Manuel Kneepkens

Uit de nieuwe editie: Adieu Oranjes! Maar wat dan wél?

//

In dit zomernummer van De Republikein wordt de vraag naar de republikeinse zaak omgedraaid: stel dat de Oranjes vertrokken zijn, en de republiek werkelijkheid is, wat dan? Dat is nog geen gemakkelijke vraag.

 

Want er zijn dan wel weinig soorten monarchieën – variërend van absoluut tot parlementair gecontroleerd – maar er zijn zoveel varianten aan presidentieel leiderschap, dat de keuze tussen die verschillende republikeinse staatsvormen er een is van appels en peren. Toch doet dit nummer van De Republikein een poging na te denken over de toekomst.

 

APPELS EN PEREN

 

Zo geeft de sociaalhistoricus Paul Damen aan dat bij alle modellen het inderdaad appels en peren blijft, en dat aan de andere kant, bij overname van het Duitse model van de parlementaire republiek, met een president die eigenlijk niets heeft in te brengen, dat weinig verschilt van de positie van de koning hier. Zij het, uiteraard, dat die zich wel degelijk macht en privileges heeft toegeëigend, reden te meer om hem af te zetten.

De emeritus hoogleraar rechten Ulli d’Oliveira schetst de verschillende juridische scenario’s die tot een republiek zouden kunnen leiden, waarbij ingrijpende wijziging van de Grondwet nog wel het minste probleem zou zijn. Ries Roowaan en Maurits van den Toorn, beiden historicus, zoomen in op het meest dichtstbijzijnde stelsel, dat in de Verenigde Staten, waar het systeem in wankel evenwicht tussen de verschillende machten af en toe doormoddert, maar wél overeind blijft. Toch is het totaal ongeschikt voor ons land.

 

STOFZUIGER

 

Jarenlang China-correspondent Jan van der Putten zet uiteen waarom China zich dan wel een volksrepubliek noemt, maar dat er allesbehalve enige inspraak van dat volk aan te pas komt. In zijn bijdrage, een longread, schetst de journalist Syp Wynia, jarenlang aan Elsevier’s verbonden, dat de teloorgang van de Oranjes steeds meer aan de oppervlakte komt, maar de regering-Rutte eigenlijk niets doet om dat te voorkomen.

De publicist Roel van Duijn beschrijft hoe de eerste boeren- en arbeidersstaat, de Sovjet-Unie, thans Rusland, niet eens meer een consistente ideologie bezit om de dictatuur te legitimeren. Classicus Anton van Hooff duikt in het verleden, en geeft aan dat vanaf de oudheid de ene republiek niet de andere is. Striptekenaar Gabriël Kousbroek tenslotte is van mening dat de huidige monarch beter kan vervangen worden door een verbouwde stofzuiger – niemand zou, mits het apparaat goed is geïnstrueerd, enig verschil bemerken. Vaste cartoonist Joep Bertrams vreest dat de huidige koning het begrip ‘podcast’ niet helemaal bevatten kan.

 

KONING RIJK

 

En verder biedt De Republikein uiteraard de vaste rubrieken aan. Op de pagina’s Rep & Roer, waar monarchieën in de lengte of breedte worden doorgezaagd, o.a. de vraag naar de erfelijke Oranje-obesitas, waarom Prins Harry zich steeds weer in de nesten werkt, en sowieso de begrafenis van zijn grootmoeder Elisabeth onbedoelde ellende aanrichtte, waarom royaltywatcher Jeroen Snel beter snel kan zwijgen over Oranje badpakken, en minister Kaag haar krokodillentranen voor zich moet houden.

Voorts een spreadpagina met de in Scheveningen gelande Willem I, waarmee alle ellende begonnen is, omdat hij de tot koning gebombardeerde, berooide Oranjetelg het begrip ‘koninkrijk’ voornamelijk invulde als ‘koning moet rijk worden’. Ulli d’Oliveira vraagt zich af welke chicanes er indertijd aan te pas moesten komen om de buitenlandse prinses Emma toch tot koningin te kunnen maken.

 

BBB

Bij de achtergrondverhalen valt van NIO-historicus Gerard Aalders te lezen hoe tijdens het Lockheed-schandaal door premier Den Uyl toch nog zeer veel onder het royale tapijt geveegd moest worden om de monarchie te redden. Over het heden schrijft publicist August Hans den Boef een analyse over de winst van de BoerBurgerBeweging en wat er allemaal rammelt aan hun programma en strategie. Uiteraard treft u in dit nummer de columns aan van Gerard Aalders, Henk Westbroek en ‘Republiek’-voorzitter Floris Müller.

 

Mis geen enkele editie meer van dit unieke kwartaalblad en neem een abonnement.

 

Oranje heerst tot over het graf

//

De uitbreiding van de koninklijke grafkelder in Delft druist in tegen Artikel 1 van de Grondwet en tegen het sinds 1829 geldende verbod om mensen in kerken te begraven. Toch trekt het kabinet hier vier miljoen euro voor uit.

 

Op de omslag van de nieuwe editie van De Republikein  prijkt de twee ton zware granieten steen die de grafkelder der Oranjes in de Nieuwe Kerk te Delft afsluit. Die afsluitsteen, geplaatst tijdens het koningschap van Wilhelmina, draagt – vertaald uit het Latijn – de tekst ‘Hier verwacht Willem I, de Vader des Vaderlands, de wederopstanding’.   Willem rust in een praalgraf, de kelder is verder gevuld met zijn al dan niet gebalsemde opvolgers en aanhang.  De kelder raakte overvol, reden dat het  vorstenhuis recent  een nieuwe ondergrondse vleugel toegewezen kreeg, zodat alle toekomstige koningskinderen en hun koude kant postuum verzekerd zijn van een prominente plek op de Dag des Oordeels. Om ruimte te scheppen voor de uitbouw van de Oranje-grafkelder (kosten voor ’s lands schatkist 4,1 miljoen euro, de Oranjes passen 4 ton uit eigen zak bij, nog niet eens goed voor 50 procent van de btw)  moesten eerst wel de graven worden geruimd van 581 onderdanen die zich ooit blauw hadden betaald voor zo’n ereplek onder de kerk. Eerder werden al 237 burgers met niet blauw-bloed worden uitgegraven om ruim baan te maken voor de bijgezette royals. En dit terwijl het begraven in en onder kerken al sinds  1829 verboden is. Daarmee is de uitbreiding van de Oranje-grafkelder een perfecte illustratie van hoe strijdig de Nederlandse monarchie is met het gelijkheidsbeginsel in Artikel 1 van de Grondwet, maar ook met de tijdsgeest als het gaat over de hygiënische basisbeginselen van hedendaagse lijkbezorging, schrijft August Hans den Boef. ‘Navolging, daarover maak ik mij zorgen. Want het Oranjeprivilege is een exponent van status en macht. Denk aan al de patsers die de afgelopen jaren een landgoed hebben gekocht. Die willen natuurlijk ook een grafkeldertje aanleggen. Juridisch gaat dat niet automatisch, maar – reli, reli – een door meneer pastoor gewijd grafkapelletje is waarschijnlijk geen probleem. Daarmee geven de Oranjes voor de zoveelste keer het verkeerde voorbeeld.’

De miljoeneninvestering van het Rijk in de grafkelder staat in schril contrast met het besluit van het kabinet Rutte om het zoeken naar de resten van Johan van Oldenbarnevelt om financiële redenen te staken. De raadspensionaris werd op last van zijn gewezen protégé stadhouder Maurits op 13 mei 1619 onthoofd op het Binnenhof en in de kelder van de Hofkapel om de hoek bijgezet in zijn familiegraf. De resten van ’s lands eerste premier moesten nu ergens onder het gebouw van de Eerste Kamer liggen. Op voorstel van SP-Kamerlid Van Raak  begon een zoektocht naar de overblijfselen, die aanvankelijk werd gesteund door premier Rutte, die dat later weer introk, want toen was het opeens te duur. Bijkomend motief voor het stopzetten van de speurtocht was wellicht dat de Oranjes nog altijd in de maag zitten met de moord op Van Oldenbarnevelt. Een standbeeld ter herinnering aan de grote voorman van de republiek mocht niet op het Binnenhof worden neergezet, want anders zou Wilhelmina er door van de slag raken. ‘Het blijft onbevredigend dat een Oranje-stadhouder als Willem V, die zelfs door zijn eigen familie als een sufferd wordt beschouwd, royaal rust in de koninklijke kelder, terwijl de eerste premier werd weggestopt achter een muur in een archiefruimte vol stalen voorraadkasten’, schrijft  De Republikein-hoofdredacteur Paul Damen. ‘ Zo is de stichter van onze staat vakkundig op een zijspoor gezet.’

En verder in dit nummer:

Koningsdag wordt dit jaar in Rotterdam gevierd, alsmede het 10-jarige ambtsjubileum van Willem IV. Volgens burgemeester Aboutaleb heeft Rotterdam een ‘diepe band’ met het koningshuis. Onze Rotterdamse correspondent Manuel Kneepkens zet daar vraagtekens bij, zoals ook bij de geraamde kosten van 4 miljoen euro voor het feestje. ‘Dat wordt natuurlijk meer, want keer op keer is gebleken dat de gemeente Rotterdam de kunst van het begroten niet machtig is’.  De laatste keer dat Rotterdam door de zittende Oranje-monarch werd bezocht op – toen nog – Konininnedag, was in 1992, meer dan 30 jaar geleden. ‘Beatrix had dus niet zoveel op met Rotterdam, maar wel heel veel met één bepaalde Rotterdammer, de zakenman-ondernemer Ruud Lubbers. Hij was meer met haar getrouwd dan met mij, liet Ria Lubbers zich eens ontvallen.’ Voor de rest ontwaart Kneepkens niet zo bar veel Oranje-liefde in Rotterdam.  Rotterdams diep betreurde ‘prins’ Pim Fortuyn was niet voor niets lid van het Republikeins Genootschap en in 1918 ging Rotterdam als enige grote gemeente massaal mee in P.J. Troelstra’s antimonarchistische ‘Novembercoup’. Kneepkens: ‘Het is niet Rotterdam, maar de burgemeester van Rotterdam die een diepe band met ons Koningshuis ervaart.’ Voorzitter Floris Müller van Republiek roept  in zijn column op tot massale deelname aan de republikeinse demonstratie in Rotterdam op Koningsdag. ‘ Daar is alle reden toe, als een van de rijkste families van ons land de armste stad ervan bezoekt.’

Jack-Jan Wirken schrijft over het proces dat Republiek – voorheen Republikeins Genootschap – samen met de stichting De Republikein (uitgever van tijdschrift De Republikein) heeft aangespannen om de macht van de koning in te perken. Volgens advocaat Ewout Jansen is de positie van de koning als voorzitter van de Raad van State in flagrante tegenspraak met het principe van de scheiding der machten waaraan Nederland zich via het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens heeft gecommitteerd. De prominente koninklijke rol bij de rechtspraak – bij de benoeming van rechters, het ‘in naam van de koning’-stempel bij de tenuivoerlegging van rechterlijke vonnissen,  en de beeltenis van de vorst in de rechtszaal – zet grote vraagtekens bij de onpartijdigheid van de rechter zodra Willem-Alexander zelf partij is bij een rechtszaak, bijvoorbeeld in een klacht tegen opdringerige media. Bij de eerste ronde van de rechtszaak haalde Jansen op vooral formele gronden bakzeil, maar inmiddels is besloten tot hoger beroep. Een eerdere rechtszaak tegen stelselmatige discriminatie van vrouwen door de SGP biedt de benodigde jurisprudentie als het gaat om ontvankelijkheid van  de klacht, waarop het in de eerste ronde stuk liep.

Columnist Gerard Aalders rekent uit hoeveel vakantie de koning heeft. ‘Als we de lege plekken in zijn publiek toergankelijke agenda bekijken komen we uit op een weekje op vijftien. Een paar maanden in de zomer, een kleine maand rond oud en nieuw, twee weken skivakantie in Lech en dan nog eens een paar weekjes  rond Pasen.’ Daar staat tegenover dat de koning in theorie als staatshoofd permanent in functie is, maar dat is puur symbolisch, aldus Aalders. ‘ Willem-Alexander is de vakantiekoning bij uitstek.’

In zijn column staat Henk Westbroek stil bij de DNA-salon in Paleis Huis ten Bosch, alwaar het DNA van Willem-Alexander en zijn echtgenote als alternatief behang aan de muren prijkt. Nu blijkt dat dit beeld is geretoucheerd, om te voorkomen dat de koninklijke erfelijke materiaal op straat komen te leggen. Westbroek:   ‘Ik begrijp volkomen dat onze vorsten niet de behoefte hebben om alles wat ze tot mens maakt met ons te willen delen. Maar wat me teleurstelt is dat ze ons niet willen laten weten wat het genetische geheim is waardoor zij juist wel en wij juist niet de erfelijke bekwaamheid bezitten om staatshoofd te zijn.’

Maurits van den Toorn bespreekt het nieuwe boek van historicus Dik van der Meulen: Bernhards oorlog, het leven van een prins in balllingschap. ‘Wat bij lezing van Bernhards oorlog opvalt is dat het gedrag van de hoofdpersoon behoorlijk onbenullig is.  De prins in in Londen vooral bezig met futiliteiten. Trots meldt hij aan minister Dijxhoorn van Defensie dat hij een kleermaker heeft gevonden die zijn onderscheidingen op zijn uniform kan naaien.  De minister vindt het kinderachtig.’  Van der Meulen komt ook met enkele intrigerende verhalen. ‘Zo noemt hij een notitie van de Duitse generaal Halder waaruit zou blijken dat de Duitsers kort voor 10 mei 1940 op hoog niveau hadden gepolst of Nedcrland bezwaar zou maken tegen een Duitse doortocht door Zuid-Limburg. Een “informant” in Den Haag zou vervolgens hebben gezegd dat dat niet zo’n probleem zou zijn. Wie o wie?’

In zijn kroniek van de oorlog in Oekraïne uit Roel van Duijn zijn zorgen over het bereiken van het ‘culmininatiepunt van de oorlog’. Formeel zijn Rusland en de NAVO niet in oorlog met elkaar, maar dat is een dunne grens en Van Duijn waarschuwt voor de fatale gevolgen als NAVO-soldaten direct bij het conflict worden betrokken. ‘In die val mogen we niet trappen, want dan slaat onze helpoorlog om in een planetaire pil van Drion.’

