Máxima

Operatie Máxima: de Teloorgang van een Biografe

Met een kritiekloze biografie van de hand van Marcia Luyten en een aansluitend stukje schuifdeurentoneel in interviewvorm met Matthijs van Nieuwkerk op de publieke tv werd breed uitgepakt voor de 50ste verjaardag van Máxima. Onwelgevallige passages in haar levensloop werden zorgvuldig weggeretoucheerd.

Tekst René Zwaap

 

In Moederland, het eerste deel van haar tweedelige biografie van Máxima Zorreguieta, begint Marcia Luyten met de mededeling dat ze het aanbod van haar uitgever om zich aan dit werk te zetten aanvankelijk had afgewezen. ’Ik had daar geen belangstelling voor’, aldus de ervaren reporter, verbonden aan onder meer De Volkskrant, RTL en Buitenhof. ‘Nooit had ik mij met een koningshuis beziggehouden. Geen plakboeken aangelegd of koekblikken verzameld. Nooit roddelbladen gekocht om over de Oranjes te lezen. En wat het zwaarst woog: ik zag mijzelf niet met een schrijfblokje in de struiken van een paleistuin liggen. Want als de Oranjes één ding duidelijk maken, is het dit: hun privacy is heilig. Zonder toegang tot primaire bronnen is zo’n boek niet te schrijven. Dus bedankte ik voor de eer’.

Na lezing van de biografie kan je alleen maar verzuchten dat Luyten er beter aan had gedaan het bij die eerste ingeving te houden. Maar ze liet zich toch ompraten. Met betreurenswaardig gevolg. Want ‘Moederland’ is als biografie een monument van journalistiek onvermogen, een poesiealbum geschreven door een bakvis op gevorderde leeftijd, gespeend van ieder kritisch vermogen voor de door haar geportretteerde figuur. Haar boek doet met al haar luchtige invoelende gekwebbel nog het meest denken aan een nagekomen aflevering van de Joop ter Heul-serie van Cissy van Marxveldt, de avonturen van een opgewekte secretaresse, een soort chick lit uit de monarchale stal.

Lijntje met paleis

Het onheil, zo kunnen we opmaken uit het voorwoord van Moederland, dient op het conto van haar uitgever te worden geschreven. Deze had kennelijk een lijntje lopen met het paleis. Luyten meldt over dier inbreng: ‘Wat als we kunnen praten met mensen om de koningin heen? Stel dat koningshuis ruimte laat voor een zo goed en correct mogelijke weergave van Máxima’s leven? Er was wel een kroonjaar in aantocht’. Een klein halfjaar later, aldus nog steeds Luyten, liet de Rijksvoorlichtingsdienst weten dat er ‘geen bezwaar was tegen het voorgestelde boek’. Luyten: ‘Ik zou familie, studiegenoten en oud-collega’s kunnen interviewen, als die daar zelf voor voelden’. Met andere woorden, op voorspraak van het hof kreeg Luyten exclusief toegang tot de intieme kring van Máxima in Argentinië. De biografe legt uit: ‘Het boek werd begrensd door twee afspraken. Als schrijver ben ik onafhankelijk, vrij om te praten met wie ik wil. En het boek wordt niet geautoriseerd. Daaruit volgde dat ik geen toegang had tot leden van het Koninklijk Huis, aangezien die onder ministeriële verantwoordelijkheid staan, en dan is autorisatie onvermijdelijk. Het hof en de RVD hebben het manuscript vooraf niet ingezien’.

Afstandsbediening

Dat inzien was ook helemaal niet nodig, want met het getroffen arrangement kreeg het hof het arbeidsproces van de biografe met afstandsbediening in handen. Hoezeer zoiets kan wringen blijkt als Luyten komt met de curieuze mededeling dat het notenapparaat van haar boek wat betreft de gesprekken die ze voerde ten behoeve van haar biografie niet openbaar is. ‘Alleen in een uitzonderlijk geval van onduidelijkheid kan het worden ingezien.’ Luyten: ‘Deze werkwijze stelde mij in staat te spreken met Máxima’s beste vrienden en familieleden’. Naar eigen zeggen interviewde Luyten voor haar door het Prins Bernhard Cultuur Fonds ondersteunde werk 132 personen, van wie 89 specifiek voor Moederland, maar wie wat zei blijft meestal anoniem, en als er wel citaten met bronvermelding worden opgevoerd, zijn die geheel vrijblijvend of nietszeggend. Er is werkelijk niet één vriendin of familielid die ook maar iets kritisch over Máxima te melden heeft.

Geen wonder ook: de voornaamste bronnen blijken Máxima’s vriendinnen uit haar studententijd met wie ze regelmatig reünies belegt op het buitenverblijf van haar schoonmoeder in Toscane en haar eigen strandpaleis op een Griekse schiereiland. Stuk voor stuk dames uit de Argentijnse upper ten die wel link zouden uitkijken hun meest succesvolle vriendin tegen de haren in te strijken. Op deze liefdevolle vleugels gedragen transformeert de biografe in een aspirant-buitenlid van de Zorreguieta-clan. Tekenend voor dit inkapselingsproces is dat Luyten op een gegeven moment niet meer spreekt van Jorge Zorreguieta, maar de vader van Máxima steevast opvoert onder zijn bijnaam in intieme kring ‘Coqui’ (spreek uit ‘Kokkie’). Daarmee verkrijgt wijlen de mastodont van een gruwelijk regime op totalitaire grondslag ineens een hoog aaibaarheidsgehalte. Hetgeen wordt versterkt door sentimentele uitschieters die in Luytens vertelling over het familieleven van de Zorreguieta’s opduiken: ‘Even later stak Coqui zijn hoofd om de slaapkamerdeur. Hij keek stilletjes naar zijn kinderen, diep in slaap’.

Ten aanzien van de jaren van de junta en de rol van pa Zorreguieta daarin doet Luyten een spagaat. Enerzijds bespaart ze niet op beschrijvingen van de gruwelen zoals begaan door het militaire regime, maar zodra er een verbinding moet worden gelegd tussen die gruwelen en de vader van haar hoofdfiguur, neemt Luyten haar toevlucht tot vreemde constructies. In plaats van dat pa Zorreguieta – nota bene mede-auteur van de grondwet in wier naam de junta haar tegenstanders gedrogeerd uit vliegtuigen de oceaan in dumpte – wordt geschilderd als onderdeel van dat bloeddorstige apparaat, transformeert hij in Luytens narratief vooral in iemand die zelf vervolgd werd. En een antifascist bovendien, want Luyten gaat ver mee in de het bij leven door Jorge Zorreguieta uitgedragen imagomanagement – exclusief gericht op het Nederlandse publiek – dat dictator Juan Perón ‘een waarachtige fascist’ was en hij als diens tegenstander derhalve aan de goede zijde moet worden geschaard.

Nu blijkt uit Zorreguieta’s politieke cv helemaal niets van een antifascistische gezindheid. De junta die hij met alle overtuiging steunde was in woord en daad zwaar aan het nazisme schatplichtig, inclusief een sterke antisemitische component. Het enige dat hem niet aan Perón zal zijn bevallen, was diens populistische mobilisatie van de ‘decamisados’, de ‘hemdlozen’, de onderliggende klassen van Argentinië, die in de visie van de politieke school die Zorreguieta aanhing juist met de knoet eronder moesten worden gehouden. Daarnaast was Perón voorstander van onteigeningen van Argentijnse grootgrondbezitters, de klasse die Zorreguieta juist altijd met verve heeft vertegenwoordigd en tot wier gelederen zijn dochter dankzij haar sprookjeshuwelijk inmiddels ook heeft kunnen toetreden.

In Luytens vertelling treffen we Zorreguieta vooral als slachtoffer, niet als dader. Als de peronisten op 25 mei 1973 de verkiezingen winnen, trekken zij in lynchstemming naar het hoofdkantoor van de Sociedad Rural de Argentina (SRA), de koepelorganisatie van de almachtige landbouwsector waar Zorreguieta een topfunctie heeft, om af te rekenen met de ‘hoerenzonen’ van de landbouwelitie. Uit angst voor een aanslag wordt het personeel naar huis gestuurd. Luyten: ‘Eén persoon weigert te vertrekken. Jorge Zorreguieta stond erop te blijven. Hoewel thuis zijn vrouw met een baby en een peuter zat, besloot hij de nacht door te brengen in het kantoor van de SRA. Zorreguieta koos ervoor zijn leven te riskeren om te getuigen van zijn loyaliteit’. En als de lezer nu nog niet overtuigd is van de heroïeke contouren van deze figuur, volgt drie jaar later deze beschrijving van zijn benoeming tot minister van Landbouw:  ‘Op de dag dat Jorge Zorreguieta werd beëdigd op het ministerie van Landbouw was voor Calle Parrere 121 een politieagent neergezet. Hun voordeur in het appartementencomplex had een stalen pantser gekregen. Wanneer Zorreguieta thuis was, waren er twee of drie agenten in het gebouw. De beveiliging was dan wel in burger, buren waren bang dat juist de bewaking hun flat doelwit van aanslagen zou maken. Maar Maxi en Martín [Máxima’s broer Martín – rz] wisten niet beter.’

Vooral Máxima’s moeder had er zwaar onder te lijden, weet Luyten. ‘Van haar stoere opgewektheid was niet veel meer over. De functie van haar man had haar gezin in de voorste linie van de strijd met de guerilla gebracht. Ze waren nu een eerste klas doelwit. Coqui drukte zijn vrouw op het hart elke dag een andere route te kiezen. Ook Maxi en Martín kregen van papa steeds weer die les: neem nooit twee keer dezelfde weg.’ Pa Zorreguieta, zo lezen we, droeg onder zijn jasje steevast een Colt. 38 en bij iedere rit had hij een volgauto met vier bewapende beveiligers erin.

Ook Luyten kan er niet omheen dat Jorge Zorreguieta’s ontkenningen tijdens de jaren van zijn ministerschap ook maar iets geweten te hebben van de verdwijningen en de moorden als fabeltjes moeten worden gezien, maar op die pijnpunten toont ze zich telkens uiterst kortaf en discreet. Ze omschrijft Máxima’s vader als ‘moreel lenig’ , maar tot een afdoend waardeoordeel wil het maar niet komen. Erger nog, plots duikt in de vertelling dit zinnetje op: ‘Het was een daad van patriottisme dat Máxima’s vader zich in die moeilijke tijd had hard gemaakt voor de export’. Daarin echoot precies die uitspraak waarmee Máxima zelf indertijd de controverse rondom haar vaders rol in de junta de wind uit de zeilen nam, namelijk dat  ze ‘spijt’ had dat haar vader ‘zijn best voor de Argentijnse landbouw heeft gedaan in de verkeerde tijd’. Beter was het geweest hier een citaat in te voegen van de Argentijnse historicus Miguel Bonasso: ‘Het is alsof een staatssecretaris van Hitler zegt: ik was technicus en had niks te maken met de vernietigingsovens in Auschwitz’.

 Daddy’s girl 

Luyten zegt het nooit met zoveel woorden, maar in alle beschrijvingen van de band tussen vader en dochter blijkt Máxima een uitgesproken ‘daddy’s girl’. ‘Ook Máxima verdraagt het slecht als ze haar zin niet krijgt’, aldus Luyten over de overeenkomsten tussen vader en dochter, maar daar lijkt het niet mee gedaan. Op 1 augustus 1980 bewondert Máxima haar vader de minister bij de opening van een grote landbouwtenstoonstelling. Staand in een zwarte limousine met open dak komt Jorge Zorreguieta zij aan zij met dictator Videla het stadion binnenrijden. Luyten zwijmelt van de ‘jongensachtige lange man in bruin pak, een filmster om te zien’. Wanneer de landbouwminister in het stadion een stier die het beste zaad heeft geboden een eervolle penning om de nek hangt, tekenen ‘zijn gemak en de jovialiteit jegens het beest de man van het land’. Invoelend peinst Luyten:  ‘In haar jonge jaren zal Máxima‘s verlangen naar betekenis nooit groter zijn geweest dan op die middag bij de Inauguración van de Exposición Rural im 1980. Net negen was ze, en ze zag haar vader als een Romeinse keizer in zijn open wagen stapvoets het stadion van Palermo binnenrijden. Haar vader stond voor een leven van invloed en eer’.

