatshoofd
Gijs Korevaar

Republikeins Genootschap herrijst uit zijn as
Ulli d’Oliveira

Dubbelportret 1: Kenne Grégoire schildert Willem-Alexander
Kenne Grégoire

Dubbelportret 2: Jan Maliepaard over zijn Koningin Minima
Jan Maliepaard

Column: Strijdige belangen
Simplicissimus

Column: De dag dat de barbaren kwamen
Ries Roowaan

King Kong en de Stadhoudersbrief
Manuel Kneepkens

Hoe Wilhelmina de Sovjet-Unie bestreed
Maurits van den Toorn

Rusland: 100 jaar revolutie in een eeuwig wingewest
Anton van Hooff

Boekrecensie: coalitievorming in Nederland
Maurits van den Toorn

Adoptiekeizers deden het beter dan geborenen
Anton van Hooff

Lezerspost

Appeltjes van Oranje: Operatie Lock
René Zwaap

Column Hans Maessen: Wat niet weet…

 

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

Grenzen aan de vrijheid van expressie

Mocht Wilders in een volle zaal de aanwezigen opzwepen met zijn ‘minder Marokkanen’- uitspraak? De drie rechters zeiden aan het slot van het proces: nee, dat mocht niet. Tot chagrijn van Wilders, die de rechters in een tweet ‘knettergek’ noemde. De wetenschap blijkt verdeeld over de veroordeling.

Tekst Gijs Korevaar

De juridische studievereniging Justus Lipsius van de Leidse universiteit organiseerde eind december een debat tussen de Amsterdamse emeritus hoogleraar politieke theorie Meindert Fennema en Paul Cliteur, professor encyclopedie van de rechtswetenschap te Leiden.

Meindert Fennema verdedigde het naar eigen zeggen ‘extreme standpunt’ dat racisme niet strafbaar moet zijn. Het beledigen van groepen, van godsdiensten of wat dan ook, niet strafbaar, de vrijheid van meningsuiting gaat boven alles. ‘De meeste mensen durven niet zo ver te gaan. Ook collega Paul Cliteur niet’, aldus Fennema. ‘Ik ben tegen het artikel over aanzetten tot discriminatie en groepsbelediging op basis waarvan Wilders is veroordeeld. Maar zolang die wetten bestaan, moeten die worden gehandhaafd’.

De Amsterdamse emeritus hoogleraar wil de regels voor de vrijheid van meningsuiting graag opgerekt zien. Een mens – en zeker een politicus – moet alles kunnen zeggen. Er is natuurlijk wel een grens aan die vrijheid. Niemand mag oproepen of aanzetten tot geweld. Dat staat al in de wet. Fennema: ‘Ik wil er een tweede criterium aan toevoegen: oproepen of aanzetten tot uitsluiting. Dat gaat over uitsluiting van de natie. De natie – het land – is een vereniging en er is zeker ballotage, maar er bestaat geen royement. Burgerrechten kan je niet afnemen. Een religie is eigen keuze. Misschien heb je niet gevraagd om moslim te worden, maar het blijven is een keuze. Je kan er van af. Je kan een Marokkaan echter niet vragen om geen Marokkaan meer te zijn. Je kan een Nederlands paspoort nooit innemen. Ja, behalve als iemand in vreemde krijgsdienst is getreden’. Daarom is Meindert Fennema ook zo fel in zijn oordeel over de website waar mensen Sylvana Simons oproepen het land te verlaten. Dat valt volgens Fennema in die laatste categorie – aanzetten tot uitsluiting – en zou strafbaar moeten worden gesteld.

Paul Cliteur profileerde zich de afgelopen maanden als verdediger van Geert Wilders. Hij heeft zelfs op het proces een ‘getuigenis van de waarheid’ afgelegd op verzoek van de rechtbank. Daarover had hij eerder met Wilders’ advocaat Knoops contact gehad. ‘Ik heb met veel genoegen in de rechtbank over vrijheid van meningsuiting gesproken. Het is toch bizar dat een politicus terecht staat voor dingen die hij heeft gezegd, terwijl hij op de dodenlijst van Al Qaida staat. Het blijft vreemd dat drie rechters een oordeel moeten geven over wat een politicus zegt’.

De Leidse hoogleraar zette Wilders in perspectief. ‘Ik denk dat hij onderdeel is van een internationale beweging. Trump natuurlijk, maar ook Marine le Pen, Pegida. Als Wilders wordt vervolgd, zijn er in de wereld wel veel meer mensen die voor de rechter zouden moeten komen. De Franse tekenaars van Charlie Hebdo? De Deense cartoonist met zijn tekening over de profeet Mohammed?’

Kritieke situatie

In het proces waren volgens Cliteur de sterkste argumenten voor vrijspraak moreel. Rechtsfilosofische overwegingen, niet wetstechnisch, aldus de hoogleraar. ‘Daarom ben ik op zoek gegaan naar wetsartikelen op basis waarvan toch vrijspraak mogelijk was. Maar dat heeft het niet gehaald. Is hij terecht veroordeeld? Ik had het wel verwacht. Ik heb de rechtbank nog voorgehouden dat we in een kritieke situatie leven, dat terrorisme een enorm probleem is en dat we de rechtspraak niet voor het karretje van dat terrorisme moeten spannen. We moeten de vrijheid hoog houden. Die verantwoordelijkheid rust op uw schouders, heb ik de rechters gezegd. Maar dat hebben ze niet gedaan’.

