Artikelen - Page 17

Clinton vs Trump: De ultieme strijd der seksen

De kans is redelijk groot dat we in november een ‘Mater Americana’ krijgen. Of komt er toch een Amerikaanse president die net zo impulsief is als onze koning Willem III, maar dan met atoomwapens? Het duel tussen Hillary Clinton en Donald Trump is de ultieme strijd der seksen, met als inzet de wereldmacht.

Tekst:  Maurits van den Toorn

Gekozen vrouwelijke staatshoofden en dito regeringsleiders zijn inmiddels niet zo heel erg bijzonder meer. Om ons tot de huidige situatie in Europa te beperken: Angela Merkel en Theresa May kent iedereen wel, maar we hebben ook Erna Solberg (premier van Noorwegen), Beata Szydło (premier van Polen) en Dalia Grybauskaitė (president van Litouwen). En vroeger was er natuurlijk Margaret Thatcher, en elders in de wereld Corazón Aquino, Indira Gandhi en Golda Meir, om alleen maar de bekendste te noemen. En Brazilië, het grootste land van Zuid-Amerika, het continent dat al sinds Evita Perron niet vies is aan vrouwen op de hoogste positie, had tot voor kort de onfortuinlijke Dilma Rousseff als president, maar die werd naar eigen zeggen het slachtoffer van een complot van rechtse boze mannen. Maar een vrouw die kans maakt om POTUS – jargon voor President of the United States – te worden is nieuw.

En dat terwijl er in de Amerikaanse geschiedenis weinig presidentskandidaten zo ongeliefd zijn geweest als Hillary Clinton. Dat zal zeker ook hebben bijgedragen aan het onverwacht grote succes van Bernie Sanders. Clinton wordt gezien als vertegenwoordiger van het establishment (‘de kliek in Washington’) en het grootkapitaal, die 300.000 dollar vroeg (en kreeg) voor een toespraak. Het wordt haar kwalijk genomen dat ze (te) ambitieus, technocratisch, afstandelijk en kil is – typisch de verwijten die een vrouw wél maar een man niet zo gauw naar zijn hoofd krijgt. Ze is als het ware te weinig moederlijk.

Eigenwijs

Wezenlijker is dat ze niet wordt vertrouwd. Alles wat ze eerder als minister van Buitenlandse Zaken verkeerd heeft gedaan wordt eindeloos uitvergroot en herkauwd. Vooral de aanval op de Amerikaanse diplomatieke vestiging in Benghazi (Libië) in 2012, waarbij vier Amerikaanse slachtoffers vielen, en het gebruik van de eigen mailserver in plaats van de beveiligde server van het State Department, worden steeds weer opgerakeld.

In beide gevallen ging het om (ernstige) inschattingsfouten en bij de kwestie rond de mailserver ook om eigenwijsheid. Dat is ernstig, maar de kwesties raakten vooral beladen door het gedoe eromheen. De standaardreactie op kritiek ligt in de sfeer van ‘dat heb ik nooit gedaan en ik ben er bovendien al mee opgehouden’: eerst ontkennen, dan bagatelliseren en naarmate er nieuwe feiten boven tafel kwamen steeds een stapje verder terug doen. Zo houd je een affaire wel in de lucht. En zelfs nadat de FBI had besloten geen strafvervolging in te stellen was het nog niet klaar, er kwam wéér een klunzige en rommelige persconferentie over de e-mailaffaire. Het doet denken aan de Watergate-affaire, waar uiteindelijk niet het delict zelf, maar de volkomen verkeerde manier van reageren Nixon de das omdeed.

Clintons gedrag wekt geen betrouwbare indruk – zie je wel, ze liegt alweer! – en elke affaire versterkt haar toch al gesloten houding. Als Hillary het in november inderdaad tot president-elect schopt, zal ze een veel krampachtiger en gesloten POTUS worden dan de relaxt en open overkomende Obama.

Boeman

Over tegenstander Donald Trump hoor je nooit het verwijt dat hij te weinig een vaderfiguur zou zijn. Nu is hij ook wel de laatste bij wie je aan het begrip ‘pater familias’ denkt. De zakenman en miljonair is eerder een boeman waar de kinderen bang voor zijn.

trump

Ook Trump wordt gehaat en gevreesd, als presidentskandidaat maar ook als zakenman. In die laatste hoedanigheid is hij trouwens helemaal niet zo succesvol als hij zelf beweert: de lijst met mislukkingen en faillissementen is ellenlang en soms omringd met de geur van fraude. Niet alleen z’n eigen bedenksels floppen regelmatig, ook bestaande bedrijven kwamen na overname soms al binnen korte tijd in de problemen. Zijn grootste ‘prestatie’ in dit opzicht was Trump Airlines: in 1988 ontstaan door voor 365 miljoen dollar de al 27 jaar redelijk succesvolle Eastern Air Shuttle over te nemen, in 1992 na een opeenvolging van verkeerde beslissingen opgedoekt.

