René Zwaap - Page 2

De Avonturen van Dick Stein, privé-detective, deel XII: Je Vrienden Kun Je Niet Kiezen

Een privé-detective aan lager wal raakt verzeild in hofintriges op het hoogste niveau en komt in aanvaring met ondergrondse republikeinse verzetsgroepen, al even fanatieke Oranjeklanten en nietsontziende geheime diensten. Dick Stein, voormalig undercover-agent van de Amsterdamse politie, liefhebber van jazz, Feyenoord en femmes fatales (niet noodzakelijk in die volgorde) houdt kantoor op de Amsterdamse Wallen. Gewapend met een bruine band judo, een basistraining in de Joodse zelfverdedigingstechniek Krav maga en gekweld door een zwak hart, weet de privédetective zijn zaken toch telkens weer tot een einde te brengen, al is het soms geen goed einde. In deel XII legt Dick Stein zijn visie op de sociale media uiteen via het principe van ‘de drie J’s’, gaat hij in warenhuis Het Wespennest op jacht naar een lipstick-dief en heeft hij een hoogst onaangename ontmoeting in een verlaten steeg.


Tekst: René Zwaap


HOOFDSTUK XII

JE VRIENDEN KUN JE NIET KIEZEN

Een paar maanden eerder had Fatima, de lieftallige assistente van Dick Stein, hem uitgelegd dat het tijd was dat Stein Detectives BV met zijn tijd meeging en actief ging werven via de diverse kanalen die daartoe via het internet beschikbaar waren.

‘Waarom in vredesnaam’?, had Stein geprotesteerd. ‘We staan toch in het telefoonboek?’

‘Meneer Dick, het telefoonboek bestaat niet eens meer!’, had Fatima daar tegenin gebracht, en daar had Stein het even niet van terug gehad.

Dus met onderdrukte weerzin – Stein was eigenlijk principieel digibeet – had Stein uiteindelijk toegegeven aan het enthousiaste pleidooi van zijn assistente, die vervolgens met volle kracht aan het werk was getogen.

Met als gevolg dat hij nu plotseling beschikte over een eigen website, e-mail, Whatsapp en accounts op Facebook en LinkedIn. Het duurde een paar weken voordat hij zich de techniek eigen had gemaakt, maar daarna werd hij steeds meer in die nieuwe wereld gezogen.

In iedere detective schuilt een voyeur – mensen bespioneren is uiteindelijk zijn core business – en Stein had al snel door dat het internet een goudmijn was voor mensen met zijn particuliere afwijking. Binnen mum van tijd telde zijn persoonlijke Facebook-account duizenden ‘vrienden’ en sinds zijn naam in de media circuleerde kwamen er daar iedere dag weer horden bij. Aan schiften deed Stein niet, ook Russische internettrollen, Nigeriaanse oplichters en geflipte complotdenkers konden hun ei bij hem kwijt en hij volgde hun activiteiten met belangstelling.

‘Je vrienden kun je niet kiezen’, luidde de 3e Wet van Stein niet voor niets. En je Facebook-vrienden al helemaal niet.

‘Het is net alsof je over straat loopt en kunt horen wat iedereen denkt’, vertelde hij Fatima enthousiast, gezeten achter zijn bureau turend naar zijn beeldscherm. ‘Alleen jammer van al die mensen die telkens maar weer een foto van een bord eten posten en dat er dan duizend mensen daaronder schrijven “Geniet ervan!” Allemaal precies hetzelfde! Wat bezielt die mensen? Zijn het robots?’

Alhoewel hij dacht in zijn lange loopbaan bij de Amsterdamse politie en vervolgens als privédetective toch de nodige mensenkennis te hebben opgedaan, was Stein toch telkens weer verrast door de inblik in de intermenselijke dynamiek die het Facebook hem bood.

Grof gezegd waren er hier drie hoofdtypen te onderscheiden, die hij voor het gemak categoriseerde als “de drie J’s”: de jengelaars, de ja-knikkers en de jakhalzen. De jengelaars waren voortdurend bezig aandacht te trekken van de ja-knikkers, vrij naar het oude Afrikaanse gezegde dat een baby die niet huilt de borst niet krijgt. Met onuitputtelijke energie postten ze hun hele hebben en houden op hun wandje, en als ze daarop niet genoeg respons van de ja-knikkers kregen, dreigden ze in de meest dramatische bewoordingen met een definitief vaarwel aan het medium, dat hen nu een koud en onherbergzaam oord toescheen, en zo trokken ze dan toch weer de aandacht van de ja-knikkers, die dan als plankton samenklonterden om van hun diepe liefde en aanhankelijkheid te getuigen.

De ja-knikkers op hun beurt waren een puur reactieve categorie, de zin van hun bestaan leek te worden ontleend aan zoveel mogelijk opgestoken duimpjes en brandende hartjes onder de mededelingen van de jengelaars. Getalsmatig overtroffen de ja-knikkers de jengelaars natuurlijk ruim, maar hun bestaan was niettemin serviel en dienstbaar, en in feite was hun virtuele leven hier alleen mogelijk dankzij de onlesbare dorst van de jengelaar naar aandacht.

In de derde categorie die Stein had ontwaard, die van de jakhalzen, school het meeste venijn. Ook de jakhals opereerde gewoonlijk vanuit de reactie, maar anders dan de ja-knikker was het hem niet te doen om de jengelaar in zijn bestaan te bevestigen of anderszins te gerieven, maar om hem te bespieden en toe te slaan wanneer deze zijn kwetsbaarheid had gedemonstreerd en dan frontaal aan te vallen, het liefst in groepsverband, want dat is inherent aan het jakhals-zijn. Was een ja-knikker eenmaal gebeten door één jakhals, en lag hij kermend op de grond, was hij verloren, want vanuit alle krochten van de digitale jungle schoten andere jakhalzen op de prooi af en als ze klaar waren, bleef er een zielig hoopje mens achter van wie je de komende tijd helemaal niets meer zou horen.

In de echte, non-virtuele maatschappij, zo bedacht Stein zich, ging het niet veel anders.

Dan was er ook nog een vierde restcategorie, met de ‘J’ van ‘Junkie’, van mensen die geen genoeg konden krijgen van deze menselijke komedie, en inmiddels mocht Stein zelf ook gerust onder deze groep worden geschaard, want de uren die hij achter zijn computer doorbracht namen in verontrustend tempo toe.

Een onverdeeld genoegen was het niet altijd, want als Stein via de grote Zuckerberg-zoekmachine bijvoorbeeld een van zijn vele vroegere liefdesvlammen had getraceerd en die inmiddels getransformeerd bleek in een kras omaatje, werd hij nog eens herinnerd aan zijn eigen vergankelijkheid. Hoe lang zou de lentefrisse Joni hem nog kunnen verdragen, vroeg hij zich in dat verband af. Zou hun ‘karmische verwantschap’ waarvan zij zo graag sprak – ze was ervan overtuigd dat zij en Stein elkaar in tal van vorige levens al hadden ontmoet – standhouden zodra de eerste incontinentie-luier moest worden uitgerold?

***

Die dag, toen hij aan zijn bureau weer eens als een konijn op de snelweg starend in de koplampen van een aanrazende vrachtwagen gevangen zat in het licht van het beeldscherm, moest Fatima Stein er zelfs aan herinneren dat hij een dienst moest draaien in Het Wespennest. Ondanks dat de firma Stein nu een andere categorie klant had aangetrokken, draaide de onderneming nog steeds op deze bescheiden kleine kurk als warenhuisdetective, dus zijn congé indienen had Stein nog niet aangedurfd.

Bovendien had hij de fase dat hij zich niets hoefde aan te trekken van contractuele verplichtingen al geruime tijd achter zich.

Met frisse tegenin verliet Stein de steeg en liep hij over de Warmoesstraat naar warenhuis het Wespennest.

Al enige weken had de parfumafdeling van Het Wespennest te kampen met een enorme hausse aan lipstickdiefstal. Lipsticks waren altijd al een dankbare prooi voor winkeldieven, maar nu liep het echt de spuigaten uit en de hele parfumafdeling was in de hoogste staat van paraatheid gebracht. Vanuit de centrale controlekamer blafte Mulder, de hoofdopzichter, zijn dagorders in het oortje dat Stein indeed toen hij de ruimte betrad. Hij kreeg de opdracht de gehele dag op de parfumafdeling te surveilleren.

Een wereld ging voor hem open. Lipstick, zo ontdekte hij, was meer dan alleen make up. Lipstick was een religie. De hele dag zag hij lippen aan zich voorbijtrekken bij het spiegeltje op de toonbank waar de hele linie aan assortiment was uitgestald voor een gratis proef. Honderden malen zag hij de dames gebukt naar dat spiegeltje hun lippen tuiten en dan stiften. Dan volgde steevast het heilige moment dat hun ogen via de spiegel rustten op de gedane arbeid, waarbij de lippen met een korte subtiele beweging in de mond werden getrokken, als om de lipstick niet alleen te keuren maar ook te proeven, om het resultaat van hun arbeid daarna zeer kritisch te evalueren. De nodige vrouwen gebruikten de lipstick ook om hun wangen wat meer kleur te geven, zo constateerde Stein, en hoe donkerder de lippen, des te groter de voorkeur voor een fonkelende glans. Blondines leken gek op vuurrood, of was dat alleen maar schijn omdat het rood meer aftekende tegen hun bleke huid? Brunettes tendeerden naar een paarsig rood, maar ook hier kon een vertekenend effect optreden in het spel met de huidskleur, het haar en de ogen.

Stein was zich er altijd van bewust geweest dat de schoonheid van de vrouw beschouwd moest worden als een kunstwerk, een strijd ook tegen elementaire krachten als zwaartekracht en tijd, maar tijdens die intensieve surveillance op de parfumafdeling groeide zijn bewondering voor al die devote toewijding meer en meer. En wat een bonte verscheidenheid aan lippen bestond er toch! Dikke lippen, dunne lippen, lippen die altijd lachten, lippen die altijd huilden, lippen die geamuseerd ironisch opkrulden, lippen die zich in eeuwige verbazing openden, tuttige tuitlipjes, hongerige lippen, in boosheid verkrampte lippen, droge lippen, natte lippen, lippen die voortdurend gestreeld wilden worden door de eigen tong, lippen die voortdurend ‘o’ riepen, schuwe lippen, trotse lippen, lippen die erom smeekten gekust te worden, lippen waartussen je je met huid en haar zou willen verstoppen, triomfantelijke lippen, lippen die alles afkeurden, hartvormige lippen – zoveel lippen als vrouwen waren er, en ze hadden allemaal een eigen kleurtje nodig, een eigen accent.

Na enkele uren had Stein een delirium van gestifte lippen. Het begon hem te duizelen en van de lippenstiftdief ontbrak nog ieder spoor. Mulder werd ongeduldig.

‘Stein, wat voer je de hele dag uit?’, beet hij Stein toe, wederom via het oortje. ‘Het lijkt wel of je de hele ochtend hebt staan dagdromen. Misschien is het je allemaal een beetje te veel, op jouw leeftijd?’

Dit tastte Stein aan in zijn beroepseer. Hij besloot nu vol gas te geven.

Kleptomanen betrappen is moeilijker dan men wellicht zou denken. Anders dan reguliere dieven plegen zij hun diefstallen impulsief, zonder plan. De gewone warenhuisdief zie je vaak al van kilometers aankomen. Als een haai omcirkelen ze hun prooi, ze opereren gericht, verkennen de omgeving, proberen zich te vergewissen van eventueel gevaar, en daarmee geven ze zichzelf vaak al bloot voordat ze tot hun daad overgaan. Met kleptomanen gaat dat anders. Ze zijn onberekenbaar, worden gedreven door een macht die henzelf te boven gaat, en de hele diefstal vindt van idee tot daad plaats in luttele seconden. Daarbij komt dat een winkeldief in de regel berekenend is, de waarde van de buit moet opwegen tegen het genomen risico. Een kleptomaan heeft geen economische motieven. Het gaat hem/haar om de daad zelf. Vaak gaat het om onbenullige voorwerpen.

Voor een warenhuisdetective is de kleptomaan met andere woorden De Grote Test. Een zwakheid van de kleptomaan is dat hij of zij (aanmerkelijk meer zij’s dan hij’s trouwens) verslaafd is aan diefstal. Een klassieke dief bedenkt zich wel twee keer om na een geslaagde diefstal snel terug te keren naar het plaats-delict, terwijl de kleptomaan juist als door een magneet wordt aangetrokken om terug te keren en de adrenalinekick van de verboden handeling nogmaals te ondergaan. Vaak stelen ze zelfs voortdurend hetzelfde artikel. In feite smeekt iedere kleptomaan erom betrapt te worden, en ze gaan net zolang door totdat het zo ver is. Maar dat kan vaak lang duren.

Stein besloot zijn strategie te herzien. Het was zonneklaar dat hij iets over het hoofd zag. Misschien was hij te gespitst op de gebruiksters van de lipstick. Hij was ervan uitgegaan dat zijn dader zich bevond onder de horden vrouwen die de lipstick uitprobeerden, maar wellicht was dit een vergissing. Hij besloot de afdeling nu meer op afstand te observeren, wellicht dat hij op die manier een patroon kon ontdekken dat hem tot nog toe was ontgaan.

Dat bleek een gelukkige greep, want nog diezelfde middag had hij de lipstickdief bij de kladden. Het was een blonde vrouw van midden dertig, met een beige regenjas en een zonnebril, het haar in een knotje, en ze droeg niets eens lipstick. Ze liep razend snel langs de schappen, alsof ze ergens anders naartoe op weg was, en met een fluks gebaar laadde ze de ene na de andere lipstick in haar jaszak. Toen Stein haar staande hield en haar sommeerde haar zakken te legen, kwamen er meer dan twintig lipsticks in alle merken en kleuren te voorschijn.

Ze heette Eefje, ze was kantoorklerk en ze woonde in Diemen. De tranen biggelden over haar wangen terwijl Stein haar naar het kale wachthokje met hard tl-licht in de kelder begeleidde.

‘U bent wel erg gek op lipstick’, zei Stein, terwijl hij tegenover haar aan het formica tafeltje plaatsnam. ‘Wat doet u ermee? Bent u een handeltje begonnen?’

‘Helemaal niet’, zei Eefje, nog altijd schokschouderend, terwijl ze met een delicaat gebaar haar neus droogde met haar zakdoek. ‘Ik gebruik ze niet eens. Ik heb ze allemaal thuis staan, ongebruikt’.

‘Hoeveel heeft u er dan inmiddels, denkt u?’, informeerde Stein voorzichtig.

‘Geen idee. Misschien wel 800. Misschien wel duizend. Ik kan gewoon niet stoppen. Alle wanden van mijn badkamer staan vol lipsticks. Allemaal ongebruikt. Maar het is zo’n mooi gezicht, al die kleurtjes bij elkaar’.

‘En u steelt nooit iets anders dan lipstick?’, vroeg Stein.

‘Alleen maar lipstick’, bevestigde de vrouw.

‘Maar waarom stelen? U heeft toch een baan?’

‘Het is niet stelen’, antwoordde de vrouw sniffend. ‘Maar niemand mag zien dat ik het neem. Het komt allemaal door mijn moeder’.

‘Uw moeder?’

‘Toen ik nog een klein meisje was, ben ik een keer betrapt door mijn moeder toen ik in haar slaapkamer voor de spiegel zat en haar lippenstift gebruikte. Ze was des duivels, noemde me een “kleine hoer” en sloot me de hele dag op in mijn kamer. Sindsdien heb ik nooit meer lippenstift gedragen’.

Toen ze door twee agenten naar buiten werd geleid, zag Stein dat Eefje bij het passeren van de make up afdeling weer gebiologeerde blikken op de lipstickcollectie wierp. Ze zou meer gebaat zijn bij een psychiater dan bij politie, bedacht hij zich. Maar daarvoor was het nu even te laat.

***

Bij het vallen van de avond liep Stein over de Warmoesstraat terug naar zijn kantoor toen hij merkte dat twee mannen hem volgden. Telkens als hij de pas versnelde, deden zij dat ook, en toen hij stopte om de veters van zijn schoenen te knopen, waren ze plotseling vol aandacht voor een etalage van een seksshop terwijl een van hen druk telefoneerde. Met een schuin oog nam hij het tweetal op. Het konden undercover-agenten zijn, of gangsters,of militairen. Met dat gemillimeterde jaar, die leren jacks en die fysiek die op sportschooltraining duidde was dat verschil tegenwoordig moeilijk uit te maken.

Stein schoot de eerste de beste steeg in en weer volgde het tweetal op zo’n tien meter afstand. Hij zette er nu extra de pas in en de twee deden hetzelfde. Pas toen zag hij dat voor hem twee soortgelijke types op hem afkwamen en ze keken hem strak in de ogen. Hij voelde zijn hart onrustig bonken.

Hij tuurde de steeg af naar materiaal om zich te verweren, trouw aan de pragmatische zelfverdedigingkunst van de Krav Maga, maar het enige dat hem ten dienste stond waren een paar vuilcontainers en het kostte zijn belagers geen moeite die te ontwijken nadat hij die in hun richting had geduwd.

Een ongenadig pak slaag viel hem ten deel. De vier deden hun werk professioneel, stilzwijgend en zonder emotie, en Stein had al snel door dat het beter was geen tegenstand te leveren, maar het gewoon te ondergaan en er het beste van te hopen. Het leken sowieso geen types voor een goed gesprek.

Toen hij binnen enkele minuten bloedend en beurs geslagen op de grond was gezakt, met een voortand minder, en het viertal was opgehouden met slaan en trappen, wist Stein nog wel uit te brengen: ‘En wat had u hiermee eigenlijk willen zeggen, heren?’

‘Dit is een waarschuwing, Stein’, sprak de leider van het kwartet, terwijl hij over hem gebogen stond en zijn drie collega’s zich om hen heen hadden opgesteld om passanten het zicht te beletten. ‘Bemoei je met je eigen zaken’.

‘Welke zaken precies?’, informeerde Stein.

‘Blijf in je warenhuis’, zei de man. ‘Meer niet. Of anders komen we elkaar weer tegen. En dan loopt het slechter met je af. Begrepen, Dickhead?’

Zijn collega’s gniffelden even over de woordspeling.

Stein depte zijn bloedende mond met zijn zakdoek.

‘Komt in orde, heren’, zei hij, met opgestoken duim. ‘Ik knoop het in mijn oren. Nog een fijne avond verder’.

Het viertal verdween in de avond.

***

Stein sleepte zichzelf terug naar zijn kantoor, waar Fatima al sinds lang vertrokken was, verpleegde zichzelf zo goed als hij kon, plakte pleisters op zijn gehavende gezicht, nam een paar pijnstillers en rookte een sigaret.