Invloed en eer. Daar biedt zich nu een mooi spoor voor een biografe om haar hoofpersonage te doorgronden. Legio zijn de aanwijzingen dat Máxima inderdaad haar leven wijdde aan het trouw volgen van het vaderlijke voorbeeld. Zo werd ze natuurlijk ook opgevoed.  Zo lezen we bij Luyten dat Máxima op last van haar ouders catechese liep bij padre Rafael Braun, die als hoofdredacteur van het ultrakatholieke periodiek Criterio een van de felste verdedigers van de junta was en later overigens ook de sleutelrol kreeg toebedeeld om als katholieke geestelijke het huwelijk van Máxima en Willem-Alexander in de Nieuwe Kerk op te luisteren met een gebed. Luyten schrijft: ‘Over de miltaire staatsterreur van tien jaar eerder is het vrijwel zeker nooit gegaan. Braun was een fel verdediger van de militaire regering, en alle jongeren in zijn catecheseclub kwamen uit welgestelde families. Hier deelde men een ander beeld van de recente geschiedenis, namelijk dat van een communistische guerilla die het op hun familie en levenswijze had voorzien, en van een groep militairen en burgers die hun patriottische plicht hadden gedaan. Dat duizenden mensen waren ontvoerd, gemarteld en gedood, was een gruwelijke fout. Dat had nooit mogen gebeuren. Maar erover spreken deden de jongeren niet. Thuis gebeurde dat ook nauwelijks. En al helemaal niet met de man die die politiek de zegen had gegeven’.

Deze passage zit vol met aannames die in hedendaags communicatiejargon als ‘framing’ worden aangeduid. Want waarom zou het daar in dat catechismusklasje ‘ vrijwel zeker’ nooit over de militaire staatsterreur zijn gegaan? Ligt het niet eerder voor de hand dat padre Braun zijn pupillen juist doordrong van de historische noodzakelijkheid van de eliminatie van het goddeloze rode gevaar met alle middelen? Hij was uiteindelijk een van de belangrijkste propagandisten van die harde lijn. En als de familie Zorreguieta daar moeite mee had, waarom zou padre Braun dan die eervolle rol bij het huwelijk van Máxima zijn vergeven? Was dat niet eerder een bevestiging dat zijn opvattingen ook door Máxima sterk werden geëerd? En uiteindelijk ook door haar Hollandse bruidegom? Uiteindelijk roemde Máxima padre Braun bij haar kennismakingsinterview met de  Nederlandse pers als een ‘vriend en een inspirerende man’.

Maar nee, ook Máxima was in de visie van Luyten een slachtoffer van de ‘ vuile oorlog’. Ze schrijft: ‘Het militaire regime was gevallen, de guerilla gevlucht, gedood of van zijn passie beroofd; voor het eerst kon Máxima onbekommerd over straat.’ 

 

Een heldin geboren

De eerste scène waarin Luyten haar hoofdfiguur in levenden lijve opvoert, zet de toon voor de rest van het boek. Máxima is studente economie en tijdens een les in het verplichte bijvak theologie van een aartsconservatieve priester die trouw aan de leer van Thomas van Aquino de natuurlijke ondergeschiktheid van de vrouw aan de man predikt, tekent zij protest aan: ‘Als het klopt wat u zegt, waarom zouden wij vrouwen dan naar de universiteit gaan?’ Padre Storni ontsteekt in woede over zoveel brutaliteit en verbant Máxima terstond uit het klaslokaal. Luyten schrijft: ‘Máxima pakt rustig haar spullen en loopt naar de deur. De kalmte is schijn. De verwijdering uit het college stelt haar voor een immens probleem. Theologie is een belangrijk vak. Zwaar, en verplicht bovendien. Zonder colleges heeft ze geen toegang tot het examen.’ Hier worden met één pennenstreek de contouren van een heldin geschetst. En zoals dat bij heldinnen betaamt, gaat dat aan tragiek gepaard. ‘Niet één van haar vrienden gaat staan. Niemand neemt het voor haar op. Door een vacuüm beweegt Máxima zich naar de uitgang’.

Soulmate

Vanaf dat moment staat dat de biografe pal naast haar heldin. Van kritische afstand kan en zal verder geen sprake meer zijn. Legio zijn de kleine karakterschetsen waarin Luyten als soulmate (ze voelt zich inderdaad verbonden met Máxima omdat zij ook econome is en ‘een werkende moeder met drie kinderen en dol op feestjes’, zoals ze in de biografe meldt) lijkt versmolten met haar hoofdfiguur: ‘Máxima is een groepsdier dat ook duidelijk haar eigen keuzes maakt. Iemand die ook duidelijk haar eigen keuzes kan maken. Iemand die ook haar eigen zaken kan regelen. Een goede vriendin noemt Máxima ‘’een buitengewone overlever’’. Zet een groep mensen op een onbewoond eiland en volgens haar is Máxima degene die oveleeft omdat ze bomen zou weten te kappen en een huis zou bouwen. Máxima is een fysiek sterke vrouw.’

En zo zwijmelt Luyten maar voort. Máxima was als scholier ‘ontzettend sterk en de beste in speerwerpen en kogelstoten’,‘het toonbeeld van beheersing’, haar motto was ‘geen half werk, optimaal voorbereiden’ – en dan is het eigenlijk een wonder dat Luyten geen toegang krijgt tot Máxima’s schoolrapporten. Als student economie met een voorliefde voor statistiek en wiskunde is Máxima ‘een erfgename van Florence Nightingale’, aldus Luyten. Ze citeert een naamloze vriendin: ‘Máxima leeft naar haar naam. Ze heeft een sterke drive het maximale uit haar leven te halen’. Ook roemt ze haar plooibaarheid. ‘Máxima vindt in verschillende werelden haar draai. Ze neemt de kleur van haar omgeving aan, op zo’n manier dat iedereen het vanzelfsprekend vindt dat zij er is […]De vanzelfsprekende wendbaarheid van Máxima Zorreguieta is deels talent en deels verworven, en van kapitale aard voor het rol in het Nederlandse koningshuis.’ Tevens is zij ‘een conquistadore, een nieuwsgierige avonturier, de vrouw die het hart van een man verovert. Een vrouw die vaak en graag wint’. Ruimte voor twijfel is er niet: Willem-Alexander heeft een Superwoman aan de haak geslagen.

 Het enthousiasme van de biografe voor haar hoofdpersoon begint al met haar conceptie. Het feit dat Máxima werd geboren uit een buitenechtelijke romance van haar vader met een secretaresse op de werkvloer van zijn kantoor pleit volgens Luyten met een verwijzing naar Leonardo da Vinci voor haar ingeboren goedheid: ‘De man die agressief en ongemakkelijk gemeenschap heeft, zal kinderen verwekken die lichtgeraakt en onbetrouwbaar zijn. Maar als de gemeenschap volstrokken wordt met veel liefde en begeerte, zal het kind erg verstandig zijn, slim, levendig,en lief.’ Luyten, die kennelijk getuigen heeft opgeduikeld van het bewuste liefdesspel, stelt vast: ‘Als Da Vinci gelijk heeft, was deze dochter van geboorte gezegend.’

Al snel blijkt de jonge Máxima gepredestineerd tot een bestaan in de Lage Landen. ‘In de winter is de pampa een stilleven in hard Hollands licht. Dan jakkert de wind en zakt een lucht als leisteen tot laag boven het bleke veld’, heet het vrij naar Jaques Brel’s Le Plat Pays in een beschrijving van het wekelijkse familietochtje van de Zorreguieta’s naar hun buitenverblijf in Pergamino, alwaar Máxima opgroeit in een pastorale idylle van de latifundo, compleet met gauchos en polowedstrijden.

Jantje van Leiden

Luyten wijdt in haar biografie graag uit over jurkjes, diëten, favoriete muziek en vriendjes, maar bij gevaarlijkere onderwerpen maakt ze zich er met een Jantje van Leiden vanaf. En dat gevaar dient zich al direct aan bij de eerste dienstbetrekking van Máxima, nog in de tijd dat zij studente is. Luyten schrijft: ‘De connecties van haar vader brachten haar binnen bij Mercado Abierto S.A. In 1986 was Zorreguieta bestuurslid geworden van de Banco Republica. Aan die bank was het handelshuis Mercado Abierto verbonden, dat handelde in buitenlandse valuta en in obligaties en aandelen. Volgens haar eigen CV deed Máxima er ‘’onderzoek naar op de financiële markt gerichte software’’. Het is niet duidelijk wat ze er precies deed: financiële software was er toen nog niet en het is niet waarschijnlijk dat een derdejaars economiestudent zou beslissen over de aanschaf of het ontwerp van nieuwe software. Het is mogelijk dat ze medewerkers hielp met het gebruik van computers. Toen in 1998 Mercado Abierto schuldig werd bevonden in de grootste witwasoperatie van drugsgelden in Argentinië, was Máxima er al vijf jaar weg. Het is ondenkbaar dat zij als jongste bediende die zich met computerprogramma’s bezighield, iets meekreeg van witwaspraktijken aan de top’.

En dat is werkelijk alles dat Luyten over deze episode kwijt wil. Terwijl er zoveel meer over valt te vertellen. Mercado Abierto is namelijk de publicitaire Achilleshiel van Máxima Zorreguieta. In hun in 2009 verschenen boek Máxima, de Argentijnse jaren gingen de Argentijnse journalisten Alvarez Guerrero en Soledad Ferrari ook in op de avonturen van Máxima bij de Mercado Abierto. Zij vonden een document van de Argentijnse arbeidsinspectie waaruit bleek dat Máxima niet van 1989 tot 1990 bij Mercado Abierto had gewerkt, zoals de Rijksvoorlichtingsdienst in het officiële cv van Maximá vermeldt, maar van 1991 tot 1993. Een futiel verschil op het eerste gezicht, ware het niet dat 1992 wordt genoemd als de start van het witwassen van geld via een spookbank van de Mercado Abierto-groep op de Kaaimaneilanden en de Citibank in New York. Dan was het wel zo handig dat Máxima dan niet meer aan deze criminele spookbank was verbonden. Maar daarvoor moest haar cv wel een beetje worden bewerkt.

Een Amerikaanse senaatscommissie onder leiding van de onlangs overleden democratische senator Carl Levin wijdde in 2000 een vuistdik rapport aan de beschuldigingen tegen Mercado Abierto. Het betrof een witwasoperatie waar ook vader Jorge Zorreguieta een belangrijke rol in speelde. Die was in de jaren negentig bestuurslid van de Banco República, die in handen was van de Argentijnse mediamagnaat Raul Moneta. Zowel de commissie-Levin als een Argentijnse parlementaire onderzoekscommissie onder leiding van politica Elisa Carrió wezen deze exclusieve handelsbank aan als witwasstation van onder meer het Juarez-drugskartel uit Mexico en als kanaal voor omkopingen in het Argentijnse bedrijfsleven. De bank werd ook in verband gebracht met illegale wapenleveranties aan onder meer Kroatië en Ecuador in de vroege jaren ‘90. De Banco República pompte in die jaren voor niet minder dan 10 miljard dollar van Buenos Aires via rekeningen van offshorebanken in op de Kaaimaneilanden, Bermuda en de Nederlandse Antillen, waarna het witgewassen en wel werd gestort op parallelle rekeningen van de cliënten bij de Amerikaanse Citibank.

De Banco República was een handelsbank met slechts één kantoor en stond bekend als een ‘Vip-bank’. De exclusieve clientèle telde de nodige leden van de gewezen Argentijnse junta. Zij konden via de bank hun geld witwassen dat ze hadden verdiend aan de privatisering van de Argentijnse staatsbedrijven, met name in de telecom. Het was een vorm van kapitaalvlucht die een belangrijke factor was in de Argentijnse pesocrisis, die het rijkste land van Zuid-Amerika rond 2000 aan de bedelstaf bracht.

Olifantenjacht

Jorge Zorreguieta kwam via zijn beschermheer José Martinez de Hoz in de leiding van de Banco República terecht. Jorge Zorreguieta was staatssecretaris van Landbouw op het ministerie van Economische Zaken tijdens de dictatuur van Jorge Videla, en daarmee was hij de tweede man onder Martinez de Hoz, die als minister van Economische Zaken geestelijke vader van het economische beleid van de Argentijnse junta was. Martinez de Hoz beschikte bij leven over een miljoen hectare privégrond en kende prins Bernhard lang voordat de Zorreguieta’s ten paleize mochten verschijnen. Op grond van zijn overweldigende rijkdom was hij namelijk uitverkoren toe te treden tot de 1001-Club, een exclusief gezelschap dat Bernhard in 1971 had opgericht om te fungeren als donor van het Wereldnatuurfonds. Martinez de Hoz was niet alleen de politieke mentor maar ook een boezemvriend  van Jorge Zorreguieta, met wie hij in de betere jaren gaarne op olifantenjacht in Afrika mocht gaan. Voor zijn persoonlijke betrokkenheid bij de dictatuur, die tijdens de Argentijnse ‘Vuile oorlog’ aan meer dan 30.000 mensen het leven heeft gekost, werd Martinez de Hoz in 2010 in preventieve hechtenis in zijn eigen huis geplaatst, maar hij stierf op tijd om verder justitieel ongemak te ontlopen.