Historicus Ries Roowaan staat stil bij de bevindingen van econoom Nouriel Roubini, a.k.a. ‘ dr. Doom’, onder meer vanwege de weinig opbeurende analyses van de wereldeconomie in zijn bestseller Mega-threaths: Ten Dangerous Trends That Imperil Our Future, And How To Survive Them.  Roubini voorziet de komende jaren een ‘great Stagflationary Dept Crisis’  als gevolg van geaccumuleerde staatsschuld, gierende inflatie, klimaatcrisis, vergrijzing en de Russische invasie van Oekraïne. Een uiterst complexe of zelfs onmogelijke opgave.

In een poging tot ‘herijking’ van de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ oppert ex-Europarlementariër Els de Groen in een essay de invoering van een ‘bestaansmaximum’, bijvoorbeeld door loonmatiging en progressieve belastingen over winsten en vermogensinkomsten. Zo kan de economische ongelijkheid verkleinen en het milieu worden ontlast. Eind 2022 maakte Oxfam Novib bekend dat 125 miljardairs elk afzonderlijk een miljoen keer meer CO2 uitstoten dan de gemiddelde persoon in 90 % van de wereldbevolking. Aan de koninklijke familie,  in de Quote 500 met 1,2 miljard euro op plaats 11,  zou een dergelijke maatregel goed besteed zijn.

Daphne Meijer, gewezen correspondente te Kaboel, vraagt aandacht voor kleinschalige initiatieven in Nederland tegen de hongersnood die zich in Afghanistan aftekent na het vertrek van de Amerikaanse troepen. Op micro-niveau kan de ijzeren greep van de Taliban nog worden omzeild.

In de rubriek ‘Appeltjes van Oranje‘ aandacht voor een wel heel bijzondere inscriptie in het zandsteen van het Koninklijk Paleis op de Dam. Naar verluidt was het niemand minder dan ‘anti-Rook-Magiër’ Robert-Japser Grootveld zelve die het symbool van de Provo-beweging kerfde in het steen: een driehoek met daarin een appel en een stip, als symbool van het Spui als ‘Magies Centrum ‘. Verbazingwekkend is dat de inscriptie alle renovaties heeft doorstaan en eigenlijk zou er nu beschermend plexiglas overheen  moeten.

In de nieuwe rubriek ‘Rep & Roer‘ onder meer aandacht voor de Duitse ‘putschprins’  Heinrich XIII uit het huis van Reuss en het verdwenen BVD-dossier van prins Bernhard.  Ook de nazi-connecties van de Britse ex-koning Edward VIII komen aan bod, plus de vraagtekens bij de titel ‘ jonkvrouw’ van Kasja Ollongren. Ook aandacht voor het recente bezoek van de koninklijke familie aan de Antillen. De eerder gedane aankondiging van de koning van onafhankelijk onderzoek naar de rol van de Oranje in de slavenhandel en koloniale uitbuiting bracht activiste Helena Croes op de eis van 66 miljard dollar aan herstelbetalingen uit  koninklijke zak.

Mis geen enkele editie meer van dit unieke kwartaalblad en neem een abonnement.

 

Kerstmis in de Lik

Tekst Manuel Kneepkens

 

Mr. Hubert Vrakken antwoordde op recepties en dergelijke als iemand hem naar zijn maatschappelijke functie vroeg: ‘Forensisch Filantroop’… En dat was niet zomaar voor de grap.

Hij was immers al zeker al twaalf jaar bezig de maatschappelijke positie van de gevangenen in Nederland te verbeteren. Misschien omdat hij bij zijn pogingen enkel het harmoniemodel hanteerde, had hij tot nu toe eigenlijk maar weinig succes gehad. Behalve dan dit!

In zijn hand hield hij maar liefst vijf uitnodigingen van directeuren van Huizen van Bewaring en Gevangenissen om het Kerstmaal in hun instelling mee te vieren.

Mr. Vrakken was niet zo dol op dit soort invitaties. Want behalve jurist was hij ook een gastronoom, een lekkerbek. En lekkerbekken hebben in de gevangenis niets te zoeken. Het eten vertoont daar maar weinig variatie. Vermicellisoep, rode kool, gekookte aardappels en een miniem stukje vlees, meestal een schriele karbonade of dito hamburger. Dan had je het zo ongeveer wel gehad.

En het enige waarin het Kerstmaal zou verschillen van het menu van alledag, zou hoogstens zijn dat de porties wat royaler dan gebruikelijk! Wat een droefheid! Daar was de Heere Jezus toch niet voor op aarde gekomen!

Met tegenzin scheurde hij de laatste envelop open. Een invitatie uit de koepelgevangenis te Haarlem! Het gezicht van Mr. Vrakken klaarde op. Dat was andere koek! In de gevangenis te Haarlem was recent Pollepel Johnny opgesloten, in het dagelijks leven niet alleen een onverbeterlijke antiekdief, maar óók de souschef van een gerenommeerd restaurant in Scheveningen (twee sterren!). Het Kerstmaal kon wel eens een culinair hoogstandje worden, daar in Haarlem!

Mr. Vrakken greep onmiddellijk de pen om de heer Brandauer, directeur van de gevangenis aldaar, te melden dat hij op Eerste Kerstdag stipt om een uur ’s middags aan de poort zou staan.

Sneeuw knerpte onder de schoenen van Mr. Vrakken, toen hij de deur van zijn auto sloot, vlakbij de kasteelachtige poort van de gevangenis in Haarlem. Hij belde aan. Het deurtje in de poort zwaaide open en daar stond een kleine vijftiger, de adjunct-directeur Schacht. Een meestal wat vermoeid ogende man – want directielid van een gevangenis, ga er maar aan staan! –  maar nu stralend alsof het al Lente was in Haarlem. Quod non.

‘Komt u gauw naar binnen, meneer Vrakken!Wij dienen stipt op tijd te beginnen. Er komt Hoog Bezoek!’

‘Hoog bezoek?’

‘Ik zeg niets. Het is een verrassing voor de gedetineerden ….voor ons allemaal, trouwens! Deze kant uit!’

Ze liepen nu in snel tempo de donkere gang door, die het poortgebouw verbond met het eigenlijke cellengebouw. De versleten kokosmat die hier voorheen op de granieten vloer placht te liggen, bleek vervangen door een gloednieuwe roodfluwelen loper. Overal hingen takjes groen en glommen kerstballen. Weggemoffeld achter crêpe papier kweelden de Damrakkertjes via de loudspeakers ‘Nu sijt wellecome, Jesu Lieve Heer!’

De binnenpoort zwaaide open en nu stonden ze op ’het vlak’: de grote, centrale ruimte van de koepelgevangenis. Het eerste wat Hubert Vrakken opviel was de stilte. Meestal is het vlak vervuld van een ware kakofonie. Gevangenen en bewaarders bonken op de ijzeren wenteltrappen rondom. Deuren slaan open dicht. Schoonmakers ratelen met hun emmers. Bewaarders schreeuwen orders naar hun collega’s op de ringen.

Maar ditmaal niets van het normale inferno. Stilte. Op wat stemmige Kerstmuziek na dan.Midden op het vlak stond een gigantische tafel in T-vorm gedekt. Aan de lange zijde hadden de gedetineerden plaats genomen, aan de korte de autoriteiten.

Schacht deed Vrakken aan de hoofdtafel aanschuiven. Naast de stoel van directeur Brandauer was nu nog één stoel onbezet. Zeker voor het Hoog Bezoek. Wie zou het zijn?

Minister van Agt? Staatssecretaris Glastra van Loon? (Ja, dit verhaal speelt in lang vervlogen tijden…). In elk geval iemand die uitgekookt genoeg was om het Kerstmaal uit te zitten in de gevangenis, waar Pollepel-Johnny was opgesloten.

Opnieuw zwaaide de poort naar het vlak open…en daar stond, gigantisch naast de nietige gestalte van de adjunct, onder een kolossale hoed, het Rubensachtige lichaam in marineblauw mantelpak, de Kroonprinses…

‘Bea…!’, mompelde mr. Hubert Vrakken.

Maar zijn gemompel ging verloren in de klanken van een schor Wilhelmus dat de gedetineerden onder enige pressie van de autoriteiten inzetten.

De Kroonprinses naderde nu vriendelijk groetend de hoofdtafel, Reeds waren de twee oranjezonnetjes van haar blozende wangen onder haar hoed te zien. Nog even…ja, daar schudde hij haar grote, witte handschoen.

Ook zij had hem herkend.

‘Hubert!’

‘Bea!’, stotterde hij. ‘Bea!’

‘Hubert! Jij hier?…’ Ze herstelde zich: ‘Meneer Vrakken, wat leuk u hier te zien.’

‘Meneer Vrakken studeerde tegelijkertijd met mij!’, zei ze, terwijl ze zich omdraaide naar Brandauer en Schacht: ‘Een énige tijd, niet, meneer Vrakken ?!’

En vlug schoot ze langs hem naar haar plaats aan de hoofdtafel. Bang zeker dat hij  confidenties aan Brandauer en Schacht zou gaan doen over ‘die énige tijd’. Alsof hij dat van plan was. … Dat ze elkaar ooit gekust hadden… Een zwoele tongkus, dát ook nog… in een stoffige inham in de bibliotheek van het Criminologisch instituut aan het  Rapenburg, op een regenachtige herfstmiddag, toen ze daar helemaal moederziel alleen waren. Een oprisping van plotselinge … ja, van wat eigenlijk? Onbeholpen liefde?

Waarvan zij beiden behoorlijk schrokken. Vrakken nog het meest. De Prinses bleef er veel kalmer onder. Hervond al snel haar waardigheid. Veegde haar mond af met een batisten zakdoekje – door een burgerjongen gekust, nietwaar –  en ging vervolgens doodleuk door met het lezen van het boek, dat voor haar open geslagen lag. ‘Misdaadkunde’, van Prof. Mr. Dr. J.M. van Bemmelen, de Dikke Van Bemmelen…

(Jaren later nog, kon Hubert Vrakken het boek nog voor zich zien, zoals het toen daar lag, De 17de, geheel hernieuwde druk).

Wel gebaarde de Kroonprinses nog driftig dat Hubert Vrakken de ruimte moest verlaten! Hare Koninklijke Hoogheid wilde blijkbaar nu helemaal alleen zijn. Dringend. Om het onverwachte te verwerken… De ‘misdaad’ jegens haar gepleegd…

Bij die ene kus – DE KUS ! – daar was het bij gebleven. Zij had het eigenlijk al uitgemaakt, nog voordat het begonnen was. Zij deed het niet met een burgerjongen, . Dat kón niet, dat kón nu eenmaal niet! Zij was de Kroonprinses!

Maar De Kus, hoe had die dan in Godsnaam plaats kunnen vinden? Want… het was van haar uitgegaan! Van haar! Zij was op hem afgekomen in die duistere nis. Had hem plotseling omhelsd en diep gekust, Niet andersom! En …hem toen weer even plots losgelaten en, volkomen raadselachtig, uitgeroepen: ‘Je bent het niet! Je bent het niet ! Holy shit!’ Of woorden van een dergelijke strekking. Waarna ze resoluut en weer op haar plaats aan de bibliotheektafel was gaan zitten, duidelijk verdrietig boos, achter haar Van Bemmelen.

Wat was de verklaring van dit onbegrijpelijk ‘onkroonprinselijk’ gedrag van de Kroonprinses? Want er moest een verklaring zijn! Plotseling opgekomen geilheid? Hubert Vrakken brak zich dagenlang het hoofd er over. Was het Nurture of Nature? Een combinatie van beiden? Heel de psychologische criminologie ging eigenlijk over die vraag.

Subvraag: Wat maakt personen eigenlijk voor elkaar aantrekkelijk? De feromonen? De status?

Had zij, de Kroonprinses, aangevoeld dat hij haar wel mocht en was dat gevoelen haar te sterk geworden?

Had het haar overmand?

Want, inderdaad… Hubert vond haar inderdaad niet onaardig toentertijd, met die blozende sinaasappeltjeswangen met een kuiltje erin als ze lachte. En die enigszins  deinende loop van haar. Waarschijnlijk veroorzaakt door een lichte bekkenverbuiging, het gevolg van te veel paardrijden, aldus een clubvriend van Hubert, een malicieuze student medicijnen.

De Prinses droeg het haar toen ook nog tamelijk normaal. En niet zoals later in die merkwaardige gietijzeren pruikvorm. Als van de Kaartenkoningin (‘Kop eraf!’)  in Alice in Wonderland.

Je kon haar ’s ochtends zien deinen daar in Leiden over de kasseien van de Kloksteeg richting het Juridisch Centrum Gravensteen met zo’n rieten mandje aan de arm, het ėlle-mandje geheten. Elles, zo heetten toen in de wandeling de leden van de VVSL, de Leidse Vrouwelijke Studentenvereniging, waarvan toen vrijwel alle meisjesstudenten lid waren. En die meisjesvrouwen droegen allemaal zo’n mandje alsof ze allemaal Roodkapjes waren op weg naar Bedlegerige Grootmoeders – pas voor de Wolf in de Breestraat! – in plaats van naar het ochtendcollege Burgerlijk Recht.

Het raadsel werd de week daarop, onverwacht, ‘opgelost’ door een incident in het Gravensteen met een paparazzo. Het bleek dat hij, Hubert Vrakken, een dubbelganger had, of, pijnlijker gezegd, dat hij, Hubert Vrakken, de dubbelganger was van een andere Leidse student, een veel bekendere dan hij. Van iemand, die de prinses zeer toegenegen was.

In die dagen was een groot deel van het Nederlandse volk, het vrouwelijke voorop, plus een groot deel van de Nederlandse pers, de Trojegraaf voorop, almaar bezig met de vraag of de kroonprinses al een vriendje had… En als dat zo was, wie dan wel?

Nu had de Kroonprinses inderdaad in die dagen een vriendje, ene Wobbe, Wob of Bob Teenstra – Wie is de Bob ?– het kan ook Feenstra of Steensma of misschien zelfs Spleenstra geweest zijn, what’s in a name?

Die jongen werd door zijn Leidse medestudenten toentertijd spottend Prins Wob genoemd. Spottend, want fluister… fluister… het kon nooit iets worden tussen die twee, want die arme Wobbe leed aan hetzelfde ‘zware’ euvel als Hubert Vrakken.