Toch blijft Cliteur de vrijheid verdedigen van Geert Wilders om te zeggen wat hij wil. ‘Je moet kunnen zeggen welke migrant je wel en welke je niet wilt toelaten. Het lijkt heel interessant om daar normen voor te ontwikkelen’, aldus Cliteur over de ‘minder minder’ uitspraken van Wilders. ‘Het is een toevoeging aan het publiek debat. Er was een taboe over de cijfers van de jeugdcriminaliteit onder Marokkaanse jongens. Er was geen sprake van dat hij een hele bevolkingsgroep heeft bedreigd. Zijn uitspraken gaan niet over Kamervoorzitter Arib of burgemeester Aboutaleb’.

Fennema: ‘Een zaal laten scanderen dat er minder Marokkanen moeten komen, dat gaat niet meer over het oproepen tot een publiek debat. Ik was spastisch als kind in Friesland en ik werd gepest. Dan kwamen er jonge blonde jongens achter me aan rennen en dat had echt niets met een oproep tot debat te maken. Ik kan me dus voorstellen dat Marokkaanse Nederlanders zich bedreigd, opgejaagd, voelden. Dan is de overheid verplicht bescherming te bieden’.

Cliteur: ‘Salafisten hebben een radicale interpretatie van de godsdienst. Die willen in een theocratie leven in plaats van in een democratie. Mag je daar tegen optreden? Ja, dat moet als weerbare democratie’.

Fennema, met een achtergrond als lid van de Communistische Partij Nederland, onderstreepte wel het gevaar van repressie van gedachtegoed, van partijen. In Duitsland is decennialang het ‘Berufsverbot’ van kracht geweest waarmee communisten werden geweerd uit overheidsdienst. Dat systeem bestond niet in Nederland. ‘Ik sluit niet uit dat het links-radicalisme in Duitsland daardoor gewelddadiger is geweest dan hier. Het geweld neemt toe door het verbieden van de waarheid, die deze mensen in pacht denken te hebben. En bovendien: Hoe groter een cordon sanitaire, hoe groter de macht van de leiding van de partij, want de partijleden kunnen nergens anders heen’.

De Republikeinse Verkiezingsgids 2017

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 13, NR.1, MAART 2017

THEMA: De Republikeinse Verkiezingsgids 2017

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

Gekozen koningin maakt comeback bij GroenLinks
Gijs Korevaar

Republikeinse Verkiezingsgids: republikeins electoraat heeft iets te kiezen
Maurits van den Toorn

PVV is rijp voor rechterlijk verbod: grenzen van de tolerantie
prof. mr. H.U. Jessurun d’Oliveira

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: Orangisme versus populisme?
René Zwaap

Van het republikeinse front: verborgen kosten koningshuis
Team Willyleaks

Een parlement van zwijgers
Floris Müller

De tragiek van de rechtse provo
René Zwaap

PVV gedwee op weg naar het paleis
René Zwaap

Grenzen aan vrijheid van expressie
Gijs Korevaar

Zwitserse verbazing over stemchaos in de polder
René Zwaap

De participatie van de burger in de bestuursstaat
Mani Matter

De kerstrede als taalkundig ongeluk
Simplicissimus

Pleidooi voor een weerbare democratie
Kurt Haverkort

God, Nederland en Oranje
Lodewijk Brunt

Bataafse mythe werd staatkundige realiteit
Anton van Hooff

Boekrecensie: De boze stiefmoeder van alle kabinetsformaties
Maurits van den Toorn

Appeltjes van Oranje: De vriendschap van prins Bernhard met Pieter Menten

Column Hans Maessen: wordt 2017 het nieuwe 1848?

 

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

Mediacode is niet meer van deze tijd

Heeft de Mediacode die de Rijksvoorlichtingsdienst eenzijdig oplegt aan de Nederlandse pers ter beveiliging van de koninklijke privacy zijn langste tijd gehad? Met een recente uitspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens lijkt het er sterk op, maar bij de media moet dat besef nog indalen.

Tekst: Gijs Korevaar

Het was de puber Willem Alexander die op de pedalen van zijn fiets ging staan om de beveiligers er uit te fietsen. Het leverde mooie plaatjes op voor de krant. Maar dat mag niet meer. Fietsend op weg naar school is ‘privé’ en dat mogen fotografen niet vastleggen. Hockeywedstrijd van de dochter van Willem Alexander en Maxima? Privé, dus niet fotograferen of over schrijven. Aldus verordonneert de in 2005 ingevoerde Mediacode. Maar hoe zit het een foto met een mobieltje? Dat plaatje dat meteen daarna op facebook, of twitter wordt gezet? Is de code in deze tijd nog wel houdbaar?

De Mediacode beschermt de persoonlijke levenssfeer van de leden van het Koninklijk Huis. De koning, koningin, hun kinderen, prinses Beatrix, prins Constantijn en zijn vrouw Laurentien, prinses Margriet met haar man Pieter van Vollenhoven – mogen niet worden gefotografeerd in hun privéleven. Alleen als het om een ‘nieuwsfoto’ gaat mag die worden gepubliceerd. Wat nieuws is bepaalt de Rijksvoorlichtingsdienst.

Het gaat dus om een eenzijdig opgelegd gebod, waarbij wordt aangehaakt op een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EVRM): het Caroline I arrest. Daarin kreeg prinses Caroline van Monaco het Hof aan haar zijde in een klacht tegen diverse Duitse bladen die foto’s van haar hadden gepubliceerd. Het EVRM maakte een onderscheid tussen foto’s en berichten die bijdragen aan publiek debat en berichten met details over het privéleven. Dat laatste is een schending van de rechten van de prinses, aldus het Hof. Op die uitspraak baseerde de RVD haar eigen mediacode.

