Foto: Katarina Holländer

Afscheid van De Republikein

Tekst René Zwaap

Zeven jaar geleden stapte ik nietsvermoedend een Chinese viswinkel aan de Amsterdamse Nieuwmarkt binnen, waarna ik naar buiten kwam als hoofdredacteur van dit kleine doch eerbiedwaardige tijdschrift. Dat kwam omdat ik in die winkel ’s lands bekende opper-republikein Ulli Jessurun d’Oliveira tegen het lijf liep, die als toenmalig voorzitter van de Stichting De Republikein, uitgever van dit magazine, net met een totale redactiecrisis zat. De voltallige redactie van het blad was opgestapt na een hoog oplopend conflict dat onlosmakelijk verbonden leek aan de natuurlijke spanning tussen grote ambities van een klein blad en het daaraan gekoppelde piepkleine budget. Nu was ik in een ver verleden betrokken bij de oprichting van dit magazine, dus enig hart voor de zaak kon mij niet worden ontzegd. Dus ‘moest’ ik wel ja zeggen tegen Ulli, die bovendien veel te aimabel is voor enig ander antwoord. Daarbij zag ik over het hoofd dat het toch wel handig is als een hoofdredacteur een redactie tot zijn beschikking heeft. Een paar weken later verknalde ik mijn reeds geplande vakantie aan de Franse Côte d’Azur volledig door als een bezetene in een doorrookte marathonsessie mijn eerste editie van De Republikein uit de computer te rammelen. Een desperate bedelronde langs bevriende journalisten en tekenaars om bijdragen resulteerde net voor de valreep in de voltrekking van het kleine wonder dat iedere editie van De Republikein impliceert. Dat mijn kersverse levenspartner not amused was met deze inbreuk op onze eerste gezamenlijke vakantie en inmiddels plankgas was vertrokken, was een verlies dat ik voor lief moest nemen. Toen ik de vruchten van alle hectiek aanschouwde, sprak ik tegen mijzelf die gloedvolle woorden van Juliana bij haar troonsbestijging: ‘Wie ben ik dat ik dit doen mag?’

Dat gevoel is in de zeven jaren die volgden altijd gebleven. De Republikein is nog steeds piepklein en nog steeds noodlijdend, maar mag zich verheugen in een medewerkersbestand dat uitmunt in eruditie, stilistisch vermogen en vindingrijkheid. De even kleine als trouwe lezersschare mag worden beschouwd als de geestelijke voorhoede van een voor de rest in intellectueel opzicht extreem uitgedaagd landje. Kortom: hoofdredacteur zijn van dit tijdschrift is een kostelijk voorrecht. Toch is voor mij nu toch de tijd gekomen het hoofdredactionele stokje door te geven. Ik heb mij inmiddels gevestigd in de best functionerende republiek ter wereld, die van de Helvetische Confederatie, te midden van het ‘minst ongelukkige volk ter wereld’ (in de woorden van Sicco Roorda van Eysinga, zie de rubriek Appeltjes van Oranje in deze editie) en dat maakt mijn innerlijke noodzaak lucht te geven aan mijn republikeinse temperament wat minder urgent. Het is tijd voor nieuwe impulsen en een nieuw geluid. En dat is zeker wel toevertrouwd aan mijn opvolger, de geweldige Paul Damen, die u al kent als redacteur van dit blad.  Rest mij u lezers van harte te danken voor uw steun aan dit tijdschrift, voor uw kritiek en wijze wenken. Leve de republiek!

Voor de inhoud van de jongste editie van De Republikein zie deze link.