Zuchtend en kreunend nam hij plaats achter zijn bureau en zette werktuiglijk zijn computer aan.

Op Facebook was er een vriendschapsverzoek van iemand die zich bediende van het pseudoniem ‘Wilhelmus Batavus’, met als foto een afbeelding van de nationale driekleur. Stein accepteerde het verzoek en ontving prompt bericht van deze ‘W.B.’, zoals hij zijn bericht ondertekende.

‘Beste Dick Stein. Jij kent mij niet maar ik ken jou wel. Ik schrijf je dit bericht om je te waarschuwen. Er zijn krachten in het spel die tot elke prijs willen voorkomen dat jij bepaalde zaken ontdekt. Men zal geen enkel middel schuwen. Maar je bent op de goede weg, geef niet op! Ik zal je helpen met alle middelen die mij ten dienste staan. Je staat niet alleen. Later meer. Wees voorzichtig. Je vriend, W.B.’

Stein spuwde nog wat bloed in een plastic bekertje en dacht er het zijne van.

Zal Dick Stein zich laten ontmoedigen door het pak slaag dat hem ten deel is gevallen? En van welke waarde zal zijn nieuwe vriend Wilhelmus Batavus blijken? U leest het allemaal in de volgende aflevering van De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning.

Voor de vorige aflevering van dit feuilleton volgt u deze link.

Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.

Een Duit voor Dick?

Als u dit feuilleton waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!

Mijn gekozen donatie € -

De Avonturen van Dick Stein, privé-detective, deel XI: All that jazz

Een privé-detective aan lager wal raakt verzeild in hofintriges op het hoogste niveau en komt in aanvaring met ondergrondse republikeinse verzetsgroepen, al even fanatieke Oranjeklanten en nietsontziende geheime diensten. Dick Stein, voormalig undercover-agent van de Amsterdamse politie, liefhebber van jazz, Feyenoord en femmes fatales (niet noodzakelijk in die volgorde) houdt kantoor op de Amsterdamse Wallen. Gewapend met een bruine band judo, een basistraining in de Joodse zelfverdedigingstechniek Krav maga en gekweld door een zwak hart, weet de privédetective zijn zaken toch telkens weer tot een einde te brengen, al is het soms geen goed einde. In deel XI geeft Stein toe aan de terugval in zijn rookverslaving, verdiept hij zijn band met de spirituele Joni, filosofeert hij over de jazz als hoogtepunt in de muzikale evolutie der mensheid en verliest hij zijn laatste restje vertrouwen in de ‘hoernalistiek’.


Tekst: René Zwaap

Hoofdstuk 11

ALL THAT JAZZ

Stein stak een sigaret op en keek vanaf zijn kleine balkon uit over de binnenplaats, terwijl dwergterriër Didi hem met kwispelende staart verwachtingsvolle blikken toewierp en op de achtergrond vanuit zijn cd-speler in de keuken Sonny Clark zijn atletische toeren op de piano uithaalde met Softly as in A Morning Sunrise. Arme Sonny, die had gewerkt met grootheden als John Coltrane en Sonny Rollins, stierf al op 31-jarige leeftijd aan drank en drugs, maar met dit stuk leefde hij voor immer voort, op zijn toetsen tastend naar een nieuwe dag, in die half-dromerige wereld tussen slaap en wakker worden. Het hielp Stein zijn gedachten op te maken terwijl hij nog een hijs van zijn Gauloise zonder filter nam en de rook wegspoelde met een slok koffie.

Voor Stein bestond er geen andere muziek dan jazz – jazz was de enige muziek die voor hem zin maakte, de enige muziek die gelijke tred kon houden met zijn eigen, vaak onnavolgbare gedachtegang, die zich nooit langs de geijkte banen bewoog, maar liever zijwegen bewandelde of zelfs in volledig tegengestelde richting. Jazz, aldus de 2e Wet van Stein, was het hoogste punt in de muzikale ontwikkeling van de mensheid, en naarmate er minder naar jazz werd geluisterd ging het met diezelfde mensheid bergafwaarts. Wie wist nu nog hoe revolutionair de jazz was, ook voor Nederland, waar de Amsterdamse politie in 1956 vibrafonist Lionel Hampton, alias ‘The King of the Vibes’, aan zijn oksels van het podium van het Concertgebouw had gesleept nadat hij de zaal tot de pieken van een wilde extase had gespeeld? Hampton kreeg een strenge vermaning niet meer in Nederland terug te keren, maar gelukkig had dat de jazz in Amsterdam geen halt kunnen toeroepen. Dat was eerder de Duitse bezetter ook niet gelukt, die de NSB in de jazzclub Casablanca op de Zeedijk een propagandafilm had laten maken als waarschuwing tegen de ontaarding van de Nederlandse cultuur door die ‘verfoeilijke negermuziek’. Dankzij die film beschikte nu men wel nog over de enige bewegende beelden van Kid Dynamite en Teddy Cotton op de Zeedijk.

Inmiddels was Joni ook wakker geworden en ze schaarde zich op het balkon achter Stein. Ook in de ochtend rook haar adem naar appelbloesem. Stein kon nog steeds niet goed bevatten hoe deze engel op zijn weg gekomen was. Was ze misschien een voorbode van het einde, een Engel des doods?

‘Je moet niet roken, Dick’, zei Joni. ‘Het vermindert de bloedsomloop’.

‘Ik weet het’, zei Stein. ‘Maar nicotine helpt tegen Alzheimer, en op mijn leeftijd is dat ook een punt van zorg’.

‘Nou, daar heb ik nog nooit van gehoord!’, zei Joni lachend.

‘Zeker wel’, zei Stein. ‘Heb je ooit een demente bejaarde zien roken? I rest my case, edelachtbare’.

‘Ik weet een trucje om je energiekanalen even goed te openen als een sigaret kan doen’, fluisterde Joni uitnodigend in zijn oor, terwijl ze haar beide armen om zijn buik had geslagen.

‘Dat probeer ik graag uit’, zei Stein en arm in arm schuifelden ze terug naar de slaapkamer.

***

Op het kantoor van Stein Detectives trof Stein een grote bos bloemen namens het dankbare koninklijke paar voor zijn enigszins onbezonnen maar edoch goedbedoelde actie op Koningsdag. Bijgesloten was een nieuw exemplaar van het lintje dat hij enige dagen eerder in de gracht had geworpen, vergezeld van een handgeschreven briefje van de secretaris van de Koning: ‘Uw diensten zijn niet onopgemerkt gebleven’.

‘Geef die bloemen maar aan je broer’, zei Stein tegen Fatima. ‘Als dank dat ik zijn auto van hem mocht lenen’.

‘Nou, meneer Stein, u staat er goed op’, zei Fatima, terwijl ze het boeket in ontvangst nam.

Stein bromde iets onbestemds en sloeg gezeten aan zijn bureau Het Parool open, waar Barry Jurgens een follow-up van zijn primeur van een paar dagen eerder over de ware toedracht van de moord op Esther Blom presenteerde.

OOK KONINGSHUIS DUIKT OP
IN ZAAK LIQUIDATIE ACTIVISTE

Van onze verslaggever Barry Jurgens

AMSTERDAM – Het mysterie rond de moord op de voormalige ‘koningin der krakers’ Esther Blom is twee maanden na dato alleen nog maar groter geworden. In afwachting van zijn proces doet Peter V., volgens Justitie het brein achter de republikeinse ondergrondse organisatie het Bataafs Bevrijdingsfront, er nog altijd het zwijgen toe. Formeel is hij in staat van beschuldiging gesteld wegens de liquidatie van Blom, die zijn voormalige partner was, maar volgens zijn advocate Helga Keller berust die aanklacht op ‘foutieve aannames, aan elkaar geplakt bewijsmateriaal en bewuste misleiding’.

Volgens Keller heeft haar cliënt, die ook is aangeklaagd wegens de aanslag met verfbom op de Gouden Koets van verleden jaar op Prinsjesdag, niets met de moord op Esther Blom van doen. Zij wijst erop dat Blom in het Afrikaanse Angola, waar zij enige jaren werkzaam was in de ontwikkelingshulp, zich veel vijanden op de hals haalde met haar bemoeienissen om te komen tot een strafklacht tegen de rol van de Koninklijke Oliemaatschappij (KOM) bij mensenrechtenschendingen in de olierijke provincie Cabinda.

Explosieve zaken
Als prominente advocate die gespecialiseerd is in politiek explosieve zaken stond Keller ook Blom bij in de voorbereidingen van de strafklacht, die aan het Internationaal Gerechtshof in Den Haag zou dienen. De motieven van de liquidatie van Esther Blom zouden volgens de advocate moeten worden gezocht bij ‘de grote belangen die door het onderzoek van Blom in gevaar kwamen’. Met V., die eveneens ontwikkelingswerker was, onderhield Blom in Afrika een amoureuze relatie, maar volgens Keller was Blom op geen enkele wijze betrokken bij het Bataafs Bevrijdingsfront. ‘Dat het Openbaar Ministerie nu spreekt van een afrekening binnen de gelederen van een verboden organisatie, is lachwekkend en roept bij mij grote vragen op over het functioneren van de huidige Nederlandse rechtsstaat’ , aldus Keller tegenover Het Parool.


Koninklijk belang

Niettemin heeft de kwestie in Cabinda wel degelijk een koninklijk element. De KOM is niet alleen in naam koninklijk, het is een publiek geheim dat het Nederlandse koningshuis van oudsher een groot belang heeft in de oliemaatschappij. Sommige waarnemers spreken van een aandelenpakket van wel 10 procent of zelfs meer. Het is moeilijk voorstelbaar dat dat gegeven de geharde activiste Blom was ontgaan. Een woordvoerder van de KOM wilde het koninklijke belang in de maatschappij bevestigen noch ontkennen. ‘Wij geven geen informatie over onze aandeelhouders’, aldus de KOM. De Rijksvoorlichtingsdienst verwijst desgevraagd naar een recente uitspraak van de koning dat hijzelf niet over aandelen in de KOM beschikt. Maar dat sluit niet uit dat dat belang is ondergebracht bij een beheersstichting die niet meer direct op de persoon van de koning terug te voeren is of bij een of meer andere leden van het koningshuis, aldus bronnen op de Amsterdamse beursvloer.

Privédetective verdacht
Pikant gegeven is dat het privé-detective Dick Stein was die indertijd Peter V. wist op te sporen in Zwolle en dat Stein afgelopen maandag tijdens de viering van Koningsdag in Amsterdam kon worden gesignaleerd als beveiliger van de koninklijke familie. Volgens hoofdinspecteur Ad de Boer van de Amsterdamse politie gold Stein in een eerdere fase van het onderzoek naar de moord op Esther Blom ook als een verdachte. Bij het ter perse gaan van deze krant was Stein niet bereikbaar voor commentaar.

***

Binnensmonds vloekend smeet Stein de krant op de grond en in gedachten zette hij Barry Jurgens direct op zijn ‘Val dood’-lijst, de lange opsomming van namen van mensen met wie hij absoluut niets meer dan doen wilde hebben. Van zijn laatste restje vertrouwen in de ‘hoernalistiek’ was hij nu ook verlost. Wat was het toch dat voor die persmuskieten geen enkele afspraak heilig was zodra ze hun naam in de krant konden krijgen? Hij onderdrukte zijn eerste opwelling om Jurgens op te bellen om hem te vertellen in welke lichaamsopening hij zijn verhaal kon stoppen en in plaats daarvan rookte hij met kokend hoofd een sigaret buiten in de steeg, alwaar het keukenpersoneel van het belendende Italiaanse restaurant hem vriendelijk toewuifde.

Nadat hij de lange steile trap terug naar zijn kantoor had beklommen kreeg Stein telefoon van majoor Van Tichelen van de Nationale Veiligheidsdienst, die zijn uiterste best deed om vriendelijk te klinken.

‘Meneer Stein, ik moet u feliciteren’, begon Van Tichelen. ‘Het heeft het Koninklijk Paar behaagd U uit te nodigen als hun speciale begeleider op hun aanstaande vakantie in Italië. Het is met name voor de Koningin van het grootste belang dat u meereist naar het koninklijke buitenverblijf en daar waakt over de veiligheid van de gehele familie. Dat alles natuurlijk in nauwe samenwerking met de Nationale Veiligheidsdienst, dat spreekt’.

‘Tsja’, sprak Stein na tergend lang zwijgen met zijn sonore basstem. ‘Ik weet het niet…Ik heb hier ook zo mijn verplichtingen’.

‘U bedoelt toch niet dat baantje van u als warenhuisdetective bij Het Wespennest?, bracht Van Tichelen vertwijfeld uit. ‘Dat mag toch geen rol spelen, man! Het is de Koning die een beroep op u doet! We verdubbelen uw honorarium! En natuurlijk mag uw lieftallige assistente ook mee, onder dezelfde condities!’.

Stein slaakte een diepe zucht. ‘O.k. dan’, sprak hij het verlossende woord. ‘Maar ik ben detective, geen bodyguard’. Aan de andere kant van de lijn kon hij de opluchting horen.

***
De rest van de werkdag stond de telefoon roodgloeiend bij de firma Stein Detectives BV. Het hele mediacircus was aangeslagen op het bericht van Barry Jurgens en wilde een exclusief interview. Stein gaf Fatima instructies onmiddellijk de hoorn op de haak te gooien zodra zo’n verzoek binnenkwam, maar na een tijdje stonden er fotografen en cameralieden te dringen voor het hek van de steeg aan de Warmoesstraat waar zijn firma was gehuisvest, zodat Stein zich gedwongen voelde het kantoor te ontvluchten, zijn gezicht verborgen achter de opgetrokken kraag van zijn trenchcoat en zijn vilten Fedora zo diep mogelijk over zijn ogen geslagen. Gelukkig had het persvolk niet in de gaten dat de steeg ook een achteruitgang had, en opgelucht verdween hij snel over de Oudezijds de Wallen op voordat de meute de weg had kunnen vinden.

Eenmaal veilig thuis beland gaf Joni hem ter leniging van de stress een drukmassage van alle tien nagelriemen en hij voelde alle ergernis van de dag langzaam vervagen. Later die avond spelde hij als dank voor bewezen diensten het nieuwe exemplaar van de ridderorde op Joni’s flanellen pyjamajasje en zo sliepen ze vredig in.

Zal Dick Stein een prijs moeten betalen voor de geschonden beloften van de laatste journalist die hij vertrouwde? Zal zijn zoektocht naar de moordenaar van Esther Blom wel te rijmen zijn met zijn nieuwe verantwoordelijkheid als hoeder van het Koninklijk Gezin? U leest verder in deel 12 van ons feuilleton, via deze link.

De voorgaande aflevering van dit feuilleton leest u via deze link.

Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.

Een Duit voor Dick?

Als u dit feuilleton waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!

Mijn gekozen donatie € -

De Avonturen van Dick Stein, privé-detective, deel X: Koningsdag

/

Een privé-detective aan lager wal raakt verzeild in hofintriges op het hoogste niveau en komt in aanvaring met ondergrondse republikeinse verzetsgroepen, al even fanatieke Oranjeklanten en nietsontziende geheime diensten. Dick Stein, voormalig undercover-agent van de Amsterdamse politie, liefhebber van jazz, Feyenoord en femmes fatales (niet noodzakelijk in die volgorde) houdt kantoor op de Amsterdamse Wallen. Gewapend met een bruine band judo, een basistraining in de Joodse zelfverdedigingstechniek Krav maga en gekweld door een zwak hart, weet de privédetective zijn zaken toch telkens weer tot een einde te brengen, al is het soms geen goed einde. In deel X verdiept Dick Stein zijn band met de koninklijke familie op Koningsdag in Amsterdam en blijkt hij in weerwil tot zijn eerdere vermoedens toch niet verkeerd gereïncarneerd


Tekst: René Zwaap

Hoofdstuk 10

KONINGSDAG

Dick Stein schrok wakker van het ijlhoge geblaf van dwergterriër Didi, die in hoogste staat van alarm was geslagen vanwege de rinkelende deurbel. Met ferme tegenzin maakte hij zich los uit de omarming van de aanbiddelijke Joni, die vredig bleef slapen na een lange en intensieve liefdesnacht. Haar lichtblonde krulletjehaar lag als een waaier uitgespreid over het kussen. Terwijl Stein zichzelf grommend uit bed hees en zijn ochtendjas omsloeg reconstrueerde hij met enige moeite de gebeurtenissen van de voorgaande uren. Al zijn chakra’s waren probaat doorgesmeerd, zoveel was zeker.

Hij drukte op de knop van de deuropener en liep naar het trapportaal om te zien wie zich had aangemeld. Beneden aan de trap stond majoor Van Tichelen van de Nationale Veiligheidsdienst in zijn onafscheidelijke groene jagersjas.

‘Menner Stein! Waar blijft u nou?’, riep deze paniekerig naar boven. ‘Het is Koningsdag! De Koning wacht op u!’

‘Ach ja, Koningsdag. Glad vergeten’, riposteerde Stein met zijn sonore basstem, die altijd meer rust suggereerde dan waarover hij in werkelijkheid beschikte.

Op Van Tichelen had deze nu ook geen kalmerend effect. ‘Vergeten! Hoe is het in vredesnaam mogelijk? Onmiddellijk meekomen! Nu!’

‘Beginnen jullie maar alvast’, zei Stein. ‘Ik kom er later bij. Moet nog even douchen en ontbijten’.

‘Geen sprake van!’, gilde Van Tichelen, terwijl hij ontzet de smalle steile trap kwam opgerend. ‘De Koningin zet geen stap door Amsterdam zonder u aan haar zijde!

Joni was inmiddels ook wakker geworden en kwam gekleed in alleen het jasje van Steins flanellen pijama de keuken in lopen, waar een hevig transpirerende majoor Van Tichelen aan tafel had plaatsgenomen terwijl Stein koffie zette,

‘Jeetje, wat een boel beschadigd aura heeft u om u heen hangen’, sprak ze tot Van Tichelen, terwijl ze hem met haar grote ronde lichtblauwe kijkers in ogenschouw nam.

‘Pardon?’, antwoordde deze, nog immer buiten zichzelf, maar toch ook duidelijk onder de indruk van deze onverwachte engelachtige verschijning in de deuropening.

‘Joni hier is manueel therapeute’, legde Stein uit, terwijl hij een paar eieren brak en de dooiers in de pan gooide. ‘Ze doet wonderen met haar handen’.

‘Het gaat niet om de handen maar om de mind-set’, zei Joni zoetgevooisd, terwijl ze naast Van Tichelen plaatsnam. ‘Mag ik even?’ Ze pakte een hand van Van Tichelen en begon de nagelriemen van iedere vinger een voor een zacht te masseren. Van Tichelens aanvankelijke weerstand smolt weg als sneeuw voor de zon en als betoverd staarde hij mer een milde glimlach rond de lippen naar het gezicht van de liefelijke Joni, die nu zijn ringvinger bewerkte.