Slechte berichten over hem zijn er ondertussen in overvloed, zoals het niet of maar gedeeltelijk betalen van mensen (zelfs zijn ghost writer kreeg maar een deel van het beloofde honorarium), een verbod op vakbondslidmaatschap in zijn hotels en het niet of pas na lang zeuren betalen van – uiteraard met veel publiciteit – toegezegde giften aan goede doelen zoals veteranenorganisaties.

De krant USA Today wist uit te vinden dat Trump en zijn bedrijven in totaal in zo’n 3500 rechtszaken verwikkeld zijn of zijn geweest, in iets meer dan de helft van gevallen als klager. Ook als we in aanmerking nemen dat Amerikanen sneller naar de rechter lopen dan Europeanen – in de Verenigde Staten zijn er 40 advocaten per 10.000 inwoners, in Nederland 10 – dan is dit een extreem hoog aantal.

Onderschat

Het raadselachtige van Trump is vooral dat hij overal mee wegkomt, elke verschutting die een normale politicus noodlottig zou zijn geworden leidt hooguit tot een tijdelijke dip in zijn populariteit. Niets aan de man van Teflon is voorspelbaar. Aanvankelijk werd hij door vriend en vijand stelselmatig onderschat. Zo plaatste de site The Huffington Post berichten over Trump eerst niet onder het kopje ‘politiek’ maar onder ‘amusement’. Ook de Republikeinse partijtop én de mededingers naar de presidentskandidatuur zagen hem als een pias voor wie het snel ‘af door de zijdeur’ zou zijn.

Kandidaten als Cruz, Rubio en Bush gingen in de maanden daarna met hun strategie de mist in. Niet de klassiek-conservatieve stokpaardjes zoals verzet tegen abortus en het homohuwelijk beroerden de kiezers, maar zorgen over de economie en immigratie. Dat palet wist Trump zo uitstekend te bespelen dat het hem, mede door het succesvol afzeiken van zijn bleekneuzige en brave tegenkandidaten, de Republikeinse nominatie opleverde. Een keiharde vechter als Ted Cruz was helemaal niet bleekneuzig of braaf, maar alles en iedereen viel weg tegen wervelwind Trump. Want wat je ook van de man vindt: hij slaagt erin de aandacht te trekken.

Allerhande commentatoren en politieke analisten die echt heel zeker wisten dat zijn gedrag  presidentiëler zou worden als hij zijn Republikeinse mededingers had geëlimineerd, kwamen bedrogen uit. Het schelden en tieren tegen alles en iedereen gaat gewoon door, soms nog feller dan eerst. En iedere keer als voorspeld werd dat Trump nu écht zijn hand zou hebben overspeeld – bijvoorbeeld door het beledigen van de rechter met een Mexicaanse achtergrond die zich over de kwestie van de frauduleuze Trump University buigt – bleek het na hooguit een dipje in de polls niets uit te maken.

De reacties van Trump op de toespraak van Khizr Khan op de Democratische conventie brachten voor het eerst iets meer teweeg. De zoon van Khan kwam als militair in Irak om het leven; vader Khan hield daar een indrukwekkend verhaal over, duidelijk makend dat ook hij als moslim Amerikaanse waarden hoog houdt en een offer voor het land had gebracht. Trumps minachtende reacties – zoals gebruikelijk per tweet – vielen niet goed, vooral niet omdat hij door het zwartmaken van de familie Khan en het bagatelliseren van hun leed indirect ook minachtend deed over de krijgsmacht, en dat moet je in de Verenigde Staten echt niet doen. Het leverde hem een substantiële daling in de polls op.

Stijlvol

De New York Times kwam onlangs met een lijst met daarop, handig op alfabet geordend, alle beledigingen van Trump aan het adres van zo’n 250 personen en instanties. Het is niet iedereen gegeven zo stijlvol te beledigen als Gerard Reve, maar ook als je de lat wat minder hoog legt, is het van een schokkend laag niveau, het is geschreeuw van de straat. Als dit werkelijk het beste is dat een van de twee grote politieke partijen van een land met ruim 320 miljoen inwoners te bieden heeft, ziet het er niet goed uit voor de Verenigde Staten.