 Voortschrijdend inzicht

Maar er is inmiddels voortschrijdend inzicht bij het EVRM. In 2014 deed het Europese Hof uitspraak naar een aanleiding van eerdere veroordeling van het Franse blad Paris Match in een zaak die de Monegaskische prins Albert tegen het blad had aangespannen. Paris Match publiceerde foto’s van Albert en zijn zoon bij een verhaal over een buitenechtelijk kind dat de prins bij een stewardess zou hebben verwekt. Nadat het blad tot 50.000 euro schadevergoeding was veroordeeld door de Franse rechter, oordeelde de het Europese Hof dat de publicatie wel degelijk legitiem was. De zaak raakte aan het functioneren van de monarchie, aldus het EHVRM, en publieke personen – zeker als ze behoren tot de royalty – moeten ermee leren leven dat hun privéleven ook een publieke zaak kan zijn.

De Nederlandse mediacode is vooralsnog niet aangepast aan dit nieuwe inzicht.

Volgens de letter van de code mogen (foto)journalisten de leden van het Koninklijk Huis in hun privédomein niet lastig vallen. Dat domein is ruim geformuleerd. Alles wat geen nieuws is, is privé. En valt dus onder de code. Een foto van een zwangere Maxima op de roltrap van de Bijenkorf, is dat nieuws of privé? De scheidsrechter is de RVD zelf.

 

Tegenprestatie

 Als ‘tegenprestatie’ stelt het koningspaar zich twee keer per jaar op voor het ‘fotomoment’. Altijd met de drie dochters en de hond. Soms ook met oma Beatrix erbij. Vlak voor de zomervakantie bij het huis in Wassenaar of op het strand en in de winter in de besneeuwde bergen voordat de ski’s worden ondergebonden.

De mediacode wordt door veel juristen van tafel geveegd. Zo betoogde Mr. Monique Verheij in haar masterscriptie voor de Open Universiteit dat er helemaal geen speciale mediacode nodig is voor het Koninklijk Huis. Zij stelt de vraag of er een probleem is met de privacy van de koning en de leden van het Koninklijk Huis, dat een mediacode zou rechtvaardigen.

Verheij: ‘Welnee, zij hebben net zoals alle andere bekende en onbekende Nederlanders recht op privacybescherming. Ook voor hen geldt wat privé is, moet privé blijven. Bij privacy-schending kunnen zij naar de rechter stappen. Daar hebben ze geen mediacode voor nodig. Er is geen toekomst voor een mediacode ter bescherming van de privacy van de leden van het koninklijk huis’.

Voor de RVD was de uitspraak in de zaak Albert vs Paris Match vooralsnog geen reden om de mediacode te herzien. Daardoor is de Nederlandse mediacode strikter dan de lijn van de Europese regelgeving, aldus Verheij.

Waarom is de Nederlandse pers dan toch zo volgzaam dat de mediacode tot nu toe is gevolgd? ‘Ook journalisten vinden het leuk om vriendelijk te worden gegroet door de koning en de koningin’, stelt Christl Visser, jarenlang royaltyverslaggever van eerst de Haagsche Courant en later van het AD. Bovendien is het voor freelance fotografen niet leuk om te worden geweerd bij de halfjaarlijkse fotosessies. Dat zijn foto’s waar grote vraag naar is en dus geld opleveren.

 Informele gesprekken

Voorheen was onderdeel van de code dat verslaggevers die lid waren van de Vereniging Verslaggevers Koninklijk Huis (VVKH) regelmatig ‘informele gesprekken’ mochten voeren met de leden van het Koninklijk Huis. Daar werd gezellig gesproken over bezoeken, de kinderen, school. ‘De kroonprins was niet geamuseerd als er moeilijke vragen werden gesteld. Bijvoorbeeld over een vakantiehuis in Mozambique’, aldus Christl Visser. Die gesprekken zijn inmiddels al een paar jaar gestopt. De RVD liet weten er het nut niet meer van in te zien na de mediahype rond het vakantiehuis in Mozambique. De deur ging weer op slot en dat was dat.

 Niet houdbaar

Maar mogen mensen dan helemaal geen foto maken van een lid van het Koninklijk Huis dat zij toevallig ergens tegen komen? Op een Grieks terras, in de Haagse Bijenkorf of op het sportveld? Natuurlijk mag dat, zegt de RVD. ‘Er is geen bezwaar als particulieren of toevallige voorbijgangers voor hun eigen gebruik foto’s maken, ook in privéomstandigheden, zolang deze foto’s maar niet gepubliceerd worden’. En in dat laatste deeltje van de tekst op de RVD-site zit hem nou net nou de kneep. Want als die voorbijganger het op zijn eigen facebook zet? Of op Instagram of twitter of waar dan ook? ‘Het is gewoon niet houdbaar in deze tijd’, weet Christl Visser.

Rechtszaken

De afgelopen jaren hebben koning en koningin diverse rechtszaken aangespannen vanwege inbreuken op hun persoonlijke levenssfeer en die van hun kinderen. Foto’s van een vakantie in Argentinië, van een hockeyende prinses Amalia, van de verbouwing van hun huis in Wassenaar. Want ondanks alle commotie en juridische argumenten: het blijft natuurlijk een schending van de privacy als een foto wordt gemaakt om alleen de nieuwsgierigheid van de lezers van roddelbladen te bevredigen. De foto’s en de verhalen moeten een bijdrage leveren aan het publieke of politiek debat. De koning in een zwembroek voegt daar niets aan toe.