De Mercado Abierto-bank van zakenman Aldo Ducler, die net als Zorreguieta zijn sporen had verdiend tijdens de jaren van de Videla-junta, was samen met de gelijksoortige Federal-bank opgericht om als doorgeefluik van het zwarte geld van de Banco República te fungeren. Dat ging nu precies met die financiële software waarmee Máxima naar eigen opgaaf zo druk mee in de weer was geweest.

Diskrediet

Logisch dat de RVD er veel aan gelegen was voornoemde Máxima-biografie van het Argentijnse journalistenduo in diskrediet te brengen, daarbij gesteund door bijvoorbeeld Albert Verlinde, die tijdens een uitzending van RTL Boulevard de kijkers opriep het boek van de Argentijnen te boycotten. De kwestie werd nooit opgepikt door de grote Nederlandse media. Hetgeen ook weer opmerkelijk mag worden genoemd. Het zeiltochtje van Mabel op de boot van hasjkoning Klaas Bruinsma kostte haar echtgenoot prins Friso indertijd de aanspraken op het koningschap, maar stond in geen enkele verhouding tot het kaliber gangsterdom dat zich rond Mercado Abierto had verzameld. Als Friso en Mabel op gezag van premier Balkenende moesten accepteren dat hun huwelijk vanwege die paar overnachtingen van Mabel op de Neeltje Jacoba nooit de goedkeuring van het parlement zou kunnen wegdragen, dan had Willem-Alexander op grond van de episode van zijn bruid to be bij Mercado Abierto zeker ook dezelfde prijs moeten betalen.

De chef van de Mexicaanse afdeling van Interpol Juan Miguel Poce Edmonson stelde in 2000 dat Mercado Abierto-oprichter Ducler gevangenisstraf verdiende vanwege zijn rol in het witwasschandaal. Maar Ducler wist de zaak te schikken met een afkoopsom aan de Amerikaanse autoriteiten. Veel geluk bracht de voormalige werkgever van Máxima dat niet, want in juni 2017 zou hij na weer een ander financieel schandaal onder verdachte omstandigheden overlijden. Volgens zijn zoon Juan Manuel Ducler zou hij zijn vergiftigd. ‘Ik ben ervan overtuigd dat mijn vader door dezelfde groep is vermoord als Nisman’, verklaarde de zoon van Ducler, verwijzend naar de dood van de Argentijnse procureur Alberto Nisman in 2015, die op de dag dat hij grote onthullingen aankondigde over witwasschandalen in Argentinië door onbekende handen werd vermoord.

Opluchting

De komst van Mauricio Macri als president van Argentinië in 2015 moet ook bij Máxima tot grote opluchting hebben geleid. Marcri kondigde namelijk amnestie af voor alle betrokkenen bij de kapitaalvlucht met de offshorebanken. Rechter Canicoba Corral, die gemoeid was met het onderzoek naar de affaire rond de Banco República, kreeg zijn congé. Hij beklaagt zich in de Argentijnse media over obstructie van de rechtsgang door de regering Marci. Máxima kon het prima vinden met Macri, die ze in 2018 ontmoette tijdens het World Economic Forum in het Zwitserse Davos. Vervolgens werden de Macri’s uitgenodigd voor een staatsbezoek aan Nederland. Foto’s in de Argentijnse bladen van het hartelijke samenzijn van Máxima, Macri en diens echtgenote Juliana Awada gaven in Argentinië lucht aan de theorie dat de koningin van Nederland een rol had gespeeld bij de komeetachtige opkomst van Mauricio Macri. De omstreden benoeming van Máxima’s zus Inés tot Hoofd van het Kantoor van de Algemene Directie van Beheer van het Uitvoerend Secretariaat van de Nationale Raad voor het Coördinatie van het Sociale Beleid van de President voedde de geruchten. Lang mocht Inés er niet van genieten. In 2018 pleegde ze zelfmoord. Inmiddels is Macri weer president af. Zijn politieke erfenis is desastreus.

Beerput

De glanzende loopbaan van Máxima Zorreguieta als internationaal bankierster begon met een diepe duik in een financiële beerput. Het problematische aspect betreft wellicht niet zozeer haar eigen activiteiten bij Mercado Abierto, als wel het feit dat ze met deze functie direct in het hart van de financiële maffia van haar land terecht kwam, daarheen geleid door een vader die ondanks al diens vrome ontkenningen van ook maar enige malversaties af te weten, een leidende rol speelde in een netwerk dat door het Argentijnse Openbaar Ministerie meerdere malen is getypeerd al een criminele organisatie. In een biografie geschreven door een financieel specialiste had dat wel wat meer moeten worden belicht dan in die ultrakorte, oppervlakkige en slecht gedocumenteerde passage die Marcia Luyten er in haar boek aan wijdt. In dat geval had Matthijs van Nieuwkerk ook iets substantieels te bespreken gehad met Máxima toen hij haar voor een exclusief verjaardagsinterview opzocht in Paleis Huis ten Bosch en bij aanvang Luytens boek pontificaal op tafel plaatste. Máxima liet toen weten het boek nooit te hebben gelezen en dat ze ook niet van plan was dat te doen. Dat was zoals dat een groot deel van dat veelbekeken interview vast een stukje schuifdeurentoneel. Zij zal zich net als de RVD vast erg gelukkig prijzen met zo’n heerlijk luchtige hagiografie die met elegante damespasjes over ieder pijnpunt trippelt. (En of ze in werkelijkheid ook zo dol is op de poëzie van Pablo Neruda die ze als verjaarddagscadeau door de presentator kreeg overhandigd is ook maar de vraag: de Chileense dichter was als communist nu precies dat subversieve type waarmee papa en padre Braun zo graag zagen afgerekend). En weer ligt in koninklijk kielzog een journalistiek imago aan gruzelementen.

 

Dit artikel verscheen in kortere vorm in De Republikein, nr. 3/2021

 

Heeft u dit artikel gewaardeerd en wilt u dat uitdrukken met een donatie aan De Republikein? Dat kan via deze link:

Doneer € -

Dit artikel verscheen in De Republikein nr 4/2021. Verder in dit nummer:

Een gesprek met historicus Stephan Malinowski over de nieuwe ‘Historikerstreit’ in Duitsland om de restitutie-eisen van het Huis Hohenzollern, de collaboratie van het ex-koningsgeslacht met de nazi’s en de juridische klopjacht die het hoofd van het Huis tegen hem en collega’s voert als zij dat verleden oprakelen. ‘Hohenzollern heeft met zijn claims een Doos van Pandorra geopend.’

Jack Jan Wirken over het koloniale trauma in het klatergoud van de Gouden Koets. Aangaande de eindbestemming van het rijtuig is nu een advies aan koning en premier ingediend. Nooit meer gebruiken op Prinsjesdag en opbergen in een museum. Schril blijft het dat de dankbare ‘huldebrengers’ uit de overzeese gebiedsdelen die op de koets staan afgebeeld indertijd met één pennenstreek van hun Nederlandse nationaliteit werden beroofd, zoals Ulli Jessurun d’ Oliveira reconstrueert in zijn monografie De Gouden Koets en zijn koloniale kant.

Schrijfster en ex-europarlementariër Els de Groen begaf zich tussen de demonstranten op kroondomein Het Loo , die hun ijver zagen beloond met een forse bekeuring van twijfelachtig karakter. Zij vraagt zich af hoe groot de ecologische footprint van Willem-Alexander is: zeker is die ‘king size’.

Columnist Gerard Aalders reflecteert op het jongste staatsbezoek aan Noorwegen: ‘Voor vrouwen die nog meer hebben gezopen en gesnoven dan Mette-Marit, is zij een symbool van hoop’.

Maurits van den Toorn onderzoekt de waarachtigheid van de steeds meer gecultiveerde inzet van burgerschap als smeerolie van een vastgelopen politiek systeem. ‘Burgerinitiatieven worden vooral omhelsd als ze aansluiten bij de wensen van de gemeente.’

René Zwaap over het drama van Walter Winchell, de razende reporter die de strijd aanbond met America First, de beweging die voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog aandrong op een aparte vrede tussen de VS en nazi-Duitsland en zelf ook fascistische elementen had. Zijn hechte band met FBI-chef J. Edgar Hoover grensde aan het onbetamelijke en kostte mogelijk het leven aan Winchells enige zoon. In Philip Roth’s distopische succesroman The Plot Against America, over een fascistische machtsovername in de VS anno 1940, speelt Walter Winchell echter niet voor niets een heldenrol.

Adel-kenner Titus von Bönninghausen over de DNA-salon in Paleis Huis ten Bosch en het genealogische gehossel van het koninklijk paar. Naar de letter van het adelwezen is alles aan de koninklijke titelatuur fictie, en ook de Baskische roots van het huis van Zorreguieta komen neer op verzinsels, blijkt bij het doorvlooien van de beide stambomen.

Provo-oprichter Roel van Duijn kreeg Thierry Baudet aan de lijn over zijn kritiek op de complottheorieën waarin de FvD-leider grossiert en besloot tot een weerwoord in boekvorm.

Onze Rotterdamse huisdichter Manuel Kneepkens krijgt uitgeversadvies voor een Houellebecq-roman op z’n Hollands: over een polderrepubliek met een ‘shariah light’.

Classicus Anton van Hooff beschrijft de 16e eeuwse renaissance van de tirannenmoord en vergelijkt deze met de motivatie van de latere anarchistische koningsmoordenaars en jihadisten.

Onder professoren in coronatijd: Ricus van der Kwast over de Belgische ‘geluksprofessor’ Lieven Annemans, met zijn feitenvrije wetenschap een van de favoriete geleerden in de kringen van Willem Engel’s Viruswaanzin (in tegenstelling tot Annemans ultieme tegenvoeter Marc van Ranst), en Sjoerd de Jong presenteert een nieuw avontuur van ‘complotprofessor’ Karel, die voor de rechtbank op zoek gaat naar de chip in het hoofd van de koning.

In de kelder van het Darwin-museum in Moskou deed kunstenaar Fredie Beckmans een curieuze ontdekking. Aldaar rust, opgezet en al, de laatste hond van Stalin. Jachthond Milka was een geschenk van koningin Wilhelmina.

Gastcolumniste Daniela Hooghiemstra voorziet een toekomstige machtgreep van het Huis van de Oranje Postcodeloterij. Henk Westbroek verklaart nu ook de jacht op het volk voor geopend op de Kroondomeinen en Republiek-voorzitter Floris Müller kapittelt ANP-hoofdredacteur Freek Staps om diens gebrek aan verzet tegen de Mediacode.

Boekrecensies van Het Brusselse moeras. Achter de schermen van de macht in Europa van Tijn Sadée en Bert van Slooten en Friso; het tragische leven van Johan Willem Friso door Ronald de Graaf . En natuurlijk De Blik van Joep Bertrams.  Abonneren via deze link, nabestelling losse nummers via klantenservice@virtumedia.nl

Peter Klashorst scoort met maximale majesteitsschennis op het schildersdoek

Dankzij Bob Dylan wisten we al dat de tijden veranderen, maar voor degenen die nog niet gans overtuigd waren is het bewijs nu onweerlegbaar geleverd met de uitgave van de Dirty Diaries van kunstschilder Peter Klashorst (63). Dat kloeke boekwerk is rijkelijk geïllustreerd met aanstootgevende afbeeldingen van H.M. Máxima I der Nederlanden maar vermocht nochtans geen enkele reactie vanuit het Koninklijk Huis of Justitie uit te lokken.

Het kunstboek verscheen in drie verschillende edities, en op een versie daarvan siert Máxima door Klashorsts erotomane ogen de cover, terwijl zij in het binnenwerk ook te zien is in diverse aanstootgevende poses. Van de Dirty Diaries, volgens uitgever Jaap Holtzapffel ‘het creatieve testament’ van de ernstig zieke schilder, zijn inmiddels zo’n 2000 exemplaren verkocht en dat maakt het volgens hem ‘het meest succesvolle kunstpornoboek uit de vaderlandse geschiedenis’. De zaken hadden natuurlijk nog veel beter kunnen gaan als het boek een klacht wegens majesteitsschennis had opgeleverd, zo weet ook Holtzapffel. ‘Ik heb alles in het werk gesteld om een rel te krijgen. Máxima op een van de drie verschillende omslagen, op de dag van verschijning naar Huis ten Bosch gereden om het “eerste” exemplaar bij de poort af te geven. Maar helaas hebben ze niet gehapt!’