Je kunt Obama verwijten dat hij als Democraat niet onpartijdig is, maar wat hij zei naar aanleiding van de beledigingen aan het adres van Khan snijdt hout: ‘There comes a point where you have to say “somebody who makes those kinds of statements doesn’t have the judgment, the temperament, the understanding to occupy the most powerful position in the world”.’ Inmiddels raken ook steeds meer Republikeinen daar – een tikje laat – van overtuigd: een aantal senatoren heeft openlijk afstand genomen en vijftig (!) Republikeinse prominenten waarschuwden begin augustus in een open brief in The New York Times dat Trump ongeschikt is voor het presidentschap, sterker nog: een gevaar voor het land is. Op de valreep heeft zich zelfs nog een onafhankelijke kandidaat gemeld, een zekere Evan McMullin van wie we na 8 november 2016 nooit meer iets zullen horen.

Maar de Trump-stemmers – misschien kun je beter zeggen zijn fans – zitten er niet mee. De boze, oudere en laag opgeleide blanke mannen die het electoraat vormen waar hij het (deels) van moet hebben, vinden het mooi dat het allemaal ‘eindelijk eens wordt gezegd’, ook al is het racistisch en sexistisch. En de beledigingen waar de rest van de natie over valt? Ofwel de fans zijn het met Trump eens, ofwel ze geloven de berichten in de media niet, ofwel ze nemen helemaal geen kennis van wat de mainstream media berichten omdat ze alleen nog websites en sociale media van hun keuze als informatiebron hebben. Een ‘links’ blad als The New York Times of The Washington Post lezen ze sowieso niet meer, als ze het ooit al hebben gedaan.

De vrucht van maandenlang schelden was op de Republikeinse Conventie te zien: een menigte die uitzinnig over Hillary staat te scanderen ‘Lock her up! Lock her up!’ Met het trekken van historische parallellen moet je altijd oppassen, maar het zijn dezelfde sentimenten die in pakweg 1943 in het Berlijnse Sportpalast werden aangesproken. Sla YouTube er maar op na.

Rekensom

Inmiddels hebben nog maar een paar weken te gaan voor de verkiezingen. Wat gaat het worden? We zijn geneigd om de aanhangers van Clinton en Sanders bij elkaar op te tellen, maar de heisa aan het begin van de Democratische Conventie heeft duidelijk gemaakt dat die rekensom niet klopt. Sanders mag dan inmiddels wel zijn voormalige rivaal Hillary – vermoedelijk knarsetandend – warm aanbevelen, veel van zijn aanhangers denken er nog steeds anders over. Het gevolg is dat ze misschien helemaal niet gaan stemmen, of dat ze hun stem op heel iemand anders uitbrengen.

Anders dan wij wel eens denken is de keuze groot genoeg, Evan McMullin is bepaald niet de enige ‘derde kandidaat’ zoals hij in sommige media werd gepresenteerd. In totaal hebben zich 1817 mensen bij de  Federal election Commission aangemeld om mee te doen als presidentskandidaat. Daaronder bevinden zich bloemrijke figuren als Dog Eating Maniacal Fish Brained Ugly Commandant Be Electe Moose Lookalike Fool That Will (Republikein) en Luther T. The Merciless Lieutenant Ridiculous Warlord Stock (partij onbekend) die het kiesbiljet niet eens halen. Dergelijke halvegaren vormen geen bedreiging, maar serieuzere third party candidates van bijvoorbeeld de Green Party of de Libertarian Party zijn weliswaar net zo kansloos, maar ze zouden in een van de swing states nét voldoende stemmen van Sanders-adepten kunnen trekken om Hillary Clinton van de overwinning af te houden. Dat is ook de strategie van McMullin ten aanzien van Trump. Het kan leiden tot direct verlies, of zoals in 2000 tot een Bush-Gore scenario (een uitslag die too close to call is en via hertellingen en gerechtelijke uitspraken moet worden bevochten; Bush won toen onder meer dankzij een scherpzinnige jurist, een zekere Ted Cruz).

De vraag is ook of het zwarte en hispano-electoraat dat Clinton heet te steunen ook werkelijk massaal gaat stemmen. Zeker bij het armere deel van deze bevolkingsgroepen is voorstelbaar dat men niet geneigd is de moeite nog te nemen om zich uit te sloven voor een politiek stelsel dat keer op keer teleurstelt en mensen links laat liggen. Wat maakt het uit of je door de kat of door de hond wordt gebeten?

hillary

Het is kortom geen kat in ’t bakkie voor Clinton en de Democraten. De mogelijkheid dat we opgescheept worden met een Amerikaanse president die net zo impulsief is – of zeg maar gewoon gek – als onze koning Willem III, maar dan met atoomwapens, is geen prettig vooruitzicht. Dan liever Hillary, hoe on-moederlijk ze ook mag zijn.

De presidentskandidaten en Nederland

Is de toekomstige president van de USA land eigenlijk een beetje bekend met Nederland? Hillary Clinton werd als minister van Buitenlandse Zaken door haar staf in ieder geval uitgebreid geïnformeerd over het ‘fascistische’ gehalte van Geert Wilders. Trump lanceerde in Rotterdam zijn eigen wodka-merk, dat natuurlijk uitmondde in een faillissement.