‘Deze vinger leidt naar de dikke darm’, legde ze uit. ‘Die is bij u helemaal van slag. U heeft zeker veel stress?’

‘Dat kunt u wel zeggen’, beaamde Van Tichelen dankbaar, en terloops wierp hij een vermanende blik richting Stein, terwijl deze gulzig zijn gebakken eieren verorberde.

***
De Nieuwmarkt was al afgeladen met stands voor de traditionele vrijmarkt op Koningsdag toen Van Tichelen en Stein door het gewoel richting de Prins Hendrikkade liepen. Van Tichelen blafte instructies in Steins oor, terwijl deze in gedachten nog altijd bij het romantische samenzijn met Joni van de voorgaande nacht was. Ze had puur op grond van zijn sterrenbeeld geopteerd voor een nadere kennismaking. Als hij Ram, Steenbok of Schorpioen was geweest had hij het kunnen schudden, maar Waterman paste volgens haar astrologische agenda precies goed bij haar Vissen, en hij beschikte ook nog eens over de vereiste bijpassende ascendant. Het idee dat hij verkeerd was geïncarneerd, dat hem placht te achtervolgen, werd zo eens voor een keertje overtuigend weerlegd. Hij werd er stante pede spiritueel van.

‘Altijd gepaste afstand houden van de majesteiten!’, riep Van Tichelen. ‘Nooit iets tegen hen zeggen zonder dat u iets wordt gevraagd! En bij ieder onraad onmiddellijk erop af!’

‘Komt goed, Van Tichelen’, zei Stein.

Een wagen van de Nationale Veiligheidsdienst stond gereed aan de Prins Hendrikkade, die hen vliegensvlug naar het Marineterrein aan ’t IJ reed, waar in een hal het hele koninklijke circus al gereed stond.

‘Meneer Stein, daar bent u eindelijk!’, riep de Koning enthousiast, toen Stein en Van Tichelen kwamen binnenlopen. Enthousiast schudde hij Steins hand. Minister Steffi Dros toonde zich al even ingenomen met zijn komst en omhelsde Stein zo lang dat Stein het er benauwd van kreeg. Ook de Amsterdamse burgemeester was aanwezig. Ze nam Stein van top tot teen op en gaf hem een lauw handje. Een hele rits van familieleden van de koning en andere hoogwaardigheidsbekleders volgden met hetzelfde begroetingsritueel.

‘U draagt uw onderscheiding niet’, merkte de koning enigszins teleurgesteld op, met een blik op het revers van Steins colbertje.

‘Een betreurenswaardige samenloop van omstandigheden’, legde Stein naar waarheid uit. ‘Het lintje belandde in de gracht.’

‘We laten u wel een verse bezorgen’, stelde de koning gerust. ‘Lintjes genoeg uiteindelijk.’

Tot een van de beveiligers die om hem heen stonden sprak de koning gebiedend: ‘Zeg mijn vrouw dat de kust nu veilig is. Meneer Stein is gekomen’.

Een paar minuten later kwam de koningin op haar vervaarlijke hoge hakken de hal inlopen. Haar donkere ogen spuwden vuur. Haar ietwat onzekere tred verried dat ze zich mogelijk enige moed had ingedronken. Maar voor de rest: wat een slagschip van een vrouw, bedacht Stein zich, terwijl hij ter begroeting onwillekeurig een beleefd buiginkje maakte.

‘Meneer Stein, ik ben zo blij dat u er bent’, zei de koningin met haar charmante Latijns-Amerikaanse tongval. ‘Mijn man zegt me maar de hele tijd dat wij niets te vrezen hebben in Amsterdam, maar ik ben er niet gerust op. Wat als dat verschrikkelijke Bataafse Bevrijdingsfront weer opduikt? Horribele!’

Ze verwees naar de gebeurtenissen op de voorgaande Prinsjesdag, toen tijdens de rondrit door Den Haag bij de opening van de Staten-Generaal op Prinsjesdag de Gouden Koets was besmeurd met rode verfbommen. Maar de vermoedelijke dader daarvan, Peter Verbraak, was dankzij Stein al lang en breed ingerekend en vooralsnog ontbrak van medestanders van hem ieder spoor.

‘Het komt goed, majesteit’, zei Stein. ‘Zo erg als in 1980 zal het niet snel worden’.

‘1980? Wat was in 1980?’, riep de koningin verontrust uit.

‘Niets bijzonders. Een paar opstootjes’, stelde haar man haar gerust. En daarna, geamuseerd tot het hele gezelschap: ‘Ik begreep dat meneer Stein toen zelf ook nog is gearresteerd omdat hij de Mobiele Eenheid had belaagd.’

‘Toen werkte ik undercover’, legde Stein uit, nadat hij zijn keel had geschraapt. ‘Dat staat of valt met geloofwaardigheid’.

‘De hoogste tijd tijd om in de bus te gaan!’, riep minister Dros.

Terwijl het gezelschap zich naar de buiten geparkeerde geblindeerde koninklijke bus begaf, schoot de broer van de koning, die zich al die tijd met een flauwe glimlach rond de dunne lippen op afstand had gehouden, Stein in het voorbijgaan even aan.

‘Je bent in de bus of je bent uit de bus’, fluisterde hij zacht in Steins oor.

Nog voordat Stein iets kon terugzeggen was de prins al gevlogen.

***

Amsterdam kolkte van opwinding toen de bus zich naar de Jordaan begaf, waar de koninklijke familie zich volgens het programma tussen het volk zou begeven.

‘Een thuiswedstrijd’, hoorde Stein de koning zijn vrouw verzekeren, terwijl ze de bus verlieten. ‘De Jordaan heeft onze familie altijd liefgehad. En die liefde is wederzijds’.

Stein drong zich tussen het legertje gorilla’s met oortjes van de beveiligingsdienst naar voren in het gedrang en verlangde naar het moment dat hij naar huis kon om zijn kennismaking met Joni nog verder te verdiepen. Hij had altijd een intense hekel gehad aan de de rituele gekte van Koningsdag – ook toen het nog Koninginnedag heette – en de aanblik van iedere oranje pruik in de menigte die zich samenperste in de straten van de Amsterdamse binnenstad was wat hem betreft een uitdrukking van ontoerekeningsvatbaarheid. Het zou wel te maken hebben met zijn Rotterdamse genen, bedacht hij zich, want zijn geboortestad was in de tijd dat hij daar nog verbleef altijd volmaakt stoïcijns gebleven voor het koninklijke feestje. Daar had men de mislukte coup van P.J. Troelstra in november 1918 nog altijd niet geheel verwerkt. Amsterdam daarentegen liet zich op deze dag altijd van zijn minst aangename kant zien.

Het officiële programma van de viering stond gepland in de Willemsstraat, waar de koninklijke familie werd toegezongen door een kinderkoor, enthousiast werd gezakloopt en gekoekhapt, de burgemeester een speech hield over hoe lief haar stad wel niet was, en achter de dranghekken een massa mensen geheel uit de bol ging zodra het koningspaar plus aanhang al handenschuddend voorbij liep.

De walmen van de grillstands in de omgeving sloegen op Steins borst en even hield hij pas op de plaats. Terwijl hij met zijn handen op zijn knieën uitblies, ontwaarde hij in de menigte achter de hekken plotseling een lange magere man die strak voor zich uitkeek, met nijdige ogen. In zijn hand hield hij een bordje waarop geschreven stond: ‘Leve de republiek!’.

Stein bedacht zich geen moment. Vliegensvlug rende hij naar voren, sprong met onvermoede kracht over het hek, en terwijl de omstanders het uitschreeuwden van angst werkte hij de man in één vloeiende beweging tegen de grond, waarbij hij het hoofd van zijn opponent met kracht achterwaarts drukte. Alles precies gedaan volgens het boekje van de Krav maga, de zelfverdedigingstechniek ontwikkeld door de joodse worstelaar Irich ‘Imi’Lichtenfeld uit Bratislava, die Stein als jongeman onderwezen had gekregen tijdens zijn verblijf in een kibboets in het Heilige Land.

Majoor Van Tichelen was minder gelukkig met de ingreep.

‘Stein, waar ben je in vredesnaam mee bezig?’, riep hij vertwijfeld uit, nadat hij hijgend was komen aangerend en de situatie in ogenschouw had genomen. ‘Er is demonstratievrijheid! Deze man heeft al het recht hier met zijn bordje te staan!’

‘Sorry’, zei Stein, terwijl hij de man van de grond hielp. ‘Ik reageerde in een reflex.’

‘Wat is dit voor politiestaat?’, protesteerde de man, nog bedremmeld van de actie. ‘Wie bent u? Ik dien een aanklacht tegen u in wegens mishandeling!’

Van Tichelen putte zich uit in excuses en gaf de man zelfs zijn bordje terug.

Stein verwijderde zich enigszins besmuikt van het plaats delict. Maar terwijl hij de schaamte over zich voelde komen, keek hij op en zag hij koning en koningin beiden met een tevreden glimlach naar hem kijken. Naast hen gaf de broer van de koning hem een kort applausje, waarna de menigte volgde.

***

Toen Stein die avond dodelijk vermoeid terug kwam naar huis werd hij verwelkomd door Joni, die een bad voor hem had bereid gevuld met rozenblaadjes en etherische oliën ter reiniging van zijn gehavende chakra’s. Toen het badwater wegspoelde, spoelde zijn bedrukte gemoed mee door de goot. Hij wist nu wat hem te doen stond.

Zal Dick Stein het gewonnen vertrouwen van het Koninklijk Paar verder weten uit te bouwen? En welk doel heeft hij daarbij in gedachten? U leest het verder in deel 11 van ons feuilleton De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning, en wel via deze link.

De voorgaande aflevering van dit feuilleton leest u via deze link.

Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.

Een Duit voor Dick?

Als u dit feuilleton waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!

Mijn gekozen donatie € -

De Avonturen van Dick Stein, privé-detective, deel IX: Persmuskieten

/

Een privé-detective aan lager wal raakt verzeild in hofintriges op het hoogste niveau en komt in aanvaring met ondergrondse republikeinse verzetsgroepen, al even fanatieke Oranjeklanten en nietsontziende geheime diensten. Dick Stein, voormalig undercover-agent van de Amsterdamse politie, liefhebber van jazz, Feyenoord en femmes fatales (niet noodzakelijk in die volgorde) houdt kantoor op de Amsterdamse Wallen. Gewapend met een bruine band judo, een basistraining in de Joodse zelfverdedigingstechniek Krav maga en gekweld door een zwak hart, weet de privédetective zijn zaken toch telkens weer tot een einde te brengen, al is het soms geen goed einde. In deel IX zet Dick Stein zijn visie op werken met journalisten uiteen, maakt hij een premature afscheidstocht langs de stegen van De Wallen en wordt zijn liefdesleven voorzien van een krachtige impuls.


Tekst: René Zwaap

Hoofdstuk 9

PERSMUSKIETEN

Dick Stein had gedurende zijn werkzame leven veel contact met journalisten gehad, en bijna onveranderd voelde hij zich na afloop als een koorknaap na een weekenduitstapje met het patersgilde: bezoedeld.

Journalisten waren naar Stein’s voortschrijdende inzicht de laagste menselijke levensvorm in de voedselketen. Het ergste waren de journalisten die gedurende een interview niets zeiden en alleen maar gedwee ‘ja’ knikten, alsof ieder woord dat je uitsprak op zijn volledige instemming mocht rekenen. Als je het stuk dan terug las in de krant bleek dat zo’n kerel (de enkele dame die Stein in het op één na oudste beroep van de wereld was tegengekomen was een categorie apart) je de hele tijd hartgrondig had gehaat en in de hem beschikbare ruimte verscheurde hij je als een wild beest.

Ook met journalisten die joviaal deden en je deden geloven dat je hun beste vriend was, was voorzichtigheid geboden. Tussen al die glimlachjes en schouderklopjes door waren ze eigenlijk op zoek naar die ene ongerijmdheid in je verhaal, en als ze die eenmaal te pakken hadden, richtten ze onder het mom van ‘journalistieke objectiviteit’ een bloedbad met je aan.

Loyaliteit onder het persvolk, zo had Stein met pijn en moeite geleerd, is een spaarzaam goed. Het waren stuurloze ééndagsvliegen, meewaaiend op elke wind. Op rijpere leeftijd was Stein dan ook tot de slotsom gekomen dat het het beste was, de persmuskieten op zo’n groot mogelijke afstand te houden.

Zijn assistente Fatima had hij instructies gegeven de hoorn onmiddellijk op de haak te gooien als er iemand belde van de krant, radio of tv.

Voor één journalist maakte Stein echter een uitzondering: Barry Jurgens, misdaadverslaggever van Het Parool, kon bij hem een potje breken. Ze hadden elkaar een keertje ontmoet in café Dolly, tegen sluitingstijd, toen Jurgens bij het voldoen van de rekening ineens ontdekte dat hij geen cent op zak had, en omdat Stein toen zo vriendelijk was geweest de helpende hand te bieden, kreeg hij als blijk van Jurgens’ dankbaarheid diens perskaart onder de verzekering dat hij zo ‘altijd gratis naar de film’ kon.

Dat laatste bleek tegen te vallen, maar Stein had het gebaar gewaardeerd en een soort van vriendschap was geboren. Het voordeel van Jurgens was dat hij zoveel dronk dat hij alles wat je hem vertelde de volgende dag vergeten was. Dat praatte een stuk gemakkelijker. Als Stein iets kwijt wilde in de krant, maakte hij graag gebruik van de diensten van Jurgens, want aangezien die sowieso te beroerd was zelf iets uit te zoeken nam hij maar wat al te graag een verhaal aan als hem dat kant en klaar werd aangeboden. En precies zo’n verhaal had Stein nu in petto voor hem.

Voor een alcoholist in de categorie zwaargewichten zag Barry Jurgens er verbazingwekkend fris uit toen hij zich bij de steeg waar het kantoor van Stein Detectives zich in bevond aanmeldde. Stein opende het roestige gietijzeren hek en schudde Jurgens hand. Barry had een rozige blos op zijn vlezige wangen, die een eerste indruk van jeugdige levenslust gaf, maar in werkelijkheid de uitdrukking was van een vervaarlijk hoog opgelopen bloeddruk. Hij droeg nog steeds hetzelfde geblokte colbertje van twintig jaar geleden. Zijn zwaar geërodeerde haardos had hij strategisch over zijn schedel verdeeld. Stein had hem bewust vroeg in de ochtend bij hem besteld, de enige garantie dat hij nog niet geheel beneveld zou zijn, en hoogstens nog de kater van de voorgaande nacht moest verwerken. Zuchtend en heftig transpirerend plofte Jurgens op de stoel tegenover Stein neer, terwijl Fatima hem trakteerde op een beker straffe zwarte koffie .

‘Hoe is het op de krant?’, vroeg Stein.

‘Waardeloos’, zei Jurgens, terwijl hij een sigaret opstak. ‘Nog een paar jaartjes en dan is het pensioen. Godzijdank’.

‘Misschien tijd om nog een keertje te vlammen?’, opperde Stein.

‘Wat had je in gedachten?’, vroeg Jurgens.

‘Het verhaal van de eeuw’.

In kort bestek en met weglating van de privé-omstandigheden vertelde Stein het verhaal van Esther Blom en het grote onderzoek dat zij had gedaan naar de misdragingen van de Koninklijke Oliemaatschappij in Cabinda. Aan de opflakkerende lichtjes in Jurgens ogen zag hij diens belangstelling snel groeien.

‘Maar in de hotelkamer van die ex-vriend hebben ze het moordwapen aangetroffen’, zei Jurgens, opkijkend van zijn notitieblok. ‘En dat hij oprichter was van het Bataafs Bevrijdingsfront had die jonge Verbraak zelf al toegegeven. Volgens Justitie is de zaak rond. Liquidatie uit naam van een gebroken hart’.

‘Misschien ging de oplossing van de zaak een beetje te makkelijk?’, suggereerde Stein. ‘Wie had er werkelijk belang bij dat Esther Blom werd opgeruimd?’

Hij zag Jurgens’ hersenpan overuren draaien.

‘Je bedoelt de Koninklijke Oliemaatschappij?’

‘Jij zegt het’, antwoordde Stein. Hij overhandigde Jurgens het rapport van Esther Blom dat hij van Helga Keller in Scheveningen had gekregen. ‘Snuffel daar maar eens in’, opperde hij. ‘Maar één ding: je laat mij erbuiten. Beroep je maar op door gaans goed geïnformeerde anonieme bronnen. En voor publicatie laat je het mij lezen, zodat ik de puntjes op de i kan zetten’.

Jurgens beloofde het plechtig.

***

Stein was zelf ook nog niet geheel hersteld van het nachtje doorzakken met barman Rinus in café Dolly, dus besloot hij na het vertrek van Barry Jurgens een wandeling te maken over De Wallen, de buurt waar hij een groot deel van zijn werkzame leven had doorgebracht. Onder het motto ‘Open de Stegen’ voerde de gemeente Amsterdam op de Wallen enige jaren een actief beleid om stegen die ooit gesloten werden weer open te stellen voor het publiek, en het leek Stein tijd het resultaat van die inspanningen nader in ogenschouw te nemen.

Het stadsbestuur was immers van plan op korte termijn ook de hekken van de steeg waar Stein Detectives was gevestigd open te gooien. Het was een vooruitzicht waarmee Stein in zijn maag zat en hij bestookte het stadsbestuur met protestbrieven tegen het onzalige voornemen. Hij vreesde onder meer dat de uiterst smalle steeg die dienst deed als entree tot zijn kantoor voortaan zou worden gebruikt als pissoir van horden dronken Britten en als verdeelpunt van de ambulante straathandel in opwekkende middelen, hetgeen in zijn ogen geen goede reclame was voor een detectivepraktijk.

Stein trok de kraag van zijn regenjas op tegen de straffe Amsterdamse voorjaarskilte en verliet zijn steeg bij de uitgang naar de Oudezijds Voorburgwal (de andere uitgang bevond zich aan de Zeedijk), waarna hij het hoofdkwartier van het Leger des Heils passeerde en de Heintje Hoeksteeg in liep, die even tevoren was opengesteld voor het publiek. De steeg was vernoemd naar Heyntgen Hoec, een lid van de Amsterdamse schutterij die toenterijd – we schrijven rond 1500 – als politiemacht fungeerde. Tot begin twintigste eeuw gold de steeg als een probleemgebied waar extreme armoede en cholera heersten. Nu was het het werkterrein van onder meer een strenge meesteres wier cliëntèle zo luid placht te kermen dat omwonenden een pettie waren begonnen om te vragen of het een toontje lager kon.