Hij was niet van adel, het was een doodgewone burgerjongen, ‘de zoon van een notaris’  (Vergelijk: jaren later – le histoire se repète –  Willem Alexander en Emily Bremer ‘de dochter van een tandarts’).

Daar kon het Koningshuis zich natuurlijk niet mee encanailleren.

Nee, het water was veel te diep.

Prins Wob was een lange, schrale jongen met op z ’n neus zo’n streng stalen ziekenfondsbrilletje, als geliefd in die dagen bij het Leidse mannelijke studentendom. Hubert Vrakken droeg het ook. Ook hij was lang en in die dagen werkelijk Piet Paaltjens-achtig mager.

Als Prins Wob.

En toen gebeurde het. Het incident! Een Trojefotograaf wist het Gravensteen binnen te dringen en er bliksemsnel een foto te maken van de Prinses die daar in de hal een kopje thee stond te drinken met wat jaargenoten. Geheel aan de andere kant van de hal bij een groepje eerstejaars stond hij, Hubert Vrakken, eveneens met een kopje thee.

Daarbij had die louche paparazzo de snapshot zo weten te nemen dat Hubert plots recht tegenover de prinses bleek gekatapulteerd.

‘De Kroonprinses en haar vaste vriend Wobbe Teenstra’, stond als onderschrift bij de zwart-wit foto, die de volgende dag groot op de voorpagina prijkte van de Trojegraaf! Een Primeur!

Nu was de aloude, roemruchte Maastrichter Gazette in die dagen verworden tot een kopblad van de Trojegraaf.

Blijkbaar lag die krant bij Huberts tantes in Maastricht ’s ochtends op de vloermat, want prompt kreeg hij, Hubert Vrakken, een brief van tante Hortense Lambermont uit de Grote Looyerstraat, de oudste zuster van zijn moeder, de alom in Maastricht gerespecteerde voorzitster van het MKV, de Maastrichter Katholieke Vrouwenvereniging.

‘Mooi, Hubert, dat je je in de hoogste kringen van het land weet in te werken, maar denk er aan .. zij is niet katholiek!’

Ja, protestant versus katholiek , dat was toen de wij zij -tegenstelling. Moslims waren nog in geen velden of wegen te bekennen! Dus waren wij, christenhonden, gedwongen, toentertijd, het met elkaar te doen….ons favoriete nationale spel Mens -erger – je–niet!

Én de Kus? De ‘Kus der Kussen’? Die was blijkbaar dus niets anders dan het (on) gelukkige gevolg van een persoonsverwisseling!

Klaarblijkelijk had de Kroonprinses daar in die duistere nis in de Criminologische Bibliotheek Hubert Vrakken aangezien voor Wobbe Teenstra (de Oranjes zijn kippig) en blijkbaar besloten haar niets vermoedende Wob te verrassen met een innige omhelzing. Te laat bemerkte de Verliefde, ocharm, dat het niet Prins Wob was die zij in haar armen gesloten had, maar Prins Hubert…

Of… was er toch door die ondoordachte kus een of andere chemie ontstaan tussen hen beiden? Zo ja, hoe lang werkte zo’n chemie dan? Kan het zijn dat zo’n chemie nooit ophoudt…  Ther are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophie!

Het Diner overtrof Hubert Vrakkens stoutste verwachtingen. Vooraf Schildpadsoep met een forse scheut Madeira erin. Ganzenpastei als eerste tussengerecht. Truite bleu als tweede. Geef mij maar rolmops, hoorde hij een gedetineerde meesmuilend zeggen. Bij sommige gevangenen is het toch ook nooit goed!

En als klapstuk: reerug, op Elzassische wijze met buikspek gelardeerd… En rijkelijk opgediend met cranberries! En Pommes Parisiens! En Compote Macedoine!

En toen dan ook samen met een kolossale ijstaart – ‘het toetje’ – Pollepel-Johny het vlak betrad, ging er een luid gejuich op. Plus een klaterend applaus.

En Vrakken hoorde Brandauer opmerken tegen de Kroonprinses: ‘Jammer dat Johnny niet van het Antiek kan afblijven, ander zou het een héle goeie zijn voor bij uw moeder in de keuken op Soestdijk!’

Na de ijstaart stond de prinses op. Nee, ze had geen tijd meer voor de koffie. Zij moest, helaas, gaan. Zij gaf de autoriteiten een handje en wuifde gracieus naar de gedetineerden. Hier en daar aan de tafel werd aarzelend opgestaan en opnieuw het Wilhelmus aangeheven.

Toen boog ze zich naar Hubert.

‘Meneer Vrakken, het zou mij een genoegen zijn, als u mij naar de poort zou begeleiden…’

‘Eh .. ja, maar natuurlijk, Koninklijke Hoogheid,’ stotterde hij.

En daar gingen ze, voorafgegaan door de kwikzilveren Schacht, luid rinkelend met zijn sleutelbos, een curieuze Cupido.

Nog tamelijk plotseling stonden ze op straat. Dooi had ingezet. Sneeuwwater druppelde van de lantaarns. In de verte draaide een laatste pekelwagen van de gemeente de binnenstad van Haarlem in.

Waarom had zij hem mee naar buiten gevraagd? Ging zij hem… kussen ? Plotseling en hartstochtelijk… als toen? Was voor haar die zwoele tongkus  van zoveel jaren terug even onvergetelijk gebleven als voor hem? Was dat wat er er stond  te gebeuren?

Wat een onzin! Wat haalde hij zich in zijn hoofd?

Want de Hofauto was inmiddels al geruisloos glanzend aangereden en even later hield de chauffeur al uitnodigend de portierdeur open.

‘Hubert,” zei ze: ‘Toe, beloof me, je moèt eens langs komen op Drakesteyn!’

Even zweeg de forensisch filantroop. Toen zei hij:

‘Maar natuurlijk, Bea, ten slotte ben ik het gewend gevangenissen te bezoeken!’

De republiek van een dichter: Gabriele d’Annunzio als wegbereider van Mussolini

Vrouwen en homoseksuelen genoten gelijke rechten in de stadsstaat Carnaro, die de Italiaanse dichter Gabriele d’Annunzio uitriep op de puinhopen van de Eerste Wereldoorlog.  Maar Carnaro was ook de geboortewieg van het fascisme. Manuel Kneepkens over de opkomst en ondergang van de republiek van de ‘goddelijke kale’ en zijn vele epigonen.

 

Tekst: Manuel Kneepkens

 

De stichter van de Republiek van Carnaro, de dichter Gabriele d’Annunzio ( 1863 -1938) werd geboren als de zoon van de burgemeester van Pescara, een stad aan de Adriatische Zee in de regio Abruzzo. Hij groeide op in een huis vol vrouwelijke familieleden , die hem als een prinsje verwenden.

Als zeventienjarige wist hij al de media te bespelen- dat waren de kranten toentertijd. De pers was toen nog volop ‘de koningin van de aarde’. Film en radio als massamedia moesten nog komen.

Toen hij namelijk zijn eerste dichtbundel publiceerde, liet d’Annunzio het gerucht verspreiden, dat hij dodelijk van zijn paard was gevallen. Want hoe jonger gestorven een dichter, hoe groter aandacht voor diens poëzie ….

Erotische escapades

Het leven van d’Annunzio bestond van toen af aan, naast zijn niet gering dichterschap, uit het continu financieel op een te grote voet leven plus een eindeloze serie erotische escapades. Hij hield al zijn veroveringen nauwkeurig bij in een serie notitieboekjes. En daar waren niet geringe namen onder.

Bijvoorbeeld de grote Eleonara Duse, toentertijd naast Sarah Bernhardt de bekendste actrice van het Fin de Siécle, wist hij zelfs negen jaren aan zich te binden. En dat, terwijl hij haar vrijwel continu bedroog.

In 1910 was zijn schuldenlast zo hoog, dat hij Italië hals over kop ontvluchtte. Om vervolgens zijn larger than life-leventje: zijden pakken , kostbare parfums, dure vrouwen, hazewindhonden, enzovoorts – voort te zetten in Parijs. Waar hij met open armen werd ontvangen door de decadente kring rond graaf Robert de Montesquiou, de precieuze dandy, die model heeft gestaan voor het personage Des Esseintes in de roman À rembours van Huysmans en baron Charlus in À la recherche du temps perdu van Marcel Proust.

Geheime overeenkomst

In het voorjaar van 1915 was in Italië de vraag aan de orde of het land moest meevechten in de Eerste Wereldoorlog. De meerderheid van de bevolking was tegen. In het diepst geheim echter had de Italiaanse regering Salandra al een overeenkomst met de Entente (Frankrijk, Engeland, Rusland) gesloten en daarbij allerlei toezeggingen inzake gebiedsuitbreiding in wat later Joegoslavië zou gaan heten, verworven ( Italia irredenta). Het grote publiek was daarmee onbekend.

Op woensdag 5 mei 1915 maakte d’Annunzio zijn grootse (en weloverwogen ) rentree in Italië. Hij onthulde die dag op theatrale wijze het Monumento ai Mille , opgericht ter ere van Garibaldi en zijn rebellenleger op de rots van Quarto aan de baai van Genua. Vanaf deze plek was Garibaldi in 1860 zijn Italiaanse eenwordingsoorlog begonnen, de Risorgimento. Garibaldi en zijn mannen waren inmiddels zoveel jaar later een ware ‘mythe’ geworden in Italië ‘van heroïek en vitaliteit’.

Die rede van D ’Annunzio was een en al vuur: over het vuur van de eenwording, het vuur waarin wapens gesmeed worden , het vuur dat leven schenkt, het vuur dat levens eist, het ontembare vuur, etc. Het vuur zou heel zijn verdere leven zijn favoriete metafoor blijven. In de twee bekendste van zijn toneelstukken, Het Schip en Jorio’s dochter, gooit de heldin zich vrijwillig op de brandstapel. Fiume, waar hij zijn Republiek van Carnaro zou stichten, zou hij steeds de Stad van het Vuuroffer noemen. En zijn soldaten, de Arditi : ‘barnstenen vlammen’

In zijn rede bij het Garibaldi-monument mengde hij moeiteloos teksten uit de Klassieken succesvol met Nieuw-Testamentische beeldspraak. D’Annunzio bestond het daarbij om de meest pacifistische tekst in de Bijbel, de Bergrede (‘Zalig de zachtmoedigen’) om te smeden tot een vurige aansporing tot deelname aan de oorlog.

‘Zalig de jongeren die hongeren naar glorie, want zij zullen bevredigd worden….

Zalig de barmhartigen, want zij zullen een schitterende stroom van bloed te stelpen hebben .. etc.’

Men trachtte de rede af te doen als typisch de retoriek van een dichter, maar in feite begreep d’Annunzio meer van de moderne tijd, die in opkomst was – die van de massa en de massamedia – dan de liberalen en sociaal-democraten, die toentertijd de Italiaanse politiek domineerden. In dat debat over Italië ’s oorlogsdeelname draaide het immers nauwelijks om redelijke argumentatie, maar om emotie. ‘Degene die de emoties het hoogst kan doen oplaaien, die krijgt “het volk” aan zijn zijde…’

Ziedaar het geheim van het rechtspopulisme, zowel toen als nu.

D’Annunzio slaagde er dus in met zijn vurige toespraken, die massaal werden bijgewoond – op de Piazza del Popolo in Rome alleen al 200.000 enthousiaste Italianen – de publieke opinie te bewerken ten gunste van het deelnemen aan de oorlog aan de zijde van Frankrijk. Onze Latijnse zuster !

Kortom, de succesvoller verleider van vrouwen bleek nu ook een succesvol verleider van de massa. Over Frankrijks bondgenoten Engeland en Rusland repte de dichter nooit. D’Annunzio zag de Eerste Wereldoorlog als een strijd tussen het Latijnse en het Germaanse ras (!), waarbij dat laatste moest worden verpletterd.

Gewelddadig

Die toespraken stonden dus bol van gewelddadigheid. De menigte werd o.a. doodleuk aangespoord politici, die tegen de oorlog waren, te bedreigen en te mishandelen. ‘Wacht ze op! Overmeester ze! Als er bloed vloeit, zal het net zo gezegend zijn als het bloed dat vloeide in de loopgraven!’

Als Italië dan in 1915 inderdaad aan de kant van de Entente aan de oorlog gaat deelnemen, ziet d’Annunzio dat dan ook als het resultaat van zijn optreden. En het Italiaanse publiek dacht evenzo.

De strijd tussen Italië en Oostenrijk speelde zich af in het berglandschap, ver in het achterland van Venetië, rond de rivier de Isonzo, in de onherbergzame streek Carso, die wordt geteisterd door een uiterst gure wind, de Bora. Een buitengewoon ongunstige plek voor een leger om de strijd aan te binden. Nog meer dan in de loopgravenoorlog aan het westelijk front, was hier feitelijk sprake van massasuïcide.

De Italianen moesten immers vanuit de dalen aanvallen. De Oostenrijkers genesteld op de hoogten en pieken, waren duidelijk in het voordeel.

De dienstdoende Italiaanse generaal Cardona had weinig consideratie met zijn soldaten, die zijn onmogelijke opdracht ‘alsmaar aan vallen’, rigoureus dienden uit te voeren. De geringste insubordinatie werd streng gestraft. Executie van onwillige soldaten kwam bijna dagelijks voor.

In de twaalfde (!) slag aan de Isonzo wist Oostenrijk gesteund door Duitse hulptroepen Italië zelfs verpletterend te verslaan: ‘de nederlaag bij Caporetto’. Het Italiaanse leger trok zich in wanorde terug achter de rivier de Piave. Duizenden Italiaanse soldaten deserteerden of werden krijgsgevangen gemaakt. Britse, Amerikaanse en Franse troepen moesten Italië te hulp snellen.

Pas in de herfst van 1918 , vlak voor het einde van de oorlog, wist men terug te slaan, ‘de overwinning bij Vittorio Veneto’.

 Übermensch met vleugels

D’Annunzio nam enthousiast deel aan ‘zijn’ oorlog. Maar niet in Cargo. In de lucht. Als vliegenier. Want was ‘de Vliegenier’ niet het prototype van de Übermensch – de mens, hoog verheven boven de anderen, waarop Nietzsche doelde? Hij toonde zich daarbij dapper, op het roekeloze af. Tussen 1915 en 1918 vloog hij in de houtje-touwtje vliegtuigjes van toentertijd over vijandelijk gebied om eigen- handig bommen naar beneden te werpen. Hij raakte zwaar gewond, liep ernstige oogschade op, maar klom, zodra hij kon, weer aan boord.