Vast staat dat Hillary Clinton hier zeker vijf keer is geweest. De eerste keer in 1997 als First Lady, oftewel FLOTUS, toen ze samen met de president op toer was in Europa ter viering van vijftig jaar Marshallhulp. Ze kwam een dag eerder dan Bill en hield een toespraak in Amsterdam. Het beroemdst aan dat bezoek was het al maanden van tevoren zorgvuldig geregisseerde spontane poffertjeseten in Delft.

De tweede keer was een bezoek in 2003 ter promotie van haar toen net vertaalde autobiografie Mijn Verhaal. Dat bezoek van de voormalige First Lady duurde een halve dag. Het beperkte zich tot het Amstel Hotel in Amsterdam – er was geen signeersessie voor het gewone volk – en bestond uit een lunch met figuren die net als Hillary zelf vooral ‘voormalig’ waren, zoals voormalig staatssecretaris Vermeend (PvdA), voormalig staatssecretaris Van Leeuwen (LPF) en voormalig Philips-topman Pieper.

Als Secretary of State kwam Clinton drie keer langs. Voorjaar 2009 was ze bij een internationale conferentie over Afghanistan en in januari 2010 sprak ze in de aanloop naar een Afghanistan-conferentie in Londen met de ministers Verhagen en Koenders, in het bijzonder over de positie van vrouwen daar. Grappig: dit bezoek staat niet in het overzicht van het State Department, maar Hillary heeft het zelf in een mail over ‘When I was in the Netherlands last week’. Zoveel gereisd dat de landen even door elkaar liepen wellicht? In december 2011 ontmoette ze haar Nederlandse collega Uri Rosenthal en hield ze een toespraak op de door het ministerie van BuZa georganiseerde conferentie over internetvrijheid.

Wikileaks

In principe interessanter is wat haar als Secretary of State aan feiten over ons land onder ogen is gekomen. Een rondje Wikileaks biedt inzicht.

In januari 2010 schrijft ze aan president Obama over haar ontmoeting met Verhagen en Koenders. Belangrijker is in dezelfde mail het volgende: ‘There appears to be a real difference of opinion in the Dutch coalition government about the anticipated withdrawal of their troops later this year. They are trying to square the move with the reality that development still requires security and trying to determine how they will reconfigure their continuing engagement in Afghanistan (and significant support) when they withdraw their troops from Uruzgan province – as seems likely given the vote in Parliament’.

In november en december 2010 ontvangt ze twee uitgebreide mails van de Amerikaanse journalist Max Blumenthal, die is gespecialiseerd in het conflict tussen Israël en de Palestijnen. De eerste gaat over de kort tevoren gehouden Nexus-conferentie The Return of the Ghosts, gewijd aan over het opkomend populisme, die ‘was inspired by the rise of far-right politician Geert Wilders’. Blumenthal schetst treffend de gang van zaken in het eerste kabinet-Rutte: ‘Wilders has essentially placed the Dutch coalition government in a stranglehold. (…) While Wilders dictates at will to the government, he remains independent of it, comfortably avoiding the consequences of policies he has helped to shape.’ Het bevat verder een uitgebreid verslag van de conferentie, met kritiek van Blumenthal op de manier waarop de ‘Dutch cultural elite’ met meel in de mond praat als het over dergelijke moeilijke onderwerpen gaat. Hillary is er content mee, ze heeft het doorgestuurd met de opmerking ‘A very smart piece – as usual’.

De tweede mail van Blumenthal gaat over de reacties in veel landen op wat wordt ervaren als de dreiging van de islam. Uiteraard wordt ook hierin Wilders genoemd, voornamelijk vanwege zijn gesprek met de toenmalige Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Avigdor Lieberman. Hij wordt in het stuk ‘Europe’s most prominent anti-Muslim figure’ genoemd. Ook dit heeft de minister ongetwijfeld gelezen, want ze heeft de mail doorgezonden met de opmerking ‘Pls print for me’.

Ook de laatste twee mails uit begin 2012 hebben betrekking op Wilders. De ene is een beschrijving door de Amerikaanse ambassade in Den Haag van de gang van zaken binnen het kabinet-Rutte en de invloed van gedoger Wilders (‘There has developed a sphere of fear, self-censorship and censorship’). De andere is een memo (‘confidential’) met een document van Rob Riemen, directeur van het Nexus instituut en auteur van een boek over Wilders waarin hij onomwonden fascist wordt genoemd. Uiteraard gaat ook dit memo daarover.