Stein inspecteerde de steeg en zag zijn vermoedens bevestigd. De vrolijk gekleurde bloembakken aan de gevels waren overdekt met onaangenaam riekend braaksel van nachtelijke vertierzoekers en een messcherpe urinegeur wasemde rond in de hele steeg. Diverse vuilniszakken waren uit de vuilcontainer gehaald en de inhoud lag royaal over de steeg verspreid, naar Stein aannam in een desperate zoektocht naar nog niet gans geconsumeerde peuken van de klanten van de coffeeshop die een van belendende etablissementen vormde.

Stein gromde iets onbestemds en liep terug naar de Oudezijds, stak de brug over naar de Spooksteeg en de Vredenburgsteeg en liep naar het warme hart van De Wallen, een rij stegen waar de vleesverwerkende industrie van het prostitutiebedrijf sinds jaar en dag geconcentreerd was. Rond 1500 was de bloeiende bedrijfstak nog in handen van de schouten, het toenmalige stadsbestuur, en die hadden verordonneerd dat de hoererij alleen mocht worden bedreven in de Pijlsteeg en de Halsteeg (de tegenwoordige Damstraat). Prostituees die buiten die twee afwerkplekken in uitoefening van hun ambt werden aangetroffen werden onder trommelgeroffel naar de twee gedoogstegen teruggevoerd. Vlak na de Alteratie van 1578, toen het katholieke Amsterdam onder de knoet kwam van het nieuwe protestantse bewind, werd de prostitutie verboden op straffe van tuchthuis, schavot, geseling en/of verbanning, maar dat viel niet lang vol te houden.

Zo kwam de Dolle Begijnensteeg in het leven. Een ‘dolle begijn’ stond voor zoiets als ‘wilde non’ en was zo’n typisch Amsterdams eufemisme. De Dolle Begijnensteeg werd samen met de Brandesteeg, Bethlehemsteeg, Enge Kerksteeg, Goldbergersteeg, Gordijnensteeg, Molensteeg, Oudekennissteeg, de Trompettersteeg en de Stoofsteeg de kern van het fameuze Red Light District. De Stoofsteeg – vernoemd naar een armetierige eenkamerwoning die hier gewoon was – genoot ooit landelijke faam als werkplek van de uit Suriname afkomstige ‘Zwarte Lola’, de eerste zwarte prostituee van Amsterdam. Voor haar peeshok, zo wilde de legende, stonden de mannen urenlang in de file, ondanks het feit dat het de jaren van de grote Depressie waren.

Nu was de steeg vooral het werkterrein voor dames uit diverse Oost-Europese landen, die hun taak nogal fabrieksmatig opvatten en verveeld kauwgom kauwend achter hun ramen stonden in hun Hunkemöller-setjes terwijl de colonnes dagjesmensen aan hen voorbijtrokken.

Stein herinnerde zich van zijn jaren als agent van Bureau Warmoesstraat nog maar al te goed het rijke verleden. Toentertijd had hij iedere dame achter de ramen bij naam gekend. Ze waren zijn beste informatiebronnen voor wat er loos was in de buurt. Anders dan enkele collega’s op het bureau had hij nooit gebruik gemaakt van hun werkelijke diensten, ook al werden deze soms gratis aangeboden en was de verleiding soms niet onaanzienlijk. Maar het maakte dat hij altijd met opgeheven hoofd door de buurt kon wandelen.

Bij het raam van Annie Eénbeen hield Stein even halt. Annie Eénbeen was haar artiestennaam, en inderdaad bewoog ze zich voort op slechts één ledemaat, resultaat van een vreselijk ongeval. Maar op dat ene gebrek had Annie een bloeiende onderneming weten te grondvesten. Ze was de pensioengerechtigde leeftijd al gepasseerd maar uit liefde voor haar cliënten stelde ze haar vertrek van De Wallen telkens weer uit.

Blij verrast Stein voor haar raam te zien tikte ze, zittend op haar troon, enthousiast met haar stok tegen het raam.

‘Koppie koffie, Dick?’, vroeg ze, terwijl al haar zes onderkinnen meetrilden met haar aanstekelijke lach.

‘Daar zeg ik geen nee tegen’, zei Stein, en hij betrad het proper geboende atelier.

Annie Eénbeen sloot haar gordijnen en serveerde de koffie uit een thermoskan die naast haar op de grond stond.

‘Hoe gaan de zaken, Annie?’, vroeg Stein.

‘Ach, het is allemaal liefdewerk, oud papier, jongen’, zei Annie, klagend zoals als het een goed middenstander betaamt. ‘Die toeristen komen alleen maar op de bonnefooi. Kijken, kijken, maar niks kopen. Maar intussen jagen ze mijn klanten weg. En nu wil de gemeente ons ook al weghebben. We geven De Wallen een slechte naam, zegt die nieuwe tut-hola die ze net burgemeester hebben gemaakt. Zonder ons bestonden De Wallen niet eens!’

Ernstig aangetast in haar beroepseer voegde Annie enkele krachttermen toe aan haar observaties over de nieuwe burgemeesteres, die bij haar aantreden inderdaad had opgemerkt dat het prostitutiebedrijf op De Wallen moest worden gezien als een perfide epicentrum van vrouwenonderdrukking waarmee zo snel als mogelijk diende te worden afgerekend.

‘Ik ben nog nooit van mijn leven onderdrukt, Dick’, verzekerde Annie. ‘De eerste kerel die mij eronder kan houden moet zich nog melden!’

‘Dat geloof ik graag’, antwoordde Stein beleefd.

***

De ontmoeting met Annie Eénbeen had Stein gesterkt in het sombere eindtijdgevoel dat hem toch al dagen beklemde. Terwijl hij zich over de Zeedijk terug naar zijn kantoor begaf, drong de gedachte zich op dat de hele wereld die hij als de zijne had leren kennen langzaam tegen haar einde liep. De Wallen stonden net als voorheen De Jordaan op het punt te worden overgenomen door kleinburgerdom en valse chique. De horden toeristen die nu rondliepen in deze kasba van Europa kon je beschouwen als het voorteken dat alles op het punt van verdwijnen stond. Het was geen toerisme, maar een massaal bezochte uitvaart waar het lijk nog moest arriveren. Net zo goed als die van Annie Eénbeen waren zijn dagen hier in de buurt geteld.

Stein liep binnen bij de Chinese apotheek van meneer Tsjing, die een speciaal kruidenpreparaat verkocht waar Stein in het verleden veel baat bij had gehad als hij zich slap en zonder doorzettingsvermogen voelde. Tegen katers hielp het ook. Terwijl hij bij de toonbank aan het wachten was op zijn bestelling, die meneer Tsjing onder het uitroepen van korte barse commando’s in het Chinees liet samenstellen door zijn assistente, viel het oog van Stein onwillekeurig op een jonge vrouw in een zwarte trenchcoat met lichtblond krulletjeshaar, die haar fiets voor de winkel van meneer Tsjing parkeerde en vervolgens het etablissement betrad, met een engelachtige glimlach rond haar volle rode lippen.

‘Verkoopt u ook etherische oliën voor de meridiane chakra-massage?’, wilde ze van meneer Tsjing weten.

Meneer Tsjing vertrok geen spier en begon terstond zijn stacccato orders in het Chinees uit te delen aan zijn assistente, die achter in de zaak nog immer met de compositie Steins wonderthee bezig was.

‘Het zal mij benieuwen waar hij mee komt’, zei Stein.

‘Ik kom hier wel vaker’, zei de jonge vrouw. ‘Het gaat altijd goed’.

‘Volgens mij kunnen mijn chakra’s ook ook weleens een goede massage krijgen’, zei Stein.

‘Nou, geen probleem hoor’, zei de vrouw met een hemelse glimlach die rook naar appelbloesem. ‘Hier heb je mijn kaartje’

Ze heette Joni.

***

Terug op kantoor stond Fatima klaar met de tekst die Barry Jurgens in opmerkelijk tempo in elkaar had gedraaid en nu ter goedkeuring aan Stein had voorgelegd. Hij had ieder jaartal verkeerd, iedere naam foutief gespeld en voor het overige rammelde het verhaal ook nogal, dus haalde Stein het zelf nog een keer door de machine. Misschien lag het aan de wonderthee van meneer Tsjing, misschien aan zijn kennismaking met de hemelse Joni, maar Stein voelde zich opeens krachtig als in zijn beste jaren en na een uur of wat stuurde hij de geheel herziene tekst aan Jurgens terug.

Toen ze belden verkeerde Jurgens in de hoogste staat van opwinding.

‘Je had gelijk, Dick: dit wordt een knaller, sprak Jurgens verrukt. ‘Mijn hoofdredacteur heeft voor het eerst sinds mensenheugenis weer tegen me gesproken. Zullen we het vanavond vieren in Café Dolly?’

Stein bedankte voor de eer en zei naar waarheid dat hij voor die avond andere plannen had.

***

Uit Het Parool van de volgende dag:

AFRIKAANSE SCHIMMEN


Een nieuw spoor in de moord op activiste Esther Blom wijst in de richting van een rechtszaak tegen de Koninklijke Oliemaatschappij (KOM) vanwege betrokkenheid aan grootschalige schendingen van de mensenrechten in het voormalige Afrikaanse koninkrijk Cabinda.

Van onze misdaadverslaggever Barry Jurgens

AMSTERDAM – Het was een gure lentemorgen onder een loodgrijze hemel toen het lichaam van de voormalige ‘koningin van de kraakbeweging’ Esther Blom eind verleden maand levenloos werd aangetroffen in de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt. Twee kogels door het hoofd hadden een eind gemaakt aan een bewogen leven dat in het teken had gestaan van een permanent gevecht tegen onrecht, waar ook ter wereld.

De vermoedelijke dader van de executie werd snel gevonden. Het zou gaan om Peter V., die ervan verdacht wordt oprichter te zijn van het Bataafs Bevrijdingsfront, een verboden organisatie die verleden jaar in het nieuws kwam door een aanslag op de Gouden Koets op Prinsjesdag. Peter V. en Blom waren ooit geliefden. Justitie gaat ervan uit dat de liquidatie een wraakneming was voor het feit dat Blom de relatie had verbroken. Het pistool waarmee de liquidatie werd uitgevoerd werd na de arrestatie van V. gevonden in diens hotelkamer. V. ontkent echter iedere betrokkenheid bij de moord op zijn ex en verblijft momenteel in afwachting van zijn proces in de zwaarbewaakte gevangenis van Vught. Zo lang een veroordeling ontbreekt, moet het vermoeden van onschuld bestaan. Uit documenten die deze krant in handen heeft, blijkt in ieder geval dat de dood van Blom nog wel meer partijen niet ongelegen kwam.

Esther Blom werd geboren in een arbeidersmilieu in Oss en kwam al op jonge leeftijd in aanvaring met de autoriteiten. Op 16-jarige leeftijd werd ze gearresteerd omdat ze op heterdaad betrapt was bij het schilderen van een hakenkruis op de muren van elektronicagigant Philips in Eindhoven nadat bekend was geworden dat de firma tijdens de bezetting gebruik had gemaakt van Joodse dwangarbeiders. Ze werd actief in de anti-kernenergiebeweging en trad in de loop van de jaren ’80 toe tot de Amsterdamse kraakbeweging. Met haar ravissante verschijning en welbespraaktheid werd ze al snel een van de meest mediagenieke vertegenwoordigers van de krakers. In de pers gold ze sindsdien als ‘de koningin van de kraakbeweging’, een predicaat waar ze zich fel tegen verzette.

Tegelijkertijd volgde ze een studie culturele antropologie aan de Universiteit van Amsterdam en toen ze deze had voltooid vertrok zij naar Afrika. Blom werkte vele jaren als ontwikkelingswerkster voor diverse NGO’s in Afrika. In Mozambique haalde ze de woede van VN-militairen op de hals toen zij deze namens een Scandinavische NGO beschuldigde van seksueel misbruik van minderjarigen in de hoofdstad Maputo. De affaire lokte veel commotie uit en uiteindelijk zag Blom zich na vele bedreigingen gedwongen het land te verlaten. In Angola, haar volgende standplaats, was Blom wederom het middelpunt van een grote affaire. In de door decennia van onlusten geplaagde provincie Cabinda zamelde zij getuigenissen in die moesten leiden tot een strafklacht tegen de Koninklijke Oliemaatschappij (KOM). De KOM heeft grote belangen in het olierijke gebiedsdeel en keert volgens critici op grote schaal steekpenningen uit aan de lokale machthebbers om die positie te behouden.

Blom onderhield nauwe contacten met het zogeheten Volksfront voor de Bevrijding van Cabinda, dat sinds 1974, toen Angola ophield een kolonie van Portugal te zijn, strijdt voor onafhankelijkheid. De organisatie beroept zich daarbij op oude toezeggingen van de Portugese overheerser aan de toenmalige koning van Cabinda dat het land als een autonoom protectoraat zou worden behandeld. Met het vertrek van de Portugese machthebbers ontbrandde een hevig oorlog tussen de diverse partijen over de zeggenschap over de rijke olievelden. De lokale bevolking moet het nog altijd met veel leed bekopen.

Samen met een Cubaanse arts die zich in Cabinda had gevestigd verzamelde Blom getuigenissen over moordpartijen en systematische schendingen van de mensenrechten. Op basis van het rapport dat Blom schreef bereidde de Amsterdamse advocate Helga Keller een strafklacht tegen de KOM voor, die binnenkort zou moeten dienen bij de rechtbank in Den Haag. ‘Kern van de zaak is dat de KOM vanwege steun aan het regime en omkoping van de machthebbers medeschuldig is aan genocide en onderdrukking’, licht advocate Keller toe. ‘Met de dood van mijn cliënte komt het proces echter op losse schroeven te staan. Ook daarom is het van het grootste belang dat een einde komt aan alle onzekerheid over de ware toedracht van deze liquidatie’.

Prangend blijft de vraag wat het verband is tussen het proces dat Esther Blom wilde aanspannen tegen de KOM en het Bataafs Bevrijdingsfront. Zij en Peter V. leerden elkaar kennen in Afrika, waar ook V. ontwikkelingswerker was. V. moet op de hoogste zijn geweest van het onderzoek dat Blom in Cabinda uitvoerde. Doorgaans welingelichte kringen verzekeren dat het Nederlandse koningshuis nog altijd over een fors aandelenpakket in de KOM beschikt.

Zal Dick Stein zijn crisis weten te overwinnen en er achter komen voor welke belangen hij werkelijk is ingezet? U verneemt het verder in deel 10 van ons feuilleton De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning, te lezen via deze link.

De voorgaande aflevering van dit feuilleton leest u via deze link.

Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.

Een Duit voor Dick?

Als u dit feuilleton waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!

Mijn gekozen donatie € -

De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning, aflevering 1

/

Een privé-detective aan lager wal raakt verzeild in hofintriges op het hoogste niveau en komt in aanvaring met ondergrondse republikeinse verzetsgroepen, al even fanatieke Oranjeklanten en nietsontziende geheime diensten. Dick Stein, voormalig undercover-agent van de Amsterdamse politie, liefhebber van jazz, Feyenoord en femmes fatales (niet noodzakelijk in die volgorde) houdt kantoor op de Amsterdamse Wallen. Gewapend met een bruine band judo, een basistraining in de Joodse zelfverdedigingstechniek Krav maga en gekweld door een zwak hart, weet de privédetective zijn zaken toch telkens weer tot een einde te brengen, al is het soms geen goed einde. Ons feuilleton begint met een kingsize aflevering, waarin ter introductie Dick Stein zelf aan het woord komt.

Tekst: René Zwaap

AFLEVERING I

HET WESPENNEST

Stein is de naam, Dick Stein. Voormalig rechercheur van de Amsterdamse narcoticabrigade,  gewezen  undercover-agent van de  Dienst Speciale Operaties en nu, na te hebben gefunctioneerd als zondebok voor de steken die mijn superieuren lieten vallen, al bijna tien jaar directeur van de firma Stein Detectives B.V, waar ik samen met mijn lieftallige assistente Fatima het enige personeelslid van ben.

Als u ouder dan 50 bent heeft u ongetwijfeld gehoord van mijn roemrijkste moment, toen ik de naar Zuid-Amerika ontkomen Nederlandse SS’er Hein Grunten, alias de ‘Jodenjager’, voor het oog van de lopende tv-camera’s had opgespoord in zijn ballingsoord in Patagonië. Grunten had altijd beweerd dat hij Joden kon ruiken binnen een straal van een kilometer, maar toen hij de deur van zijn hacienda opende waar ik had aangeklopt, reageerde hij toch nog redelijk verrast.

Maar roem is een bederfelijk goed en niet van gevaren ontbloot. Ik kreeg enige onverkwikkelijke affaires met dames die het niet perse goed met mij voorhadden, en voor ik het wist trof ik op een ochtend de stukken op mijn bureau aan waarin mijn Trudy na 20 jaren huwelijksgeluk scheiding van bed en tafel aanvroeg vanwege ‘duurzame ontwrichting’ van ons huwelijk.

Trudy zette een bloedhond van een advocaat in bij de onderhandelingen over de alimentatie, die dreigde dat ik onze kinderen nooit meer zou zien als ik niet akkoord ging met een alimentatie zo torenhoog dat ik voor de rest van mijn leven aan de bedelstaf zou zijn. Onder invloed van te veel whisky stemde ik direct in. Ik raakte nog meer aan de drank en verloor mijn laatste trouwe klanten. Na een onverhoedse hartstilstand in mijn slaap, waarvan ik op het nippertje werd gered door een uit de kroeg opgepikte verpleegster, probeer ik mijn leven weer op het juiste spoor te krijgen en te stoppen met het zwelgen in zelfbeklag en vooral met de whisky. Nu verdien ik de – karige – kost hoofdzakelijk met bescheiden klusjes die ik  krijg toegeworpen van de laatste mensen die mij nog welgezind zijn.

Een dag per week werk ik bij de hoofdstedelijke vestiging van een niet nader te benoemen warenhuisketen, die ik hier voor het gemak zal aanduiden als Het Wespennest.

De taak van een warenhuisdetective is redelijk overzichtelijk. Zodra de winkel ‘ s ochtends de deuren opent word ik geacht mij discreet en onopvallend op te houden tussen de clientèle teneinde winkeldieven op heterdaad te kunnen betrappen en af te voeren ter overdracht aan de bevoegde autoriteiten, terwijl zij dan ook worden geacht een boete  te betalen ter compensatie van de veroorzaakte overlast en de toegebrachte schade aan het object van hun begeerte. Geheel vrij in mijn beroepsuitoefening ben ik niet, want vanuit de controlekamer van Het Wespennest word ik  op mijn vingers gekeken door het hoofd van de beveiligingsdienst, een zekere Mulder (zijn voornaam is mij ook na drie maanden in deze functie nog steeds onbekend), een buitengewoon suspecte figuur die het hele warenhuis in de gaten houdt via een gesloten systeem van bewakingscamera’s met inzoomfunctie en mij via het oortje dat ik verplicht moet dragen voortdurend orders toeblaft.