Zo leidde hij op 4 augustus 1918 het uit negen vliegtuigjes bestaande vliegeskader La Serenissima  op een 700 mijl raid naar het vijandelijke Wenen en terug. Boven Oostenrijks hoofdstad gooide de dichter geen bommen, maar pamfletten.

Deze unieke ‘geweldloze oorlogsdaad’ heet in Italië ‘Il volo su Vienna’.

Bij de vredesbesprekingen in Versailles kwam Italië er bekaaid vanaf. Woodrow Wilson, de Amerikaanse president, achtte de geheime afspraken van Italië met de Entente van nul en generlei waarde. Hij drukte op de Balkan de nieuwe staat Joegoslavië door. Alles wat Italië van Italia irredenta kreeg was de stad Triëst.

Italië was op dat moment intern ontredderd. Er zwierven bendes rond van oorlogsveteranen. Jonge mannen zonder werk, dank zij de oorlog gehard en gewend om geweld te gebruiken. Met een groep van deze Arditi – en vergezeld van twee cameraploegen! – begaf D’Annuzio zich naar de havenstad Fiume (Rijeka) aan de Kroatische kust, een stad met een in meerderheid Italiaanse bevolking. En veroverde de stad zonder een schot te lossen. Van de geallieerde troepen (het waren voornamelijk Italiaanse) die hem hadden moeten tegen houden, liepen de nodige soldaten over. Drie jaar later herhaalde Mussolini, die altijd goed naar d’Annunzio ’s doen en laten gekeken heeft, dit bravourestuk met zijn Mars op Rome.

D’Annunzio stichtte in Fiume de Vrijstaat Carnaro met hemzelf aan top. Carnaro is de naam van de baai waaraan Fiume ligt. Die staat moest een ‘poëtische politiek’ gaan voeren. Als grondwet kreeg de nieuwe staat dan ook een Gedicht. De grondwet werd door d’Annunzio in dichtvorm geschreven.

Voor de sociaal-economische paragraaf daarin tekende de anarcho-syndicalist Alceste De Ambris. Hij voerde het corporatisme in. Ondernemers en arbeiders zitten samen in een corporatie en lossen gezamenlijk hun problemen op. De PBO , de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, was de naoorlogse variant daarvan in Nederland. Waarvan het huidige Poldermodel van overleg, recent nog uitlopend in een Sociaal Akkoord, op zijn beurt weer een late nabloei is.

De Grondwet van Carnaro kende negen van zulke corporaties. Elk representeerde een onderdeel van de gemeenschap. Eén van de zeelieden, een van de ambachtslieden, een van de ‘intellectuele bloem van het volk’ (leraren, studenten, kunstenaars), enzovoort, maar er was ook nog een tiende: de Corporatie van de Superieure Mens (Nietzsche!). Die corporatie had dus maar één lid: duce d’Annunzio.

Volledige gelijkberechtiging

Opvallend was in die grondwet van Carnaro in 1920 de volledige gelijkberechtiging van mannen en vrouwen. Daar was de rest van Europa toen nog niet aan toe. En al helemaal niet aan de volledige gelijkberechtiging van homo- en heteroseksuelen. Daarin liep de dichter d’Annunzio absoluut voorop.

Zeer belangrijk was de instelling van het College van Aediles, (afgekeken van het oude Rome) dat zorg dragen moest voor de kunst en cultuur. Carnaro was een kunstenaarsstaat. Creativiteit was burgerplicht. Muziek het hoogste goed. ‘In het regentschap van Carnaro is de muziek een religieus en sociaal instituut…gelijk het kraaien van de haan het ochtendrood tevoorschijn roept, zo roept de muziek op tot de geestelijke vrijheid van de mens’, heette het in deze eerste en voorlopig enige poëtische grondwet ter wereld.

Duce d’Annunzio had van zijn vrijstaat een veel te hoge dunk. Bijna zo hoog als van zichzelf. Het ministaatje Carnaro moest niet meer en niet minder dan een ‘gidsstaat’ voor de hele wereld worden. Hij presteerde het zijn poëtisch-politieke schepping te vergelijken met, in volgorde, het Athene van Pericles, het Rome van Augustus, het Florence van de Medici en het Weimar van Goethe.

Ongebreidelde paringsdrift

Lees – en huiver- wat de Engelse dichter Osbert Sitwell , die in Fiume tijdens de hoogtijdagen van d’Annunzio’s bewind aanwezig was, schrijft over de ‘vrijstaat’ Carnaro. Allereerst, dat die vrijstaat wel heel letterlijk een vrijstaat was … één grote vrijpartij. De homoseksuelen onder de Arditi omarmden elkaar openlijk in de parken. Ongebreideld was hun paringsdrift; de hetero’s deden niet voor hen onder.

Fervent cocaïnegebruik was niet vreemd aan deze continue orgie.

De gevolgen konden niet uitblijven. Er moest een speciaal hospitaal voor geslachtsziekten worden ingericht.

Fiume was een groot, wellustig Carne vale. Het ene spektakel na het andere; de ene parade na de andere. Alle dagen feest. Iedere dag hield d’Annunzio een gloedvolle speech van af het balkon van het stadhuis. Zijn legionairs begroeten hem dan met de oud-Romeinse groet met de gestrekte arm. Later zou Mussolini die groet voor zijn fascistische beweging overnemen. En ook de ellenlange balkonspeeches.

Zo vrij als Fiume was voor de Italianen, zo onvrij was het overigens voor de Kroatische minderheid, waartegen d’Annunzio’s legionairs soms meedogenloos optraden.

Magisch Centrum Fiume trok uit heel Europa jongeren aan. Als Amsterdam en Californië in de Jaren Zestig. Men was er hippie én Hell’s Angel tegelijk! De soldaten gingen er in de wonderlijkste uniformen van eigen makelij gekleed. En…creatieven. Alleen al uit Italië, om eens een paar namen te noemen: de Futurist Marinetti, ook al zo’ n aanbidder van geweld (‘la guerre est la seule hygiëne du monde’), de jonge dirigent Arturo Toscanini, de uitvinder Marconi, en Benito Mussolini, die in Fiume zijn ogen goed de kost gaf.

Het kon niet uitblijven. Vrolijk, vitaal rechts degenereerde binnen de kortste keren tot decadent rechts. Men kan nu eenmaal geen samenleving in stand houden op een recept van seks, drugs and rock n’ roll.

Dat blijkt meteen al uit de wonderlijke ‘economie’ die de vrijstaat er op na hield.

Fiume was tot dan toe altijd een rijke havenstad geweest, verbonden door een spoorweg met Boedapest in het verre achterland. In feite had het dus altijd als de haven van Hongarije. gediend. Maar handelscontacten met het achterland waren inmiddels geheel stil komen te liggen, o.a. door d’Annunzio’s komst.

En zo ook de haven.

Piraterij

Voor de broodnodige bevoorrading van de stad ging men over tot piraterij. D’Annunzio stelde een ‘task force’ samen uit de Arditi onder leiding van zijn adjudant Guido Keller, die hij de Uscocchi noemde, naar de piraten die actief waren geweest in de 16e eeuw in de Adriatische zee.

De Uscocchi deden hun uitvallen vanuit de haven van Fiume in motorboten en plunderden de depots van de Geallieerden, gelegen langs de baai van Carnaro.

De Uscocchi hoefden maar zelden hun wapens te gebruiken. Veel soldaten van de zogenaamde Geallieerde, maar in feite Italiaanse troepen, sympathiseerden met Fiume. Zij waren maar al te graag bereid even de andere kant op te kijken.

Ook gingen Arditi als verstekelingen aan boord van vrachtschepen in naburige havens. Waren die schepen eenmaal in volle zee, dan kwamen de Arditi in hun imposante zwart-zilver uniformen, plotseling tevoorschijn en dwongen de bemanning koerste zetten naar Fiume. Daar werden de schepen feestelijk ontvangen en feestelijk leeggehaald.

Meer en meer werd de vrijstaat een toevluchtsoord voor criminelen. Die vestigden zich op de verlaten dokwerven en staken al spoedig in wangedrag de Arditi naar de kroon. Het was een reden voor een delegatie van burgers van Fiume om zich in Rome te beklagen en de Italiaanse regering dringend te verzoeken een einde aan het regime van d’Annunzio te maken.

Dictator

Tussen het woord dichter en het woord dictator is maar een paar letters verschil. Maar die zijn dan ook cruciaal. D’Annunzio wiste die letters meer en meer uit. Dichter d’Annunzio werd de dictator d’ Annunzio. Zo voerde hij met de bedoeling de eigenzinnige Arditi meer in de hand te kunnen houden, een hervorming van zijn leger door, die er op neer kwam dat het officierendom werd afgeschaft. Van nu af aan waren alle militairen gelijk. Zeer democratisch, op het eerste gezicht dan…want er was een máár ….er was één persoon en daaraan was men absolute gehoorzaamheid verschuldigd : commandant d’Annunzio! Reden voor menig officier om Fiume te verlaten. Zodat de Arditi onhandelbaarder werden dan ooit.

De nieuw aangetreden Italiaanse minister-president Giolitti durfde eindelijk te handelen tegen de populaire oorlogsheld. In november 1920 sloten Italië en Joegoslavië het verdrag van Rapallo. Fiume werd volgens dit verdrag een onafhankelijke stad, verbonden met Italië. Bovendien kreeg Italië Carso, Zara, bijna geheel Istria en een paar eilanden in de Adriatische zee toegewezen.

Het meeste van wat d’Annunzio jaren lang voor Italië had opgeëist was verkregen, maar het was gebeurd zonder zijn betrokkenheid. Geen Italiaans bloed had de grond ‘doordrenkt’ en ‘geheiligd’, zoals naar de mening van de dichter diende te geschieden, wilde het werkelijk Italiaanse grond zijn. Het was geen heroïsche overwinning, het was in zijn ogen een ordinaire deal. Erger nog, het verdrag verplichte Italië zorg te dragen dat d’ Annunzio afstand deed van het bestuur van de stad.

Mussolini adviseerde de dichter het verdrag te erkennen. Fiume werd onafhankelijk van Joegoslavië en verbonden met Italië, wat wilde hij nog meer? Maar de dichter wenste zijn macht niet op te geven. Fiume was zijn podium. Bovendien had zijn vriend Marconi inmiddels een radio-installatie aangebracht, waardoor de dichter plots een wereldpubliek had en hij zich meer dan ooit ‘wereldleider’ kon voelen. Nee, hij ging niet in de coulissen te verdwijnen. Hij zou niet wijken!

De regering Giolitti blokkeerde vervolgens de haven met twee oorlogsschepen, waaronder de trots van Italië, de Andrea Doria. De strijd om Fiume begon op Kerstavond 1920 en eindigde op Tweede Kerstdag. D’Annunzio, ondanks al zijn stoere retoriek, capituleerde, toen de Andrea Doria het gouvernementspaleis, waarin hij zijn onderkomen had, met granaten begon te beschieten. De enige tegenactie bestond eruit dat d’Annunzio’s adjudant Keller over Rome vloog om een pot rottende wortelen naar beneden te gooien boven het Parlementsgebouw en een witte roos boven het Vaticaan. Een typisch d ‘Annunziaanse act, maar d ’Annunzio had er part noch deel aan. Keller had geheel eigenmachtig gehandeld en in feite had d’Annunzio Keller en zijn Arditi al niet meer in de hand.

Honderden keren had de dichter het volk, verzameld onder zijn balkon, doen uitschreeuwen ‘Fiume o morte!’ en ‘Italia o morte !’ Nu was die heroïsche dood, die hij zo verheerlijkt had, eindelijk onder handbereik … maar nee.

Mars op Rome

Voor een keer triomfeerde zijn gezond verstand over zijn belligerent geraas. De apostel van dood en glorie koos voor het leven. En verliet Fiume.

Drie jaar later volbracht Mussolini zijn Mars su Rome. De Mars op Rome – naar het voorbeeld van Julius Caesar- waarop de dichter d’Annunzio vaak had gezinspeeld, maar die hij nooit had aangedurfd

Legio afvaardigingen vanuit het moederland waren vaak genoeg in Fiume langs geweest om de dichter tot die Mars te smeken. Maar hij liet ze meestal ontvangen door zijn tweede man Giurati, die de leiding had over de dagelijks gang van zaken, waarmee de dichter zich niet bemoeide. Want daar stond hij ver boven. Hij hield zich uitsluitend bezig met zijn redevoeringen en het stichten van steeds grootsere ceremonieën, parades en feesten. D’Annunzio’s spilzucht daarbij bracht Giurati tot wanhoop.

Giurati vertelde die delegaties uit het moederland dan ook strijk en zet, dat de door hen zo aanbeden d’Annunzio volstrekt ongeschikt was om het bestuur over Italië over te nemen. Ze moesten iemand anders verwachten.

Giurati zelf vertrok op een gegeven moment verbitterd uit de republiek van Carnaro. Om drie jaar later op te duiken als minister in de regering Mussolini.

Hij werd in Fiume opgevolgd door Alceste d’Ambris. Maar die hield zich net als d’Annunzio meer met de Grondwet bezig dan met de dagelijkse gang van zaken. Dus er veranderde wat betreft de langzame neergang van Fiume niets.

Prins van Montenevoso

Mussolini, in 1922 eenmaal aan de macht in Italië, ging behoedzaam om met d’Annunzio. De dichter bezat nog altijd veel aanzien, zeker in fascistische kringen.

Hij kocht zijn ijdeltuitige concurrent op het rechtspopulistische front af met de titel Prins van Montenevoso (‘Prins van de Besneeuwde berg’) en liet de Italiaanse staat het Vittoriale bekostigen, het geld verslindende architectuur-project, bij Gardone aan het Gardameer, waarmee d’Annunzio zich onledig hield in zijn laatste jaren, en dat hem bij leven tot paleis diende, en na zijn dood tot mausoleum. .

In 1938 stierf de dichter, niet nadat hij Mussolini herhaaldelijk gewaarschuwd had tegen Hitler. Hij moest nu eenmaal van Duitsers niets hebben. Tevergeefs. In het jaar van d’Annunzio’s sterven zou Mussolini de Führer op grootse wijze ontvangen in Rome. De As was geboren.