Maar berichten en beelden van prinses Amalia als student in het nachtleven zijn dan mogelijk wel te publiceren, want wie weet is een vriendje van haar wel onze toekomstige prins van Oranje aan de zijde van koningin Amalia. De jonge prinses is vast gewaarschuwd voor de media-aandacht als zij de grens van 18 jaar is gepasseerd.

Wassenaar : 10 juli 2015 Fotosessie met Koning Willem-Alexander, Koningin M‡xima, Prinses Catharina-Amalia, Prinses Alexia en Prinses Ariane. foto © Roel Rozenburg
Wassenaar : 10 juli 2015 Fotosessie met Koning Willem-Alexander, Koningin M‡xima, Prinses Catharina-Amalia, Prinses Alexia en Prinses Ariane.
In ruil voor de jaarlijkse fotomomenten houdt de pers zich aan de Mediacode (Foto: Roel Rozenburg)

 

Wilt u het totale referendum?

Uit: De Republikein, no. 1, maart 2016, jaargang 12

Na meer dan een eeuw (!) debatteren stemde de Tweede Kamer verleden jaar in met een heel voorzichtig, niet-bindend referendum. Daarbij mag het niet gaan over het koningshuis en ook over begroting en Grondwet dient het volk niet te oordelen. Het contrast met Zwitserland, waar het ‘soevereine stemvolk’ de hoogste wetgever is, kon niet groter zijn. Vanwaar toch die angst voor het volk en wat levert dat op?

‘In de democratie is iedere normale burger een koning – maar een koning in een constitutionele democratie: een koning die alleen formeel besluiten neemt en wiens functie daaruit bestaat, verordeningen te ondertekenen, die hem door de uitvoerende instanties zijn voorgelegd. Het probleem van de democratische rituelen lijkt daarom op het grote probleem van de constitutionele monarchie: hoe de eigenwaarde van de koning in tact te laten? Hoe kan men de schijn bewaren dat de koning daadwerkelijk beslist, hoewel iedereen weet dat dat niet zo is?’ – Slavoj Žižek, in: ‘Das ‘unendliche Urteil’ der Demokratie’, uit de bundel Demokratie: Eine Debatte, Berlijn 2012.

De Nederlands-Zwitserse verhoudingen zijn eigenlijk warm noch koud te noemen. Slechts één keer was er sprake van crisis, en wel toen koning Willem III zijn minister van Oorlog A.W.P. Weitzel gelastte een paar kanonneerboten de Rijn over te sturen, omdat hij in een hotel aan het meer van Genève, waar men had geklaagd dat de Nederlandse vorst poedelnaakt op het balkon te bezichtigen was, ‘un peu trop familièrement’ behandeld was.

Weitzel maakte van dat incident gewag in zijn later gepubliceerde dagboeken. Hij wist wat voor vlees hij hij in de kuip had – hij schreef een studie over de verschijnselen van ‘hoogmoedswaanzin’ bij de Russische tsaren Peter de Derde en Paul I, respectievelijk de overgrootvader en grootvader van Willem III. Het was hem duidelijk dat ook bij de Nederlandse vorst het onstuimige Romanov-bloed met wilde schuimkoppen door de aderen spoot. Daarom gaf hij maar geen gehoor aan het koninklijke bevel de nationale vloot in te zetten. Een Nederlands-Zwitsers militair conflict bleef ons zo bespaard.

In de jaren ’70 van de vorige eeuw bood Nederland een wenkend perspectief aan de Zwitserse jeugd. Als hekkensluiter in Europa ging Zwitserland in 1971(!) over tot het instellen van het vrouwenkiesrecht. Ook op andere terreinen viel er een wereld te winnen. Aan het slot van Der Schweizermacher (1978), de best bezochte Zwitserse film aller tijden, waarin regisseur Rolf Lyssy de spot dreef met de rigide inburgeringspolitiek van zijn land ten aanzien van nieuwkomers, vlucht de held met zijn geliefde naar Amsterdam, dat lyrisch wordt afgeschilderd als een Walhalla van vrijheid en tolerantie.

Rollen omgedraaid

Anno 2016 zijn de rollen omgedraaid. Nederland kan nu iets leren van de Zwitsers. 6 april a.s. vindt bij ons het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne plaats. De onwennigheid reikt tot aan het plafond. De angst voor een blinde volkswil die, net als in 2005, weer als een olifant door de Europese porseleinkast zal denderen is groot. Van links tot rechts smeekt het politieke establishment te mogen worden verlost van die verschrikkelijke volksraadpleging. Een diep wantrouwen jegens het ‘gepeupel’ overheerst in de politieke kaste. Vice versa hetzelfde liedje. Nederland heeft 100 jaar gewacht met het invoeren van een referendum en is nu even onwennig met het fenomeen als de Zwitsers moeten zijn geweest toen zij in 1971 besloten die vreemde wezens die in de keuken hun eten aan het bereiden waren mee te laten beslissen over de toekomst van hun land.

Maar van referenda weten de Zwitsers alles. De helft van alle referenda in de wereld wordt in hun land gehouden. Waar in Nederland uit angst voor de massa de referendumwet zo volkomen dichtgetimmerd is dat het eigenlijk al een godswonder is dat het nu gelukt is er een bij de Kiesraad doorheen te krijgen te krijgen, kan het Zwitserse stemvolk zich vrij en onbekommerd uitspreken over alle plannen van het parlement en zelf wetten aandragen, kortom, volkomen soeverein zijn eigen gang gaan.