God, Nederland en Oranje

Wat een verschil met 1966, toen het eerste nummer van het cartoontijdschrift God, Nederland en Oranje van de Provo-beweging in beslag werd genomen omdat tekenaar Willem (pseudoniem van Bernhard Holtrop) daar toenmalig koningin Juliana had afgebeeld als raamprostituee. Willem kreeg een boete van 200 gulden voor de prent, waarmee hij de spot dreef met een omstreden verhoging van de toelage voor de koningin, die kwam in tijden dat de rest van het land zuchtte onder loonmatiging. Een jaar later ging Provo Herman Amptmeijer maar liefst voor 30 dagen in het cachot in omdat hij de spotprent had helpen verspreiden.

De verboden tekening van Willem in God, Nederland en Oranje.

Ook de Amsterdamse schilder Aat Veldhoen liet zich graag inspireren voor de combinatie van royalty en erotiek en moest zich bij de politie melden nadat hij in 1975 een spotprent had vervaardigd waarop toenmalig premier Den Uyl in achterwaartse positie copuleerde met koningin Juliana, die op haar beurt de Amsterdamse burgemeester Samkalden oraal bevredigde, met op de achtergrond op dameshakken Prins Claus getooid met een armband van de NSDAP en NAVO-secretaris Joseph Luns in innige verstrengeling met een ezel prijkten. In zijn geval kwam hij er met een waarschuwing vanaf en de anarchistische kunstenaar werd later bestuurlijk ingekapseld door zijn huwelijk met ex-PvdA-minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Hedy d’Ancona.

Artistieke naaktfoto’s

Ook de redactie van weekblad Nieuwe Revu, in de rebelse jaren ’70 zeer succesvol met de toverformule ‘seks, sensatie & socialisme’ kwam in de problemen nadat ze de kersteditie van 1976 had opgeluisterd met artistieke compositiefoto’s foto’s  ter illustratie van een reeks citaten uit haar befaamde kersttoespraken. De raad van bestuur van VNU, de toenmalige uitgever van Nieuwe Revu, was not amused en gaf opdracht de gehele oplage nog voor uitgifte door de papierversnipperaar te halen, teneinde ‘gevoelens van lezers’ te ontzien. Met steun van de journalistenvakbond NVJ toog de redactie van het weekblad in protest de straat op, onder het motto ‘baas in eigen blad’. Op 31 december 1976 verscheen een ‘dubbeldik noodnummer’, met daarin wél de koninklijke kerstboodschappen, maar alleen beschrijvingen van de bijbehorende foto’s. De censuur had haar werk gedaan.

In de jaren ’80 kreeg iemand nog drie weken cel wegens een fotomontage van koningin Beatrix als model voor  Playboy, maar sindsdien zit de klad er een beetje in bij de artistieke zedenmeesters. Zo maakte in 2012 een hilarisch filmpje van Lucky TV bij de VARA’s De Wereld Draait Door, waarin Beatrix en Willem-Alexander tijdens een fictief staatsbezoek aan Papoea Nieuw Guinea de lokale klederdracht respecteerden (o.m. door het dragen van een peniskoker) alleen nog boze reacties los bij de redactie van het Reformatorisch Dagblad. Individuele burgers met onzedelijke fantasieën richting het koningshuis moesten niettemin op hun hoede blijven. In 2007 werd een 47-jarige man veroordeeld tot een boete van 400 euro voor majesteitsschennis nadat hij de politie had toevertrouwd hoe hij zekere seksuele handelingen wilde plegen met de vorstin.

Staatsieportret

Inmiddels heeft schilder Klashorst er nog een schepje bovenop gedaan. Zijn impressario biedt nu ook een schilderij aan van kroonprinses Amalia in innig contact met een heerschap van Afrikaanse komaf. Klashorst vanuit zijn Thaise woonplaats via Facebook: ‘Het is een staatsieportret en ook een commentaar op Black Lives Matter…een Gambiaanse vriend van mij beweert prins te zijn uit een oud geslacht…in dit geval een enorm geslacht wat ik bescheiden heb afgebeeld…die vriend wil met Amalia een serieus huwelijk zodat zij koningin wordt van Gambia en er straks dus een dubbelmonarchie ontstaat het Groot Nederlands Gambiaans koninkrijk en deze prent is om dat idee te promoten .. het samengaan van twee volkeren en twee mooie mensen…zwart en wit zonder discriminatie, maar met veel liefde… Rembrandt heeft Amalia ook geschilderd.. en met deze prent eer ik ook de grote meester die de naamgenote en familielid van de huidige Amalia waar zij waarschijnlijk naar vernoemd is ooit heeft vastgelegd op het doek…dus helemaal kunst-historisch verantwoord en ik ga er van uit dat binnenkort mijn variatie op een staatsieportret in het Rijksmuseum hangt’.

Uitgever Holzapffel laat weten dat het Amalia-schilderij zal worden opgenomen in een volgende druk van de Dirty Diaries. Het boek is alleen via de persoonlijke Facebook-pagina van Jaap Holtzapffel te bestellen en kost 60 euro.

Column Wijnand Mijnhardt: Hoe ik republikein werd

/

Bij zijn afscheid als hoogleraar moderne geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht hield Wijnand Mijnhardt een gloedvol afscheidscollege over de republikeinse traditie in Nederland en zijn droom dat de idealen van de in de vaderlandse geschiedschrijving ondergeschoven Bataafse republiek nieuw leven worden ingeblazen in het hedendaagse politieke bedrijf.

Tekst: Wijnand Mijnhardt

Ik ben geen geboren republikein. Wel ben ik als historicus altijd gefascineerd geweest door de Nederlandse Republiek. Voor de Orangistische traditie in de geschiedschrijving heb ik nooit sympathie gehad. In mijn publicaties verzette ik mij van meet af tegen de minachting van de achttiende-eeuwse Republiek, van de Nederlandse Verlichting en van het wegschrijven van de verlichte republikeinse erfenis uit de Nederlandse geschiedenis. Tot een politiek actief republikanisme of een fel anti-orangisme heeft dat lange tijd niet geleid. De monarchie was gewoon een storende anomalie. Wel bleef voor mij de Zwitserse gedecentraliseerde Republiek waarin de lokale burger al eeuwen centraal staat, het grote voorbeeld in de verte.

Dat werd anders toen Máxima Zorreguieta op het toneel verscheen. Daardoor werd ik gevoelsmatig van burger in onderdaan getransformeerd. Via een niet gekozen troonopvolger raakte ik immers medeplichtig aan het verdonkeremanen van de herinnering aan het Argentijnse kolonelsregime. Dat gevoel werd nog versterkt omdat ‘mijn’ vorst en zijn vrouw weigerden publiekelijk afstand te nemen van de activiteiten van Máxima’s vader, Jorge Zorreguieta. Dat dit echtpaar ook nog eens dacht de historisch wetenschappelijke onderzoeksresultaten over de misdaden van het Argentijnse kolonelsregime als ‘ook maar mening’ te mogen kwalificeren, deed voor mij de deur dicht. In de debatten over deze kwestie kreeg ik ook beter zicht op het systeem rond de hedendaagse monarchie, dat alle tekorten van royale personen en systemen stelselmatig verdonkeremaande.

Ik besloot daarom aan mijn afscheidscollege Een republikeinse erfenis, waarin de 18e-eeuwse republiek centraal stond, een bespreking van drie pagina’s toe te voegen van de voordelen van een hedendaags republikanisme conform het model van de Ierse politieke filosoof Philip Pettit. Allereerst om ongelovige collega’s duidelijk te maken dat de Nederlandse republikeinse Staatsregeling van 1798 gebaseerd was op een mooi en nastrevenswaardig samenlevingsideaal dat zijn tijd ver vooruit was. Maar ook om een oude droom op te kunnen voeren, die van het sociaal republikanisme. Die droom droom ik nog steeds.

Tegelijkertijd heb ik grote twijfels. Het verlicht republikanisme is geworteld in een gedachtewereld waaruit de moraal definitief verdwenen is. Ze betekende een fundamentele breuk met de wereld van christendom en klassieke cultuur. Mensen jagen van nature hun eigen belang na. Wanneer ze toch het nut van het algemeen bevorderen, komt dat omdat ze menen er ook zelf belang bij te hebben.

Die verlichte filosofie heeft geleid tot twee radicaal van elkaar afwijkende republikeinse manieren om de samenleving te ordenen. De monarchie laat ik buiten beschouwing. Die wortelt per definitie in een christelijke staats- en samenlevingsbeschouwing. Sinds de Verlichting is ze nog alleen historisch en niet meer theoretisch te rechtvaardigen. De liberaal-republikeinse filosofie ziet vrijheid als iets natuurlijks. Ze gaat per definitie aan staat en samenleving vooraf en heeft het prestatiebegrip geleidelijk van moreel tot economisch concept omgevormd. Aan de basis van dat politieke model staat Thomas Jefferson en de meest complete hedendaagse verwezenlijking ervan is te vinden in de VS.

De sociaal-republikeinse tegenpool is de kleine staat, het best vertolkt in Rousseau’s Contrat Social, waarin hij een samenleving schetst gebaseerd op het algemeen belang. Probleem is dat Rousseau’s ideaal van de altruïstische burger een vorm van wensdenken is. Er is dwang – of netjes gezegd – institutionele druk nodig om die sociale republiek goed te laten functioneren. Ook Pettit is op dit punt onverbiddelijk. Die dwang, hoe nuttig ook, kan echter gemakkelijk ontsporen. De geschiedenis van de laatste eeuw heeft voldoende totalitaire voorbeelden opgeleverd waarbij de volkswil diende om willekeurig staatsoptreden te legitimeren.

In een prikkelend boek, Warum Europa eine Republik werden muss! Eine politische Utopie (Piper Verlag 2017), heeft Ulrike Guérot onlangs geprobeerd een oplossing voor deze problemen vinden. Ze benutte hiervoor een beproefd retorisch procedé: ze maakt de kwestie niet kleiner maar groter en zet het vraagstuk van een bruikbaar republikanisme in een Europees kader. Haar ideale republiek, een creatieve vermenging van de Jeffersoniaanse en Rousseauistische varianten met als doel het juiste midden tussen vrijheid en dwang, miskent echter dat aan de moderne samenleving geen gemeenschappelijke moraal meer ten grondslag ligt. Hoogstens geloven we dat we psychologisch best veel op elkaar lijken. We hebben misschien wel dezelfde rechten maar delen niet meer vanzelfsprekend dezelfde waarden. Institutionele dwang blijft daarom noodzakelijk. Guérot’s pleidooi voor een republikeins Europa waarin de volkswil gestalte moet krijgen, is een meeslepende vorm van ‘wishful thinking’ maar vereist nog veel denkwerk om aanvaardbaar te worden. Mooi is wel dat haar bezwaren tegen de natiestaat geen kritiekloze omhelzing van het federale model met zich meebrengen. Guérot’s keuze voor kleine politieke eenheden zoals de stad – ook in het vroegmoderne Nederland de kern van het republikanisme – geeft aan dat zij begrijpt waar de mensheid het meest behoefte aan heeft: een overzichtelijk, lokaal geworteld dagelijks leven. De globale experimenten van de laatste decennia hebben dat opnieuw duidelijk gemaakt. Welke onmisbare bijdrage ‘Europa’ aan deze kleinschaligheid kan leveren, is me niet geheel duidelijk geworden.

De utopie van Guérot geeft veelbelovende richtingen aan. Ze verdienen verdere doordenking waarbij ook het vraagstuk van de route van politieke utopie naar concrete praktijk, die ze nog bewust heeft open gelaten, om een meer concrete invulling vraagt. Tot die tijd blijft Zwitserland voor mij het prototype van de kleinschalige, ideale republiek. Ook daar zijn vele tekorten, maar ze houdt het best rekening met individuele burgerbelangen, geeft die ook ruimte en stem, heeft ruim oog voor het algemeen belang en creëert daarvoor draagvlak. Medeplichtigheid zonder verantwoordelijkheid, zoals in het geval van Máxima, zal zich daar niet licht voordoen.

Wijnand Mijnhardt is emeritus hoogleraar moderne geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht en lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. De tekst van zijn afscheidscollege, Een Republikeinse Erfenis, is online verkrijgbaar via de website van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, via deze link.

Wilt u net als Wijnand Mijnhardt dat de sociale idealen van de Bataafse Republiek nieuw leven krijgen ingeblazen in het hedendaagse politieke bedrijf? Precies dat staat de Partij voor de Republiek i.o. voor ogen. Treed toe tot de republiek via deze link.