Hoe is het gesteld met de erfenis van d’Annunzio? Die is helaas weinig poëtisch te noemen. D’Annunzio verwekte Mussolini en Mussolini Hitler. En Hitler de Tweede Wereldoorlog. Het rechtspopulisme is daardoor jarenlang na de oorlog in Europa nagenoeg niet meer aan de orde geweest.

Maar heden is de Tweede Wereld oorlog ‘geen moreel ijkpunt meer’. Zeventig jaar na de Holocaust is het rechtspopulisme weer salonfähig in Europa, ditmaal in een nieuwe, gematigde variant ( ‘fascisme light’) : de anti-moslimpartijen van Le Pen, Fortuyn, Wilders, etc. ( ‘Zij, met hun bomgordels onder hun djellaba’s, zijn de fascisten! Niet wij!’)

Een aantal minder schokkende ideeën uit de Carnaro-trommel had overigens zijn revival al in de Jaren Zestig. De Vrije Liefde. De gelijkberechtiging van homoseksuelen. En vooral de verering van de Jeugd. ‘La giovennezza, grande bellezza!’, was het lijflied van de Arditi in Fiume, overgenomen alweer door Mussolini , voor zijn fascistische stoottroepen. De futurist Marinetti, zoals vermeld ook aanwezig in Fiume, in vele opzichten een geestverwant van d’Annunzio, hanteerde in zijn Futuristisch Manifest de kreet : ‘Wie ouder dan dertig is, moet dood!’

Mei ’68 in Parijs was milder: ‘Wantrouw iedereen boven de dertig!’

Soms is er niets nieuws onder de zon.

En de ‘poëtische politiek’? Die is heden non-existent.

Iets van een ‘poëtische politiek’ lijkt niettemin gewenst. Al was het maar als tegenwicht tegen het economistisch denken, dat heden het politieke klimaat in Europa beheerst. ‘De lyriek is de moeder van de politiek’ (Lucebert)… maar uit Carnaro dient wel een les getrokken. Dat zo’n politiek zich verre dient te houden van elke vorm van geweld. De poëtische politiek zal een geweldloze activiteit zijn of zij zal niet zijn. Want de poëzie is een humanisme. Die notie was weg bij d’Annunzio.

Tenslotte, de overeenkomsten tussen d’Annunzio en Fortuyn zijn te opvallend om hier ongenoemd te laten. ‘ De gepolijste kale kop’, la testa di ferro.- óók al door Mussolini geplagieerd – waarom Gabriele D’Annunzio door zijn volgelingen ‘de Goddelijke Kale’ werd genoemd. Een koosnaam, waarmee wijlen Theo van Gogh Pim Fortuyn placht aan te spreken.

Het narcisme. Het hedonisme. De media-gerichtheid. De theatraliteit. Het charisma. De verafgoding door de volgelingen.

Het achteloos maken van schulden. De ongebreidelde promiscuïteit. Het dandyisme.

Het operette-achtig militarisme van Duce d’Annunzio in Fiume en het dito ‘At your service!’ van Pim Fortuyn. De geschiedenis een keer als grote klucht en een keer als kleine…

Er zijn natuurlijk ook verschillen. Fortuyn was een columnist (in Elseviers weekblad), geen dichter. Hij was ook niet fysiek gewelddadig ( wel verbaal…) Integendeel. Hij werd het slachtoffer van fysiek geweld.

Maar zoveel is zeker: met Fortuyn is de Italianisering van de Nederlands politiek begonnen. En zijn voornaamste geestelijke erfgenaam blijkt thans de Limburgse ‘dandy’ Geert Wilders te zijn. Na het Kale… het Geblondeerde Hoofd!

Litanesk scanderen

De PVV–leider beoefende zelfs een spreektactiek van d’Annunzio , die Fortuyn ongebruikt liet: het litanesk scanderen.

D’Annunzio, dagelijks, vanaf zijn balkon in Fiume:

‘Aan wie de victorie?’

‘Aan ons!’

‘Aan wie de victorie?’

‘Aan de helden!’

Wilders in een café in Den Haag:

‘Willen jullie meer of minder Europa?’

Minder!

Willen jullie meer of minder Marokkanen?

‘Minder!’

 

Evviva Italia!

 

Manuel Kneepkens ( Heerlen 1942) , is dichter en publicist. Zijn laatst verscheen dichtbundel is Kaleidoscopie van een Jaar (De Contrabas, Utrecht, 2015) Als criminoloog schreef hij: Het Rijk van de Demonen, Het Bombardement van Rotterdam. Hij was twaalf jaar fractievoorzitter van de Stadspartij in de gemeenteraad van Rotterdam ( 1994 -2016).

 

Waardeer dit artikel!!

Als je dit artikel waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je mee een unieke stem in het Nederlandse medialandschap verder te ontwikkelen.

Mijn gekozen donatie € -

 

 

Koning Robot: het mechanische alternatief voor een feilbare monarch

Het idee van Marie Jean Antoine Nicolas de Caritat, markies de Condorcet (1743–1794), een van de meest vooraanstaande intellectuelen van de Franse Revolutie, om het koningschap over te dragen aan een machine, is met de robotisering van de samenleving zeer uitvoerbaar geworden.

Tekst: Manuel Kneepkens

In zijn succesboek 21 lessen voor de 21e eeuw stelt Yuval Noah Harari dat de technologische revoluties méér ons leven op de planeet aarde bepalen dan de maatschappelijke zoals de Franse revolutie.

Die mening is niet nieuw. Zij werd ook al – heel wat eerder trouwens – geventileerd door Willem Frederik Hermans.

Maar hoewel de Franse revolutie zeker een ander soort revolutie dan de Industriële is, heeft ook zij wel degelijk machines verwekt. Een daarvan is zowaar een ‘revolutie op strafrechtsgebied’: de guillotine. De Franse revolutionairen waren immers geobsedeerd door het begrip Gelijkheid. Meer in elk geval dan door Vrijheid en Broederschap. En de guillotine is de gelijkheidsmachine in optima forma, ‘Als lijken-met-de -kop -eraf zijn wij mensen elkaar zeer gelijk…’

Een heel wat humanere ‘Franse revolutie-machine’ is: de Machine van Condorcet. Daarover straks.

Robotisering

Harari merkt tevens op dat die techno-revoluties – de eerste was dus de Industriële revolutie – in steeds sneller tempo elkaar opvolgen Zo zou de wij ons thans ‘ in de vijfde versnelling’ bevinden: de onstuitbare opkomst van de robotisering.

Maar die robotisering komt niet uit de lucht vallen.

Integendeel, de robotisering van de samenleving blijkt historisch bezien een proces met een lange aanloop. Het begint als het militaire ideaal van de Romeinen: een leger dat beweegt als één machine.

En dat mechanistisch ideaal is in militaire kringen altijd populair gebleven.

Tot op de dag van vandaag pleegt men dan ook rekruten te drillen, d.w.z. ze te onderwerpen aan strenge disciplinering , ofwel ze ‘te ontmenselijken’. De ideale infanterist is een mechanische pop.

Dit robotdenken over de mens is gaandeweg ook buiten militaire kringen zeer populair geworden.

L’homme machine is een berucht boek van De la Mettrie, (1709- 1751), een materialistisch Verlichtingsfilosoof . Zijn stelling: de mens verschilt niet wezenlijk van een machine. Geen wonder dat juist in de Parijse Salons van tijdens de Verlichting vernuftig geconstrueerde mechanische poppen zeer populair waren. Die Verlichtingsfilosofen stonden, zoals bekend, aan de vooravond van de Franse Revolutie.

Om in de visie ‘de mens is een machine’ enkel een diabolische reductie van de mens te zien, is overigens te kort door de bocht.

Het mechanistisch denken heeft ook vooruitgang gebracht. Zo besloot de medicus Harvey naar het hart te kijken als naar een pomp ( ‘zie naar het hart als naar een waterpomp’ ) en dat heeft de cardiologie aantoonbaar vooruit gebracht.

En vergeet niet de fiets… De ecologische verantwoorde voortbewegingsmachine bij uitstek! Die machine kan niet genoeg geprezen worden. Dit terzijde.

Maar vaak ook blijkt dat mechanistisch denken rücksichtsloos wordt toegepast. Denk aan de staat als coderingsmachine (de Structuralisten). Denk aan de ‘kille’ architectuurvisie van Le Corbusier: ‘Het huis is een machine’, etc.

Maar hoe zit dat met de Machine van Condorcet?

Markies Marie-Jean de Condorcet (1743 -1794) was een Frans filosoof, een vroege politieke wetenschapper. Ook bekend om zijn bijdragen aan de wiskunde.

Maar hij was allereerst een sociaal bewogen mens die, ofschoon van adel, niettemin de Franse revolutie loyaal steunde. Zo pleitte hij voor grondwettelijk recht, vrij en gelijk publiek onderwijs en gelijke rechten voor vrouwen. En eveneens voor gelijke rechten voor mensen van alle rassen. Zie ook het artikel van Meindert Fennema over Condorcet elders op deze website. Zijn opvattingen over de gelijkwaardigheid van de mensen, maakten hem vrijwel automatisch tot een tegenstander van de monarchie. In dat kader deed hij – ludiek avant la lettre – het voorstel: de monarchie te vervangen door een zelf bewegende pop, de ‘automate royal’.

Mechanische koning

Deze mechanische koning zou alle ceremoniële functies van het Koningschap kunnen vervullen. De machine zou een onvermoeibare handenschudder zijn. De machine zou ook ‘automatisch’ alle wetten tekenen die het parlement had aangenomen en erfopvolging zou niet langer het probleem zijn. En, ook niet onbelangrijk, die androïde zou financieel maar een fractie kosten van een koningschap, uitgeoefend door een mens van vlees en bloed

Inmiddels, zoveel jaren later na de Franse revolutie, zijn al vele functies in onze samenleving geautomatiseerd. En ook de robot stoomt op. De knuffelrobot voor dementen is al werkelijkheid. En sinds de VS onder Obama huiverig is geworden om mensen als ‘boots on the ground’ in te zetten, wordt daar nu in snel tempo een programma ontwikkeld voor de vechtrobot Atlas.

In 2011 organiseerde de afdeling DARPA van het Pentagon een robotwedstrijd. DARPA staat voor Defence Advanced Project Research Agency, het instituut binnen het Amerikaanse Ministerie van Defensie, dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van geavanceerde militaire technologie. Ter herinnering, in 1968 begon het instituut (toen nog ARPA geheten) de ontwikkeling van het ARPA-net, dé voorloper van ons Internet. Ook in het ontwikkelen van de huidige algoritme-samenleving gaat DARPA voorop. Vier jaar lang werkten, naast het team van DARPA, een aantal andere teams naar de finale toe in 2015. Toen werden de mogelijkheden van de ontwikkelde robots beproefd in een speciaal parcours. Iedere robot moest een auto kunnen besturen en daar in en uit kunnen klimmen. Daarna een deur openen, een gat in de muur boren, een brandkraan dicht draaien en tenslotte een trap beklimmen.

De vechtrobot Atlas, bedoeld voor ‘boots on the ground’, deed het niet slecht. Hij werd tweede bij de finale. De opgaven bleken voor de meeste andere robots te hoog gegrepen. Slecht enkele robots slaagden er in, buiten nummer Een en Atlas, om heelhuids het parcours af te leggen. Een robot onthoofdde zichzelf per ongeluk ( Dat zouden ze in het Kalifaat ISIS ongetwijfeld zeer hebben gewaardeerd…)

Over die wedstrijd bestaat een videofilmpje. De meeste mensen, die dat filmpje zagen, vonden de robot behalve imposant ook wel angstaanjagend

Want wat is de volgende stap? Hoe lang zal het nog duren of de mensheid wordt onderdrukt door haar eigen schepping?

Krijgen wij een robotapocalyps?

Een ding is zeker: mocht het idee van De Condorcet van ‘de robot-koning’ in zijn eigen tijd nog onuitvoerbaar zijn, zo ’n robot fabriceren is heden eigenlijk een fluitje van een cent.

Robotdag

Krijgen wij dus binnenkort een Robot van Oranje- Nassau, de androïde Willem Alexander II die de taken van de huidige, ‘vlezige’ Willem Alexander overneemt? Zeker wat het uitspreken van de Troonrede betreft, kan dat sowieso nu al door een ‘automate royale’, want van die tekst is geen letter van de Koning zelf…

En begeeft zich dan die robotkoning op Robotdag , voorheen Prinsjesdag, naar de Staten Generaal in een zelfrijdende Gouden Koets? De robotisering van onze samenleving lijkt niet te stuiten, dus uitgesloten is dat allerminst.

 

De Robot

In den beginne wast het Woord

en op het einde was er het algoritme

want in de beginne was God

en God schiep de mens

en toen schafte de mens God af

en schiep de robot

en toen schafte de robot de mens af

to hoe wa bo hoe

en toen was God weer moederziel

alleen in het Heelal!

Correctie : moet dat niet zijn

In den beginne was het ( )oord

en op het einde was er het Walgoritme?

Nee! Want Robots worden geboren zonder W(eeën)…!

 

Het gedicht hierboven, De Robot, laat zich gemakkelijk tot de bron herleiden. Manuel Kneepens deelt namelijk met de jurimetrist Richard de Mulder het blog Knemublog. Jarenlang deden zij samen het strafrechtonderwijs op de Erasmus-universiteit en dat heeft een diepe band geschapen. Op Knemulblog zetten zij naar hartenlust alles op wat hen interesseert. Bij Kneepens is dat de poëzie, bij Richard de Mulder is dat de robot. Zodoende.

De geboorte van de Partij voor de Republiek: een experiment in gedachtevorming

Op Prinsjedag is het zo ver. Dan presenteert de Partij voor de Republiek haar concept-partijprogramma ‘Tien over Oranje’, een 10-stappenplan ter omvorming van de Nederlandse monarchie in een moderne republiek. Het opheffen van de monarchie dient in dit plan als katalysator van staatskundige, politieke en sociale innovatie, met als uitgangspunt de klassieke republikeinse idealen vrijheid, gelijkheid en broederschap.