Om het verhaal compleet te maken: wat heeft Trump eigenlijk met Nederland? Praktisch niets, voor zover bekend is hij hier nooit geweest. Het enige is dat de eind 2005 met veel tamtam geïntroduceerde en al snel weer geflopte Trump Vodka in Nederland werd gemaakt door distilleerderij Wanders. In de beste Trump-traditie ging de in Rotterdam gevestigde firma in 2011 op de fles.

Democraten en Republikeinen

De twee grote partijen hebben goedbeschouwd tamelijk vreemde namen, want wie zou in de Verenigde Staten nu geen democraat of republikein (willen) zijn? Een autocratisch-royalistische partij zou geen schijn van kans maken.

Het begon rond 1790 allemaal met de Federalist Party van Alexander Hamilton en John Adams die voorstander was van een sterke regering. In oppositie daartegen ontstond in 1792 de Democratic-Republican Party van Thomas Jefferson en James Madison, die juist een zwakke federale regering en sterke staten nastreefde en opkwam voor agrarische belangen, vooral de plantages in het zuiden.

Na het verdwijnen van de Federalisten rond 1812 was het enige tijd de enige politieke partij van het land. In 1828 ontstond er een conflict over het benoemen van een opvolger van president James Monroe, met als gevolg een scheuring. Het ene deel van de partij ging door als Democratic Party, het andere deel vormde in 1854 de Republican Party. Grappig is dat juist de jongere Republikeinen de aanduiding Grand Old Party oftewel GOP hebben gekregen.

Als het om presidenten gaat hebben de partijen elkaar weinig na te geven. De Democraten hebben tot nu toe inclusief Barack Obama in totaal vijftien presidenten gehad. De Republikeinen kunnen achttien presidenten op het lijstje bijschrijven, onder wie een van de grootste: Abraham Lincoln (1861-1865).

De bedpolitiek van Cleopatra

‘De neus van Cleopatra! Als hij korter was geweest, was het aanschijn van de aarde anders geweest’, noteerde Blaise Pascal in nummer 162 van zijn Gedachten. De koningin van Egypte, Cyprus, Kreta, een deel van Libië en stukken van Syrië en Klein-Azië ging de geschiedenis in als exotische mannenverslinder bij uitstek. Was zij inderdaad het schoolvoorbeeld van een dominante vorstin?

 Tekst Anton van Hooff

Cleopatra (69-30 vC), Grieks voor ‘van roemrijke vader’, stamde uit de dynastie waarvan alle vorsten naar de stichter Ptolemaios heetten. Ptolemaios I had zich bij het uiteenvallen van het wereldrijk dat Alexander de Grote in luttele jaren had veroverd (334-323) meester gemaakt van het rijke Egypte en omringende gebieden. Tienduizenden Grieken emigreerden naar deze Nieuwe Wereld. Deze kolonisten vormden politiek en cultureel de bovenlaag. Tot de komst van de Arabieren in 640, een millennium lang, was Grieks hier de overheersende taal.

De Grieks-Macedonische Ptolemeeën moesten zich echter ook in de ogen van de miljoenen inheemse bewoners legitimeren. Daartoe beschermden zij de gevestigde culten. Daarvan getuigt bijvoorbeeld de bekende Steen van Rosetta, die in Egyptische hiëroglyfen en in het Grieks de gunsten opsomt die Ptolemaios V aan tempels had verleend. Als dank werden beelden van ‘de eeuwiglevende koning Ptolemaios, de Verschenen Weldoende Godheid’ in iedere tempel op een prominente plaats in de gedaante van een farao opgesteld.

Gesloten familie

Ook volgens de aloude traditie hielden de Ptolemeeën de familie gesloten: huwelijken tussen volle broers en zussen waren geen uitzondering. Deze inteelt kan verklaren waarom de Ptolemeïsche neus in de loop van de tijd steeds markanter werd, zoals bij de Habsburgers de kinnebakken in de loop van de eeuwen steeds wanstaltiger werden.

In 69 geboren werd Cleopatra in 51 de medeheerser en misschien wel de gemalin van haar broer Ptolemaios XIII, toen tien jaar oud. Hij was nominaal de koning, maar zij trad een tijdlang in officiële teksten als enige soeverein op. De hofkliek rond Ptolemaios XIII maakte echter een einde aan haar machtsusurpatie. Ten slotte (49/48) vluchtte ze naar Askelon in Palestina. Daar werd een reeks munten geslagen met haar portret, inclusief haar prominente neus. Met een bijeengeraapt leger viel ze Egypte binnen, net op het moment dat Egypte werd meegesleurd in de grote Romeinse geschiedenis.