Voorbij Trump, met Sjoerd de Jong over Gonzo in het Witte Huis & Els de Groen over Europees Trumpisme

VERS VAN DE PERS

De Trump-special van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap. Over de nachtmerrie waarin de Amerikaanse politiek is beland, een verkenning van Trumpisme en narcistisch leiderschap in Europa en recepten tegen het extreem-rechtse reveil.

Sjoerd de Jong las het spraakmakende boek Freak Kingdom. Hunter S.Thompsons Manic Ten Year Crusade Against American Fascism, waarin Timothy Denevi de in 2005 overleden journalistieke outlaw Hunter S. Thompson neerzet als een profeet van het Trump-tijdperk en tegelijkertijd als degene die al dit onheil had kunnen voorkomen als hij niet voortijdig een eind aan zijn leven had gemaakt. ‘Stel dat de legendarische gonzo-journalist nog had kunnen twitteren’, aldus de Jong, ‘had hij dan met een stroom woeste berichten van 180 tekens, getikt in het holst van de nacht en in walmen van drank en hasj, kunnen voorkomen dat Donald Trump president was geworden? Was impeachment dan niet nodig geweest? Had het gekkenhuis waarin Amerika door toedoen van de maniak-president is beland, compleet met geraas en getier over landverraad, spionage en burgeroorlog, kunnen worden voorkomen?’ Timothy Denevi lijkt het te geloven, maar De Jong toont zich minder overtuigd. Er zat meer Trump in Thompson dan men zou hopen, en in feite deed met Donald Trump Gonzo zijn intrede in het Witte Huis. De Jong breekt een lans voor de klassieke onderzoeksjournalistiek: ´Feit is dat Thompson allang school heeft gemaakt, ook in Nederland. Kranten en sites staan bol van journalisten die hun ik beschouwen als het beste knaapje om hun bloedstollende verhaal aan op te hangen. Of die als mini-Thompsons de lezer vergasten op gesjochten ontboezemingen over hun seks, drank-en drugsleven – en over de prangende vraag wie ze een racist, fascist, Gutmensch of gewoon een lul vinden. Zet Twitter op een kier en het gebrul en gejank komt je tegemoet van bloggers die zich als bronstige bavianen op de borst staan te roffelen om zich dan weer jammerend eigenhandig aan het kruis van het vrije woord te spijkeren. Tourette is in die wereld geen aandoening, maar een diploma. Dus méér gonzo, tegen de Über-gonzo in het Witte Huis? Nee, dank u´.

Boris Johnson in het Verenigd Koninkrijk, Viktor Orbán in Hongarije, Bojko Borisov in Bulgarije, Thierry Baudet in Nederland en de rij gaat nog veel verder. Maakt het Trumpisme school in Europa? Ex-Europarlementariër en schrijfster Els de Groen ging op zoek naar de Trumpisten van Europa en doet tegelijkertijd een poging tot definitie van dit politieke fenomeen. Een Trumpist, aldus De Groen, is een narcist in een leidinggevende functie. `Zoals een populist de spreekbuis wordt van een groep en groepsbelangen nastreeft en een verlicht despoot het algemeen belang wil dienen door ieders spreekbuis te zijn, zo laat een Trumpist zich leiden door eigenbelang: het enige belang dat hij kent´. Maar een narcistische leider is een contradictio in terminis. ´Het gaat om mensen met een persoonlijkheidsstoornis die anderen manipuleren, maar die op hun beurt ook weer gemanipuleerd kunnen worden door krachten achter de schermen.´

De Italiaanse dichter en mensenrechtenactivist Roberto Malini legt uit wat de Italiaanse Trump-kloon Matteo Salvini, alias ´Selfini´, beweegt: tomeloze geldingsdrang van een lege persoonlijkheid. Salvini is zeker schatplichtig aan Mussolini, die net als hij gaarne zijn viriliteit tentoonstelde in zwembroek aan het strand. ´Ondanks de lessen van beide Wereldoorlogen is Europa nog steeds gevoelig voor de propaganda van narcisten in badkleding´, waarschuwt Malini. ´Net als Mussolini benadrukken populisten en nieuw rechts de waarden van vaderland en familie, nationale tradities en “heilige grenzen”. Ze presenteren zichzelf als de vertegenwoordigers van het gewone volk en in hun vaak schreeuwend voorgedragen speeches oreren zij over rechtvaardigheid, justitie en zelfs religie. Salvini kust publiekelijk de rozenkrans en smeekt de bescherming af van de heilige maagd voor zijn politieke programma’s. Moe van slechte politiek, corruptie, de crisis van de ideologieën en waarden, raakt een toenemend percentage van burgers in de ban van zulke verhalen, gebracht door iemand die zij zien als „een man uit één stuk“. Zo verandert narcisme van een individuele conditie in een algemene, collectieve toestand´.

Gijs Korevaar sprak met de Nederlandse politicoloog Cas Mudde, die doceert aan de Universiteit van Georgia, en onlangs zijn boek The far right today presenteerde, waarin hij methoden aandraagt om de overheersing van het extreem-rechtse discours in de huidige politieke verhoudingen te doorbreken. In de ogen van Mudde is het grootste probleem van deze tijd het ideologische vacuüm waarin de liberale democratie verkeert. Tegenover het rechts-radicale geluid staat nauwelijks een aanlokkelijk alternatief. Mudde betoogt ook dat Donald Trump veel minder de outsider is in zijn eigen Republikeinse Partij dan velen vermoeden. Mudde: ‘Het is absoluut niet waar dat Trump de Republikeinse partij heeft gekidnapt. Hij werkt precies de agenda van rechts af. Republikeinen storen zich misschien wel aan zijn tweets en aan zijn vulgaire taalgebruik, maar ze zijn het wel eens met wat hij doet.´

Maurits van den Toorn verdiept zich in het fenomeen van de impeachment in de VS. Impeachmentprocedures kunnen voor praktisch alle publieke ambten worden gevoerd, zowel op federaal als op staatsniveau. Dat heeft de afgelopen twee eeuwen enkele tientallen keren tot afzettingen van rechters, ministers en gouverneurs geleid. Zo heel uitzonderlijk is de procedure dus niet, maar er is nog nooit een Amerikaanse president door een impeachment afgezet. Van den Toorn: ´Tot dusverre is er ook nog maar vier keer een impeachmentprocedure tegen een president in gang gezet: tegen James Buchanan in 1860, tegen Andrew Johnson in 1868, tegen Richard Nixon in 1974 en tegen Bill Clinton 1998. Bij Buchanan werd in 1860 een onderzoek gestart, maar ondanks de corruptie in zijn regering werden geen impeachable offenses gevonden; er kwam dus geen formele impeachment. Bij Johnson gebeurde dat wel (wegens misbruik van het ambt), maar de benodigde twee derde meerderheid in Senaat werd nét niet gehaald. Bij Nixon liep het onderzoek naar impeachable offenses, maar voor een formeel besluit kon worden genomen om daadwerkelijk over te gaan tot impeachment, hield hij de eer aan zichzelf en stapte op. Clinton kreeg geen impeachmentprocedure aan de broek wegens zijn gerommel met stagiaire Monica Lewinsky, zoals vaak wordt gedacht – dat was vooral een kwestie van slechte smaak – maar omdat hij tijdens het onderzoek daarnaar onder ede had gelogen en de rechtsgang had belemmerd. Uiteindelijk haalde het voorstel in de Senaat niet eens een meerderheid. Als overigens één Amerikaanse president een impeachment had “verdiend”, dan is het wel Ronald Reagan vanwege de Iran-Contra-affaire´.

Jelle Jeensma las zes in Nederlandse vertaling verschenen boeken vol explosieve en meestal anonieme getuigenissen die samen een onthutsend beeld schetsen van de meest controversiële president in de geschiedenis van de Verenigde Staten. In de boeken van Michael Wolff, Bob Woodward, James Comey, Craig Unger en Luke Harding blijkt de Amerikaanse politiek in een nachtmerrie beland. Het Witte Huis is in de greep van sjoemelende sjacheraars, Russische maffiosi, uitgerangeerde generaals en een president die regelmatig in razernij vervalt. Boerenslim is Trump wel. Op een doortrapte manier speelt hij de kongsi’s in zijn omgeving uit. Verdeel en heers is zijn adagium. Woodward citeert een paar keer een uitspraak van Trump: ‘Echte macht is angst’. Als Michael Wolff tegen Trump’s gewezen vertrouweling Steve Bannon zegt dat Trump kwetsbaar was omdat hij veertig jaar de baas was geweest van wat steeds meer een semi-criminele onderneming bleek te zijn, zegt die grinnikend: ‘Ik denk dat we “semi” wel kunnen laten zitten´.

Waar Lyndon B. Johnson, Richard Nixon en vooral ook George W. Bush immer konden rekenen op harde protestsongs vanuit de Amerikaanse tegencultuur, blijft het bij Donald J. Trump tot nu toe beangstigend stil uit die hoek. August Hans den Boef schrijft over een mooie traditie waar de klad in kwam, en behandelt onder meer Country Joe & The Fish, The Fugs, Frank Zappa and The Mothers of Invention en Neil Young, die speciaal voor George W. Bush het lied Let´s Impeach The President schreef, maar in het geval van Donald Trump tot nu toe mysterieus stil bleef. Ligt dat wellicht aan het feit dat de Canadese bard enige jaren terug nog in zaken wilde gaan met zijn toenmalige fan Trump, die tijdens zijn rally´s ook nog eens Youngs Keep On Rocking In The Free World door de stadions laat galmen?

In een column buigt Ries Roowaan zich over de echte Amerikaanse nachtmerrie: het eten in hotels. ´Het ontbijt bestaat in de regel uit eieren in diverse schijngestalten, fruitsalade uit blik, ranzige bacon, cornflakes, wit toastbrood, slappe koffie, aardappelen, onduidelijke worstjes en nog wat culinaire wangedrochten – een ensemble dat zich het beste laat omschrijven als een parodie op het Engelse ontbijt. Het servies en de koffiekopjes zijn van piepschuim. Voor het snijden, lepelen en prikken is de hotelgast aangewezen op vliegtuigbestek en staat voor de uitdaging met een slap plastic mes gekoelde boter op gammel toastbrood te smeren. Het is wel makkelijk opruimen: alles gaat gewoon in de vuilnisbak. Afwassen drukt immers slechts op de winst´. En dan hebben die arme Amerikanen ook nog eens de duurste gezondheidszorg ter wereld.

Hoe krijg je een uiterst stabiel genie aan het wankelen, vraagt Ricus van der Kwast zich af. Hij vreest dat de obsessie van de kritische media voor Trump het omgekeerde effect heeft. Hoe meer hij wordt bespot, des te sterker hij wordt. En dus bepleit hij een andere aanpak. ‘Trump moet meer geprezen worden, juist door zijn tegenstanders. Niet overdreven, maar gemeend, want af en toe geeft een beslissing, een grap of een gebaar van hem daar best aanleiding toe. Het zal hem uit zijn evenwicht brengen. Nuances nemen de wind uit zijn zeilen. Zonder strijd, zonder wraakgevoelens, zonder media-aandacht is The Donald als een vis op het droge. Hij zal langzaam wegkwijnen. Misschien trekt hij zich zelfs eigener beweging terug‘.


EN VERDER IN DIT NUMMER

Is het haalbaar een oordeel van de rechter uit te lokken over de vraag of de Koning te veel (onverenigbare) bevoegdheden heeft? Die vraag legde het Republikeins Genootschap voor aan de jonge jurist Ewout Jansen, ex-adviseur van de Hoge Raad en ook bekend als cabaretier. Tegenover De Republikein licht Jansen zijn onderzoek toe. Hij wijst erop dat de Koning voorzitter is van de Raad van State, die de regering adviseert over wetgeving. Daarnaast staat de Koning aan het hoofd van de regering. Jansen: ‘Als voorzitter van de Raad van State adviseert de Koning dus zichzelf. Bovendien benoemt en ontslaat de Koning de leden van de regering. Ook alle rechters in Nederland moeten worden benoemd en ontslagen door de Koning. Daarnaast is de Raad van State – behalve een adviesorgaan over wetgeving – ook de hoogste bestuursrechter in Nederland’. Hij concludeert: ‘Wie niets weet van de theorie en de praktijk van Nederlandse staatsinrichting en enkel de Grondwet leest, kan niet anders dan concluderen dat de Koning de absolute macht heeft in Nederland´.