Iets meer dan tweehonderd jaar zucht Nederland nu onder het loden gewicht van een monarchie die het op last van de Europese grootmachten in de maag kreeg gesplitst. Een land dat werd geboren als vrijheidslievende republiek en dat gedurende een groot deel van zijn geschiedenis ook was, werd in zijn verdere ontwikkeling gehinderd met een staatsrechtelijk misbaksel dat in alles precies het tegendeel was van de sociaal-republikeinse idealen die tot dan toe de boventoon hadden gevoerd. Nu is de tijd gekomen deze betreurenswaardige loop van de geschiedenis terug te draaien en de draad weer op te pakken van het republikeinse proces. Juist in een tijd waar het democratische proces dreigt te stokken en de kloof tussen burger en bestuur onoverbrugbaar lijkt geworden, is het goed als Nederland zichzelf opnieuw uitvindt. Het republikeinse ideaal van het dienen van de res publica, de publieke zaak, en het stimuleren van actief burgerschap, kan een uitweg bieden uit de doodlopende steeg van populisme en groeiend antidemocratisch sentiment.

Geen vechtscheiding
De republiek zal onvermijdelijk de staatsvorm van de toekomst zijn, en de transitie die daarvoor nodig is, moet worden voorbereid, aldus de PvdR. In de woorden van Manuel Kneepkens, een van de oprichters van de PvdR: ‘Wij moeten afscheid nemen van de Oranjes, op de wijze waarop Gandhi afscheid nam van de Engelsen. Het moet, daar helpt geen moedertje lief aan, maar we doen het wel op beschaafde wijze. Als “vrienden”. Geen vechtscheiding! Tenslotte hebben wij en de Oranjes een lange geschiedenis met elkaar. En de huidige koning is niet zo vreselijk als Bea. Dat maakt het afscheid voor het Volk een stuk lastiger. De afschaffing van het stukje ondemocratie dat het koningshuis is, is een bijvangst. Het gaat er ons om de stagnatie van het democatiseringsproces in Europa te overwinnen’ .

Het eerste manifest van de partij leverde genoeg positieve reacties op om te komen tot het idee dat een progressieve, pro-Europese republikeinse partij levensvatbaar kan zijn binnen het Nederlandse politieke bestel en als belangrijke aanjager zou kunnen fungeren van discussies die het politieke establishment tot nog toe angstvallig uit de weg is gegaan.

De PvdR is een initiatief van dichter-jurist Manuel Kneepkens, voormalig gemeenteraadslid en oprichter van de Rotterdamse Stadspartij, emeritus hoogleraar stadssociologie van de Universiteit van Amsterdam Lodewijk Brunt, media-entrepreneur Teun Gautier en journalist René Zwaap, hoofdredacteur van tijdschrift De Republikein.

Basisidee van de PvdR is dat afschaffing van de monarchie geen doel op zichzelf is, maar onderdeel moet zijn van een bredere democratiseringsagenda op zowel nationale als Europese schaal. Het door de PvdR geagendeerde perspectief van de omvorming van de Europese Unie tot een federatie die is ingericht als een Europese republiek met zoveel mogelijk autonomie voor de aangesloten eenheden, is binnen de in zichzelf gekeerde politieke verhoudingen in Nederland een absoluut novum. Vanuit die achtergrond streeft de PvdR op de lange baan ook uit te groeien tot een transnationale Europese partij.

Tot nog toe kregen republikeins georiënteerde partijen geen voet aan de grond in Nederland en bleven zij politieke eendagsvliegen en splintergroeperingen in nanometers. Dat de PvdR deze stap toch wil wagen komt voort uit de overweging dat het denken over de republiek in Nederland nodig van impulsen moet worden voorzien. Het Republikeins Genootschap (RG), de grootste republikeinse organisatie van het land, vervult een belangrijke rol als ontmoetingsplatform van aanhangers van de republikeinse gedachte, maar kent tegelijkertijd ook zijn beperkingen, daar het politiek neutraal wil blijven en daarom geen andere boodschap kan communiceren dat de monarchie moet worden afgeschaft.

Politieke keuzes
Aangezien aanhangers van de republikeinse gedachte zowel ter linker- als ter rechterzijde van het politieke firmament kunnen worden gevonden, blijft het RG een collectief dat zich alleen verbindt op grond van een gedeelde weerzin, maar blijft het noodzakelijkerwijze ver van het innemen van inhoudelijke politieke keuzes in opbouwende zin. Dat bleek bijvoorbeeld toen in 2016 – 2018 een groep leden van het (toen nog Nieuw) Republikeins Genootschap probeerde een manifest op te stellen waarin zou worden aangegeven wat er zoal zou moeten gebeuren dan wel anders geregeld zou kunnen worden in de staatsinrichting van het land wanneer de omslag naar een republiek zou worden gemaakt. Op voorspraak van de voorzitter van het Republikeins Genootschap werd dat concept afgestemd door de leden. Een gemiste kans, zo vinden de leden van de genoemde werkgroep, die zich deels bij de Partij van de Republiek hebben gevoegd. Hun inventarisatie van staatkundig vernieuwingspotentieel is in het concept-partijprogramma van de PvdR verwerkt.

Volgens de PvdR dient de vraag te worden beantwoord hoe de republiek der Nederlanden eruit moet zien en wat het doel van die republiek moet zijn. Dat betekent dat er politieke keuzes moeten worden gemaakt. De PvdR is in die zin een experiment in gedachtevorming en alleen al op die grond de moeite van het proberen waard. PvdR-medeoprichter René Zwaap: ‘Alleen al het naakte bestaan van deze partij is heel wat waard. Want wat is een monarchie waard als er geen fatsoenlijke republikeinse partij in kan bestaan? De enige andere politieke partij in Nederland die zich anno 2020 tooit met het republikeinse ideaal, de Republikeinen, koppelt daaraan zo’n xenofobische en anti-Europese agenda aan dat je er spontaan monarchist van zou worden. Om de naam van de Nederlandse republikeinen hoog te houden was daar wel een tegenhanger voor nodig.’

Voor meer informatie: www.republiek.eu

75 jaar bevrijd en nu weer bezet?

In de nieuwe editie van tijdschrift De Republikein veel aandacht voor twee hoofdthema’s: corona en 75 jaar bevrijding.

In zijn redactionele inleiding zoekt hoofdredacteur René Zwaap een verband tussen toen en nu: ‘Zijn er in het koninkrijk der Nederlanden parallellen te trekken tussen de Duitse invasie in mei 1940 en de invasie van het corona-virus in maart 2020? Laten we eens zien hoe ver we komen. In beide gevallen was de gehele natie ondanks alle waarschuwingen toch totaal verrast toen het eenmaal zo ver was. In beide gevallen had het volk eerder van de hoge autoriteiten te horen gekregen dat men rustig slapen kon gaan. In 1940 ging men ervan uit dat het land veilig verscholen was achter de Waterlinie en de Peelstelling, maar hielden die verdedigingswerken het in werkelijkheid nog geen dag uit. Anno 2020 was er iets soortgelijks aan de hand met de verzekering van premier Rutte dat de strategie van de groepsimmuniteit verlossing zou bieden.’

Corona betekent kroon, en dat brengt columnist Manuel Kneepkens op gedachten: ‘Het oranje-virus heeft onze democratie geestelijk besmet zoals het corona-virus thans bezig is dat met ons allen fysiek te doen.’ Nu er een massieve lintjesregen te verwachten valt voor ‘de helden van de zorg’ wordt het tijd dat het Nederlandse decoratiesysteem op de helling gaat. Ook mensen die niet staan te springen om een koninklijke onderscheiding moeten de waardering kunnen krijgen die hen toekomt. Hij komt met het voorstel voor deze categorie een ereboom te planten, een ecologisch verantwoord Ridderbos.

Na D-day lanceerde Wilhelmina het idee om de Duitse bevolking in de grensstreken met Nederland, gezinnen met kinderen niet uitgezonderd, te deporteren naar een of andere verre uithoek. Gelukkig nam geen enkele geallieerde bondgenoot haar serieus. Columnist Gerard Aalders over de waandenkbeelden van Wilhelmina.

Meer dan zes miljoen mensen keken vrijdag 20 maart volgens de Stichting Kijkonderzoek naar de koninklijke coronaspeech. Een week nadat premier Rutte het land had toegesproken werd de tijd rijp geacht voor een toespraak van Willem-Alexander via alle beschikbare kanalen. Maar hoe effectief was dat? En waarom werden negatieve reacties op de facebookpagina van het Koninklijk Huis door de RVD weggecensureerd?

Emeritus-hoogleraar geschiedenis Wijnand Mijhardt licht zijn pleidooi voor eerherstel voor de door de Oranje-geschiedschrijving verdonkeremaande Bataafse Republiek toe. Hij verdiept zich ook in hedendaagse republikeinse ideologieën, zoals het idee voor een Europese republiek van de Duitse politieke filosofe Ulrike Guérot . Mijnhardt: ‘Guérot’s pleidooi voor een republikeins Europa waarin de volkswil gestalte moet krijgen, is een meeslepende vorm van wishful thinking maar vereist nog veel denkwerk om aanvaardbaar te worden. Mooi is wel dat haar bezwaren tegen de natiestaat geen kritiekloze omhelzing van het federale model met zich meebrengen. Guérot’s keuze voor kleine politieke eenheden zoals de stad – ook in het vroegmoderne Nederland de kern van het republikanisme – geeft aan dat zij begrijpt waar de mensheid het meest behoefte aan heeft: een overzichtelijk, lokaal geworteld dagelijks leven.’

De innige band tussen leger en koningshuis wordt ieder jaar op 4 en 5 mei breeduit uitgevent. Het is tijd om in onze democratische rechtsstaat Dodenherdenking te demilitariseren, vindt August Hans den Boef. ‘Het project van Nederland als democratische rechtsstaat blijft onvoltooid zolang de hoogste publieke functie slechts erfelijk is en bovendien voorbehouden aan de leden van één familie. En dan hebben we het nog niet over het perverse misverstand dat al deze leden daardoor zonder enige uitzondering over singuliere eigenschappen beschikken, die hen bij uitstek geschikt maken om niet alleen boven de partijen, maar ook boven de burgers te staan. Maatschappelijk ingrijpender nog dan dit oranjepopulisme is de parallelstructuur met eigen privileges, die slechts voor militaire beroepsgroepen en instituties bestaat’. Sinds 1945 heeft de overheid door allerlei besluiten, van lintjes tot Dodenherdenking, de militaire lobby gefaciliteerd, aldus de auteur. ‘Bezie bijvoorbeeld de hiërarchie van onze koninklijke onderscheidingen. De prijsdieren vormen drie categorieën: staatshoofden, militairen en gewone burgers. Dat is wel even schrikken voor wie meent dat de Nederlandse samenleving egalitaristisch is. De twee hoogste onderscheidingen zijn voorbehouden aan militairen, dan wel aan ons erfelijk staatshoofd zelf en zijn peers‘.

Voor Nederland is 10 mei 1940 de belangrijkste datum in de twintigste eeuw. De Tweede Wereldoorlog was op dat moment al meer dan een half jaar aan de gang, maar gevochten werd er nauwelijks. Tijdgenoten noemden die merkwaardige periode de phoney war, der Sitzkriegdrôle de guerre. Historicus Ries Roowaan over een vergeten pauzenummer van de wereldbrand.

Journalist Rob Bakker publiceerde met het onlangs verschenen Boekhouders van de Holocaust een complete inventarisatie van de medewerking die het Nederlandse ambtelijke apparaat tussen 1940 en 1945 verleende aan de moord op meer dan 100.000 mensen. Desgevraagd omschrijft hij de excuses die premier Rutte daar onlangs voor aanbood als ‘erg mager’. Rob Bakker: ‘Rutte maakte op geen enkele manier duidelijk hoe sterk het gehele ambtelijke apparaat betrokken was bij de registratie en deportaties. De SG’s protesteerden wel tegen de gedwongen Arbeitseinsatz van niet-Joodse Nederlanders, maar niet tegen de deportaties van de Joden. Daarmee werd een gehele bevolkingsgroep willens en wetens afgeschreven en niet meer als deel van het Nederlandse volk beschouwd en behandeld. De Jodenvervolging en deportaties werden als iets beschouwd wat de Nederlandse ambtenaren niet aanging; dat was voor de verantwoording van de Duitsers. Joden werden gezien als een aparte bevolkingsgroep en werden niet gerekend tot het algemene landsbelang, zowel politiek als uit menselijk oogpunt gezien’. Daarnaast aandacht voor het verband tussen de hoge mate van ambtelijke collaboratie en de ongrondwettelijke vlucht van koningin Wilhelmina in mei 1940.

Ko Smit schrijft over het complot tegen generaal Reynders, de opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, die vlak voor de Duitse inval op aandrang van koningin Wilhelmina het veld moest ruimen. Had dat te maken met de weigering van de generaal om mee te werken aan de vluchtplannen van het koningshuis?

Meer dan drie miljoen bezoekers trok de musical Soldaat van Oranje. De autobiografie van Erik Hazelhoff Roelfzema is daarmee uitgegroeid tot de hoogmis van het Oranje-evangelie. Maar hoe heldhaftig was diens betrokkenheid bij de planning van een naoorlogse staatsgreep in 1947, inclusief een moordaanslag op PvdA-coryfee Koos Vorrink? Bart Gruson kan zich betere vaderlandse oorlogshelden voorstellen.

Tergend langzaam kwam het kabinet-Rutte uit de startblokken voor actie tegen het corona-virus. Kritiek op het beleid wordt als een gebrek aan solidariteit gezien. Maar het wordt tijd de ogen te openen voor de consequenties van wekenlange bestuurlijke lethargie, schrijft Ricus van der Kwast, die zijn hart vasthoudt voor de komende weken. ‘Bang ben ik dat de maatregelen niet alleen twee maanden te laat genomen zijn, maar dat men ook twee maanden te vroeg de teugels weer laat vieren, terwijl de WHO, epidemiologen en andere modelleerders juist voor versoepeling waarschuwen omdat er op dit moment geen enkele aanwijzing is dat al meer dan zeg 10 procent van de bevolking immuun is’.