Van alle verkoopsters van warenhuis Het Wespennest is juffrouw Janny van de muziekafdeling mij het sympathiekst. Ze is niet ouder dan 25, een spichtig kind met punky peenhaar, maar ze weet meer van jazz dan menig oud lijk dat al zijn ganse leven rondhangt in het BIM-huis, een van de laatste restanten van de ooit zo bloeiende jazzcultuur van Amsterdam. Toen ik tijdens mijn patrouille mijn favoriete  rondje bij de afdeling jazz maakte, kwamen we te spreken over de beste uitvoering van ‘Walk tall‘ van de onvergetelijke Cannonball Adderley. Die kwestie luistert nauw, want er bestaan tientallen opnames van dat nummer, dat overigens geschreven werd door de roomblanke Oostenrijkse toetsenist Joe Zawinul, die daarmee alle rassentheorieën die gepaard gaan aan discussies over het wezen van de jazz naar de vuilnisbelt verwees. Ik beschouw ‘Walk tall’ als mijn lijflied en als balsem voor de ziel als ik weer eens door tegenslag dreig te worden overmand. Het geniale van het nummer is het spel met de stilte. Die langgerekte intervallen van blanco leegte maken het nummer tot een sensatie, uit de leegte volgt schepping, precies volgens het principe van tzim tzum in de kaballa, de mystieke leer van de middeleeuwse joden die ik tijdens mijn langdurige ziektebed ben begonnen te bestuderen. Tzum tzum is het moment dat de onbenoembare G’d zich tijdens de creatie van de wereld, nu ruim 5500 jaar geleden, terugtrok om ruimte te geven aan de voltooiing van zijn eigen creatie. Walk tall is tzim tzum binnen muzikaal bestek maar evengoed een G’dswonder van muzikaal vernunft. Jazz is ruimte scheppen. De  meeste kenners komen op de vraag welke uitvoering het meeste recht doet aan deze geniale compositie op de proppen met de versie op het album ‘Country preacher’ uit 1963, waarop de bijbehorende inleidende woorden worden uitgesproken door dominee Jesse Jackson.

Die uitvoering ging inderdaad de geschiedenis in als een klassieker, maar zoals juffrouw Janny terecht stelde bestaat er een nóg betere versie, en wel een van latere datum, waarop het identieke motto van het lied wordt uitgesproken door Cannonball zelf, die de woorden van bemoediging met nog meer ‘soul’ uitspreekt dan dominee Jackson en de uitvoering nog gelikter is.

‘Cannonball speelde deze uitvoering in een club in Los Angeles die werd gerund door een vriend van hem’, zei Janny, nadat ze op mijn verzoek het nummer  had laten schallen over de afdeling. ‘Er bestaat bij mijn weten geen enkele andere opname van welk muziekstuk dan ook waarop je het publiek zo intens en zo adequaat hoort reageren op iedere  wending. De band bespeelt het publiek als een bedreven minnaar, en brengt het helemaal in extase door de lang aangehouden intervallen waarop het nummer telkens even tot stilstand komt’.

Ik had het wicht  spontaan willen omhelzen, maar bedacht me op tijd dat de huisregels op het gebied van ongewenste intimiteiten aan de rigide kant zijn in Het Wespennest.

‘Juffrouw Janny’, sprak ik in plaats daarvan in alle oprechtheid, ‘U heeft mijn vertrouwen in uw generatie in een klap hersteld. Het feit dat u deze cruciale nuance zo trefzeker weet te verwoorden, toont aan dat u het verschil echt aanvoelt, dat u het fenomeen Cannonball echt heeft doorgrond. Dan is deze planeet toch niet gedoemd onder te gaan aan goedkope gimmicks en effectbejag’.

‘Gut, meneer Stein, u doet me blozen’, sprak juffrouw Janny verlegen, en net toen ik op het punt haar te vragen wat voor plannen ze had na het werk, begon Mulder vanuit zijn alziend observatorium in mijn oortje te tetteren.

‘We betalen je niet om ons personeel van hun werk te houden, Stein! Ga onmiddellijk naar de afdeling boeken. We hebben weer een hele lading hangbejaarden in de leeshoek en volgens mij laadde er eentje net een boek in haar boodschappentas’.

Het Wespennest heeft ter promotie van de met uitsterven bedreigde leescultuur sinds kort een leeshoekje op de boekenafdeling, bestaande uit een witlederen bankstel en een paar ouderwetse fauteuils, en al direct sinds de opening oefent deze plek een magische aantrekkingskracht uit op een gezelschap ouderen, met name dames, die de plek gebruiken als pleisterplaats. Ze pakken eenvoudigweg een boek uit de schappen en vleien zich neer, waarop ze de hele dag keuvelend doorbrengen en soms even wegdommelen. Van mij mag het, ik heb veel respect voor de oudere medemens die dit land heeft helpen opbouwen, maar de directie ziet hen als een soort sprinkhanenplaag en heeft het personeel instructies gegeven om de oudjes zonder pardon weg te sturen als ze te lang blijven plakken. Eigenlijk is dat wegsturen een taak van de beveiligers in uniform die hier rondlopen, maar Mulder – kennelijk om mij het leven zo onaangenaam mogelijk te maken – heeft besloten het  ondankbare klusje op mijn bord te schuiven.

Ik beschouw het als het meest onaangename onderdeel van mijn werkzaamheden hier in Het Wespennest.

‘Weg? Hoezo weg? Ik heb het volste recht hier te zitten! Scheer je  weg, vlerk! Ik ben nog niet klaar met lezen’, protesteerde een oude dame met een soort jagershoedje waarop heel sierlijk een veer was bevestigd. Ze had een heruitgave van ‘Oorlog en Vrede’ ter hand genomen. Ze kwam op me over als de natuurlijke leider van het gezelschap, dus dacht ik met haar zaken te kunnen doen.

‘Maar mevrouw, het draait hier om proeflezen’, legde ik geduldig uit. ‘Het is niet de bedoeling dat u het hele boek uitleest. Dat beschouwt de directie als diefstal’.

‘Maar oude mensen lezen nu eenmaal niet zo snel, jongeman’, riposteerde het schrandere besje, terwijl de grijsaard  die naast haar op de bank zat met ‘50 tinten grijs’ in slaap was gesukkeld  luidruchtig begon te snurken. ‘Ik ben nog niet verder dan pagina twee en ik weet nog niet of ik dit boek wens aan te schaffen of niet’.

‘Kom nu toch, mevrouw. Volgens mij kunt u het werk van Tolstoj al dromen’, mikte ik op haar ijdelheid. ‘Ik vind het echt heel vervelend, maar als u hier de hele dag neerstrijkt met uw vriendinnen is er voor de andere klanten geen ruimte meer, en dat is niet de bedoeling.’

Van alle kanten werd ik getroffen door  blikken vol verachting uit droeve oude ogen. Hoe kan het toch, zo schoot mij onwillekeurig te binnen, dat het lijkt alsof oude mensen altijd oud geweest zijn? En ook dat het niet meer zo erg lang zou duren voordat ook ikzelf moeiteloos in dit gezelschap zou kunnen opgaan.

Mulder meldde zich via de oortelefoon. ‘Stein, als ze niet van plan zijn een boek aan te schaffen dienen die oude lijken subiet op te krassen! Het Wespennest is geen bejaardenflat!’

Ik slaakte een diepe zucht. De vrouw met het jagershoedje koos nu voor de aanval als beste verdediging.

‘Wie bent u eigenlijk?’, riep ze met haar messcherpe stem, die regelrecht leek te komen uit de tijd dat het Nederlands nog tot in iedere lettergreep probaat werd uitgesproken. ‘Waarom valt u mij lastig? Moet u niet naar uw werk of zo?

‘Mevrouw, dit ís mijn werk’, zei ik en ik presenteerde haar met tegenzin mijn identificatiekaart van het bedrijf, die zij meteen aandachtig bestudeerde.

‘Detective?’, bracht ze uiteindelijk smalend uit. ‘Een warenhuisdetective? Ik wist niet eens dat zoiets bestond’.

De leden van het om haar heen verzamelde groepje begonnen nu met haar mee te gniffelen. Tussen de eau de cologne en de vage geur van incontinentieluiers rook ik opstand. Ik moest nu ingrijpen, anders walsten deze grijze wolvinnen voor altijd over mij heen.

Ik griste Oorlog en Vrede  uit de handen van de dame met het hoedje en legde het boek demonstratief terug op de stapel met aanbiedingen.

‘Nou ja zeg!’, protesteerde  de vrouw met het hoedje, maar met mijn blik maakte ik haar duidelijk dat met mij niet te spotten viel, en ze begreep het. Zonder mij nog een blik waardig te keuren beende ze ervandoor.

‘En nu opkrassen, allemaal!’, sprak ik luid en duidelijk. Dat maakte de benodigde indruk op de grijze panters. Onzeker begonnen ze op te krabbelen en sloegen de aftocht, enigen van hen achter de rollator.

Alleen de oude man die naast de dame met het hoedje in slaap was gevallen met 50 tinten grijs op zijn schoot bleef achter. Voorzichtig probeerde ik hem te wekken.

Hij keek even gedesoriënteerd om zich heen, verstelde de knop van zijn gehoorapparaat, en richtte zich op met zijn wandelstok.

‘Vergeet uw boek niet’, merkte ik op.

‘Goed dat u het zegt’, antwoordde hij, terwijl hij moeite had zijn kunstgebit op de juiste positie te  houden. ‘Kunt u het wel even voor me inpakken alstublieft?’

Na dit beulswerk was mijn stemming er niet beter op geworden. Mijn innerlijke stem vervloekte Mulder en ook mijzelf, dat ik mezelf had toegestaan zo laag te zinken. In gedachten zag ik de verwijtende blik van mijn eigen oude vader, die mij altijd op het hart drukt in alle omstandigheden een ‘Mensch’ te zijn, ook wanneer dat in het werk soms niet erg gelegen komt. Wat zou ik mezelf in de spiegel moeten vertellen? ‘Befehl ist Befehl’?  Er schoot prompt een kramp in mijn hartstreek.

‘Stein, onmiddellijk naar de afdeling dameslingerie’, commandeerde Mulder door mijn oortje. ‘Een dame met een negroïde uiterlijk maakt verdachte bewegingen bij de bak panty-aanbiedingen’.

Ik ben geen voorstander van etnisch profileren en ik laat mij ook niet graag toeblaffen, maar Mulder heeft vanaf dag 1 de pik op me en laat geen kans onbenut mij de tent uit te werken. Dus begaf mij vol tegenzin naar de lingerie-afdeling.

‘Links voor je’, siste Mulder in mijn oor. ‘Die negerin met die tent van een bloemetjesjurk. Genoeg opslagruimte daar om de hele zaak leeg te roven’.

De mededeling van Mulder was volmaakt overbodig, want ik had de dame in kwestie al meteen toen ik van de roltrap kwam in het vizier. Hoe zou het ook anders kunnen, want we hadden het hier over een buitengewoon indrukwekkende verschijning, de Koningin van Sheba in hoogsteigen persoon, gekleed in een wijdvallend rood Afrikaans tuniek, met een indrukwekkende bos rastavlechten, een slagschip van een vrouw met lange fel gekleurde nagels, grote goudkleurige oorbellen en vuurspuwende ogen zo fel schitterend dat ze een man zouden kunnen doen flauwvallen bij één indringende blik. Ze droeg een  tas over haar schouders, en haar linkerhand liet ze bedachtzaam glijden over de uitgestalde waren.

Het probleem met de lingerieafdeling is dat je er als man nauwelijks ongemerkt kunt grasduinen tussen de uitgestalde waar. Je valt direct op, zeker met die regenjas van me, en hoewel de verkoopsters op de afdeling zoals al hun collega’s zijn geïnstrueerd om mij met rust te laten, trek je als vent van meer dan middelbare leeftijd hoe dan ook de aandacht van het publiek en daarmee ook van de te observeren personen.

‘Verdomme Stein, waar wacht je op?’, riep Mulder met overslaande stem door mijn oortje.

Ik had er veel voor gegeven als de techniek mij in staat had gesteld Mulder terug toe te blaffen wat ik  van hem vond, maar meer dan een beetje met mijn wenkbrauwen fronsen richting de verborgen camera in het plafond boven me was me vooralsnog niet gegeven.

De Koningin van Sheba had me inmiddels in de peiling. De gepijnigde uitdrukking op mijn gelaat toen Mulder zijn vernederende instructies had uitgesproken moesten me hebben weggegeven.

Resoluut draaide ze zich om. Pas nu kon ik haar in alle glorie aanschouwen. Ze liep met de gratie van een panter, en bij iedere stap wiegde haar hele lichaam mee in één sierlijk golvende beweging. Een  waarlijk majesteitelijke tred.  .

‘Stein! Wat sta je daar te dromen, man! Erachteraan!’ Mulder heeft zichzelf nauwelijks meer in de hand als hij denkt te kunnen scoren. Hij behoort stellig tot het meest verachtelijke mensentype, dat van de premiejagers. Maar wat was er inmiddels van mij geworden, de grote voormalige superspeurder met zijn cv om bij in katzwijm te vakken, nu op klopjacht op de lingerieafdeling van Het Wespennest, de Sherlock Holmes van de damesslipjes?

Met een U-bocht langs de herenafdeling, een tactische manoeuvre die door de nu geheel overspannen Mulder niet op zijn waarde werd geschat (ik maakte nu een paar geïrriteerde gebaren richting mijn rechteroor waarin het zendertje zat verborgen ten teken dat er iets mis was met de verbinding, hetgeen niet zo was), belandde ik weer in het kielzog van de Koningin van Sheba – die wat mij betreft zoveel bh’s en babydolletjes en netkousen in haar tas mocht proppen als ze maar kon dragen – wier oog nu gevallen was op een rek met met opengewerkte kanten gevalletjes. Ze graaide enige exemplaren van het rek en begaf zich naar de pashokjes.

‘Nu hebben we d’r te pakken!’, riep Mulder buiten zichzelf. ‘Wedden dat ze hoogstens de helft teruggeeft en de rest aantrekt onder die jurk? Heterdaadje, Stein, heterdaadje!’

In mijn korte loopbaan bij Het Wespennest, zo moet ik op deze plaats uitleggen, heb ik inmiddels enige strategische posities ontdekt waarin een zeker zicht mogelijk is op datgene dat zich afspeelt achter de gordijnen van de pashokjes. Ik maak daarbij handig gebruik van de spiegels in de hokjes en de speling die er altijd is tussen het gordijn en de diverse scheidswanden, waarbij het vooral een millimeterkwestie is van de juiste hoek kiezen. Vol zicht verkrijgen is nooit mogelijk – daarvoor zou men eenvoudigweg op de grond moeten gaan liggen met het hoofd onder het gordijn en zo ver wil zelfs Mulder niet gaan. Op last van de directie werd zijn verzoek om camera’s in de pashokjes op te hangen van de hand gewezen.  Maar aan de hand van de te registreren patronen die uit de deelbewegingen van de te observeren persoon zijn af te leiden, kan men in de regel een eind komen met tactische observatie.

Verdekt opgesteld achter een   etalagepop ving ik via de passpiegel een glimp op van een eindeloos lijkend dijbeen en de daarboven volgende welvingen, en in dit schitterende geheel was geen enkel stukje textiel te bekennen.

Toen de Afrikaanse koningin ging zitten op het bankje van het pashok bleek de schitterende rastahaardos een pruik, want die lag nu als een schoothondje naast haar op het bankje. De vlammende nagels bleken eveneens demonteerbaar, want werden één voor één van de lange ranke vingers gepeld en in een piepklein zilveren doosje gestopt. Daarna bleken de rastavlechten een pruik te zijn, een glanzend zwarte schedel blonk mij toe. De koningin van Sheba bukte zich nu voorover  om haar schoenen uit te trekken. Ik zakte nog dieper door mijn knieën vanuit mijn positie achter de etalagepop en was getuige van een transformatie die mij redelijk van mijn stuk bracht. De Koningin van Sheba bleek ontegenzeggelijk een koning te zijn.

‘Heb je d’r te pakken, Stein?’, wilde Mulder weten via het oorzendertje. Ik vermande mijzelf en hernam mijn positie. In de weerkaatsing van de spiegel zag ik hoe de slanke jongeman zich met katachtige snelheid in een vale jeans hees en een wit t-shirt over zijn hoofd trok, daarna glipte hij uit het pashok, uiteraard met medeneming van de buit.

‘Stein! Stein! Waar is ze nou? Is ze nog steeds in de pasruimte? Zie je ze nog?’

Ik haalde mijn schouders op richting de camera, terwijl de jongeman  met verende tred naar de lift beende, de goed gevulde tas achteloos over zijn schouder geslagen. Intussen vocht mijn beroepseer tegen mijn geweten. Iedere speurder heeft zo zijn zwak voor een geniale dief.

‘Het was pure voodoo’, verklaarde ik even later in de directiekamer, ter verantwoording geroepen door een briesende Mulder. ‘Ze verdween gewoon in een klap in het niets’.

Ik kwam ermee weg. Mulder wilde me onmiddellijk de laan uitsturen, maar daar stak de directie een stokje voor. Het finale oordeel luidde dat ik misschien een beetje overwerkt was geraakt en dat ik maar vroeger naar huis moest gaan om op adem te komen van alle hectiek. Ik moest diep in het stof om mijn huid te redden. Een tweede keer zou ik het niet laten gebeuren.

Het kantoor van Stein Detectives BV bevindt zich in een steeg met aan beide zijden een groen gietijzeren hek tussen de Warmoesstraat en de Oudezijds Voorburgwal, op een steenworp afstand van de Kop van de Zeedijk. Toen ik de sleutel in het gammele slot van het hek stak, schuifelde een roedel toeristen langs, voorgegaan door een stevige matrone die een knalrode paraplu de lucht in stak zodat haar schaapjes niet op drift zouden raken in deze poel des verderfs.

Mijn geliefde Wallen zijn veranderd in een soort openluchtmuseum. Het ontbreekt er nog maar aan dat de dames achter de ramen op last van de burgemeester worden uitgedost met Mickey Mouse-oren en ijsco’s uitdelen aan het meegetroonde grut. De voormalige zelfkant van Amsterdam is veranderd in een soort Efteling. Zelfs de laatste drugs die nog worden gedeald op straat zijn nep.