Volksinitiatief

Op alle bestuursniveaus kunnen de Zwitsers ook zelf wetgevingsvoorstellen agenderen.Via het zogeheten volksinitiatief, waarvoor 100.000 handtekeningen nodig zijn om het tot onderwerp van een referendum te maken, fungeert het stemvolk als wetgever. Het parlement is gedwongen het besluit van het stemvolk te volgen. Volksinitiatieven over zaken als belastingen, staatsuitgaven en zelfs het staatsbestel komen in Zwitserland geregeld voor. Bijna niets is taboe. Een verkiezingsdrempel is er niet en het besluit is altijd bindend. Maar ook dat leidt niet tot een ontwrichtende dictatuur van het getal. Het aantal volksinitiatieven dat een meerderheid haalde is klein.

De Zwitsers blijken ook ten aanzien van zichzelf kritisch gestemd. Hoewel ook hier de rattenvangers van het populisme hun slag weten te slaan, hebben de Zwitsers een democratisch savoir faire ontwikkeld die hen behoed ten onder te gaan in het maalstroom van hun politieke wensdromen. Zelfdiscipline is een nationale deugd. Zoals de grote Zwitserse schrijver Friedrich Dürrenmatt de Zwitserse volksgeest ooit zo treffend verwoordde: ‘Jeder Gefangene beweist, indem er sein eigener Wärter ist, seine Freiheit‘: de vrije burger als de cipier van zijn eigen gevangenis.

Regenten versus gepeupel

Het contrast met de Nederlandse situatie kon niet groter zijn. In Nederland geen soevereiniteit van het stemvolk, integendeel, dat begrip is van tafel sinds de Bataafse republiek werd verdrongen door de Oranje monarchie. Een fatale dosis calvinistisch fundamentalisme, aangelengd met het traditionele wantrouwen van de regenten versus het gepeupel, leidde tot een gigantische omzichtigheid bij de invoering van iets dat lijkt op een referendum. Zelfs D66, toch de partij die traditioneel het meest werk zegt te willen maken van de dynamisering van het democratisch proces, leek decennia van angst bevangen om die monsterlijke wil van het volk uit zijn kooi te ontzetten. En zo piepten en zuchtten de Eerste en de Tweede Kamer meer dan een eeuw lang onder het loden gewicht van deze kwestie.

De oppositie tegen het referendum wordt vanouds aangevoerd door het CDA, wier toenmalige vertegenwoordiger Jan Schinkelshoek in de Tweede Kamer de christen-democratische bezwaren eens treffend verwoordde tegenover toenmalig minister van bestuurlijke vernieuwing Alexander Pechtold: ‘Wij zijn niet erg geporteerd van dit soort staatsrechtelijke nieuwigheden die, indien onverhoopt toch ingevoerd, onze parlementaire democratie er niet beter op maken. Ze maken meer kapot dan ons lief is en ze zullen de kloof tussen politiek en burger eerder vergroten dan verkleinen. Laat ons er niet aan beginnen, want het zal niet werken in democratische richting. Een referendum past niet in onze vertegenwoordigende democratie […]Als iets de kloof tussen burger en politiek vergroot, is dat het wel: een parlement dat met de handen in de lucht gaat staan, zich wegcijfert en genoegen neemt met een plaats op het tweede plan’.

Representatieve democratie

Ook de VVD, bij monde van toenmalig Kamerlid Laetitia Juliëtte Griffith, vindt ‘dat het correctief referendum op gespannen voet staat met ons vertegenwoordigend stelsel. In een vertegenwoordigend stelsel hoort het primaat te liggen bij de volksvertegenwoordiging en niet bij de burgers. Invoering van het correctief referendum betekent dat de eindbeslissing over de geldigheid van wetten bij de burger komt te liggen. De burger wordt hierdoor medewetgever, net als de regering en de Kamer. Mijn fractie vindt dat wij op deze manier steeds verder weg raken van de representatieve democratie en dat wij steeds meer toegaan naar een directe democratie. Wij zijn dan ook tegen een algemeen bindend referendum in ons staatsbestel.’

Nacht van Wiegel

En natuurlijk was er De Nacht van Wiegel – 18/19 mei 1999 – toen VVD- senator en partijboegbeeld Hans Wiegel in de Eerste Kamer eigenhandig het eerste kabinet-Kok naar de kelder joeg en in dezelfde vaart het correctief referendum. Het ging om het referendumplan in tweede lezing, die nodig was omdat het een wijziging van de grondwet betrof. In eerste lezing is een Kamermeerderheid voldoende, in tweede lezing is echter een tweederde meerderheid vereist. Van de coalitiegenoten PvdA, VVD en D66 mocht niemand buiten de boot vallen, want in de Eerst Kamer was die vereiste meerderheid er maar net. Wiegel kreeg de beslissende kaart in handen en speelde die met sardonisch genoegen uit. ‘Voorstanders van het referendum als instituut – en die zijn er ook in onze kringen – beschouwen het referendum als een aanvulling op de vertegenwoordigende democratie, sinds jaren grondslag van ons parlementair en politiek stelsel. Maar rondziende in onze kring moet ik zeggen dat daar ook de oprechte overtuiging leeft dat het referendum een aantasting is van dit stelsel.’