Caesars buit

In de grote burgeroorlog had Caesar op 9 augustus in Midden-Griekenland Pompeius verslagen. Deze hoopte nog in Egypte een basis te vinden om de strijd tegen de dictator voort te zetten. Op 28 september verscheen hij met zijn flottielje voor de kust van Sinaï waar de legers van Ptolemaios XIII en Cleopatra tegenover elkaar stonden. Namens Ptolemaios kwam een boot hem ophalen. Tijdens de vaart werd hij verraderlijk afgemaakt. Zijn hoofd werd afgehakt en naar de koning gebracht.

Een paar dagen later kwam Caesar in Alexandrië aan. Triomfantelijk werd hem Pompeius’ hoofd gepresenteerd, maar hij reageerde niet met de verwachte voldoening. Hij wendde zijn blik af en liet een traan.

Brutaal nam Caesar met de kleine legermacht die hij bij zich had, zijn intrek in het paleiscomplex van de Ptolemeeën. De Alexandrijnen, van oudsher beruchte relschoppers, belaagden Romeinse soldaten die zich in de metropool waagden. Terwijl Ptolemaios’ troepen in de Sinaï bleven, kwam de koning zelf naar Alexandrië. Daar kreeg hij van Caesar te horen dat hij en zijn zus hun troepen moesten ontbinden en hun geschil door hem laten beslechten.

Enkele weken heerste er een gespannen evenwicht in en rond het paleis.

Waszak

Toen verscheen Cleopatra. Stilletjes had zij haar leger verlaten, onopgemerkt voer ze de haven van Alexandrië binnen. Toen het donker was, leverde een vertrouwde hoveling een waszak – dus niet de tapijtrol uit de films – bij Caesar af. De lakei maakte het koord aan de bovenkant los. De zak viel op de grond en onthulde de koningin. Ze was nu eenentwintig, volgens de bronnen wel geen verblindende schoonheid, maar ze had wel de charme van een opvallend ontwikkelde, exotische vrouw. Caesar, toen tweeënvijftig, was nooit vies geweest van een vers blaadje. Slapen met een onderworpen koningin was het recht van de overwinnaar. En dit was nog wel een telg uit het roemrijke geslacht der Ptolemeeën.

Caesar verordende dat Ptolemaios XIII en Cleopatra weer samen zouden regeren. De mannen rond de toen dertienjarige koning accepteerden de vernedering niet. Ze probeerden zich meester te maken van de Romeinse schepen in de haven om zo Caesar af te snijden. Caesars mannen wisten in elk geval de schepen in brand te steken. Het vuur sloeg over op nabijgelegen gebouwen waaronder een pakhuis met perkamentrollen uit de Bibliotheek. Ptolemaios’ partij vormde een lokale militie die het paleis belegerde. Overdag leidde Caesar de verdediging, ’s avonds at en dronk hij overvloedig met zijn vrienden en vermeide zich ’s nachts met zijn koninklijke minnares.

Aan de hachelijke situatie kwam een einde toen er ten slotte versterkingen van buiten arriveerden. Ptolemaios’ leger werd verslagen; op zijn vlucht verdronk de jonge koning in de Nijl.  Zo trok Cleopatra aan het langste eind. Voor de vorm werd er wel een huwelijk met het twaalfjarige broertje Ptolemaios XIV gearrangeerd.

Zwanger van Caesar

Toen namen Caesar en zij het ervan. Samen maakten ze een lange boottocht over de Nijl. Cleopatra was zwanger toen hij naar Klein-Azië vertrok om daar alweer een tegenstander neer te slaan. Het ging zo snel dat hij kon zeggen: ik kwam, zag, overwon (veni, vidi, vici).

Eind 47 kwam de vrucht van hun relatie ter wereld, Ptolemaios XV, door het volk ‘Caesartje’ genoemd, in het Grieks Kaisarion. In 44 werd ook hij in de koninklijke drie-eenheid opgenomen. Caesar erkende het kind nooit als de zijne; hij had slechts één legitieme dochter, Julia. Andere onwettige kinderen werden hem wel toegeschreven, onder wie Brutus, een van zijn moordenaars, tot wie hij zijn laatste woorden in het Grieks zou hebben gericht: ‘Ook jij, kind?’ (in het Latijn vervormd tot Tu quoque, Brute? Ook jij, Brutus?).

Marcus Antonius

De moord op Caesar vond plaats op de omineuze Maartse Iden, 15 maart 44. Cleopatra vertoefde sinds eind zomer 46 in een villa in Trastevere. Daar bezocht Caesar haar regelmatig. Waarschijnlijk was ze daar om haar positie in Egypte door Rome gegarandeerd te krijgen. Het met haar broer gedeelde koningschap werd inderdaad nog in 46 door de senaat bevestigd.