In zijn redactionele inleiding staat De Republikein-hoofdredacteur René Zwaap stil bij de indrukwekkende rede die hoogleraar vergelijkende wetenschapsgeschiedenis Wijnand W. Mijnhardt hield bij zijn afscheid van de Universiteit van Utrecht. Mijnhardt bepleitte bij die gelegenheid eerherstel voor de Bataafse Republiek en reanimatie van het republikeinse gedachtengoed in Nederland. Mijnhardt: ´Ik droom vaak hoe mooi het zou zijn ons opnieuw te laten inspireren door de rijkdom van een opgefrist laat achttiende-eeuws vaderlands republikanisme en het koekoeksjong van de liberale monarchie uit ons nest te verbannen. Behalve geraffineerde dynastieke politiek en eigenbaat, respectloze omgang met constituties en vluchtig, als nationale symboliek verpakt volksvermaak, heeft de Oranjemonarchie ons weinig gebracht en bij een sociaal republikanisme hebben we veel te winnen.’ Zo’n oproep mag niet onbeantwoord blijven, aldus Zwaap. ´Daarom zal De Republikein in de eerstvolgende editie een aanzet leveren tot zowel een republikeinse Grondwet als tot een beginselprogramma van een nieuwe republikeinse partij in de lijn van Mijnhardt. Mis het niet!´

In zijn vaste column voor De Republikein staat Roel van Duijn stil bij het 50-jarige jubileum van de Kabouterbeweging, die in Amsterdam met de Kabouterpartij in 1970 zijn intrede maakte in de gemeenteraad en ook de Oranjevrijstaat in het leven riep, vrij van koningshuis en consumptiemaatschappij. De boodschap van de Kabouters heeft niet aan zeggingskracht ingeboet en maakt anno 2019 internationaal school.

Incompetentie is de koning van de doofpot, aldus de analyse van onze huisjurist H.U. Jessurun d´Oliveira van de estafette van lek- en lakschandalen bij de diverse Haagse departementen, waar ambtenaren die uit de school klappen over misstanden op de ambtelijke werkvloer worden beschuldigd van schending van het ambtsgeheim en worden verketterd. Inmiddels haalde minister Grapperhaus van Justitie bakzeil met zijn voornemen om een ambtenaar die had gelekt over onrechtmatige beïnvloeding van het WODC te vervolgen. Jessurun d´Oliveira neemt het voor de klokkenluiders op. Sterker nog: ´Ambtenaren hebben soms de plicht aangifte te doen van ambtsmisdrijven‘. Hij gaat ook in op de schandalen rond de onrechtmatige stopzetting van kinderopvangtoelagen bij de Belastingdienst en bij de verdachte toestanden op Buitenlandse Zaken, waar ambtenaren weer niet genoeg weglakten uit WOB-documenten, zodat plotseling bekend werd dat het ministerie strijdgroepen in het buitenland ondersteunt die volgens het Openbaar Ministerie als terroristische organisaties worden gebrandmerkt.

In zijn vaste column voor De Republikein verdiept historicus Gerard Aalders zich ditmaal in de mededeling van de Rijksvoorlichtingsdienst dat de koning op buitenlandse handelsmissies de ene na de andere miljardenorder binnensleept voor het nationale bedrijfsleven.

Ries Roowaan schrijft over Nigel Farage, de Britse Trump-kloon die de Britten opscheepte met Brexit, maar wiens eigen politieke loopbaan dankzij het districtenstelsel nooit verder reikte dan het Europees Parlement.

Waarom hullen officieren van justitie, verdedigers en rechters zich nog steeds in middeleeuwse geleerdenkleding? ´Uit die toga´s!´, bepleit classicus Anton van Hooff. ´In de openbare ruimte dienen uniformen ter (h)erkenning van gezagsdragers, maar in de rechtszaal is geen misverstand mogelijk. Daar leiden de toga’s tot een misplaatst afdwingen van respect en het misverstand dat aanklagers en advocaten tot de rechterlijke macht behoren´.

In de rubriek Appeltjes van Oranje aandacht voor de erotische escapades van Prins Hendrik, de grootste schuinsmarcheerder die het Nederlandse koningshuis heeft voortgebracht. Het seksschandaal rond de Britse prins Andrew verbleekt bij de levenswandel van prins Hendrik, die zich niet alleen bediende van prostitue(e)s van beiderlei kunne, maar zich ook nog eens vergreep aan de jeugdige padvinders waar hij als erevoorzitter van de Nederlandse scouting makkelijk toegang toe had. ´Het leven van prins Hendrik was één groot seksschandaal´.

‘Impeach de koning!’ In zijn vaste column buigt Republikeins Genootschap-voorzitter Hans Maessen zich over de wenselijkheid dat de Nederlandse Grondwet zou voorzien in een afzetclausule voor de koning. Willem-Alexander voldoet royaal aan de voorwaarden: ´Hij vangt dubbele inkomsten voor zijn meubeltjes, declareert verkeerd, maakt misbruik van hem ter beschikking staande gebouwen en voertuigen, verkoopt staatseigendom voor eigen gewin, enzovoort. Iedere andere burger dan de koning zou voor dergelijke vergrijpen gegarandeerd voor schut gaan´.

Twee boekbesprekingen completeren dit nummer. Maurits van den Toorn bespreekt Mathijs van de Waardts biografie van Dirk Donker Curtius, De man van 1848. Donker Curtius (1792-1864) was zowel een politieke straatvechter als een heer, zowel een republikein als een vertrouweling van koning Willem II. Zijn bijdrage aan het slagen van de Grondwet van 1848, die de absolute monarchie aan banden legde, werd schromelijk onderschat ten gunste van de mythe rond Thorbecke, maar Van de Waardt vult deze lacune voorbeeldig op.

Paul Damen las Rutger Bregmans De meeste mensen deugen met stijgende ergernis. ´Bregmans boek doet nogal denken aan een aflevering van Discovery Channel´, merkt hij op. ´Na Bregmans boek is mij nog steeds niet duidelijk welke mensen deugen, en waarom. Alleen weet ik wél: dit boek deugt voor geen donder´.

Plus: de Blik van Joep Bertrams, illustraties van Gabriel Kousbroek en cartoons van Ardy Beld.

Nr. 4/2019 van ‘De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & burgerschap’ is te koop bij de geselecteerde boekhandel of na te bestellen bij de uitgever via klantenservice@virtumedia.nl. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

Maximale reputatieschade voor Den Haag als hoofdstad van internationaal recht

In zijn verdediging van de omstreden ontmoeting tussen Máxima en de Saoedische kroonprins Bin Salman maakte minister Blok van Buitenlandse Zaken een ernstige constitutionele fout, aldus Gerard van der Zwan. De Nederlandse campagne om Den Haag te positioneren als epicentrum van internationaal recht liep een geduchte knauw op.

Tekst: Gerard van der Zwan

In juli vond er in Tokio een gesprek plaats tussen Máxima en kroonprins Mohammad bin Salman van Saoedi-Arabië. Dit gesprek ontlokte veel kritiek. Bin Salman wordt na onderzoek door de Verenigde Naties immers verantwoordelijk gehouden voor de moord op de journalist Jamal Ahmad Khashoggi. Deze verdween op 2 oktober 2018 nadat hij het Saoedi-Arabische consulaat in Istanbul in Turkije was binnengegaan. Hij werd in het consulaat vermoord en zijn lichaam werd in stukken gezaagd en dat alles onder de verantwoordelijkheid van kroonprins Bin Salman. Dat Máxima met een dergelijke figuur simpelweg een gezellig gesprek houdt is voor velen niet acceptabel, te meer daar ze de moord op Khashoggi ook niet aan de orde stelde. De kritiek kwam niet alleen uit de Lage Landen zelf, maar ook uit de Verenigde Naties, de organisatie waarvoor Máxima werkzaamheden zegt te verrichten als ‘Speciale pleitbezorger van de VN secretaris-generaal voor inclusieve financiering voor ontwikkeling’.

Geconfronteerd met deze kritiek stelde het kabinet zich bij monde van minister van Buitenlandse Zaken Blok op het standpunt dat het gesprek dat Máxima voerde met Bin Salman noodzakelijk was vanuit de functie die zij vervult. De minister verklaarde daarnaast dat hij zich ‘niet wil bemoeien met de agenda van Máxima’.

Met deze opmerking maakte de minister een constitutionele fout. Hij gaat – voor wat betreft het buitenlandse deel – wel degelijk over de agenda van Máxima. Hij is hiervoor immers ‘ministerieel verantwoordelijk’. Daarnaast merkte minister Blok over het gesprek tussen Máxima en Bin Salman op: ‘Als de koningin niet met vertegenwoordigers mag spreken van landen die de mensenrechten schenden, kan zij haar functie niet uitoefenen.’ Daar heeft minister Blok op zich gelijk in. Personen in dienst van de Verengde Naties komen in situaties terecht dat ze foute mensen ontmoeten. Maar die gesprekken vinden altijd buiten het zicht van de camera’s plaats en die functionarissen spreken hooguit met ambtenaren van een fout regime. Om het concreet te maken: wanneer een functionaris van de Verenigde Naties overleg wil voeren met Saoedi-Arabië spreekt deze persoon met een ambtenaar, maar nooit met kroonprins Bin Salman, zeker niet wanneer die functionaris een vrouw is. Het feit dat Máxima een gesprek met de Saoedische kroonprins voerde, had dus niets te maken met het gegeven dat zij een functie binnen de Verenigde Naties vervult, maar alles met het feit dat zij de echtgenote is van het Nederlandse staatshoofd.

Gesprek misbruikt

Sterker nog: in het gesprek is deze kroonprins er uiteraard van uitgegaan dat hij sprak met de koningin van Nederland, want zo wordt zij gepresenteerd. Dat dit staatsrechtelijk volkomen onjuist is en dat de titel ‘koningin’ slechts een aanspreektitel is, die nuance ontgaat iedereen in het buitenland. De conclusie van minister Blok dat functionarissen van de Verenigde Naties nu eenmaal ook met foute personen spreken is dus onjuist. In het betreffende gesprek sprak er geen functionaris van de Verenigde Naties met de foute kroonprins, maar de echtgenote van het Nederlandse staatshoofd. Is dat erg? Ja. Saoedi-Arabië en meer in het bijzonder de kroonprins staan sinds de moord op Khashoggi in een kwalijke reuk. Nette landen willen eigenlijk met dit land zo min mogelijk te maken hebben. En uitgerekend de Nederlandse koningin gaat met de kroonprins in gesprek. Saoedi-Arabië ge- en misbruikte het gesprek door het via alle media die het land maar ten dienste staan de wereld in te sturen. Op deze manier poogde het regime zich een wat netter imago te verwerven. Máxima – met in haar voetspoor het Nederlandse kabinet – faciliteerde dit streven. Het koninkrijk Saoedi-Arabië heeft internationaal gescoord met dit gesprek met hulp van het koninkrijk Nederland, maar wil de bevolking van Nederland dat?

Het is evident dat het gesprek van Máxima met kroonprins Bin Salman niet in het belang is van Nederland. Ons land komt zo op lijstjes te staan van landen die goede relaties onderhouden met landen die systematisch de mensenrechten schenden. Het kwam ons land ook vanuit de Verenigde Naties op veel kritiek te staan. Nederland profileert zich graag als een land dat internationaal opkomt voor mensenrechten. Ons land streeft ernaar om internationale gerechtshoven in Nederland te vestigen om zo Den Haag uit te doen groeien tot de juridische hoofdstad van de wereld. Men is daar succesvol in geweest: momenteel herbergt Nederland het Internationaal Hof van Justitie van de VN, het Internationaal Strafhof en het Joegoslavië Tribunaal. Het streven Nederland als rechtsstaat te positioneren en Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld verhoudt zich niet met pogingen tot het publicitair witwassen van foute regimes.

Kortom: deze fout van het koningshuis schaadt de belangen van Nederland. Dat het kabinet en de ministers dit niet wisten te voorkomen en ook niet van plan zijn dat in de toekomst te proberen toont aan dat zij weigeren invulling te geven aan de ministeriële verantwoordelijkheden waarvoor zij zijn aangesteld.

Het probleem is eenvoudig op te lossen: schaf de monarchie in Nederland af, wordt weer de Republiek die we eeuwenlang waren. Kies een president die, wanneer hij of zij het niet goed doet, gewoon na vier jaar niet wordt herkozen. Zo simpel is het!

Gerard van der Zwan was werkzaam in de internationale verhoudingen

Waardeer dit artikel!!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -

Duitse demonen, de premature promotie van Ad van Liempt, Máxima contra de mensenrechten

Verrijkt met vaste columns van niemand minder dan historicus Gerard Aalders (uitverkozen tot Republikein van het Jaar 2018) en de legendarische politieke vernieuwer Roel van Duijn (oprichter van Provo, de Kabouters, Oranje Vrijstaat, De Groenen en auteur van een imposant oeuvre) presenteert kwartaaltijdschrift De Republikein – het snelst groeiende tijdschrift van Nederland – nr. 3 van alweer de 15e jaargang. Aalders behandelt de fiscale mores van de Oranje-clan en signaleert dat Máxima als grootgrondbezitter in Argentinië al behoorlijk is geïntegreerd bij haar zuinige schoonfamilie.