Dertig jaar geleden zouden diezelfde dagjesmensen zich hier nooit hebben vertoond, en wanneer wel, waren ze in een wervelwind van graaiende armen binnen mum van tijd ontdaan van  al hun verhandelbare bezittingen. Ik krijg steeds meer heimwee naar die tijd toen de ‘Dijk’ en omgeving nog angstvallig gemeden werden door iedere godvrezende burger en neem het mezelf steeds meer kwalijk dat ik als jong agent heb bijgedragen aan het ‘schoonvegen’ van de Zeedijk. Nu zou ik al die junkies met liefde terugbrengen naar hun oude stek. Soms denk ik serieus aan verhuizen. Maar waarheen? En waarvan?

Ik groette de kok van het belendende Italiaanse restaurant die in de steeg zijn sigaar stond te roken, opende de deur van mijn kantoor en liep de smalle steile trap op.

Mijn assistente Fatima had al koffie gezet. Fatima, die altijd een felgekleurde hoofddoek omgeslagen heeft maar dat compenseert met een minirok en kittige nepkrokodillenleerzen laarsjes, doet een avondstudie HBO-rechten, is onderlegd in de kickbokssport, heeft in haar jeugd in de jungle van Amsterdam-West genoeg straatervaring opgedaan, beschikt ook nog een over de nodige administratieve vaardigheden en is vastbesloten alle kneepjes van het detective-vak onder de knie te krijgen. Het enige waar het me nu nog aan ontbreekt zijn opdrachten van enig gewicht.

Sinds mijn scheiding – waarbij mijn ex-echtgenote als vennoot in de firma 50 procent van de waarde van de firma toegewezen kreeg  – zijn de liquide middelen van de firma zo goed als uitgeput geraakt.  Trudy trad al die jaren als boekhoudster van de B.V. Stein op. Dat was de grondigheid van haar claims bij de rechtbank ten goede gekomen.

Om aan mijn verplichtingen te voldoen heb ik alles van waarde onder mijn bezittingen moeten verkopen: de motorboot waarmee ik ‘s zomers op ‘t IJ trok, mijn Citroën BX, mijn gehele verzameling eerste persingen van het Blue Note Label en (het ergste van alles) mijn kostbare collectie Feyenoord-memorabilia, de club die ik ondanks het feit dat ik de Maasstad – waar ik meer dan een halve eeuw geleden het licht heb gezien –   al lang heb verlaten, ben blijven koesteren. Slechts weinig Amsterdammers wensen te begrijpen waarom ik met mijn Joodse achtergrond (half-Joods eigenlijk, mijn moeder was een volbloed Rotterdamse uit een geslacht waarvan bijna iedere man ergens op zee is verdronken, maar ‘beter een halve Jood dan een lege dop’, aldus de 1e Wet van Stein) mijn sportieve hart blijf verpanden aan de Kuip, waar het enthousiaste thuispubliek bij iedere wedstrijd toch met overgave zong dat het Uitverkoren Volk aan het gas moet.

Het is moeilijk uit te leggen, clubliefde. Dat ik hier op de Wallen sinds jaar en dag bekend sta als ‘de Kakkerlak’(de koosnaam die Amsterdammers voor het Rotterdamse broedervolk gebruiken), neem ik op de koop toe.

Nadat ik de opbrengsten van mijn grote uitverkoop aan Trudy had overgemaakt, en behalve mijn boot, auto en lp-verzameling ook mijn gesigneerde shirt van Coen Moulijn, de handschoenen van Eddy Pieters Graafland, een voortand van Theo Laseroms én de glasscherven van het brilletje van Joop van Daele van na de wereldcupfinale Feyenoord-Estudiantes de la Plata van 1971 (1-0) kwt was geraakt, verdwenen de meest schrikaanjagende aspecten van Trudy’s lynchstemming. In ieder geval trok ze het door haar advocaat ingediende verzoek dat ik het recht had verspeeld om ook maar in de buurt van onze kinderen te komen, ten langen leste in. Het waren de benauwdste momenten uit mijn leven, en ik was bij de narcoticabrigade toch wel het een en ander gewend. Maar liever vecht ik met tien doorgesnoven hooligans tegelijk dan nogmaals in die rechtszaal te moeten kijken in de door dalendiepe verachting getekende ogen van Trudy, mijn Molukse prinses, wier liefde ik na vijftien stormachtige huwelijksjaren voorgoed verspeeld heb. Tegen die hooligans zou ik met mijn beperkte kennis van Krav maga, de fameuze Joodse zelfverdedigingstechniek die ik in mijn jonge jaren op een kibboets in Israël heb geleerd, ook niet zo veel kunnen uitrichten, maar tegen die verwijtvolle blik in die  grote koolzwarte ogen is geen tank bepantserd.

Ik weet zeker dat de hartstilstand die ik kort na de scheiding kreeg, direct verband houdt met die blik. Blikken kunnen doden. Maar ik heb het overleefd, de bypassoperatie waarbij mijn hele borstkas is open gewrikt en als gevolg waarvan er een litteken van mijn lies tot aan mijn sleutelbeen loopt, is volgens de behandelende artsen succesvol verlopen en de batterij aan bloedverdunners en bètablokkers die ik dagelijks naar binnen moet stouwen lijkt te werken.

De grootste moeite heb ik met het niet-roken: meer dan 30 jaar pafte ik dagelijks 2 pakjes Gauloises zonder filter weg, en de artsen hebben mij verzekerd mijn levensverwachtingen bij terugval als extreem futiel moeten worden afgeschreven. Dus loop ik de hele dag rond in een zweverige toestand die me vanaf mijn tenen tot het topje van mijn kruin doet sidderen en uiterst prikkelbaar stemt. Iedere afgetrapte peuk op de straat roept een nauwelijks in toom te houden begeerte in me op en mijn bestaan is nu gereduceerd tot een aanhoudend, zeurend lijden.

***

Ik nam plaats achter mijn bureau aan het raam met uitzicht op een kale bakstenen muur van het aangrenzende hotel waar kortgeleden een Australische rugzaktoerist onder invloed van psychedelische paddo’s uit het raam was komen fladderen en begon met tegenzin aan het openen van de stapel post – de meeste aanmaningen van incassobureaus – die Fatima voor me had klaargelegd.

Fatima bracht me een beker dampende koffie. ‘Ik krijg alleen maar mensen aan de lijn die nog geld van u willen, meneer Dick’, zei Fatima in die zangerige Marokkaans-Amsterdamse tongval waar ik stante pede vrolijk van word. ‘Ik weet echt niet wat ik die mensen nog moet zeggen’.

‘Kop op, meisje’, antwoordde ik, terwijl ik de stapel post met een vloeiend gebaar in een bureaulade veegde en de koffie tot mij nam. ‘Je moet weten, in deze branche heb je te maken met golfpatronen, seizoenfluctuaties, hausse- en baissebewegingen. Nu zijn nu we bijna in de lente, en dat is de beste tijd voor onze bedrijfstak. Het voorjaar kriebelt, de hormonen beginnen te werken, huwelijken wankelen en bij de firma Stein begint de kassa te rinkelen’.

‘Ik hoop het toch zo voor u’, zei Fatima, terwijl ze met een stralende lach haar hagelwitte tanden liet zien.

‘Geen zorgen’, zei ik. ‘Het komt altijd goed’.

En alsof het zo was ingestudeerd rinkelde daarop direct mijn telefoon.

‘Ik spreek met de heer Stein, Dick Stein, de privédetective?’, vroeg de stem aan de andere kant van de lijn.

‘Spreekt u mee’, bevestigde ik. ‘Wat kan ik voor u betekenen?’.

‘U spreekt met Van Tichelen’, vervolgde de beller. ‘Majoor Van Tichelen van de Nationale Veiligheidsdienst’.

‘Zeg het eens, Van Tichelen’, zei ik. ‘Maar hou het kort graag, ik heb razend druk’.

Aan de andere kant werd even bedrukt gezwegen. ‘Nu, ja, ik bel u over een delicate kwestie, ziet u, die ik liever niet aan de telefoon besprak’.

‘Dan zal ik u terugzetten naar het secretariaat’, zei ik. ‘Daar kunt u een afspraak maken voor een eerste consult. Het tarief voor het intakegesprek is 100 euro per uur, vooraf contant te voldoen. 75 als het zonder bon kan’.

De beller werd nu geïrriteerd. ‘Meneer Stein, ik bel u voor een uiterst gevoelige kwestie. Het is van groot belang dat ik u vandaag nog spreek. Heeft u een suggestie?’

‘Beste Van Tichelen, dat gaat zo niet. We hebben hier een drukke praktijk’.

Aan de andere kant van de lijn sloeg majoor Van Tichelen een andere toon aan. ‘Meneer Stein, u weet even goed als ik dat u al sinds tijden geen enkele opdracht van enige betekenis heeft gekregen en dat u door een hartoperatie bijna een half jaar uitgeschakeld bent geweest. Alleen al uw schuld bij de Belastingdienst zou volstaan voor de voltrekking van een onmiddellijk faillissement.  En ik verzeker u dat één telefoontje mijnerzijds volstaat om er voor te zorgen dat die aanvraag vandaag nog de deur uitgaat. Dus ik raad u met klem aan mij fatsoenlijk te woord te staan. Ben ik duidelijk?’

Enigszins uit het lood geslagen gebracht door het tamelijk indringende inzicht in de specifieke dilemma’s in mijn boekhouding die de beller had benoemd, kuchte ik even.

‘Goed dan, Van Tichelen, als je er zo op staat, kan ik misschien toch wel een gaatje voor je maken. Om 16.00 uur in café Dolly op De Dijk, schikt dat?’

‘Uitstekend, meneer Stein’, antwoordde de beller. ‘U kunt mij herkennen aan mijn groene jagersjas met in de linkerzak een exemplaar van NRC-Handelsblad’.

‘Mm, dat wordt nog een harde dobber, Van Tichelen. Zo ziet bijna iedere klant eruit in café Dolly’.

‘Zorg maar dat u op tijd bent’, riposteerde Van Tichelen nijdig voordat hij zonder verder ceremonieel het gesprek beëindigde.

Ik tuurde door het raam naar de blinde muur. Wat zou de NVD van me moeten? Ik deed al jaren geen zaken meer die de interesse zouden kunnen wekken van welke inlichtingendienst dan ook. De jaren dat ik werd ingeschakeld voor andere kwesties dan scheidingen, bedrijfsdiefstalletjes en weggelopen huisdieren, lagen ver achter me. Hier was iets aan het gebeuren, maar ik wist niet wat het was.

Lees ook het tweede deel van het feuilleton ‘De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning’, waarin Dick Stein krijgt een opdracht die zijn lot verandert.

Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.

Een duit voor Dick!

Als je de avonturen van Dick Stein waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!

Mijn gekozen donatie € -

75 jaar bevrijd en nu weer bezet?

In de nieuwe editie van tijdschrift De Republikein veel aandacht voor twee hoofdthema’s: corona en 75 jaar bevrijding.

In zijn redactionele inleiding zoekt hoofdredacteur René Zwaap een verband tussen toen en nu: ‘Zijn er in het koninkrijk der Nederlanden parallellen te trekken tussen de Duitse invasie in mei 1940 en de invasie van het corona-virus in maart 2020? Laten we eens zien hoe ver we komen. In beide gevallen was de gehele natie ondanks alle waarschuwingen toch totaal verrast toen het eenmaal zo ver was. In beide gevallen had het volk eerder van de hoge autoriteiten te horen gekregen dat men rustig slapen kon gaan. In 1940 ging men ervan uit dat het land veilig verscholen was achter de Waterlinie en de Peelstelling, maar hielden die verdedigingswerken het in werkelijkheid nog geen dag uit. Anno 2020 was er iets soortgelijks aan de hand met de verzekering van premier Rutte dat de strategie van de groepsimmuniteit verlossing zou bieden.’

Corona betekent kroon, en dat brengt columnist Manuel Kneepkens op gedachten: ‘Het oranje-virus heeft onze democratie geestelijk besmet zoals het corona-virus thans bezig is dat met ons allen fysiek te doen.’ Nu er een massieve lintjesregen te verwachten valt voor ‘de helden van de zorg’ wordt het tijd dat het Nederlandse decoratiesysteem op de helling gaat. Ook mensen die niet staan te springen om een koninklijke onderscheiding moeten de waardering kunnen krijgen die hen toekomt. Hij komt met het voorstel voor deze categorie een ereboom te planten, een ecologisch verantwoord Ridderbos.

Na D-day lanceerde Wilhelmina het idee om de Duitse bevolking in de grensstreken met Nederland, gezinnen met kinderen niet uitgezonderd, te deporteren naar een of andere verre uithoek. Gelukkig nam geen enkele geallieerde bondgenoot haar serieus. Columnist Gerard Aalders over de waandenkbeelden van Wilhelmina.

Meer dan zes miljoen mensen keken vrijdag 20 maart volgens de Stichting Kijkonderzoek naar de koninklijke coronaspeech. Een week nadat premier Rutte het land had toegesproken werd de tijd rijp geacht voor een toespraak van Willem-Alexander via alle beschikbare kanalen. Maar hoe effectief was dat? En waarom werden negatieve reacties op de facebookpagina van het Koninklijk Huis door de RVD weggecensureerd?

Emeritus-hoogleraar geschiedenis Wijnand Mijhardt licht zijn pleidooi voor eerherstel voor de door de Oranje-geschiedschrijving verdonkeremaande Bataafse Republiek toe. Hij verdiept zich ook in hedendaagse republikeinse ideologieën, zoals het idee voor een Europese republiek van de Duitse politieke filosofe Ulrike Guérot . Mijnhardt: ‘Guérot’s pleidooi voor een republikeins Europa waarin de volkswil gestalte moet krijgen, is een meeslepende vorm van wishful thinking maar vereist nog veel denkwerk om aanvaardbaar te worden. Mooi is wel dat haar bezwaren tegen de natiestaat geen kritiekloze omhelzing van het federale model met zich meebrengen. Guérot’s keuze voor kleine politieke eenheden zoals de stad – ook in het vroegmoderne Nederland de kern van het republikanisme – geeft aan dat zij begrijpt waar de mensheid het meest behoefte aan heeft: een overzichtelijk, lokaal geworteld dagelijks leven.’

De innige band tussen leger en koningshuis wordt ieder jaar op 4 en 5 mei breeduit uitgevent. Het is tijd om in onze democratische rechtsstaat Dodenherdenking te demilitariseren, vindt August Hans den Boef. ‘Het project van Nederland als democratische rechtsstaat blijft onvoltooid zolang de hoogste publieke functie slechts erfelijk is en bovendien voorbehouden aan de leden van één familie. En dan hebben we het nog niet over het perverse misverstand dat al deze leden daardoor zonder enige uitzondering over singuliere eigenschappen beschikken, die hen bij uitstek geschikt maken om niet alleen boven de partijen, maar ook boven de burgers te staan. Maatschappelijk ingrijpender nog dan dit oranjepopulisme is de parallelstructuur met eigen privileges, die slechts voor militaire beroepsgroepen en instituties bestaat’. Sinds 1945 heeft de overheid door allerlei besluiten, van lintjes tot Dodenherdenking, de militaire lobby gefaciliteerd, aldus de auteur. ‘Bezie bijvoorbeeld de hiërarchie van onze koninklijke onderscheidingen. De prijsdieren vormen drie categorieën: staatshoofden, militairen en gewone burgers. Dat is wel even schrikken voor wie meent dat de Nederlandse samenleving egalitaristisch is. De twee hoogste onderscheidingen zijn voorbehouden aan militairen, dan wel aan ons erfelijk staatshoofd zelf en zijn peers‘.

Voor Nederland is 10 mei 1940 de belangrijkste datum in de twintigste eeuw. De Tweede Wereldoorlog was op dat moment al meer dan een half jaar aan de gang, maar gevochten werd er nauwelijks. Tijdgenoten noemden die merkwaardige periode de phoney war, der Sitzkriegdrôle de guerre. Historicus Ries Roowaan over een vergeten pauzenummer van de wereldbrand.

Journalist Rob Bakker publiceerde met het onlangs verschenen Boekhouders van de Holocaust een complete inventarisatie van de medewerking die het Nederlandse ambtelijke apparaat tussen 1940 en 1945 verleende aan de moord op meer dan 100.000 mensen. Desgevraagd omschrijft hij de excuses die premier Rutte daar onlangs voor aanbood als ‘erg mager’. Rob Bakker: ‘Rutte maakte op geen enkele manier duidelijk hoe sterk het gehele ambtelijke apparaat betrokken was bij de registratie en deportaties. De SG’s protesteerden wel tegen de gedwongen Arbeitseinsatz van niet-Joodse Nederlanders, maar niet tegen de deportaties van de Joden. Daarmee werd een gehele bevolkingsgroep willens en wetens afgeschreven en niet meer als deel van het Nederlandse volk beschouwd en behandeld. De Jodenvervolging en deportaties werden als iets beschouwd wat de Nederlandse ambtenaren niet aanging; dat was voor de verantwoording van de Duitsers. Joden werden gezien als een aparte bevolkingsgroep en werden niet gerekend tot het algemene landsbelang, zowel politiek als uit menselijk oogpunt gezien’. Daarnaast aandacht voor het verband tussen de hoge mate van ambtelijke collaboratie en de ongrondwettelijke vlucht van koningin Wilhelmina in mei 1940.

Ko Smit schrijft over het complot tegen generaal Reynders, de opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, die vlak voor de Duitse inval op aandrang van koningin Wilhelmina het veld moest ruimen. Had dat te maken met de weigering van de generaal om mee te werken aan de vluchtplannen van het koningshuis?

Meer dan drie miljoen bezoekers trok de musical Soldaat van Oranje. De autobiografie van Erik Hazelhoff Roelfzema is daarmee uitgegroeid tot de hoogmis van het Oranje-evangelie. Maar hoe heldhaftig was diens betrokkenheid bij de planning van een naoorlogse staatsgreep in 1947, inclusief een moordaanslag op PvdA-coryfee Koos Vorrink? Bart Gruson kan zich betere vaderlandse oorlogshelden voorstellen.

Tergend langzaam kwam het kabinet-Rutte uit de startblokken voor actie tegen het corona-virus. Kritiek op het beleid wordt als een gebrek aan solidariteit gezien. Maar het wordt tijd de ogen te openen voor de consequenties van wekenlange bestuurlijke lethargie, schrijft Ricus van der Kwast, die zijn hart vasthoudt voor de komende weken. ‘Bang ben ik dat de maatregelen niet alleen twee maanden te laat genomen zijn, maar dat men ook twee maanden te vroeg de teugels weer laat vieren, terwijl de WHO, epidemiologen en andere modelleerders juist voor versoepeling waarschuwen omdat er op dit moment geen enkele aanwijzing is dat al meer dan zeg 10 procent van de bevolking immuun is’.

