Professor Karel test zichzelf

Tekst & illustratie Sjoerd de Jong

Karel hield het pakketje voorzichtig omhoog, tegen het licht. Een blauw kartonnen doosje, op het oog even onschuldig als een strip aspirine. Natuurlijk was dat ook precies de bedoeling. Onder geen beding mocht het volk gaan twijfelen aan het gif dat ze zichzelf nu massaal toedienden.

Zijn adjudant had de zelftest die ochtend opgehaald bij de apotheek. Het was nu tijd om de proef op de som te nemen.

Maar hoe? Na zijn mislukte avontuur bij de RAI, waar hij had ontdekt dat via het wattenstaafje vermoedelijk de chip van Bill Gates bij testpersonen werd ingebracht, had hij een poging gedaan under cover aan de slag te gaan bij de GGD. Maar ook dat was op niets uitgelopen. De inlichtingendiensten hadden hem inmiddels op de korrel, alle GGD-instellingen zouden allang voor hem zijn gewaarschuwd. Het ontbrak er nog aan dat zijn portret verscheen op de nationale opsporingslijst van Opsporing Verzocht of op Wanted-posters uit het Wilde Westen, in alle postagentschappen Dood of levend. Met als beloning een gesigneerde foto van een lachende Mark Rutte. Of een boek van Klaus Schwab, met voetnoten. Het zou hem niet verbazen.

Hij opende het pakketje en vouwde de instructies uit. Wat een lap papier! Een heel boekwerk vol schematische tekeningen van mensenhoofden en neuzen, met uitleg in vele talen. Precies het half dozijn dat hij vloeiend sprak!

De laatste keer dat hij zulke uitvoerige technische aanwijzingen onder ogen had gekregen, was tijdens de proefvlucht in een F-16 die hij jaren geleden in zijn hoogtijdagen als razende reporter had kunnen maken. Hij had ervoor een aanbevelingsbrief op zak gehad van zijn toenmalige hoofdredacteur, een begaafde Brabantse sociale stijger die zelf ook in een F-16 boven het land door de geluidsbarrière was geknald. Later had de hoofdredacteur daar nog over kunnen opsnijden in een gesprek met de kroonprins, een vliegtuiggek. Wie de G-krachten het best had doorstaan, dat soort jongenspraat. Typisch, dacht hij nu. Zijn hoofdredacteur had altijd al bij de elite willen horen. Binnen aan de knoppen draaien, in plaats van voor een dichte deur met een bloknootje staan wachten tot de machtige mannen weer naar buiten komen.

Professor Karel was niet zo. Hij niet. Hij wist al wat daarbinnen gebeurde. Zeker sinds de publicatie van zijn onverbiddelijke bestseller over de onstuitbare geopolitieke dynamiek van het mysterieuze eiland Bali. Dat boek, The Charisma of Balinese Power, had wereldwijd deuren voor hem geopend, van Washington tot Moskou. Presidenten, captains of industry en Nobelprijswinnaars hadden hem om advies gevraagd, na zijn briljante analyse van de machtsstructuren op dat Indonesische eiland. Jaren was hij de globe rondgereisd met zijn boek en een folder van het toerismebureau van de Balinese hoofdstad Denpasar. En dat had hem, behalve internationale roem, zijn vlucht in die F-16 opgeleverd.  De luchtmacht was met name geïnteresseerd in zijn aerodynamische onderzoek naar het gedrag van de Balinese spreeuw, een zeer zeldzame, buitengewoon agressieve vogelsoort. Op zijn beurt was hij geboeid geraakt door de zoektocht van Defensie naar nieuwe eco-wapens voor de biologische oorlogvoering die de Aarde in de 21ste eeuw te wachten stond.

Dus daar was hij gegaan, up and away!

De G-krachten hadden hem bijna verpletterd, hij had zijn ontbijt (spiegelei en toast)  moeten overgeven in zijn helm – maar hij had het overleefd. Alleen, het ergste moest toen nog komen. Toen hij eenmaal weer op het asfalt van de luchtmachtbasis stond, nog natrillend in zijn groene uniform, kreeg hij nieuws waarbij de G-krachten in het niet zonken. De Amerikaanse herdruk van zijn boek was geschrapt door de uitgever, meldde zijn toenmalige adjudant, die buiten adem op hem af was komen rennen uit de verkeerstoren. Wat bleek? Bali was uit de markt gedrukt door concurrerende boeken over Lombok! Dáár gebeurde het, was nu de boodschap! Media spraken al van ,,het mirakel van Lombok’’. Niemand geloofde meer dat Bali de toekomst was.

Grimmig dacht hij aan de talloze deuren die toen voor hem waren dichtgegaan, van Moskou tot Washington, even snel als ze ooit waren opengezwaaid. Van een geopolitieke ziener was hij een paria geworden, een handelsreiziger in oud nieuws. Geen officiële ontvangsten meer in statige woningen in Westminster of Georgetown, geen bewonderende handdrukken van ministers en diplomaten, geen gratis lunches. Het was voorbij. Toen hij later die dag thuiskwam in zijn hoeve, lag er zelfs al een per koerier bezorgde rekening op de mat voor zijn vlucht met de F-16. Drieduizend gulden! Terwijl hem gezegd was dat het een eer zou zijn voor de luchtmacht. Woedend had hij het papier verfrommeld en in de vuilnisbak geworpen. Sterf, ondankbare wereld!