Veel aandacht deze keer voor Duitsland, het land dat als geen ander beslissend is voor de toekomst van Europa. Honderd jaar na de oprichting van de republiek van Weimar, tachtig jaar na het begin van de Tweede Wereldoorlog en dertig jaar na de Val van de Muur lijkt de politieke doos van Pandora weer te openen bij de oosterburen. Is de moord op CDU-politicus Walter Lübcke door een aanhanger van Alternative für Deutschland het startsein voor een nieuwe Duitse tragedie? Of weet het land zich ook na het vertrek van Angela Merkel te handhaven als de middelpuntvliedende kracht van een humanistisch en klimaatvriendelijk Europa? Dat zijn de vragen waar een keur van auteurs zich in dit nummer aan waagt.

De hechte band tussen het voormalige keizerlijke huis Hohenzollern en Hitler staat weer volop in de schijnwerpers met de claim die prins Georg van Pruisen van de Hohenzollern-clan legde op tal van paleizen en kunstvoorwerpen in bezit van de Duitse overheid. De Hohenzollerns eisen restitutie van door de DDR onteigend bezit. Zo vordert prins Georg eeuwig woonrecht voor zijn familie van het paleis Cecelienburg in Potsdam, het 174 kamers tellende slot waar in 1945 met de conferentie van Potsdam de toekomst van naoorlogs Duitsland werd bezegeld. De Duitse wet laat voor de claim echter geen ruimte als bewezen kan worden dat het Pruisische vorstengeslacht een vitale rol speelde in het Derde Rijk. Volgens de gerenommeerde Duitse historicus Stephan Malinowski, auteur van een standaardwerk over de samenwerking tussen de Duitse royalty en de NSDAP, leidt het geen twijfel dat de Hohenzollerns een belangrijke steunpilaar waren voor Hitler. De historicus werd echter door prins Georg, de achter-achter-kleinzoon van de laatste Duitse Kaiser Wilhelm II, voor de rechter gedaagd, net als de regering van de deelstaat Brandenburg, dat de eerste claim van de prins à raison van 1,2 miljoen euro had afgewezen. Beide processen moeten nog voor de rechter worden uitgevochten. Daarmee wordt de positie van de Duitse royalty in het Derde Rijk straks inzet van een grote juridische krachtmeting, schrijft hoofdredacteur René Zwaap van De Republikein. In hetzelfde artikel aandacht voor het huis van Lippe, het Duitse adellijke geslacht dat met 21 nazi’s in de gelederen gerust als Hitlers hofleverancier kan worden gezien. Een van hen was de latere prins der Nederlanden Bernhard zur Lippe-Biesterfeld, die volgens naspeuringen van auteur Albert van der Schoot nog lid was van de NSDAP toen hij op 5 januari 1937 in Den Haag in Den Haag zijn aanstaande huwelijk vierde met kroonprinses Juliana. Van der Schoot onderzocht in zijn boek Kapitein Walther Boer en het galaconcert hoe het toch mogelijk was dat tijdens deze plechtige viering het nazistische Horst Wessellied ten gehore kon worden gebracht door het Haagse Residentieorkest, terwijl de Duitse gasten de Hitler-groet brachten. Volgens Van der Schoot is er maar één conclusie mogelijk: het was koningin Wilhelmina zelf die het groene licht gaf voor deze Nederlandse knieval voor het Derde Rijk. Ook ontdekte Van der Schoot dat niet alleen dirigent Peter van Anrooy, maar ook Sam Swaap, de joodse concertmeester van het residentieorkest, openlijk heeft geprotesteerd tegen het spelen van het nazilied.

In zijn debuut als vaste columnist van De Republikein buigt Roel van Duijn zich over de mogelijkheid dat Duitsland straks een groene kanselier krijgt. ‘Het zou een wonder zijn als het in dit land lukt, maar alles wijst erop dat dit wonder dichterbij komt’, schrijft Van Duijn. Hij heeft ook een tip voor de persoon die Merkel namens de Grünen zou kunnen opvolgen: de trefzekere voorzitter van de fractie in de Bondsdag, Katrien Goering-Eckhardt.

De moord op CDU-politicus Walter Lübcke doet het ergste vrezen voor de status van naoorlogs Duitsland als humanitair en democratisch gidsland, schrijft voormalig europarlementariër en auteur Els de Groen. In Dresden en Chemnitz ontluikt een neofascisme dat de stabiele armoe van Honecker idealiseert. De Groen wijst op de gevaren van de ‘Ostalgie’ en staat stil bij de moord op Lübcke, die bekend stond om zijn ruimhartige houding jegens vluchtelingen. Els de Groen: ‘Het is de eerste naoorlogse politieke moord in Duitsland uit rechts-extreme motieven. Duitsland huivert. In het gepolariseerde klimaat – voor en tegen migratie – lopen de spanningen op. Eigenlijk is er sprake van een dubbele crisis. Klimaat als luchtgesteldheid lijdt onder overconsumptie door mensen die het goed hebben, terwijl het sociale klimaat te lijden heeft onder migratie van mensen die het slecht hebben. Het zijn kwesties die bij voorkeur samen opgelost moeten worden, maar dat vereist een Wende veel ingrijpender dan die uit 1989’.

In een kingsize verhaal van schrijfster Katarina Holländer wordt de lezer meegenomen naar begraafplaats Friedrichsruh in de gemeente Aumühle bij het Saksenwoud, alwaar het mausoleum van de ‘IJzeren Kanselier’ Otto von Bismarck dwars door de decennia heen een magische aantrekkingskracht heeft uitgeoefend op foute Duitsers. De begraafplaats blijkt de spiegel van een ganse natie. Hitlers opvolger admiraal Dönitz ligt hier begraven, als ook Georg Ritter von Schönerer, die als een van Hitlers grootste inspiratiebronnen geldt. De begraafplaats is daardoor veranderd in een bedevaartsoord voor neonazi’s en aanhangers van de AfD. Maar ook de RAF had op de begraafplaats een geheim wapendepot. Daarnaast blijkt de onder mysterieuze omstandigheden om het leven gekomen CDU-president van Sleewsijk Holstein Uwe Barschel in Aumühle innige banden te hebben onderhouden met admiraal Dönitz, die het laatste deel van zijn leven in Aumühle sleet, en was de laatste kampcommandant van Auschwitz jaren ondergedoken bij de Von Bismarcks op Friedrichsruh.

Roel van Duijn stuitte in Fulda, de kleine Duitse stad tussen Berlijn en Frankfurt am Main, op een monument voor de Nederlandse koning Willem I, voluit Willem Frederik van Oranien-Nassau (1772-1843), die na de vlucht van zijn vader stadhouder Willem V door Napoleon deze voormalige bisschopsstaat, een kleine vier jaar als compensatie had toegewezen gekregen, samen met Dortmund, Corvey en Weingarten. Een verzameling van kruimelstaatjes die tezamen de pompeuze titel Fürstentum Oranien-Nassau kregen. Een geschenk van de grote Bonaparte aan een verjaagde prins. ‘Waarom in hemelsnaam, kwam de almachtige Franse heerser van Europa op het idee de balling deze op het eerste gezicht bizarre geschenken te geven?’, vraagt Van Duijn zich af. Fulda blijkt de oefenschool van deze verlichte despoot geweest, maar daar, in dat gesloten katholieke staatje, heeft hij nu een aanmerkelijk positievere indruk achtergelaten dan in het huidige Nederland. ‘Ach, had hij maar in Fulda kunnen blijven’, verzucht Van Duijn.

Raymond van den Boogaard bekeek de Duitse superproductie Babylon Berlin, de duurste tv-serie ooit in Europa vervaardigd, waarin de republiek van Weimar met al zijn intriges en interne spanningen herrijst. Van den Boogaard vergelijkt de serie met Rainer Werner Fassbinders legendarische Berlin Alexanderplatz en ziet de opwindende serie als een vorm van postuum eerherstel voor Weimar. ‘Binnen deze nieuwe context wordt de Weimarrepubliek niet langer als een te mijden vreselijk voorbeeld gezien, maar meer als een democratisch Duits experiment dat misschien ook anders en beter had kunnen aflopen’.

Ries Roowaan schrijft over het succes van de Duitse vertaling van J.J. Voskuils ‘soap voor intellectuelen’ Het Bureau. Lang gold Het Bureau onder Duitse uitgevers als onvertaalbaar en te Nederlands. Vertaler Gerd Busse legde zich daar niet bij neer. Ook de oosterburen kunnen nu kennismaken met de ambivalente verhouding van Voskuil tot het Oranjehuis. Vooral een scène waarin toenmalig kroonprinses Beatrix als sekssymbool van een van de hoofdpersonages van het kantoordrama fungeert, werkt ook in het Duits hoogst intrigerend.

Lodewijk Brunt maakt in een lange bespreking korte metten met Ad van Liempt’s veelgeprezen biografie van kampcommandant Gemmeker van het kamp Westerbork. Van Liempt promoveerde bij de Rijksuniversiteit Groningen op dit boek, maar volgens emeritus hoogleraar Brunt heeft de universiteit zichzelf met de promotie danig voor schut gezet. Brunt over het proefschrift van Van Liempt: ‘Een promotiecommissie van enig niveau zou zijn werkstuk pertinent hebben geweigerd als dissertatie. Het project-Gemmeker is gebaseerd op een grote en grove leugen, namelijk dat Ad van Liempt de eerste zou zijn geweest die een biografie schreef over Gemmeker. Zijn voorgangers worden onder de grond geschoffeld, alsof ze nooit bestaan hebben. Hij beklaagt zich over het vele leeswerk dat hij heeft moeten verrichten voor zijn werkstuk, maar al dat leeswerk was al door anderen gedaan, hij heeft er niets inhoudelijks aan bijgedragen. Liefdeloos knip- en plakwerk. De dissertatie is onder de maat, in ieder denkbaar opzicht. Slordig en rommelig, zonder lijn of structuur, geen enkele originele gedachte. Alles wat hij te berde brengt over Gemmeker en het kamp Westerbork, vind je bij eerdere auteurs uitvoerig terug, maar stukken beter: beter geschreven, beter doordacht, beter gedocumenteerd’.

EN VERDER IN DIT NUMMER

Auteur August Hans den Boef buigt zich over drie recente gevallen van ‘Oranje onfatsoen’. De manier waarop koning Willem IV tegenover NOS-koninklijk huis-verslaggeefster Kysia Hekster het omstreden gesprek van Máxima met de Soedische kroonprins Mohamed Bin Salman verdedigde, maakte in de ogen van De Boef een klucht van de ministeriële verantwoordelijkheid. Gerard van der Zwan buigt zich over hetzelfde omstreden gesprek van Máxima en komt tot de conclusie dat Den Haag zijn campagne om uit te groeien tot de hoofdstad van het internationaal recht wel op de buik kan schrijven. ‘Het streven Nederland als rechtsstaat te positioneren en Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld verhoudt zich niet met pogingen tot het publicitair witwassen van foute regimes’.

Is in de ‘Minder Marokkanen’-zaak tegen Geert Wilders inderdaad de trias politica geschonden? Emiritus-hoogleraar H. U. Jessurun d’Oliveira maakt een eind aan een hardnekkig misverstand. ‘Het Openbaar Ministerie, dat beslist over het al dan niet vervolgen van zaken, is gewoon een orgaan van de uitvoerende macht. Weliswaar is het op een zekere afstand van de dagelijkse politiek van het ministerie gezet, maar het is de minister die verantwoordelijk is voor het OM. Daarom kan de minister ingrijpen en opdrachten geven’. Toch vermoedt hij dat er in de zaak koppen zullen rollen.

Tot 1970 bestond er in Nederland stemplicht. Anton van Hooff zou die graag heringevoerd zien, maar niet met boetesystemen of andere dwingelandij. Er zijn zoveel creatievere manieren om de burger naar het stemhokje te bewegen, meent hij.

Maurits van den Toorn bespreekt het boek Het verhaal van de grondwet; zoeken naar wij van de Leidse hoogleraar Staatsrecht Wim Voermans. 189 van de 193 lidstaten van de Verenigde Naties beschikken inmiddels over een geschreven grondwet, maar een garantie voor democratie is dat niet. Ook Noord-Korea, China en andere landen van twijfelachtig democratisch allooi hebben er een. Het Verenigd Koninkrijk, ondanks alles toch een democratie, doet het juist zonder. Voermans schreef er een meeslepend boek over.