Zij bleef verre van de chaos die na Caesars dood uitbrak. Al op 16 april 44 had ze Rome verlaten, zo blijkt uit een brief van Cicero van die datum. In mei meldde hij als welkom gerucht dat de gehate koningin dood was. Toen Cleopatra eind augustus 44 terugkwam in Egypte, was haar koninklijke gemaal Ptolemaios XIV dood, vergiftigd volgens de geruchten. Zijn dood kwam Cleopatra wel goed uit; hij was vijftien of zestien en kon het kristallisatiepunt voor een oppositie worden. Nu had zij letterlijk het rijk alleen, officieel samen met haar zoontje.

In de burgeroorlog die uitbrak tussen enerzijds de Caesardoders Brutus en Cassius en de Caesars wrekers Marcus Antonius en Caesars postuum aangenomen zoon, zijn neef Octavianus (de latere Augustus), opereerde ze terughoudend. Binnenlands liet ze zich verheerlijken als de nieuwe Isis en vrouwelijke Horus.

In 42 viel de beslissing, weer in Griekenland, in de slag bij Philippi: Brutus en Cassius werden verslagen en sloegen de hand aan zichzelf. De twee overwinnaars verdeelden eenvoudig het rijk, Octavianus het westen, Marcus Antonius het oosten. In 41 stak hij over naar Klein-Azië en sommeerde Cleopatra daarheen te komen. Ze maakte een hele vertoning van haar verschijning in Tarsos. De laatste etappe legde ze af op een uitbundig opgetuigd schip: purperen zeilen, boeg van goud, wierookbranders en roeiers die op het ritme van fluiten en lieren de riemen hanteerden. De koningin lag onder een luifel met goudborduursel, opgemaakt als een evenbeeld van de liefdesgodin Aphrodite. Op de mare van haar komst liep de stad uit en liet Antonius alleen achter.

Daarop volgden copieuze diners over en weer, waarbij Cleopatra de show stal. Ze was nu achtentwintig, ‘een leeftijd waarop een vrouw op haar mooist en haar intellect het grootst is’ volgens de antieke biograaf van Marcus Antonius. Beiden hadden voordeel bij een relatie: zij kreeg een nieuwe beschermheer en hij was zo de nieuwe Caesar. Binnen een jaar bracht ze een tweeling ter wereld. Antonius bevestigde het koningschap van haar en Caesars zoon en liet haar zus Arsinoë, een potentiële rivale, uit de weg ruimen.

De winter van 41/40 bracht het paar in Alexandrië door; zaken werden afgewisseld met de ontspanning van jagen, straatschenderij en weelderige feestpartijen. Hier hebben schilders en filmmakers stof voor ‘verbeelding’ gevonden.

Koningin der Koningen

Hierna zagen de twee elkaar drieënhalf jaar niet. Antonius ging naar het westen en raakte verwikkeld in allerlei conflicten met Octavianus, maar Cleopatra was voor het moment zeker van haar positie. Toen Marcus Antonius na een verzoening met Octavianus weer oostwaarts trok, nam hij Octavia, zijn nieuwe vrouw, mee. Als zus van Octavianus was zij de bezegeling van het pact tussen de generalissimi. In Athene brachten ze de winter van 39/38 door als privé-burgers, een gezinnetje met de pasgeboren dochter Antonia. Pas in 37/36 kon Antonius zich vrijmaken van de politieke besognes in en om Italië en in Antiochië verblijven. Daar bereidde hij een veldtocht tegen de Parthen; met hen had Rome nog een rekening te vereffenen. Octavia was niet bij hem. Ze was naar Italië teruggekeerd. Daar bracht ze haar tweede dochter van Antonius ter wereld.

Antonius liet Cleopatra naar Antiochië komen. Hij had haar nodig voor geld en graan voor zijn troepen. Voor het eind van de winter was Cleopatra weer zwanger. Antonius breidde haar rijk uit met Cyprus, Kreta, een deel van Libië en stukken van Syrië en Klein-Azië. Het was lang geleden dat het Ptolemeeënrijk zo’n omvang had gehad, maar echt soeverein was Cleopatra natuurlijk niet. De veldtocht tegen de Parthen liep uit op een smadelijke terugtocht. Aangekomen in Syrië liet Antonius Cleopatra naar de Libanon komen. Ze kwam en bracht de benodigde hulpgoederen voor het aangeslagen leger mee. Samen voeren ze naar Alexandrië.

