Zwarte bladzijden met tinten oranje

Zou het een modeverschijnsel zijn, een soort zelfhaat om in de geschiedschrijving vooral oog te hebben voor de verfoeilijke kanten van het eigen verleden? Of is het een reactie op de vooral protestants en oranje getinte geschiedschrijving? In zijn boek Zwarte Bladzijden uit de vaderlandse geschiedenis ontvouwt Rob Hartmans een breed palet aan gruweldaden begaan in naam van vorst en vaderland.

 

Tekst Maurits van den Toorn

 

De Engelse filosoof Roger Scruton muntte het begrip ‘oikofobie’ oftewel ‘een ziekelijke afkeer van het eigene’. Je gaat bij het zien van de titel Zwarte bladzijden uit de vaderlandse geschiedenis van Rob Hartmans haast vermoeden dat daar inderdaad sprake van is. Toch valt dat mee, de auteur maakt in een prettig-ironisch geschreven inleiding duidelijk waarom hij juist aan de minder fraaie kanten uit ons verleden aandacht besteedt: ‘Wanneer we onze hedendaagse maatstaven klakkeloos op het verleden toepassen, zitten we vrijwel de hele tijd afkeurend met ons hoofd te schudden. Je moet dus wel kijken naar de waarden en normen die in een bepaalde tijd golden, maar dat wil niet zeggen dat je geen enkel oordeel kunt vellen. Het is belangrijk om te kijken of er in die tijd zelf al protesten te horen waren, of er toen al kritiek was op bepaalde zaken die wij nu afkeurenswaardig vinden’.

 

Chinezenmoord

Hartmans behandelt een breed palet van zwarte bladzijden, met usual suspects als Jan Pieterszoon Coen (op wiens hardvochtige optreden op Banda ook in zijn eigen tijd al kritiek te horen was), de slavenhandel en de Atjehoorlog, maar ook een aantal minder voor de hand liggende keuzes, zoals de (op z’n minst deels van hogerhand gestimuleerde) Chinezenmoord van 1740 in Batavia, het Zuid-Molukse terrorisme, de krakersoorlog en de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh, met een kritische beschouwing over het populisme en de manier waarop de Nederlandse samenleving daarop heeft gereageerd. De nuchterheid lijkt bij velen nog altijd ver te zoeken, wat blijkt uit het eeuwige gezeur over de “Nederlandse identiteit”, constateert Hartmans.

Of de periode 1795-1813 ook bij deze zwarte bladzijden hoort is twijfelachtig – Hartmans zelf lijkt er ook niet helemaal goed weg mee te weten. Het was immers ondanks opportunisme, baantjesjagerij en samenwerking met de steeds dwingender Franse overheerser een periode waarin het vermolmde staatsbestel werd onderworpen aan een grote verbouwing tot de op moderne leest geschoeide gecentraliseerde staat die in verschillende opzichten de basis vormde waar we nog steeds op voortbouwen. Bovendien blijkt uit recent historisch onderzoek dat zeker niet iedereen klakkeloos collaboreerde, om dat besmette begrip te gebruiken, met de Franse bezetter.

Een paar van die zwarte bladzijden zijn ook oranje bladzijden. Dat geldt voor de executie van Van Oldenbarnevelt, een ‘gerechtelijke moord’ op bevelhebber van stadhouder Maurits, die een soort staatsgreep pleegde door in enkele steden ‘de wet te verzetten’, oftewel  het stadsbestuur te vervangen door mannen die meer op zijn lijn zaten. Een aardig detail over het lakeiengedrag dat wordt vertoond zodra er royalty in beeld komt (het komt niet uit Hartmans’ boek): de gemeente Den Haag heeft in 1934 (!) lang getwijfeld of er wel een standbeeld van Oldenbarnevelt moest komen, omdat het wellicht pijnlijk voor het koningshuis zou zijn.

Ook verbonden met ‘oranje’, hoewel iets minder direct, is ook de moord op de gebroeders De Witt in 1672, de apotheose van de allang woedende strijd tussen staats- en prinsgezinden. Willem III werd stadhouder na herroeping van het ‘eeuwig edict’ uit 1667 waarin de Staten van Holland het stadhouderschap hadden afgeschaft. Raadpensionaris Johan de Witt verloor zijn machtspositie, zijn broer Cornelis werd op vermoedelijk valse beschuldigingen gevangengezet, waarna beiden in Den Haag werden gegrepen en vermoord door een razende menigte, die mogelijk opgehitst was door ‘hooggeplaatsten’. Directe betrokkenheid van Willem III is nooit aangetoond (het Haagse gemeentebestuur hoefde zich dan ook geen zorgen te maken over een standbeeld voor de twee broers), maar de moord op zijn tegenstanders kwam hem wel goed uit. Dat bleek wel uit het vervolg: de daders zijn niet bestraft, enkele betrokkenen maakten mooi carrière en kregen later een jaargeld van de prins.

Moeten we ons als dragers van een Nederlandse paspoort na lezing van dit boek gebukt onder zondebesef door de wereld begeven? Dat lijkt me niet, Nederlanders hebben zich in de mate van wangedrag niet wezenlijk onderscheiden van pakweg Engelsen of Fransen, zeker niet als het ging om het optreden in de koloniën. En eerlijk gezegd voel ik me ook niet verantwoordelijk voor iets dat anderen pakweg twee eeuwen geleden hebben misdaan, net zo min als ik trots kan zijn op, laten we zeggen het winnen van de Tachtigjarige Oorlog. Maar het is wel goed om je er weer eens van bewust te worden dat de zwarte bladzijden er zijn, en na te denken over de manier om ermee om te gaan.

 

Rob Hartmans:

Zwarte bladzijden uit de vaderlandse geschiedenis

Uitgeverij Omniboek, Utrecht

ISBN 9789401910385

Prijs € 20