Voormalig Europarlementariër Els de Groen beschrijft het corona-virus als de ultieme test voor bestuurlijke vaardigheden. ‘Het ontmaskert presidenten die het virus bagatelliseren, ontmaskert premier Orbán die beweert het virus te knechten door de democratie af te schaffen, ontmaskert populisten die er xenofobie mee aanwakkeren’.
Wat Europa – bij uitstek Europa met haar diversiteit, haar cultuur, gewelddadige historie en democratische ambities – kan redden is samenwerking, zo stelt ze. ‘Geen versplintering en verspilling meer, maar saamhorigheid. Dan verslaan we niet slechts corona, maar ook het egoïsme en de visieloosheid die eraan ten grondslag liggen’.

Paul Damen dook in de mortaliteitsgeschiedenis van het Huis van Oranje-Nassau. Veel vertegenwoordigers van de dynastie werden getroffen door het dodelijke pokkenvirus, maar specialiteit van het huis werd toch sterven aan uiterst sneue grillen van het noodlot. ‘Je kan veel van het coronavirus zeggen, maar het doet wél aan diversiteit. Koning, keizer, admiraal, corona pakt ze allemaal. Ooit was dat anders: besmettelijke ziekten roeiden half Europa uit, maar de Oranjes bleven gespaard. Ons latere vorstenhuis vond vaker originelere methoden voor de voleinding van het leven’.

Al 50 jaar geleden waarschuwde het gedistingeerde wetenschappelijke duo Paul R. Ehrlich en Anne H. Ehrlich voor het verband tussen overbevolking, toegenomen mobiliteit, klimaatverandering en nieuwe dodelijke virussen. In hun in 1970 verschenen boek Population, Environment, Resources werd precies voorspeld waar de wereld nu mee kampt. Roel van Duijn over de dovemansoren van de politiek en de machinaties die nu op het wereldpolitieke toneel in het spel zijn om de democratie te beknotten.

De primitiefste levensvorm, het virus, heeft de homo sapiens, de meest ontwikkelde levensvorm, gevonden als een vehikel voor zelfvermeerdering, aldus een analyse van de Sloveense filosoof Slavoj Žižek. De mens blijkt niet minder fragiel dan de ooit uitgestorven dodo of dinosaurus. Is dit dan het echte einde van de geschiedenis, vraagt Raymond van den Boogaard zich af in een beschouwing over ‘de politiek van de angst’.

Dan twee artikelen over de wereld na corona. Het land lijkt in een staat van beleg. In de media is nauwelijks aandacht voor andere onderwerpen dan het coronavirus. De woordkeuze herinnert aan oorlogsverslaggeving, waarbij het verloop van het front en het aantal slachtoffers de belangrijkste onderwerpen vormen. Het houdt ons dag en nacht bezig, maar hoe zal straks de vrede eruit zien? Ries Roowaan tast de mogelijkheden af. ‘Volgens menig commentator is het coronavirus de externe schok die het neoliberalisme naar de schroothoop zal verwijzen. Dat is enigszins voorbarig maar feit is dat er al jaren onvrede over het marktfetisjisme bestaat. Hoe diep dat inmiddels zit, moge blijken uit het gemak waarmee in diverse landen de overheid geld rondstrooit. Elke aarzeling wordt weggewuifd. De hoogste bedragen zijn nog niet hoog genoeg. Of het werkelijk voldoende zal zijn, moeten we overigens maar afwachten’.

Mark Blaisse ziet in dit verband grote gevaren voor de democratische orde. ‘Zorgelijk is de manier waarop democratische regeringen menen van de ene dag op de andere noodmaatregelen te mogen nemen die onze vrijheid ernstig beperken. Dat de noodtoestand om strenge maatregelen vraagt, zoals uitgaansverbod en desnoods een lockdown, is begrijpelijk, maar het gaat wel heel ver als de overheid bepaalt dat alle mobiele telefoons mogen worden gevolgd in naam van de publieke veiligheid. In naam van diezelfde zogenaamde veiligheid gaan grenzen dicht, worden winkels, scholen, theaters en universiteiten gesloten, gaan crèches op slot, maar niemand wordt daarbij geconsulteerd. In sommige Europese landen mogen per decreet niet meer dan twee mensen met elkaar op straat aangetroffen worden. Deze decreten worden zonder parlementaire goedkeuring genomen. De plotseling oppermachtige regering deelt vrijwel alle lakens uit. Wij, de burgers, hebben het nakijken en worden misdadig genoemd als we ons niet schikken.’

Columnist Hans Maessen, voorzitter van het Republikeins Genootschap, buigt zich dit keer over het initiatief om te komen tot de oprichting van de Partij voor de Republiek.

In de rubriek Appeltjes van Oranje dit keer aandacht voor het dubbelspel van Felix Kersten. In 1950 kreeg deze Finse manueel therapeut een hoge onderscheiding uit handen van prins Bernhard vanwege zijn verdiensten voor het Nederlandse volk. ‘Het is moeilijk woorden te vinden voor alles wat u voor het Nederlandse volk gedaan heeft’, sprak Bernhard bij die gelegenheid. Daarbij ging het erom dat Kersten het Nederlandse volk tijdens de bezetting voor deportatie naar Polen zou hebben behoed. Maar er zat een luchtje aan dit lintje. Kersten was tijdens de oorlogsjaren de vertrouweling van SS-chef Heinrich Himmler en na de oorlog spande hij zich in om om Duitse oorlogsmisdadigers uit Nederlandse gevangenschap te krijgen door minister Donker van Justitie te chanteren.

Maurits van den Toorn recenseert het boek Op verzoek van hare majesteit van Frans Becker en Tamara Becker, over SDAP-kroonprins Wiardi Beckman. Kort voor de bevrijding in 1945 kwam deze in Dachau om het leven, na begin 1942 te zijn opgepakt bij een poging om naar Engeland te komen. Daarnaast ook aandacht voor In dienst van de nazi’s. Gewone mensen als gewelddadige collaborateurs van de hand van Paul van de Water.

Thrillerspecialist Gijs Korevaar beveelt drie spannende boeken aan waar een virus de hoofdrol speelt, Quarantaine van Erk Betten. World War Z van Max Brooks en Schone Slaapsters van horrorspecialist Stephen King.

Verluchtigd met illustraties van Joep Bertrams en Gabriel Kousbroek.

Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

Partij voor de Republiek contra het kroonvirus

Corona betekent ‘kroon’, dus zo gek is het niet dat uitgerekend in de huidige crisis rond het coronavirus het initiatief van de oprichting van de Partij voor de Republiek werd geboren. Met de lancering van de website www.republiek.eu probeert het initiatiefcomité voldoende draagvlak te vinden voor een politieke beweging die zich richt op afschaffing van de monarchie in Nederland en de ontwikkeling van een Europese republiek.

De mondiale crisis rond het coronavirus brengt de structuurfouten van de Europese Unie meedogenloos aan het licht. Met de ruggen naar elkaar vechten de lidstaten tegen een onzichtbare vijand. De Europese Commissie is zo goed als machteloos, binnen de Europese Raad is de solidariteit tussen de diverse lidstaten ver te zoeken. Symbolisch sluiten de diverse EU-landen hun grenzen voor een virus dat aan geen grens gebonden is. De kloof tussen arme en rijke lidstaten vergroot. Tegelijkertijd is het lot van de burgers van alle landen als nooit tevoren met elkaar verbonden.

Duidelijk is dat Europa zichzelf opnieuw moet uitvinden wil het een crisis als deze in de toekomst het hoofd kunnen bieden. Een Europese Republiek is de oplossing, zo vindt de Partij voor de Republiek, een kersvers initiatief dat erop is gericht de ideeën van de vermaarde Duitse politieke filosofe Ulrike Guérot omtrent de omvorming van de Europese Unie tot een Republiek Europa ook in Nederland een draagvlak te bezorgen.

Het initiatiefcomité van de Partij voor de Republiek wordt gevormd door Lodewijk Brunt, emeritus hoogleraar Stedelijke vraagstukken aan de Universiteit van Amsterdam, media-entrepreneur Teun Gautier, oprichter van het online klokkenluidersplatform Publeaks en voorheen directeur van weekblad De Groene Amsterdammer, jurist en literator Manuel Kneepkens, oprichter van de Rotterdamse Stadspartij en ex-voorzitter van de Coornhertliga, de vereniging tot strafrechthervorming, en journalist René Zwaap, hoofdredacteur van tijdschrift De Republikein.

‘De Partij voor de Republiek streeft naar een democratisch en sociaal Europa dat opkomt voor zijn waarden in plaats van deze met voeten te treden’, aldus het initiatiefcomité in haar intentieverklaring op de nieuwe geopende website www.republiek.eu. ‘Een Europa dat mensenrechten hoog in het vaandel heeft staan. Een Europa waarin alle burgers over gelijke rechten beschikken, met gelijkwaardig stemrecht, sociale gelijkheid – inclusief een basisinkomen – en gelijke fiscale verplichtingen’.

De Partij voor de Republiek streeft naar de oprichting van een Europese republiek bestuurd door een transnationale, representatieve volksvertegenwoordiging, bestaande uit enerzijds een parlement met initiatiefrecht en begrotingsrecht, die op basis van one man one vote wordt gekozen uit transnationale partijen, en anderzijds een senaat die bestaat uit vertegenwoordigers van autonome regio’s en provincies die qua schaal min of meer gelijkwaardig zijn en die samen de Europese republiek vormen. Deze regio’s zijn niet gelijk aan de huidige lidstaten, zodat wordt voorkomen dat grote landen als Duitsland en Frankrijk de overhand krijgen, zoals nu vaak het geval is binnen de Europese Raad.

Binnen de Europese republiek geldt: wat decentraal kan, moet decentraal. De regering van de republiek is verantwoordelijk voor taken die niet decentraal kunnen worden uitgevoerd, zoals Gezondheidszorg, Buitenlandse Zaken, Defensie, Financiën, Milieu, Klimaat, Energie, Handel, Cyberzaken en Ontwikkelingshulp.

Voor de monarchie is binnen de Europese republiek geen plaats meer, aldus de Partij voor de Republiek. De Nederlandse monarchie kan derhalve ontbonden worden op basis van een financieel statuut waarbij de vrijkomende gelden worden geherinvesteerd in programma’s ter ontwikkeling van actief burgerschap en verbetering van onderwijs.

Als startdatum voor de Europese republiek stelt Ulrike Guérot, de bedenkster van het concept Republiek Europa, 8 mei 2045 voor, wanneer het precies honderd jaar geleden is dat de strijdkrachten van nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog hun wapens neerlegden. Een betekenisvollere datum voor ‘de herschepping van de Europese familie’, die Winston Churchill bepleitte in zijn legendarische redevoering op 19 september 1946 op de Universiteit van Zürich, lijkt nauwelijks te bedenken. De afschaffing van de monarchie in Nederland hoeft wat de Partij voor de Republiek i.o. niet zo lang op zich te laten wachten.

De Duitse politicologe Ulrike Guérot (1964) publiceerde in 2013 samen met de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse een manifest ter oprichting van een Europese republiek. In 2016 verscheen haar boek Warum Europa eine Republik werden muss! Eine politische Utopie, dat een jaar later als Red Europa!: waarom Europa een republiek moet worden in Nederlandse vertaling verscheen. Guérot is als hoogleraar Europese politiek verbonden aan de Donau-Universität Krems en is hoofd van het European Democracy Lab (EuDemLab) in Berlijn.

Republiek Amsterdam contra het Oranje-huis

/

VERS VAN DE PERS

Blijf immuun voor het kroon-virus en lees het nieuwe nummer van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap. Paul Damen schrijft over eeuwen strijd tussen Mokum en Oranje. Wat resteert veertig jaar na Geen Woning, Geen Kroning nog van de republiek Amsterdam? En wanneer krijgt Amsterdam het stadspaleis op de Dam terug?

Een verse column van Gerard Aalders over het gehossel met het regeringsvliegtuig door Willem Alexander en Rutte, die hun privéreis naar de Bilderberg in Montreux onterecht afschoven op de belastingbetaler. Ridder van Oranje Nassau Roel van Duijn schrijft over de geneugten van een lintje, kunstenaar Fredie Beckmans legt zijn paleisverbod uit, Thom de Lagh ontmoette ex-krakerskoning Rooie Pietje, die afscheid neemt van zijn stad. Ries Roowaan over de republikeinse inborst van Harry Mulisch, August Hans den Boef dook in het werk van Multatuli en trof daar tal van verwensingen aan het adres van het ‘wormstekige huis van Oranje’. Maurits van den Toorn over de mislukte aanslag op Amsterdam door stadhouder Willem II.
Manuel Kneepkens over de gevolgen van een niet-rechtszaak: het besluit van premier Den Uyl over Bernhard niet te laten vervolgen wegens de steekpenningen die hij van Lockheed en Northrop had aangenomen sloeg een gat in de rechtsstaat.
Anton van Hooff herschrijft de Grondwet op republikeinse leest.
Van het republikeins front: de geboorte van de Partij voor de Republiek.
Boekrecensie: Katholiek in de Republiek van Catarina Lenarduzzi.
Plus: Nationaal Monument op de Dam dubbel fout, Thomas von der Dunk over koninklijke inteelt en Ries Roowaan over Europa na de brexit.

Plus: de Blik van Joep Bertrams, illustraties van Gabriel Kousbroek.

Nr. 1/2020 van ‘De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & burgerschap’ is te koop bij de geselecteerde boekhandel of na te bestellen bij de uitgever via klantenservice@virtumedia.nl. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

De ontvoering van Europa

In aflevering 2 van de 15e jaargang van kwartaaltijdschrift De Republikein staat het vizier vol op Europa. Zoals in de Griekse sage het Fenicische prinsesje Europa op de rug van een witte stier werd geschaakt door Zeus, zo dreigt de Europese Unie nu in handen te komen van populisten, neo-totalitaristen, proto-fascisten en ander politiek gespuis. In het redactioneel roept De Republikein-hoofdredacteur René Zwaap op tot de vorming van een progressieve, pro-Europese en pro-duurzame republikeinse partij in Nederland: ‘Juist in een tijd dat traditionele democratische waarden geen vanzelfsprekendheid meer zijn, en Vladimir Poetin ten bate van zijn ondermijningscampagne van de Europese Unie via zijn facebooktrollen kennelijk met succes verkiezingen weet te manipuleren in welke gevestigde westerse democratie dan ook, is het van het grootste belang te bewijzen hoe dynamisch en veerkrachtig die democratie in werkelijkheid is, zowel in Europees als in nationaal verband. Zolang het extreem-rechts is dat aan de haal kan gaan met de diepe maatschappelijke onvrede en het revolutionaire sentiment onder zowel boze vijftigers als de jeugd dreigen de Europeanen op de ruggen van white supremacy-voorvechters en ander politiek gespuis te worden meegesleept in een zee van woelingen en afbraak. Een radicale hervormingsagenda voor het hart van het Nederlandse staatsbestel zou heel goed een antiserum kunnen zijn tegen de onttakeling van de democratische rechtsstaat. Maar dan is het zaak zo’n hervorming te koppelen aan een breder politiek programma. Niet alleen het monopolie van de monarchie dient doorbroken, ook monopolies in macht, kennis en inkomen. De tijd is er rijp voor.’