Het is voor aanhangers van de republikeinse gedachte in Nederland nog altijd onverteerbaar dat PvdA-premier Joop den Uyl in 1976 besloot prins Bernhard in het Lockheed-schandaal de hand boven het hoofd te houden. In de nieuwe Den Uyl-biografie De Gedrevene reconstrueert journalist en historicus Dik Verkuil de affaire die het koninkrijk op zijn grondvesten deed trillen. Gijs Korevaar sprak met hem. ‘Den Uyl was een beetje bang voor Bernhard’.

Voor zijn spektakelstuk Willem van Oranje trok theatermaker Ab Gietelink van het toneelgezelschap Nomade naar Dillenburg, het Duitse stamslot van de Vader des Vaderlands, en probeerde hij zich te verplaatsen in de volstrekte misère die De Zwijger daar na het aanvankelijke mislukken van de Opstand moet hebben ondergaan. Gietelink vindt de wijze waarop de Nederlandse politiek zich nu afkeert van het Catalaanse onafhankelijkheidsstreven en het referendum in hoge mate in tegenspraak met alles waarvoor Willem van Oranje stond.

De column van Republikeins Genootschap-voorzitter Hans Maessen is dit keer gewijd aan de Queen en Brexit.

Illustraties van Joep, Fredie Beckmans en Gabriel Kousbroek

Nr. 3/2019 van ‘De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & burgerschap’ is te koop bij de geselecteerde boekhandel of na te bestellen bij de uitgever via klantenservice@virtumedia.nl. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

Van Troelstra tot Wim Kok

Verleden maand nam Nederland afscheid van Wim Kok. De laatste premier van socialistische huize in de Nederlandse geschiedenis werd uitgeluid met opmerkelijke warmte en genegenheid. Gevoelens die Kok bij leven beslist niet ten deel vielen. Is er nog hoop voor de PvdA?

Hoewel de razernij van het Fortuynisme indertijd eerder Kok’s beoogde opvolger Melkert dan hemzelf trof, werd ook Wim Kok het slachtoffer van het anti-paars-evangelie van de Heilige Pim. Als de postume herwaardering voor Kok zou betekenen dat Nederland nu eindelijk ontwaakt uit zijn voorliefde voor populistische retoriek, zou dat een verheugend signaal zijn.
Maar zou het ook betekenen dat het bestaan van de incredible shrinking PvdA langs deze necrofiele weg toch nog kan worden gered? Huidig fractievoorzitter Lodewijk Asscher van de PvdA deed in ieder geval zijn uiterste best een graantje mee te pikken van het collectieve rouwproces. Daarnaast lijken er voor de sociaaldemocraten ook nieuwe kansen te ontstaan nu D66 zichzelf na Pechtold moet heruitvinden en op links de SP – omgevormd tot een kleine rode monarchie van de familie Marijnissen – ook haar beste tijden lijkt te hebben gehad.
Zal de PvdA honderd jaar na de coup van Troelstra – waar het nieuwste nummer van De Republikein bijna geheel aan is gewijd – dan toch nog uit het graf herrijzen? En zo ja, is er in de partij dan nog iets te bespeuren van het republikeinse vuur van de SDAP-leider indertijd? In 2011 boog een commissie ‘Actualisatie toekomst Koningshuis’ van de Partij van de Arbeid zich onder leiding van Joop van den Berg over het vraagstuk van ‘de republikeinse aanvaarding van het koningschap’. Uit dat advies werd duidelijk dat de PvdA inmiddels kan leven met de monarchie, maar dat er nog wel het een en ander uit de koninklijke invloedssfeer dient te worden gesnoeid. Zo voelde de commissie zich ‘ongemakkelijk’ over het voorzitterschap van de Koning bij de Raad van State, krachtens art. 74 van de Grondwet. ‘Een anomalie’, aldus de commissie, ‘hoezeer ook historisch verklaarbaar, dat de Koning een orgaan voorzit dat wordt geacht de regering en dus mede de Koning te adviseren en dat voorts in het bestuursrecht optreedt als hoogste rechter’. Dat ongemak wordt er niet minder op, als de commissie vaststelt dat krachtens datzelfde art. 74 de troonopvolger, zodra hij/zij achttien jaar oud is, van rechtswege lid wordt van de Raad, zij het zonder stemrecht, en dat ook andere leden van het Koninklijk Huis volgens dit Grondwetsartikel als lid tot de Raad worden toegelaten’. Dat laatste overkwam Máxima als kersverse prinses in 2004 .

Kwalijke connecties
Wat de ratio is achter het benoemen van een Argentijnse dame met hoogst kwalijke connecties (denk aan haar baan bij de maffiose offshorebank Mercado Abierto van de onlangs onder verdachte omstandigheden overleden Aldo Ducler, verantwoordelijk voor het witwassen van miljoenenwinsten uit drugs- en wapenhandel) in het hoogste orgaan voor bestuursrecht van het land – is nog altijd diffuus. Nu de PvdA wanhopig op zoek is naar nieuwe ideologische ankerpunten om zichzelf zichtbaar te maken, zou het advies van de commissie-Van den Berg zeker eens uit de lade moeten worden gehaald.

Column Marcel van Roosmalen: Sprookjesboek

Prins Bernard Junior is een succesvol zakenman. Hij bezit 349 pandjes in Amsterdam en een naar hem zelf genoemde beachclub in Zandvoort. Hij vindt zichzelf niet deskundig genoeg om te verschijnen op een hoorzitting over vastgoed van de Amsterdamse gemeenteraad.

Eerst even over de bril.

Ik kom uit Arnhem, een stad die in de oorlog totaal is verwoest, ik had de prins graag een keer met dat montuur Nieuw Monikkenhuizen, het oude stadionnetje van Vitesse,  willen zien binnen komen.

Dan even over de arrogantie, hij had ook gewoon niet kunnen komen naar dat tribunaal voor vastgoedbeleggers zoals al die andere pandjesbazen, maar hij stak gewoon nog even een middelvinger op naar het volk door te zeggen dat hij zichzelf niet deskundig acht.

De Oranjes, ze vinden het leuk als je naar ze zwaait, en voor de rest denken ze dat we achterlijk zijn met al die oranje vlaggetjes en hoedjes.

Daar hebben ze, eerlijk is eerlijk, wel een punt.

Ieder volk krijgt wat het verdient en wij krijgen heel veel prinsjes en prinsesjes, die op Pieter van Vollenhoven na,  hij vertelt ons keurig na iedere ramp hoe we die hadden kunnen voorkomen,  nergens van weten.

Prins Bernhard Junior heeft 349 pandjes in Amsterdam, maar weet niets van de vastgoedmarkt.

Zijn opa heette ook prins Bernhard en was voor de oorlog  lid van de NSDAP, maar had verder geen nazisympathieën.

De vader van Koningin Maxima, zat in de regering van generaal Videla in Argentinië, maar had geen weet van verdwijningen of het schenden van mensenrechten.

Prinses Irene praat tegen bomen, zoekt verbinding met de natuur en eist vanaf haar Zuid-Afrikaanse landgoed dat we duurzamer gaan leven terwijl haar familiekapitaal is belegd in aandelen Shell, maar daar weet ze verder niets van.

Prinses Mabel sprak regelmatig af met Klaas Bruinsma, maar ze hadden  geen liefdesrelatie, dus ze had geen banden met de onderwereld.

Koningin Maxima draagt iedere dag een andere jurk en heeft verstand van microkrediet.

Prinses Laurentien noemt zichzelf de voorleesprinses maar heeft geen tijd om haar kinderen voor te lezen en is vergeten dat ze van geboorte helemaal geen prinses is en vroeger Petra heette.

En prinses Marilène is ook geen prinses, tenminste niet in de tijd dat we samen op de Fredericusschool in Velp zaten.

Prins Carlos tenslotte wil dat we zijn baby prins noemen, maar zijn buitenechtelijke zoon niet, want die verwekte hij per ongeluk en dan telt het niet.

Kunnen we de koninklijke familie, het schijnt niet anders te kunnen hier, beperken tot een koning, een koningin en een kroonprinses? Mogen we de rest van het sprookjesboek een keer dicht slaan? Wanneer houden we nou eens op met dat prinsen en prinsesjesgedoe? De middeleeuwen zijn voorbij, het is 2018. Een huisjesmelker is geen prins, maar gewoon een huisjesmelker, ook al heeft hij er geen verstand van.

Het verdriet van Groningen & Belgisch royalisme en republicanisme nader bezien

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 14, NR.1, MAART 2018

Het Verdriet van Groningen & Belgisch royalisme en republicanisme nader bezien

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

Ode aan Laurent, broer en bliksemafleider
Ricus van der Kwast

Belgische koning is bindmiddel. Interview met Els Witte
Adriaan Boiten

‘Sire, België is voor u verloren’: het Waterloo van Willem I 
René Zwaap

Het Hart van Duisternis van Leopold II 
Lodewijk Brunt

Gordon Bennett: de man die Stanley naar Leopold zond
Maurits van den Toorn

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: Republiek zoekt partij
René Zwaap

Van het republikeins front: knipkunstenaar Jos Deenen geeft Wilhelmus-les

Oranje boven, Groningen naar beneden
René Zwaap

Icoon van de vrijheid: Plakkaat van Verlatinghe
Anton van Hooff

De jonkvrouw en het referendum
Tseard Zoethout

Hans Hillen: Populisme exit met districtenstelsel
Gijs Korevaar

Het potjeslatijn van Thierry Baudet
Anton van Hooff

Sprookjesboek
Marcel van Roosmalen

Tom Poes en het Kroonjuweel
Manuel Kneepkens

Dichtende hermenlijnvlooien (aflevering 2)
Paul Damen

Voorpublicatie: Niets te kiezen, of: Hoe sterk is de republikeinse burgemeester?
Ries Roowaan

Boekrecensie: de biografieën van Marinus van der Goes van Naters en Max van der Stoel
Maurits van den Toorn

Boeksignalementen

Maurits van den Toorn

Van de voorzitter
Bart Gruson

Appeltjes van Oranje: Majesteitsschennis op zijn Gronings

Column Hans Maessen: het verdriet van Groningen

 

 

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

Koningin Minima

De dame op dit schilderij vertoont wellicht enige gelijkenis met onze geliefde vorstin. Ze is het uiteraard niet. Het was eerlijk gezegd wel mijn oorspronkelijke bedoeling om H.K.H. Máxima in een vreemde context – die van de Amerikaanse Depressie – te schilderen, maar dat is niet erg goed gelukt. Het project was waarschijnlijk iets te ambitieus.

Koningin Minima door Jan Maliepaard

In een vlaag van verstandsverbijsterende inspiratie vatte ik het idee op om een ‘Staatsieloos’ portret van Máxima te gaan schilderen: haar geheel af te takelen en te ontdoen van alle uiterlijke schijn die nu eenmaal bij een vorstin hoort. En daarbij ook nog te gaan rommelen met plaats en tijd. De artistieke vrijheid van de kunstenaar zou ik erop los gaan laten. Het was een beroerd idee. Er bleef gewoon niet Koninklijks van over. Alsof je van een Rolls Royce alleen de wielen laat staan.

Dus heb ik het schilderij uiteindelijk maar Minima genoemd.

Opsmukken was veel eenvoudiger geweest dan aftakelen. Geef een duplo poppetje lang geel haar met daarop een afklikbaar kroontje en nog wat symbolische toeters en bellen en een vierjarig kind zal er ogenblikkelijk onze vorstin in herkennen. Zodra je echter alle Koninklijks verwijderd, er een hongerdieet overheen gooit en haar vervolgens in een soepjurk ten vreemde tonele laat verschijnen, wordt het een stuk lastiger. Zelfs een achtjarig jongetje ziet er daarna alleen nog maar een onbekende magere mevrouw in. Overigens, zoals ik proefondervindelijk heb kunnen vaststellen tijdens de rondleiding van een onwillige schoolklas langs mijn schilderijen in een Gemeentehuis, wèl met een prima oog voor detail. Bij het bekijken van mijn Minima riep zo’n kereltje zijn vriendjes zeer enthousiast toe : ‘Kom eens kijken jongens; tieten!’

 

Jan Maliepaard is tekenaar en schilder in de hyperrealistische traditie. Ook is hij bekend als biograaf van de legendarische kinderboekenschrijver Chris van Abkoude. Van zijn hand verschijnt binnenkort bij uitgeverij Kluitman de nieuwe biografie ‘Dat is Pietje Bell’, geschreven in samenwerking met de Rotterdamse stadshistoricus Jan Oudenaarden.