Den Haag, 19 mei 1999 VVD senator Wiegel staat de media te woord nadat de senaat de invoering van het referendum heeft verworpen. FOTO ROEL ROZENBURG
Den Haag, 19 mei 1999
VVD senator Wiegel staat de media te woord nadat de senaat de invoering van het referendum heeft verworpen.
FOTO ROEL ROZENBURG

Hoe VVD-leider Hans Dijkstal ook praatte, hoe PvdA-premier Wim Kok zich er ook mee bemoeide, wat D66-vice premier Els Borst ook zei, Wiegel bleef halsstarrig tegen het wetsvoorstel om een correctief referendum in te voeren.

Na de Nacht van Wiegel volgde een korte periode waarbij de partijen zich uiteindelijk neerlegden bij de nederlaag. Om D66 tegemoet te komen, spraken de drie af om een nieuw voorstel in te dienen om een raadplegend referendum in te voeren. Paars II kon verder tot het vlak voor de reguliere verkiezingen in 2002 definitief struikelde over het NIOD-rapport over het Nederlandse optreden in Srebrenica.

Gekozen burgemeester

Het zat D66 overigens in die regeringsjaren niet mee: in 2005 sneuvelde het voorstel voor de gekozen burgemeester in de Eerste Kamer op het verzet van PvdA-coryfee Ed van Thijn. Ook in dit geval ging het om een grondwetswijziging en ook hier was het een Belangrijk Partijlid die de politieke druk glansrijk doorstond. Die tweede keer waren de gevolgen groter: vicepremier Thom de Graaf (D66) trad af en Alexander Pechtold nam zijn plaats in als minister voor bestuurlijke vernieuwing en koninkrijksrelaties.

De Eerste Kamer zette met deze twee dwarsliggers een duidelijk stempel op de politieke ontwikkelingen. Blijkbaar heeft de politiek lessen getrokken uit die nederlagen in de Eerste Kamer, want de huidige coalitie, die een minderheid heeft in de senaat, past de wetsontwerpen al aan de wensen van de meerderheid van de Eerste Kamer aan voordat ze bij de Tweede Kamer worden ingediend. Daarmee proberen VVD en PvdA een nederlaag zoals in de Nacht van Wiegel te voorkomen.

Het verzet van Wiegel leidde tot een ‘raadgevend’ in plaats van een ‘correctief’ referendum. Het verschil is het verplichtende karakter van de volksraadpleging. Bij een correctief referendum buigen de kiezers zich over een politiek besluit en de uitslag is bindend. Bij een ‘raadplegend’ referendum ligt de uiteindelijke beslissing bij de politiek.

Zo’n referendum is mogelijk sinds vorig jaar, toen de wet raadgevend referendum van kracht werd. Een organisatie die binnen een korte periode driehonderdduizend handtekeningen weet te verzamelen, kan een referendum afdwingen. Zo is het Oekraïne-referendum tot stand gekomen. De uitslag is geldig als er meer dan dertig procent van de stemgerechtigden naar de stembus komt. De politiek kan de uitslag naast zich neer leggen, maar dan moet de desbetreffende wet opnieuw worden goedgekeurd door het parlement.

De politieke partijen hebben het zichzelf wel moeilijk gemaakt om die uitslag te negeren. Zo heeft de PvdA – voorstander van het verdrag – laten weten de uitslag te respecteren. De VVD heeft zich minder duidelijk uitgesproken. De liberalen onderstrepen het belang van de handel, mede omdat ze over de politieke component verdeeld is.

Draconische randvoorwaarden

In vergelijking met de Zwitserse referendumregels zijn de randvoorwaarden van het Nederlandse raadplegende referendum draconisch te noemen. Hier dienen burgers moeten eerst binnen 4 weken 10.000 handtekeningen inzamelen om een aanvraag goedgekeurd te krijgen. Als die hobbel is genomen moeten er nog eens 300.000 handtekeningen binnen 6 weken worden verzameld eer het referendum er daadwerkelijk kan komen. Ter vergelijking: om een volksinitiatief op federaal niveau in Zwitserland geagendeerd te krijgen zijn niet meer dan 100.000 handtekeningen vereist, en de initiatiefnemers hebben niet 6 weken maar 18 maanden de tijd die handtekeningen te verzamelen. Op decentraal niveau zijn de regelingen nog laagdrempeliger: in het kanton Zürich bijvoorbeeld niveau kan elke stemgerechtigde burger in zijn eentje een voorstel indienen. Voor het Nederlandse raadgevende referendum geldt een opkomstdrempel van 30 procent van de kiesgerechtigden. In Zwitserland bestaat zo’n drempel niet. Tenslotte is het Nederlandse referendum ook helemaal niet bindend. Na de eerstkomende Kamerverkiezingen is het weliswaar de bedoeling het bindende element van het correctieve referendum voor te leggen aan de Eerste en Tweede Kamer, maar die kan er alleen maar komen met een wijziging van de Grondwet en daarvoor is een tweederde meerderheid vereist die er niet zal komen zolang VVD en CDA hun traditiegetrouwe oppositie tegen het referendum volhouden. Kortom, het referendum à la Hollandaise is weinig anders dan een fopspeen als je het vergelijkt met de hardcore volksraadpleging van de Zwitsers.