Voormalig Europarlementariër Els de Groen beschrijft het corona-virus als de ultieme test voor bestuurlijke vaardigheden. ‘Het ontmaskert presidenten die het virus bagatelliseren, ontmaskert premier Orbán die beweert het virus te knechten door de democratie af te schaffen, ontmaskert populisten die er xenofobie mee aanwakkeren’.
Wat Europa – bij uitstek Europa met haar diversiteit, haar cultuur, gewelddadige historie en democratische ambities – kan redden is samenwerking, zo stelt ze. ‘Geen versplintering en verspilling meer, maar saamhorigheid. Dan verslaan we niet slechts corona, maar ook het egoïsme en de visieloosheid die eraan ten grondslag liggen’.

Paul Damen dook in de mortaliteitsgeschiedenis van het Huis van Oranje-Nassau. Veel vertegenwoordigers van de dynastie werden getroffen door het dodelijke pokkenvirus, maar specialiteit van het huis werd toch sterven aan uiterst sneue grillen van het noodlot. ‘Je kan veel van het coronavirus zeggen, maar het doet wél aan diversiteit. Koning, keizer, admiraal, corona pakt ze allemaal. Ooit was dat anders: besmettelijke ziekten roeiden half Europa uit, maar de Oranjes bleven gespaard. Ons latere vorstenhuis vond vaker originelere methoden voor de voleinding van het leven’.

Al 50 jaar geleden waarschuwde het gedistingeerde wetenschappelijke duo Paul R. Ehrlich en Anne H. Ehrlich voor het verband tussen overbevolking, toegenomen mobiliteit, klimaatverandering en nieuwe dodelijke virussen. In hun in 1970 verschenen boek Population, Environment, Resources werd precies voorspeld waar de wereld nu mee kampt. Roel van Duijn over de dovemansoren van de politiek en de machinaties die nu op het wereldpolitieke toneel in het spel zijn om de democratie te beknotten.

De primitiefste levensvorm, het virus, heeft de homo sapiens, de meest ontwikkelde levensvorm, gevonden als een vehikel voor zelfvermeerdering, aldus een analyse van de Sloveense filosoof Slavoj Žižek. De mens blijkt niet minder fragiel dan de ooit uitgestorven dodo of dinosaurus. Is dit dan het echte einde van de geschiedenis, vraagt Raymond van den Boogaard zich af in een beschouwing over ‘de politiek van de angst’.

Dan twee artikelen over de wereld na corona. Het land lijkt in een staat van beleg. In de media is nauwelijks aandacht voor andere onderwerpen dan het coronavirus. De woordkeuze herinnert aan oorlogsverslaggeving, waarbij het verloop van het front en het aantal slachtoffers de belangrijkste onderwerpen vormen. Het houdt ons dag en nacht bezig, maar hoe zal straks de vrede eruit zien? Ries Roowaan tast de mogelijkheden af. ‘Volgens menig commentator is het coronavirus de externe schok die het neoliberalisme naar de schroothoop zal verwijzen. Dat is enigszins voorbarig maar feit is dat er al jaren onvrede over het marktfetisjisme bestaat. Hoe diep dat inmiddels zit, moge blijken uit het gemak waarmee in diverse landen de overheid geld rondstrooit. Elke aarzeling wordt weggewuifd. De hoogste bedragen zijn nog niet hoog genoeg. Of het werkelijk voldoende zal zijn, moeten we overigens maar afwachten’.

Mark Blaisse ziet in dit verband grote gevaren voor de democratische orde. ‘Zorgelijk is de manier waarop democratische regeringen menen van de ene dag op de andere noodmaatregelen te mogen nemen die onze vrijheid ernstig beperken. Dat de noodtoestand om strenge maatregelen vraagt, zoals uitgaansverbod en desnoods een lockdown, is begrijpelijk, maar het gaat wel heel ver als de overheid bepaalt dat alle mobiele telefoons mogen worden gevolgd in naam van de publieke veiligheid. In naam van diezelfde zogenaamde veiligheid gaan grenzen dicht, worden winkels, scholen, theaters en universiteiten gesloten, gaan crèches op slot, maar niemand wordt daarbij geconsulteerd. In sommige Europese landen mogen per decreet niet meer dan twee mensen met elkaar op straat aangetroffen worden. Deze decreten worden zonder parlementaire goedkeuring genomen. De plotseling oppermachtige regering deelt vrijwel alle lakens uit. Wij, de burgers, hebben het nakijken en worden misdadig genoemd als we ons niet schikken.’

Columnist Hans Maessen, voorzitter van het Republikeins Genootschap, buigt zich dit keer over het initiatief om te komen tot de oprichting van de Partij voor de Republiek.

In de rubriek Appeltjes van Oranje dit keer aandacht voor het dubbelspel van Felix Kersten. In 1950 kreeg deze Finse manueel therapeut een hoge onderscheiding uit handen van prins Bernhard vanwege zijn verdiensten voor het Nederlandse volk. ‘Het is moeilijk woorden te vinden voor alles wat u voor het Nederlandse volk gedaan heeft’, sprak Bernhard bij die gelegenheid. Daarbij ging het erom dat Kersten het Nederlandse volk tijdens de bezetting voor deportatie naar Polen zou hebben behoed. Maar er zat een luchtje aan dit lintje. Kersten was tijdens de oorlogsjaren de vertrouweling van SS-chef Heinrich Himmler en na de oorlog spande hij zich in om om Duitse oorlogsmisdadigers uit Nederlandse gevangenschap te krijgen door minister Donker van Justitie te chanteren.

Maurits van den Toorn recenseert het boek Op verzoek van hare majesteit van Frans Becker en Tamara Becker, over SDAP-kroonprins Wiardi Beckman. Kort voor de bevrijding in 1945 kwam deze in Dachau om het leven, na begin 1942 te zijn opgepakt bij een poging om naar Engeland te komen. Daarnaast ook aandacht voor In dienst van de nazi’s. Gewone mensen als gewelddadige collaborateurs van de hand van Paul van de Water.

Thrillerspecialist Gijs Korevaar beveelt drie spannende boeken aan waar een virus de hoofdrol speelt, Quarantaine van Erk Betten. World War Z van Max Brooks en Schone Slaapsters van horrorspecialist Stephen King.

Verluchtigd met illustraties van Joep Bertrams en Gabriel Kousbroek.

Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

Partij voor de Republiek contra het kroonvirus

Corona betekent ‘kroon’, dus zo gek is het niet dat uitgerekend in de huidige crisis rond het coronavirus het initiatief van de oprichting van de Partij voor de Republiek werd geboren. Met de lancering van de website www.republiek.eu probeert het initiatiefcomité voldoende draagvlak te vinden voor een politieke beweging die zich richt op afschaffing van de monarchie in Nederland en de ontwikkeling van een Europese republiek.

De mondiale crisis rond het coronavirus brengt de structuurfouten van de Europese Unie meedogenloos aan het licht. Met de ruggen naar elkaar vechten de lidstaten tegen een onzichtbare vijand. De Europese Commissie is zo goed als machteloos, binnen de Europese Raad is de solidariteit tussen de diverse lidstaten ver te zoeken. Symbolisch sluiten de diverse EU-landen hun grenzen voor een virus dat aan geen grens gebonden is. De kloof tussen arme en rijke lidstaten vergroot. Tegelijkertijd is het lot van de burgers van alle landen als nooit tevoren met elkaar verbonden.

Duidelijk is dat Europa zichzelf opnieuw moet uitvinden wil het een crisis als deze in de toekomst het hoofd kunnen bieden. Een Europese Republiek is de oplossing, zo vindt de Partij voor de Republiek, een kersvers initiatief dat erop is gericht de ideeën van de vermaarde Duitse politieke filosofe Ulrike Guérot omtrent de omvorming van de Europese Unie tot een Republiek Europa ook in Nederland een draagvlak te bezorgen.

Het initiatiefcomité van de Partij voor de Republiek wordt gevormd door Lodewijk Brunt, emeritus hoogleraar Stedelijke vraagstukken aan de Universiteit van Amsterdam, media-entrepreneur Teun Gautier, oprichter van het online klokkenluidersplatform Publeaks en voorheen directeur van weekblad De Groene Amsterdammer, jurist en literator Manuel Kneepkens, oprichter van de Rotterdamse Stadspartij en ex-voorzitter van de Coornhertliga, de vereniging tot strafrechthervorming, en journalist René Zwaap, hoofdredacteur van tijdschrift De Republikein.

‘De Partij voor de Republiek streeft naar een democratisch en sociaal Europa dat opkomt voor zijn waarden in plaats van deze met voeten te treden’, aldus het initiatiefcomité in haar intentieverklaring op de nieuwe geopende website www.republiek.eu. ‘Een Europa dat mensenrechten hoog in het vaandel heeft staan. Een Europa waarin alle burgers over gelijke rechten beschikken, met gelijkwaardig stemrecht, sociale gelijkheid – inclusief een basisinkomen – en gelijke fiscale verplichtingen’.

De Partij voor de Republiek streeft naar de oprichting van een Europese republiek bestuurd door een transnationale, representatieve volksvertegenwoordiging, bestaande uit enerzijds een parlement met initiatiefrecht en begrotingsrecht, die op basis van one man one vote wordt gekozen uit transnationale partijen, en anderzijds een senaat die bestaat uit vertegenwoordigers van autonome regio’s en provincies die qua schaal min of meer gelijkwaardig zijn en die samen de Europese republiek vormen. Deze regio’s zijn niet gelijk aan de huidige lidstaten, zodat wordt voorkomen dat grote landen als Duitsland en Frankrijk de overhand krijgen, zoals nu vaak het geval is binnen de Europese Raad.

Binnen de Europese republiek geldt: wat decentraal kan, moet decentraal. De regering van de republiek is verantwoordelijk voor taken die niet decentraal kunnen worden uitgevoerd, zoals Gezondheidszorg, Buitenlandse Zaken, Defensie, Financiën, Milieu, Klimaat, Energie, Handel, Cyberzaken en Ontwikkelingshulp.

Voor de monarchie is binnen de Europese republiek geen plaats meer, aldus de Partij voor de Republiek. De Nederlandse monarchie kan derhalve ontbonden worden op basis van een financieel statuut waarbij de vrijkomende gelden worden geherinvesteerd in programma’s ter ontwikkeling van actief burgerschap en verbetering van onderwijs.

Als startdatum voor de Europese republiek stelt Ulrike Guérot, de bedenkster van het concept Republiek Europa, 8 mei 2045 voor, wanneer het precies honderd jaar geleden is dat de strijdkrachten van nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog hun wapens neerlegden. Een betekenisvollere datum voor ‘de herschepping van de Europese familie’, die Winston Churchill bepleitte in zijn legendarische redevoering op 19 september 1946 op de Universiteit van Zürich, lijkt nauwelijks te bedenken. De afschaffing van de monarchie in Nederland hoeft wat de Partij voor de Republiek i.o. niet zo lang op zich te laten wachten.

De Duitse politicologe Ulrike Guérot (1964) publiceerde in 2013 samen met de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse een manifest ter oprichting van een Europese republiek. In 2016 verscheen haar boek Warum Europa eine Republik werden muss! Eine politische Utopie, dat een jaar later als Red Europa!: waarom Europa een republiek moet worden in Nederlandse vertaling verscheen. Guérot is als hoogleraar Europese politiek verbonden aan de Donau-Universität Krems en is hoofd van het European Democracy Lab (EuDemLab) in Berlijn.

‘Republikeinen, doe uw plicht!’

Nederland is rijp voor een partij die het koekoeksjong van de liberale monarchie uit het nest verwijdert en het sociaal republikanisme van de 18e eeuw terug op de politieke agenda plaatst.

Tekst: René Zwaap
Illustratie: Joep Bertrams

De rede die Wijnand W. Mijnhardt op vrijdag 27 september jl. uitsprak bij zijn emeritaat als
hoogleraar vergelijkende wetenschapsgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht verdient aandacht van iedere rechtgeaarde republikein. Eloquent en vol hartstocht neemt Mijnhardt zijn gehoor mee op een vogelvlucht door de Nederlandse geschiedenis. Zijn betoog is toegespitst op de vraag hoe het toch mogelijk was dat de hooggestemde idealen van een land dat werd geboren als republiek werden geofferd op het altaar van nationale monarchale eenheid onder de Oranje-kroon.

Mijnhardt breekt een lans voor eerherstel voor de republikeinen van de achttiende eeuw. ‘De Bataafse Revolutie van eind achttiende eeuw schiep de mooiste grondwet die Nederland ooit heeft gekend: de Staatsregeling, het enige moment uit de Nederlandse geschiedenis waarop sociale beschavingsidealen en lonkende culturele verten samenvloeiden in een politiek staatsontwerp’.

Met de terugkeer van de Oranjes na de val van Napoleon begon het Grote Retoucheren. ‘Hier ligt het begin van de presentatie in schrille kleuren van de achttiende eeuw als een ongelukseeuw, van de Nederlandse Verlichting als het “absolute niets” en van de verguizing van patriotten en Bataven. In zo’n context kon de monarchie voortreffelijk als nieuw begin dienen. […] Duidelijk is wel dat legio Nederlandse historici zich aan vele gradaties van byzantinisme hebben schuldig gemaakt. Creatief weglaten was daarbij een prachtig hulpmiddel. Ook vandaag nog wordt de monarchie ondersteund door pluimstrijkende elites. Politici en hoge ambtenaren doen er nog steeds goed aan zich met gepaste deferentie de onvermijdelijkheid van het Oranjehuis eigen te maken.’

Deze kongsi heeft de wind er ook nu nog stevig onder. Mijnhardt: ‘Behalve wat periodieke peilingen van de media is er geen recent serieus wetenschappelijk onderzoek voorhanden naar de houdbaarheid van de monarchie of de populariteit van het vorstenhuis. Klaarblijkelijk wordt dat type onderzoek in Nederland niet gepast geacht.’

Mijnhardt sluit met een visioen. ‘Ik droom vaak hoe mooi het zou zijn ons opnieuw te laten inspireren door de rijkdom van een opgefrist laat achttiende-eeuws vaderlands republikanisme en het koekoeksjong van de liberale monarchie uit ons nest te verbannen. Behalve geraffineerde dynastieke politiek en eigenbaat, respectloze omgang met constituties en vluchtig, als nationale symboliek verpakt volksvermaak, heeft de Oranjemonarchie ons weinig gebracht en bij een sociaal republikanisme hebben we veel te winnen.’ Hij citeert de republikeinse feministe Mietje Hulshoff, die zich in 1806 keerde tegen het koningschap van Lodewijk Napoleon en dat moest bekopen met twee jaar opsluiting in het Verbeterhuis (ze vertrok uiteindelijk naar de VS omdat ze ook niet onder een Oranjemonarchie wilde leven): ‘Republikeinen, doe uw plicht.’

Zo’n oproep mag niet onbeantwoord blijven. Daarom zal De Republikein in de eerstvolgende editie een aanzet leveren tot zowel een republikeinse Grondwet als tot een beginselprogramma van een nieuwe republikeinse partij in de lijn van Mijnhardt. Mis het niet!

Uit: De Republikein nr 4/2019, zie voor de gehele inhoud deze link.

René Zwaap is hoofdredacteur van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap

Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement

Voorbij Trump, met Sjoerd de Jong over Gonzo in het Witte Huis & Els de Groen over Europees Trumpisme

VERS VAN DE PERS

De Trump-special van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap. Over de nachtmerrie waarin de Amerikaanse politiek is beland, een verkenning van Trumpisme en narcistisch leiderschap in Europa en recepten tegen het extreem-rechtse reveil.

Sjoerd de Jong las het spraakmakende boek Freak Kingdom. Hunter S.Thompsons Manic Ten Year Crusade Against American Fascism, waarin Timothy Denevi de in 2005 overleden journalistieke outlaw Hunter S. Thompson neerzet als een profeet van het Trump-tijdperk en tegelijkertijd als degene die al dit onheil had kunnen voorkomen als hij niet voortijdig een eind aan zijn leven had gemaakt. ‘Stel dat de legendarische gonzo-journalist nog had kunnen twitteren’, aldus de Jong, ‘had hij dan met een stroom woeste berichten van 180 tekens, getikt in het holst van de nacht en in walmen van drank en hasj, kunnen voorkomen dat Donald Trump president was geworden? Was impeachment dan niet nodig geweest? Had het gekkenhuis waarin Amerika door toedoen van de maniak-president is beland, compleet met geraas en getier over landverraad, spionage en burgeroorlog, kunnen worden voorkomen?’ Timothy Denevi lijkt het te geloven, maar De Jong toont zich minder overtuigd. Er zat meer Trump in Thompson dan men zou hopen, en in feite deed met Donald Trump Gonzo zijn intrede in het Witte Huis. De Jong breekt een lans voor de klassieke onderzoeksjournalistiek: ´Feit is dat Thompson allang school heeft gemaakt, ook in Nederland. Kranten en sites staan bol van journalisten die hun ik beschouwen als het beste knaapje om hun bloedstollende verhaal aan op te hangen. Of die als mini-Thompsons de lezer vergasten op gesjochten ontboezemingen over hun seks, drank-en drugsleven – en over de prangende vraag wie ze een racist, fascist, Gutmensch of gewoon een lul vinden. Zet Twitter op een kier en het gebrul en gejank komt je tegemoet van bloggers die zich als bronstige bavianen op de borst staan te roffelen om zich dan weer jammerend eigenhandig aan het kruis van het vrije woord te spijkeren. Tourette is in die wereld geen aandoening, maar een diploma. Dus méér gonzo, tegen de Über-gonzo in het Witte Huis? Nee, dank u´.