En nu, vele jaren later, zat hij hier met een handleiding voor een zogenaamde zelftest – natuurlijk ook weer een cynisch verzinsel van de heersende machten die liever over Lombok dan over Bali lazen. Het land was nu al jarenlang in de greep van een verzonnen virus – een misdaad tegen de mensheid van precies dezelfde mensen die hem aan de kant hadden gezet.

Er zat maar één ding op. Om erachter te komen wat er nu werkelijk aan de hand was, zou hij een zelftest moeten doen. Precies zoals miljoenen andere, goedgeloviger Nederlanders.

Maar op wie?

Hij keek naar zijn nieuwe adjudant, die aan de huisbar driftig de proeven voor het nieuwe nummer van Totaal Gestoord zat te corrigeren, één oog gesloten en zijn tong tussen zijn lippen. Zijn haren zaten wild, zijn suède kleding schots en scheef – maar hij legde zijn hart in het werk. Professor Karel hoorde hem mompelen, terwijl hij met een rood potlood de printjes volkrabbelde. ,,Nee nee, dd.. dit kan je niet.. we www… weten niet zeker of Klaus Schwab en Van Dissel alleb..  bei in New York waren op 11 september…  feiten, blijf bij de ff.. feiten.. hoewel,  het zou kúnnen… laat maar staan dan…’’

Goed, het was een sukkel, dacht Professor Karel, maar een nuttige sukkel. Niet te vergelijken met zijn voorganger weliswaar, de geschifte econoom die hem had bijgestaan in zijn verzet tegen de nieuwe slavenmaatschappij. Dat was een man die van aanpakken had geweten, al draafde hij wat door als er drank in het spel was. Deze jongen dronk niet maar had ook helaas nul verstand van cijfers. Hij had filosofie gestudeerd in Amsterdam – nooit een aanbeveling – en was daarna in theaterwereld beland. Uiteraard. Maar goed, hij was ijverig en niet te beroerd om de boodschappen te doen. Alleen dat stotteren ging op Professor Karels zenuwen werken. Vooral als er speeksel bij kwam kijken.

,,Ik heb je nodig,  Ab’’, zei Professor Karel. Hij gebaarde naar de tafel, waar het pakketje van de zelftest geopend voor hem lag. Alle onderdelen had hij er al uitgehaald. Een vreemd plastic buisje met een rode dop, het apparaatje dat de uitslag te zien zou geven, en het wattenstaafje. Het zag er overzichtelijk uit, dus het moest lukken. In zijn jonge jaren had Professor Karel ervaring opgedaan met zelfbouwpakketten van oorlogsbodems, en die had hij moeiteloos met één hand in elkaar kunnen zetten, zonder lijmresten. De Scharnhorst, stond hem nog bij – en natuurlijk die Japanse reus, de Yamato.

Zijn adjudant liep naar de tafel en ging naast hem zitten. ,,Wat kan ik v.. voor u ..’’ Maar voor hij zijn zin kon afmaken, greep Professor Karel hem bij de neus. Hij stak het watten staafje er diep in. ,,Nu goed ronddraaien, Ab’’’, instrueerde Professor Karel, ,,in het belang van de hele mensheid.’’

,,Nee! Nee! Haal dat d…d.. ding uit mijn neus!’’  Zijn adjudant begon zich woest in bochten te wringen. Maar Professor Karel hield het staafje stevig vast.  ,,Nog heel even’’, suste hij ,, hou vol! Je bent een held!’’  Hij trok het staafje terug en duwde het in het andere neusgat.  Na nog een minuut was het voorbij en liet hij los – zijn adjudant zeeg in elkaar op een stoel. De arme jongen was lijkbleek. ,,Kom op, stel je niet aan’’, zei Professor Karel. ,,ik heb G-krachten doorstaan, dat is wat anders dan zo’n watten staafje.’’

,,Maar Professor’’, klaagde zijn adjudant. ,,Nu heb ik een chip in mijn hoofd. Waarom heeft u dat gedaan? Waarom?’‘ Hij huilde een beetje.

,,Maak je geen zorgen’’, zei Professor Karel. ,,Ik heb het doosje bestudeerd. Geen chip te zien. Het is allemaal fake. Dat bevestigt mijn vermoeden over wat er gebeurt bij de RAI en in andere testkampementen. Waarschijnlijk brengen ze de chip pas in als je daar voor een echte test moet. Daarom zeggen ze het ook: bij een positieve uitslag, moet je je meteen laten controleren bij de GGD. En hup, dan gaat de chip erin.’’

De adjudant liep onzeker terug naar de huisbar. ,,Maar wat moet ik dan doen bij een positieve uitslag?’’ vroeg hij, bangig. Professor Karel haalde zijn schouders op. ,,Niet aan denken.’’ Hij wierp het wattenstaafje in de prullenbak, gevolgd door het buisje met de rode dop en het doosje. ,,Allemaal flauwekul. Ga liever door met het volgende nummer.’’

,,Gek’’, zei zijn adjudant na een tijdje, ,,ik voel me ineens kiplekker.’’ En inderdaad. Zijn oogopslag was merkwaardig ferm en helder. Zijn haar zat beter. En, wonderlijk, het stotteren was spoorloos verdwenen.

Argwanend keek Professor Karel toe hoe zijn adjudant met nieuwe energie aan het werk ging, monter in zichzelf neuriënd.

Hij keek in de prullenbak. Zou het dan toch…?