Troelstra

De eerste keer dat er in de Tweede Kamer over een referendum werd gedebatteerd was in 1903. Het gebeurde op initiatief van socialistenleider Troelstra. Diens radicale voorstel was om de functie van de Eerste Kamer (het goedkeuren van wetgeving uit de Tweede Kamer) te vervangen voor een correctief referendum, dat met een drempel van 50.000 handtekeningen kon functioneren. Alleen Troelstra’s eigen SDAP was geporteerd van dit idee en het werd niet eens ter stemming gebracht. Na Troelstra’s gefnuikte coup van 1918 zat de angst voor het roerige socialistenvolk er goed in en dat was reden voor het parlement zich nog maar eens over de referendumplannen te buigen. Er kwam een staatscommissie en die zag wel wat in de mogelijkheid om grondwetswijzigingen en beslissingen over de staatsvorm te koppelen aan een volksraadpleging. De regering, bestaande uit de christelijke partijen ARP, CHU en RKSP, nam het voorstel over maar hun Kamerfracties stemden tegen.

Ook de SDAP, die had moeten constateren dat het proletariaat de plannen van de SDAP lang niet collectief wenste te omarmen, liet het aanvankelijke enthousiasme voor de volksraadpleging als revolutionair instrument wijselijk varen. ‘Laat ons er niet aan beginnen’, aldus Troelstra op 22 november 1921 in de Tweede Kamer tijdens een debat over een grondwetswijziging ten bate van een referendum. ‘Het zal niet werken in democratische richting. In menig geval zal het ingaan tegen de werkelijke ontwikkeling der democratische wetgeving.’
Een paar dagen later, in een krantenartikel in Het Volk, keurt Troelstra de referendumplannen in nog krassere bewoordingen af: ‘De gelegenheid te scheppen de grijze middenstof [zo noemde Troelstra de onbestemde burgerij] de enen maal door de Bond van Belastingbetalers en anderen maal door een bezuiniging op sport, partij of een ander product van politiek onbenulligheid tegen den wetgevende arbeid in het geweer te roepen, komt ons minder dan gewenst voor.’ Het resterende draagvlak voor een referendum in Nederland bestond uit een handjevol vrijzinnig liberalen.

Ook de PvdA, opvolger van de SDAP na de Tweede Wereldoorlog, zag niets in de politieke mobilisering van de stem des volks.  Een voorstel in de Tweede Kamer in 1946 ten bate van de invoering van een ‘indirect referendum’ sneuvelde mede omdat (een deel van) de PvdA dwars lag. Hetzelfde voorstel kreeg in 1951 een herkansing met weer een staatscommissie, maar dit keer gooiden de fracties van VVD en christelijke partijen roet in het eten, ondanks dat politieke zwaargewichten als Romme (KVP), Klomp (KVP) en Oud (VVD) voor hadden gestemd.

Commissie-Biesheuvel

In 1967 komt er wéér een staatscommissie die moet kijken naar de levenskansen van een correctief referendum, en weer is de slotsom negatief. In 1974 dient Kamerlid Erik Jurgens namens de PPR een wetsvoorstel in voor invoering van het correctief referendum, maar ook hij krijgt geen parlementaire meerderheid bij elkaar. In 1982 belast minister van Binnenlandse Zaken Van Thijn een staatscommissie onder leiding van oud-premier Biesheuvel (ARP) met een omvattend onderzoek naar het referendum. Drie jaar later adviseert deze commissie unaniem dat er zowel een correctief referendum als een volksinitiatief moet worden ingevoerd, beide gekoppeld aan een handtekeningenvereiste van 300.000 en een forse opkomstdrempel (het quorum). Maar het inmiddels aangetreden kabinet-Lubbers legt de aanbevelingen naast zich neer.

In 1989 komen in de Tweede Kamer moties ter stemming ter invoering van het correctief referendum en het volksinitiatief. PvdA, PSP, PPR en D66 stemmen voor het correctief referendum (niet genoeg), maar inzake het volksinitiatief stemt D66 stemt tegen (dus ook dat voorstel haalt het weer niet).  Drie jaar later krijgt een commissie onder leiding van CDA’er Jan de Koning opdracht het werk van Barend Biesheuvel nog eens dunnetjes over te doen. De commissie is bij meerderheid voor invoering van het correctieve referendum, maar opvallend is voorzitter De Koning tegen.

Met het aantreden van Paars in 1994 lijkt de ommekeer dan eindelijk bewerkstelligd. In het regeerakkoord van Kok I wordt de invoering van een bindend, correctief referendum in het vooruitzicht gesteld. In 1995 komt ook het volksinitiatief ter sprake in de Kamer, maar weer ligt D66 hier dwars, net als de VVD. De drempels voor het correctieve referendum worden conform de wens van de liberale regeringspartner hoog opgegooid (600.000 kiezers die binnen 6 weken moeten tekenen voor het referendum), maar zelfs dat is niet genoeg voor Hans Wiegel om zijn bezwaren tegen het referendum in te slikken. De voormalige VVD-leider mocht in zijn actieve jaren dan wel gaarne flirten met de mening van ‘de mensen in het land’, zodra die al te dichtbij de macht kwamen gaf hij niet thuis. En zo kwam Nederland te zitten met een tandeloos referendum dat tot niets verplicht.