Boris Johnson in het Verenigd Koninkrijk, Viktor Orbán in Hongarije, Bojko Borisov in Bulgarije, Thierry Baudet in Nederland en de rij gaat nog veel verder. Maakt het Trumpisme school in Europa? Ex-Europarlementariër en schrijfster Els de Groen ging op zoek naar de Trumpisten van Europa en doet tegelijkertijd een poging tot definitie van dit politieke fenomeen. Een Trumpist, aldus De Groen, is een narcist in een leidinggevende functie. `Zoals een populist de spreekbuis wordt van een groep en groepsbelangen nastreeft en een verlicht despoot het algemeen belang wil dienen door ieders spreekbuis te zijn, zo laat een Trumpist zich leiden door eigenbelang: het enige belang dat hij kent´. Maar een narcistische leider is een contradictio in terminis. ´Het gaat om mensen met een persoonlijkheidsstoornis die anderen manipuleren, maar die op hun beurt ook weer gemanipuleerd kunnen worden door krachten achter de schermen.´

De Italiaanse dichter en mensenrechtenactivist Roberto Malini legt uit wat de Italiaanse Trump-kloon Matteo Salvini, alias ´Selfini´, beweegt: tomeloze geldingsdrang van een lege persoonlijkheid. Salvini is zeker schatplichtig aan Mussolini, die net als hij gaarne zijn viriliteit tentoonstelde in zwembroek aan het strand. ´Ondanks de lessen van beide Wereldoorlogen is Europa nog steeds gevoelig voor de propaganda van narcisten in badkleding´, waarschuwt Malini. ´Net als Mussolini benadrukken populisten en nieuw rechts de waarden van vaderland en familie, nationale tradities en “heilige grenzen”. Ze presenteren zichzelf als de vertegenwoordigers van het gewone volk en in hun vaak schreeuwend voorgedragen speeches oreren zij over rechtvaardigheid, justitie en zelfs religie. Salvini kust publiekelijk de rozenkrans en smeekt de bescherming af van de heilige maagd voor zijn politieke programma’s. Moe van slechte politiek, corruptie, de crisis van de ideologieën en waarden, raakt een toenemend percentage van burgers in de ban van zulke verhalen, gebracht door iemand die zij zien als „een man uit één stuk“. Zo verandert narcisme van een individuele conditie in een algemene, collectieve toestand´.

Gijs Korevaar sprak met de Nederlandse politicoloog Cas Mudde, die doceert aan de Universiteit van Georgia, en onlangs zijn boek The far right today presenteerde, waarin hij methoden aandraagt om de overheersing van het extreem-rechtse discours in de huidige politieke verhoudingen te doorbreken. In de ogen van Mudde is het grootste probleem van deze tijd het ideologische vacuüm waarin de liberale democratie verkeert. Tegenover het rechts-radicale geluid staat nauwelijks een aanlokkelijk alternatief. Mudde betoogt ook dat Donald Trump veel minder de outsider is in zijn eigen Republikeinse Partij dan velen vermoeden. Mudde: ‘Het is absoluut niet waar dat Trump de Republikeinse partij heeft gekidnapt. Hij werkt precies de agenda van rechts af. Republikeinen storen zich misschien wel aan zijn tweets en aan zijn vulgaire taalgebruik, maar ze zijn het wel eens met wat hij doet.´

Maurits van den Toorn verdiept zich in het fenomeen van de impeachment in de VS. Impeachmentprocedures kunnen voor praktisch alle publieke ambten worden gevoerd, zowel op federaal als op staatsniveau. Dat heeft de afgelopen twee eeuwen enkele tientallen keren tot afzettingen van rechters, ministers en gouverneurs geleid. Zo heel uitzonderlijk is de procedure dus niet, maar er is nog nooit een Amerikaanse president door een impeachment afgezet. Van den Toorn: ´Tot dusverre is er ook nog maar vier keer een impeachmentprocedure tegen een president in gang gezet: tegen James Buchanan in 1860, tegen Andrew Johnson in 1868, tegen Richard Nixon in 1974 en tegen Bill Clinton 1998. Bij Buchanan werd in 1860 een onderzoek gestart, maar ondanks de corruptie in zijn regering werden geen impeachable offenses gevonden; er kwam dus geen formele impeachment. Bij Johnson gebeurde dat wel (wegens misbruik van het ambt), maar de benodigde twee derde meerderheid in Senaat werd nét niet gehaald. Bij Nixon liep het onderzoek naar impeachable offenses, maar voor een formeel besluit kon worden genomen om daadwerkelijk over te gaan tot impeachment, hield hij de eer aan zichzelf en stapte op. Clinton kreeg geen impeachmentprocedure aan de broek wegens zijn gerommel met stagiaire Monica Lewinsky, zoals vaak wordt gedacht – dat was vooral een kwestie van slechte smaak – maar omdat hij tijdens het onderzoek daarnaar onder ede had gelogen en de rechtsgang had belemmerd. Uiteindelijk haalde het voorstel in de Senaat niet eens een meerderheid. Als overigens één Amerikaanse president een impeachment had “verdiend”, dan is het wel Ronald Reagan vanwege de Iran-Contra-affaire´.

Jelle Jeensma las zes in Nederlandse vertaling verschenen boeken vol explosieve en meestal anonieme getuigenissen die samen een onthutsend beeld schetsen van de meest controversiële president in de geschiedenis van de Verenigde Staten. In de boeken van Michael Wolff, Bob Woodward, James Comey, Craig Unger en Luke Harding blijkt de Amerikaanse politiek in een nachtmerrie beland. Het Witte Huis is in de greep van sjoemelende sjacheraars, Russische maffiosi, uitgerangeerde generaals en een president die regelmatig in razernij vervalt. Boerenslim is Trump wel. Op een doortrapte manier speelt hij de kongsi’s in zijn omgeving uit. Verdeel en heers is zijn adagium. Woodward citeert een paar keer een uitspraak van Trump: ‘Echte macht is angst’. Als Michael Wolff tegen Trump’s gewezen vertrouweling Steve Bannon zegt dat Trump kwetsbaar was omdat hij veertig jaar de baas was geweest van wat steeds meer een semi-criminele onderneming bleek te zijn, zegt die grinnikend: ‘Ik denk dat we “semi” wel kunnen laten zitten´.

Waar Lyndon B. Johnson, Richard Nixon en vooral ook George W. Bush immer konden rekenen op harde protestsongs vanuit de Amerikaanse tegencultuur, blijft het bij Donald J. Trump tot nu toe beangstigend stil uit die hoek. August Hans den Boef schrijft over een mooie traditie waar de klad in kwam, en behandelt onder meer Country Joe & The Fish, The Fugs, Frank Zappa and The Mothers of Invention en Neil Young, die speciaal voor George W. Bush het lied Let´s Impeach The President schreef, maar in het geval van Donald Trump tot nu toe mysterieus stil bleef. Ligt dat wellicht aan het feit dat de Canadese bard enige jaren terug nog in zaken wilde gaan met zijn toenmalige fan Trump, die tijdens zijn rally´s ook nog eens Youngs Keep On Rocking In The Free World door de stadions laat galmen?

In een column buigt Ries Roowaan zich over de echte Amerikaanse nachtmerrie: het eten in hotels. ´Het ontbijt bestaat in de regel uit eieren in diverse schijngestalten, fruitsalade uit blik, ranzige bacon, cornflakes, wit toastbrood, slappe koffie, aardappelen, onduidelijke worstjes en nog wat culinaire wangedrochten – een ensemble dat zich het beste laat omschrijven als een parodie op het Engelse ontbijt. Het servies en de koffiekopjes zijn van piepschuim. Voor het snijden, lepelen en prikken is de hotelgast aangewezen op vliegtuigbestek en staat voor de uitdaging met een slap plastic mes gekoelde boter op gammel toastbrood te smeren. Het is wel makkelijk opruimen: alles gaat gewoon in de vuilnisbak. Afwassen drukt immers slechts op de winst´. En dan hebben die arme Amerikanen ook nog eens de duurste gezondheidszorg ter wereld.

Hoe krijg je een uiterst stabiel genie aan het wankelen, vraagt Ricus van der Kwast zich af. Hij vreest dat de obsessie van de kritische media voor Trump het omgekeerde effect heeft. Hoe meer hij wordt bespot, des te sterker hij wordt. En dus bepleit hij een andere aanpak. ‘Trump moet meer geprezen worden, juist door zijn tegenstanders. Niet overdreven, maar gemeend, want af en toe geeft een beslissing, een grap of een gebaar van hem daar best aanleiding toe. Het zal hem uit zijn evenwicht brengen. Nuances nemen de wind uit zijn zeilen. Zonder strijd, zonder wraakgevoelens, zonder media-aandacht is The Donald als een vis op het droge. Hij zal langzaam wegkwijnen. Misschien trekt hij zich zelfs eigener beweging terug‘.


EN VERDER IN DIT NUMMER

Is het haalbaar een oordeel van de rechter uit te lokken over de vraag of de Koning te veel (onverenigbare) bevoegdheden heeft? Die vraag legde het Republikeins Genootschap voor aan de jonge jurist Ewout Jansen, ex-adviseur van de Hoge Raad en ook bekend als cabaretier. Tegenover De Republikein licht Jansen zijn onderzoek toe. Hij wijst erop dat de Koning voorzitter is van de Raad van State, die de regering adviseert over wetgeving. Daarnaast staat de Koning aan het hoofd van de regering. Jansen: ‘Als voorzitter van de Raad van State adviseert de Koning dus zichzelf. Bovendien benoemt en ontslaat de Koning de leden van de regering. Ook alle rechters in Nederland moeten worden benoemd en ontslagen door de Koning. Daarnaast is de Raad van State – behalve een adviesorgaan over wetgeving – ook de hoogste bestuursrechter in Nederland’. Hij concludeert: ‘Wie niets weet van de theorie en de praktijk van Nederlandse staatsinrichting en enkel de Grondwet leest, kan niet anders dan concluderen dat de Koning de absolute macht heeft in Nederland´.

In zijn redactionele inleiding staat De Republikein-hoofdredacteur René Zwaap stil bij de indrukwekkende rede die hoogleraar vergelijkende wetenschapsgeschiedenis Wijnand W. Mijnhardt hield bij zijn afscheid van de Universiteit van Utrecht. Mijnhardt bepleitte bij die gelegenheid eerherstel voor de Bataafse Republiek en reanimatie van het republikeinse gedachtengoed in Nederland. Mijnhardt: ´Ik droom vaak hoe mooi het zou zijn ons opnieuw te laten inspireren door de rijkdom van een opgefrist laat achttiende-eeuws vaderlands republikanisme en het koekoeksjong van de liberale monarchie uit ons nest te verbannen. Behalve geraffineerde dynastieke politiek en eigenbaat, respectloze omgang met constituties en vluchtig, als nationale symboliek verpakt volksvermaak, heeft de Oranjemonarchie ons weinig gebracht en bij een sociaal republikanisme hebben we veel te winnen.’ Zo’n oproep mag niet onbeantwoord blijven, aldus Zwaap. ´Daarom zal De Republikein in de eerstvolgende editie een aanzet leveren tot zowel een republikeinse Grondwet als tot een beginselprogramma van een nieuwe republikeinse partij in de lijn van Mijnhardt. Mis het niet!´

In zijn vaste column voor De Republikein staat Roel van Duijn stil bij het 50-jarige jubileum van de Kabouterbeweging, die in Amsterdam met de Kabouterpartij in 1970 zijn intrede maakte in de gemeenteraad en ook de Oranjevrijstaat in het leven riep, vrij van koningshuis en consumptiemaatschappij. De boodschap van de Kabouters heeft niet aan zeggingskracht ingeboet en maakt anno 2019 internationaal school.

Incompetentie is de koning van de doofpot, aldus de analyse van onze huisjurist H.U. Jessurun d´Oliveira van de estafette van lek- en lakschandalen bij de diverse Haagse departementen, waar ambtenaren die uit de school klappen over misstanden op de ambtelijke werkvloer worden beschuldigd van schending van het ambtsgeheim en worden verketterd. Inmiddels haalde minister Grapperhaus van Justitie bakzeil met zijn voornemen om een ambtenaar die had gelekt over onrechtmatige beïnvloeding van het WODC te vervolgen. Jessurun d´Oliveira neemt het voor de klokkenluiders op. Sterker nog: ´Ambtenaren hebben soms de plicht aangifte te doen van ambtsmisdrijven‘. Hij gaat ook in op de schandalen rond de onrechtmatige stopzetting van kinderopvangtoelagen bij de Belastingdienst en bij de verdachte toestanden op Buitenlandse Zaken, waar ambtenaren weer niet genoeg weglakten uit WOB-documenten, zodat plotseling bekend werd dat het ministerie strijdgroepen in het buitenland ondersteunt die volgens het Openbaar Ministerie als terroristische organisaties worden gebrandmerkt.

In zijn vaste column voor De Republikein verdiept historicus Gerard Aalders zich ditmaal in de mededeling van de Rijksvoorlichtingsdienst dat de koning op buitenlandse handelsmissies de ene na de andere miljardenorder binnensleept voor het nationale bedrijfsleven.

Ries Roowaan schrijft over Nigel Farage, de Britse Trump-kloon die de Britten opscheepte met Brexit, maar wiens eigen politieke loopbaan dankzij het districtenstelsel nooit verder reikte dan het Europees Parlement.

Waarom hullen officieren van justitie, verdedigers en rechters zich nog steeds in middeleeuwse geleerdenkleding? ´Uit die toga´s!´, bepleit classicus Anton van Hooff. ´In de openbare ruimte dienen uniformen ter (h)erkenning van gezagsdragers, maar in de rechtszaal is geen misverstand mogelijk. Daar leiden de toga’s tot een misplaatst afdwingen van respect en het misverstand dat aanklagers en advocaten tot de rechterlijke macht behoren´.

In de rubriek Appeltjes van Oranje aandacht voor de erotische escapades van Prins Hendrik, de grootste schuinsmarcheerder die het Nederlandse koningshuis heeft voortgebracht. Het seksschandaal rond de Britse prins Andrew verbleekt bij de levenswandel van prins Hendrik, die zich niet alleen bediende van prostitue(e)s van beiderlei kunne, maar zich ook nog eens vergreep aan de jeugdige padvinders waar hij als erevoorzitter van de Nederlandse scouting makkelijk toegang toe had. ´Het leven van prins Hendrik was één groot seksschandaal´.

‘Impeach de koning!’ In zijn vaste column buigt Republikeins Genootschap-voorzitter Hans Maessen zich over de wenselijkheid dat de Nederlandse Grondwet zou voorzien in een afzetclausule voor de koning. Willem-Alexander voldoet royaal aan de voorwaarden: ´Hij vangt dubbele inkomsten voor zijn meubeltjes, declareert verkeerd, maakt misbruik van hem ter beschikking staande gebouwen en voertuigen, verkoopt staatseigendom voor eigen gewin, enzovoort. Iedere andere burger dan de koning zou voor dergelijke vergrijpen gegarandeerd voor schut gaan´.

Twee boekbesprekingen completeren dit nummer. Maurits van den Toorn bespreekt Mathijs van de Waardts biografie van Dirk Donker Curtius, De man van 1848. Donker Curtius (1792-1864) was zowel een politieke straatvechter als een heer, zowel een republikein als een vertrouweling van koning Willem II. Zijn bijdrage aan het slagen van de Grondwet van 1848, die de absolute monarchie aan banden legde, werd schromelijk onderschat ten gunste van de mythe rond Thorbecke, maar Van de Waardt vult deze lacune voorbeeldig op.

Paul Damen las Rutger Bregmans De meeste mensen deugen met stijgende ergernis. ´Bregmans boek doet nogal denken aan een aflevering van Discovery Channel´, merkt hij op. ´Na Bregmans boek is mij nog steeds niet duidelijk welke mensen deugen, en waarom. Alleen weet ik wél: dit boek deugt voor geen donder´.

Plus: de Blik van Joep Bertrams, illustraties van Gabriel Kousbroek en cartoons van Ardy Beld.

Nr. 4/2019 van ‘De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & burgerschap’ is te koop bij de geselecteerde boekhandel of na te bestellen bij de uitgever via klantenservice@virtumedia.nl. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

Alternatieven voor Duitsland

Tekst: René Zwaap
Illustratie: Joep

2019 is voor Duitsland het jaar van de ronde getallen. Honderd jaar na de oprichting van de republiek van Weimar. Tachtig jaar na het begin van de Tweede Wereldoorlog met de Duitse invasie in Polen. Dertig jaar na de val van de Berlijnse Muur. Dwars door al deze jubilea heen duiken spoken uit het Duitse verleden op die kort geleden nog uitgebannen leken. Met het nakende afscheid van Angela Merkel als kanselier lijkt de politieke doos van Pandora zich te openen. De opmars van de rechtspopulistische Alternative für Deutschland lijkt onstuitbaar, en verontrustend mag worden genoemd hoeveel officieren van de Bundeswehr zich actief inzetten voor deze partij van het ressentiment.

Stephan E., de vermoedelijke moordenaar van CDU-politicus Walter Lübcke, die in rechtsextreme kringen innig gehaat werd vanwege zijn engagement voor asielzoekers, deed in 2016 volgens een bericht in Der Spiegel nog een gift van 150 euro aan de AfD-verkiezingskas onder vermelding van ‘Gott segne euch’. Alarmerend is ook de stormachtige groei van de Reichsbürger-beweging, die in twee jaar tachtig procent meer aanhangers wist te vergaren met een politiek programma dat het bestaan van de Bondsrepubliek Duitsland afwijst. Deze Reichsbürger weigeren belasting af te dragen aan een in hun ogen onwettige staat en beschikken over eigen wapenarsenalen en een ondergronds leger dat niet voor aanslagen terugdeinst.

Honderd jaar geleden is het ook dat in Berlijn Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werden vermoord. Het lijk van Rosa Luxemburg, de grootste geest in het revolutionaire Duitsland, werd van een brug gesmeten en pas weken later uit het Landwehrkanal gedregd. Nog altijd is de dubbele moord door geheimzinnigheid omgeven. Duidelijk is dat niet alleen extreem-rechts, maar ook de socialistische SPD er een rol in speelde. De socialist Gustav Noske, alias ‘de bloedhond’, de eerste minister van Marine en Leger van de Republiek van Weimar, ging hier een monsterverbond aan met de meest duistere reactionaire krachten om de oude orde te beschermen.

In 1969 schreef de historicus Sebastian Haffner: ‘De moord van 15 januari 1919 was een voorspel – een voorspel van de duizendvoudige moorden van de Noske-tijd, tot de miljoenvoudige moorden in de daaropvolgende decennia van de Hitler-tijd. Het was het startsein van alle andere. En juist deze is nog altijd onopgehelderd, nog altijd onbestraft en nog altijd onverwerkt. Daarom jankt hij nog altijd naar de Duitse hemel. Daarom stuurt hij nog altijd een verzengend licht in het Duitse heden, als een dodelijke laserstraal’.

Die dodelijke laserstraal licht anno 2019 weer op in Duitsland, en heel Europa knippert met de ogen. Tegelijkertijd is dit Duitsland nog altijd drager van de hoop. Neem bijvoorbeeld de utopische vergezichten van de Berlijnse politicologe Ulrike Guérot, die ervoor pleit de Europese Unie om te bouwen tot één grote republiek van gelijkberechtigde wereldburgers waarin voor nationalisme geen plaats meer is. In haar bevlogen boeken klinkt het poëtische humanisme van Rosa Luxemburg nog door. Republikeins Nederland zou er goed aan doen zich bij dat geluid uit Duitsland aan te sluiten.

(Redactionele inleiding van de Duitsland-special van De Republikein nr 3 jaargang 2019).

1 2 3 4 6