‘De zege van Thierry Baudet onthult dat Nederland minstens een-en-eenkwart miljoen kiezers heeft die gevoelig voor complottheorieën zijn’, schrijft Roel van Duijn in een bijdrage die deze politieke groeimarkt in historisch perpectief zet. ‘Wat veel Baudetkiezers niet beseffen is dat hij deel uitmaakt van een wereldwijde beweging die overal schermt met deze complottheorieën, en daarbij graag samenwerkt met dictator Poetin. Mensen zoals de Duitse AfD-politicus Björn Höcke die evenals Baudet de mond vol heeft over “de renaissance” van de “beschavingsfamilie”, en met dat laatste het witte ras bedoele. Wat niemand schijnt te zien is dat de FvD-leider zijn complottheorieën gebruikt om een manier die overeenkomst vertoont met de Dolkstoot-legende. Dat was de complottheorie waarmee de Duitse legerleiding en de jonge Hitlerbeweging na de Eerste Wereldoorlog de schuld voor de militaire nederlaag afschoven op de ‘dolkstoot in de rug’: van Joden en linksen. Ook die elites bezwendelden zogenaamd in het verborgene het gewone volk omwille van eigen gewin. In die dramatische dolkstootlegende is zowat het hele Duitse volk gestonken. Baudet is geen Hitler, maar zijn propagandatechniek bedient zich van dezelfde intellectuele fraude’.

Gijs Korevaar en Thom deLagh interviewen Frits Bolkestein, die met zijn laatst verschenen boek Bij het scheiden van de markt zijn zwanenzang heeft gedaan. Het is zijn laatste boek, aldus Bolkestein. ‘Ik ben er klaar mee’. Nog een keet trekt hij ten strijde tegen de federalisering van de Europese Unie (‘Ik moet er niet aan denken dat we zouden moeten samenwerken met politici uit Italië’) en pleit het VVD-erelid het totale budget van Ontwikkelingssamenwerking te investeren in geboortebeperking in Afrika. De meest veelzeggende uitspraak van het liberale kopstuk troffen onze verslaggevers echter op een briefje hangen in diens toilet: ‘Wie de nieuwste speech van Trump wil horen, drukt op de knop’.

Het interviewduo DeLagh en Korevaar trok verder naar Laurens-Jan Brinkhorst, gewezen staatssecretaris Europese Zaken in het roemruchte kabinet Den Uyl (1973-1977), minister van landbouw in het tweede paarse kabinet (1998-2002) en minister van economische zaken in het tweede kabinet Balkenende (2003-2006). Met de naderende Europese verkiezingen wil hij graag nog eens zijn licht laten schijnen over de Europese ontwikkelingen en de krampachtige houding van Nederland in Europa. ‘Als ik voormalig VVD-leider Frits Bolkestein iets kwalijk neem, is het dat hij het anti-Europese sentiment in zijn partij heeft gebracht. Wij verzetten ons tegen de grote landen, verzetten ons krampachtig tegen politisering. Dat begint ons nu op te breken’, aldus Brinkhorst. De Europese verkiezingen zijn vooral door de Brexit-soap in Engeland van groot belang, weet Brinkhorst. ‘Er zijn partijen die terug willen naar de natiestaat. De Engelsen zijn gek geworden. Er is een weg gekozen die op zelfmoord lijkt. Zelfs Forum van Democratie van die geflopte intellectueel Thierry Baudet, trekt zich terug van zijn uitspraken over een Nexit. Engeland is nooit voorbereid op wat het betekende om de EU te verlaten.’

In 1993 noemde de Tsjechische president Václav Havel het lot van de Roma de lakmoesproef van Europa’s democratie. Voor die proef is Europa gezakt, zo oordeelt voormalig Europarlementariër Els de Groen,die veel deed om de erbarmelijke levensomstandigheden van de Roma op de Brusselse agenda te zetten. ‘Zolang de EU een optelsom van natiestaten blijft, blijft het Europese project op twee gedachten hinken’. Els de Groen meent dat de Europese Unie veel te naïef is geweest over de invloed van de machtskongsi’s tussen de voormalige geheime diensten en de politieke partijen in de post-communistische landen van het voormalige Oostblok. ‘Het is een grote fout geweest van de Europese Unie om niet zorgvuldiger te kijken naar de antecedenten van de politici met wie men in zee is gegaan in de nieuwe lidstaten. Het is een gotspe dat iemand als ex-agent Mantsjev van de voormalige Bulgaarse geheime dienst uit handen van René van der Linden een onderscheiding van de Raad van Europa kreeg uitgereikt voor zijn inzet voor de Europese Zaak. Ook in de NGO’s met wie Brussel samenwerkt in landen als Roemenië en Bulgarije zitten tal van vertegenwoordigers van het ancien regime, die niet alleen aan de haal gaan met de opbrengsten van de privatiseringen, maar ook met de Brusselse subsidiegelden die voor de Roma bestemd zijn.’

Solange Leibovici schrijft over het ‘Europa der Vaderlanden’: ‘Jean Monnet en Robert Schuman worden algemeen gezien als de vaders van de Europese gedachte en belangrijkste voorvechters van Europese eenwording. Zij waren echter niet de eersten die een verenigd Europa predikten. Tijdens het Interbellum werden veel Europese intellectuelen aangetrokken door de Europese gedachte, al werd dat door een ander motief ingegeven: het doemdenken over de kwetsbaarheid van Europese culturen, door Oswald Spengler beschreven in De ondergang van het avondland (1917). Gedreven door de angst voor een totale vernietiging van tradities, waarden en culturen, die verhevigd werd door de bloedbaden van de Eerste Wereldoorlog en de destructie van Europese steden, zou een aantal van hen snel belanden in rechtsextremisme of fascisme. Bij sommige denkers, onder wie Pierre Drieu la Rochelle, vervangt Europeïsme het nationalisme dat het politieke denken van rechtsextremisten tot de Eerste Wereldoorlog had gekenmerkt. De Europese gedachte zoekt haar oorsprong en legitimiteit in een gedeeld verleden dat bepaald is door het Katholieke geloof, door een gemeenschappelijke identiteit die zich baseert op ‘Indo-Europese’ wortels evenals een Europese cultuur die gevormd is door literatuur en kunst, en door het feit dat Europese naties een gemeenschappelijke toekomst wacht. Het grootse verleden wordt geïdealiseerd, het chaotische, decadente heden wordt verworpen, en de toekomst zal een terugkeer bewerkstelligen van wat ooit is geweest.’

De Europese Unie wordt van binnen uitgehold door eurosceptici en nationalisten en van buitenaf dwarsgezeten door Poetin en Trump. Alle reden om juist nu een streep te zetten achter wat misging en alles op alles te zetten op de vervolmaking van het grootste economische blok ter wereld, aldus Ricus van der Kwast in een essay dat bedoeld is om alle eurosceptici te helpen met afkicken.’Het EU-bouwwerk staat nog in de steigers, maar moet nu echt af, en snel ook. Het had allemaal sneller gemoeten, hier en daar ook langzamer, in elk geval beter en slimmer. Die discussie is vandaag niet meer belangrijk. Laten we die voorgeschiedenis maar zien als onvermijdelijke groeistuipen. Zo goed als we ons ook niet gek moeten laten maken door incidenten, hoe vervelend ook. Als we ons door de opvliegingen van Donald Trump, immigratiegolven of een tegenvallend loonstrookje in de armen van China of charlatans storten, of isolement verkiezen, zijn dat beslissingen die we de rest van deze eeuw zullen bezuren’.

Meindert Fennema voorziet dat het Old Boys Network van Eton zich zal vergalopperen aan het succes van hun uit de hand gelopen provocaties met een dreiging van Brexit. ‘De Etonians Boris Johnson en Jacob Rees-Mogg mogen in het Britse parlement moord en brand schreeuwen, dat kan niet verhullen dat hun acties het einde van het Old Boys-netwerk hebben ingeluid. Of de Brexit nu hard is of zacht, of misschien wel helemaal niet doorgaat: het resultaat zal niemand bevredigen en het Old Boys-netwerk zal niet ongeschonden uit de strijd komen. Zelfs niet als Boris Johnson er in slaagt om Theresa May tot aftreden te dwingen’.

Ries Roowaan schrijft over de politieke erfenis van Richard Coudenhove-Kalergi (1894-1972), die in het Interbellum de Paneuropese Unie stichtte, een internationale pressiegroep die zich inzette voor de vereniging van Europa. ‘Een aanzienlijk deel van de Europese intelligentsia was betoverd door Coudenhoves plan. Thomas Mann, Albert Einstein en Franz Werfel – om slechts enkelen te noemen –, maar ook aanstormende politici als Charles de Gaulle, Georges Pompidou en Bruno Kreisky waren lid van de Paneuropese Unie. Hetzelfde geldt voor Konrad Adenauer, de burgemeester van Keulen, die na de Tweede Wereldoorlog nog een belangrijke rol bij de Europese integratie zou spelen. Ook de Franse minister van Buitenlandse Zaken Aristide Briand was in de ban van Coudenhoves ideeën en stelde aan het eind van de jaren twintig zijn Europese collega’s een verregaande vorm van politieke samenwerking voor. Briand presenteerde zijn plan te laat. Achteraf bezien bleek de tweede helft van de jaren twintig slechts een kort interval van voorspoed te zijn geweest. In het anderhalve decennium daarna heerste het nationalisme in zijn meest giftige vorm: het was de tijd van economische misère, politiek extremisme en van een zes jaar durende totale oorlog.’

Met zijn Eurotopia-voorstel hield bierkoning Freddy Heineken een pleidooi voor de heropdeling van de lidstaten van de Europese Unie in 75 regio’s en de soevereiniteit volledig over te dragen aan de Europese bestuurslaag. Het was ook een werkgelegenheidsplan voor landloze royalty, schrijft Ries Roowaan. Maar er viel wat voor het plan te zeggen: ‘Met de implementatie van dit plan zou beduidend meer balans in de Europese Unie zitten dan nu het geval is. Er is sowieso veel te zeggen voor het idee: zo was het streven naar Catalaanse onafhankelijkheid nooit zo’n heet hangijzer geworden, domweg omdat de Spaanse centrale staat niet meer zou bestaan. De Brexit, die het Verenigd Koninkrijk politiek verscheurt en op het Europese vasteland voor gefronste voorhoofden zorgt, had nooit plaatsgevonden. Hooguit zou één of twee van de negen regio’s van Groot-Brittannië de Europese Unie verlaten, wat bij lange na niet zo’n impact zou hebben als het huidige politieke drama dat heeft’.

Prins Bernhard had niet alleen een zwak voor snelle auto’s en schimmige zakendeals, de prins-gemaal was ook een overtuigd Europeaan. In 1962 publiceerde Alden Hatch een geautoriseerde biografie – Prins Bernhard. Zijn plaats en functie in de moderne monarchieWer hat Angst vor Deutschland? Geschichte eines europäischen Problems schildert historicus Andreas Rödder de vrees voor Duitse suprematie door de eeuwen heen als een pan-Europees psychodrama. Raymond van den Boogaard over de comeback van de angst voor Duitsland. ‘Doordat Duitsland na de Tweede Wereldoorlog zijn lot heeft verbonden aan de andere landen van EU en Navo, hoeven andere landen niet meer bang te zijn voor Duitse kracht, en is Europese politiek niet langer een “zero sum game” tussen rivaliserende staten – zou je zeggen.
Maar zo langzamerhand, denkt Rödder, zijn de contouren weer zichtbaar van het “misverstand” dat vóór 1914 de Europese verhoudingen kenmerkte: de Duitse ontwikkeling wordt door de partnerlanden als een bedreiging opgevat, en waar de Duitsers menen dat zij met goed recht de vruchten plukken van eigen vlijt en andere goede eigenschappen, verdenkt de omgeving hen van machtslust.’

Classicus Anton van Hooff schrijft over Herodotos (ca – 485 tot – 425/420), vader van de geschiedschrijving en vader van Europa. Deze verdient in zijn ogen een standbeeld in Brussel.

Het begrip ‘Versailles’ roept tegenwoordig vooral de Engels/Franse wraakzucht na 1918 ten aanzien van Duitsland op. De gangbare opvatting is dat die wraakzucht regelrecht tot de volgende wereldoorlog leidde. Dat ligt wat genuanceerder, betoogt Margaret Macmillan in haar boek Vredestichters. In zijn bespreking van het boek
concludeert Maurits van den Toorn: ‘Het idee “Vrede van Versailles = opkomst van Hitler” is wat te kort door de bocht’.

En verder in dit nummer:

Slechts drie succesvol afgelegde tentamens tegenover tien eredoctoraten: de academische disbalans tussen daad en beloning schoot in het geval van Juliana ver door. Maar hoe zit het met de universitaire prestaties van de andere Oranjes? Paul Damen buigt zich in deel 2 van zijn serie van academische hermerlijnvlooien over de knieval van de universiteiten voor Oranje.

Manuel Kneepkens streek neer in het Adriaan Roland Holst-Huis in Bergen (N.H.) en schreef een portret van de Prins der Dichters Adriaan Roland Holst en diens voorliefde voor het autocratisch koningschap.

Anton van Hooff herschrijft het Wilhelmus, in de rubriek Appeltjes van Oranje gaat het om de ontwijding van de plechtigheden rondom het 400-sterfjaar van Johan van Oldenbarnevelt in Amersfoort en er zijn columns van Sarah Verroen (Koningsdag in Zeeland) en Hans Maessen (vver het snelle wegvallen van het draagvlak voor de monarchie onder de jeugd). De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & burgerschap is verkrijgbaar bij de geselecteerde boekhandel of neem een abonnement via https://www.derepublikein.nl/abonneren/

1 2 3