‘Linking’

Die ene keer dat de Kamer het volk dan wel een referendum gunde, in 2005 over de Europese Grondwet, stond garant voor een shock onder het politieke establishment. Daar waar in de beide Kamers grote harmonie bestond over Nederlands trouw aan het grote pan-Europese project, bleek een meerderheid van de bevolking mordicus tegen. Maar nog altijd kan over de diepere betekenis van dit ‘nee’ worden getwist. Zei de Nederlandse kiezer ‘nee’omdat men eindelijk eens ‘nee’ kon zeggen? Was dit ‘nee’ de expressie van een algemene Weltschmerz die zich van de Nederlandse kiezer meester had gemaakt in het post Pim-tijdperk? Was het referendum van 2005 het slachtoffer geworden van ‘linking’, zoals het proces wordt genoemd waarin politieke vragen worden vermengd met kwestie die er in principe niets mee doen hebben maar die de kiezer toch motiveren de kont tegen de krib te gooien? In de woorden van toenmalig EU-commissaris Frits Bolkestein, die in 2000 sprak over een mogelijk Nederlands referendum over de uitbreiding van de Europese Unie: ‘Het referendum leent zich als instrument om algemeen ongenoegen te mobiliseren. Uitbreiding zal dan spaak lopen om redenen die niets met de uitbreiding te maken hebben’. Hetzelfde mechanisme doet opgeld bij het aanstaande Oekraïne-referendum, waar het ook voor de indieners helemaal niet gaat om het associatieverdrag, maar vooral een gelegenheid is aangegrepen eindelijk weer eens luid ‘nee’ te mogen roepen tegen ‘Europa’ en de wereld in het algemeen.

Boze reaguurders

Is dat een bewijs dat het Nederlandse electoraat inderdaad niet overweg kan met het referendum? Tegenstanders van iedere vorm van volksraadpleging, nu ook steeds meer te vinden aan de linkerflank, zeggen natuurlijk van wel. Als we de Nederlandse kiezer zien als een boze burger die de godganse dag achter zijn computer zit te reaguren op Geen Stijl en aanverwante sites en zijn wereldbeeld voedt met de apocalyptische visioenen en onheilsprofetieën, kan de lust tot een referendum inderdaad makkelijk vergaan. Maar zou al die opgekropte woede van de Nederlandse kiezer niet ook zijn ingegeven door de omstandigheid dat hij nu al een eeuw aan het lijntje wordt gehouden om zich vooral niet uit te spreken? Had de epidemische boosheid die zich van de Nederlandse kiezer meester heeft gemaakt in de jaren van extreme overvloed onder Paars en in het messianisme van Fortuyn gestalte kreeg juist niet kunnen worden voorkomen als het referendum niet als een onvaderlands ‘Fremdkörper’ was beschouwd en de kiezer in principe als wilsonbekwaam?

Drie taboes

Niesco Dubbelboer was lid van de Tweede Kamer namens de PvdA toen hij in 2005 samen met Wijnand Duyvendak (GroenLinks) en Boris van der Ham (D66) een initiatiefvoorstel indiende over de grondwettelijke mogelijkheid van het houden van een correctief referendum.  Dubbelboer leidt tegenwoordig het in Amsterdam gehuisveste bureau Meer Democratie, dat zich bezighoudt met het promoten van directe democratie naar Zwitsers model in Nederland.

Terugkijkend betreurt hij de uitzonderingspositie van het koninklijk huis in het wetsvoorstel.

‘De reden dat het koningshuis buiten de referendumwet valt ligt in de zogeheten kwetsbaarheid van het koningshuis omdat zij zich niet kunnen verdedigen’, laat hij De Republikein weten. ‘Vanaf het begin af aan lagen er drie taboes, ook binnen mijn fractie: belastingwetgeving, grondwetgeving en het koningshuis. Ook vanuit mijn eigen partij werd de inschatting gemaakt dat het niet goed was wanneer de monarchie bloot zou komen te staan aan de mogelijke negatieve volkswil. Ik vanuit mijzelf vond dat toen al jammer en nu vanuit Meer Democratie vinden we dat nog steeds jammer. We zijn principieel republikeins vanwege het ondemocratische karakter van het koningschap. Overigens vinden wij ook dat er geen enkel onderwerp taboe mag zijn, dus ook belastingen niet’.

Maar zo is het dus niet. Zoals Dubbelboer’s kantoorgenoot bij Meer Democratie Arjen Nijeboer opmerkte in zijn samen met Jost Verhulst geschreven boek Directe democratie: feiten, argumenten en ervaringen omtrent het referendum” (2007):  ‘Nederland is een verlicht landje en overal zijn procedures voor “inspraak” en “participatie”. Maar de beslissingen worden aan het einde altijd genomen door een morele elite van Prinsen-Filosofen’.

Nieuwe impulsen

Inmiddels is het besef dat het systeem van de representatieve democratie in Nederland op haar laatste tanden loopt steeds meer ingedaald. Het zoeken naar nieuwe impulsen voor het democratisch systeem wordt, in ieder geval met de mond, tegenwoordig bijna Kamerbreed beleden. Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau dat onder de Nederlandse bevolking een groot verlangen bestaat naar meer directe democratie. Bijna 80 procent vindt dat ‘over voor ons land belangrijke beslissingen door de kiezer zelf moet worden gestemd’.

Wellicht is het tijd de angst voor het redeloze volk af te leggen en de kiezer eindelijk serieus te nemen. Dan zal mogelijk blijken dat die Nederlandse kiezer heel wel in staat is zijn eigen belang af te wegen tegen het algemeen belang, zoals in Zwitserland al lang het geval is. Het systematisch stom houden van het electoraat heeft tot nu toe in ieder geval averechts gewerkt. De angst voor de massa idem dito.

René Zwaap en Gijs Korevaar

Foto onder de titel: Roel Rozenburg

 

Voor het volledige thema ‘Demonarchiseren met directe democratie’, klik op de link voor De Republikein maart 2016.