Antonius’ falen stak schril af tegen de militaire prestaties van Octavianus in het westen. In 34 behaalde Antonius toch nog een militair succes; hij viel Armenië binnen en nam de koning gevangen. Deze moest paraderen in een soort triomftocht die in Alexandrië werd gehouden, dus niet zoals hoorde in Rome. Deze schending van de eerbiedwaardige mores was koren op de molen van de westerse propaganda die Antonius als een oosterse potentaat ging afschilderen. Antonius deed ook weinig om een slechte indruk te voorkomen. Hij arrangeerde allerlei dynastieke huwelijken in de regio. Een slechte indruk maakte de ceremonie van enkele dagen later, die als de Donaties van Alexandrië de geschiedenis zou ingaan: Antonius en Cleopatra zaten op gouden tronen, zij uitgedost als Isis. Vóór hen zaten op lagere tronen Kaisarion (13 jaar), de zesjarige tweeling en de jongste spruit, de tweejarige Ptolemaios. Cleopatra en Kaisarion werden nog eens bevestigd als heersers van Egypte en Cyprus. De andere kinderen kregen landen in het Midden-Oosten en Libië toegewezen. Zo werd Cleopatra ‘Koningin van Koningen, wier zoons Koningen zijn’.

Majesteitsmeervoud

Octavianus kreeg zo welkome munitie voor zijn propaganda: Antonius verkwanselde eigenmachtig delen van het Romeinse Rijk, in de ban als hij was van een oosterse koningin.

Ondanks haar hoogdravende titels was Cleopatra ondergeschikt aan de Romeinen. Dat blijkt uit een koninklijk besluit van 23 februari 33. Het begint met ‘wij hebben verleend’. Dat ‘wij’ staat voor haar en haar zoon. Het is dus niet het potsierlijke majesteitsmeervoud waarmee Nederlandse KB’s beginnen. De oudheid kent die pluralis maiestatis helemaal niet. Ten onrechte hebben rechtsgeleerden uit de late middeleeuwen het ‘wij’ in Romeinse edicten zo opgevat. In feite gaat het echter om besluiten van twee keizers tezamen. Cleopatra en Kaisarion/Ptolemaios XV verleenden aan een Romein en zijn erfgenamen een uitgebreide belastingsvrijdom. Het document is door een klerk in een nette ambtenarenhand uitgeschreven. Onderaan staat in een ander, snel handschrift ‘laat het gebeuren’, in het Grieks genestho, het equivalent van het Latijnse fiat. Cleopatra en haar zoon geven dus door een paraaf hun fiat. We hebben hier dus kennelijk het unieke autogram van Cleopatra zelf, zoals de Nederlandse papyroloog Peter van Minnen ontdekte.

Propagandaoorlog

 Antonius en Cleopatra zouden gewedijverd hebben in het aanrichten van exclusieve en dure maaltijden. Zij snoefde dat ze hem met een diner van 2,5 miljoen denarii zou overtroeven. Tot aan het dessert was er nog niets bijzonder exquisiets geserveerd. Toen kreeg ze een schaal met azijndrank voorgezet. Ze nam een van haar parelen oorbellen af en stopte die in het vocht. Ze dronk vervolgens het brouwsel op waarin de parel was opgelost. De parel loste prompt op  –  natuurkundig erg onwaarschijnlijk. Berichten over zulke excessen vielen in Italië op gretige oren. In de propagandaoorlog schreef Marcus Antonius aan Octavianus een open brief in  platte kameraadschappelijke stijl: ‘Wat heeft jou zo veranderd? Dat ik een koningin neuk? Ze is mijn vrouw! Ben ik daar pas mee begonnen of niet al negen jaar terug? Neuk jij soms alleen jouw Livia? Ik wens je het beste toe zodat je als je deze brief leest, al Tertulla, Terentilla, Rufilla, Salvia of Titiseia hebt geneukt of ze allemaal achter elkaar. Maakt het soms uit waar en in wie je spuit?’

Omgekeerd gebruikte Octavianus de smerigste middelen om Antonius zwart te maken. Octavianus opende zelfs Antonius’ testament dat bij de Vestaalse Maagden in bewaring was en maakte daaruit allerlei compromitterende bepalingen publiek. Hij wierp zich op als de kampioen van het onbedorven westen tegenover het decadente oosten dat Antonius had opgeslorpt. Bovendien speelde hij de rol van de gekrenkte broer die de eer van zijn verstoten zus Octavia moest wreken. Beide partijen maakten zich op voor alweer een burgeroorlog.

Antonius en Cleopatra trokken met troepen en een vloot naar het westen. Op 2 september 31 kwam het bij een baai in Noordwest-Griekenland, bij Actium, tot de beslissende zeeslag. Op een kritiek moment koos Cleopatra met haar flottielje de vlucht. Antonius liet alles in de steek en ging achter haar aan. Na een paar dagen verenigden ze zich, ook in de liefde en gingen naar Alexandrië. In de zomer van 30 viel Octavianus vanuit west en oost aan. De toestand was uitzichtloos. Cleopatra trok zich terug in haar nog niet afgebouwde mausoleum en liet Antonius weten dat zij dood was. De poging tot eigendoding die Antonius deed, lukte maar half. Zwaargewond werd hij naar Cleopatra in haar mausoleum gebracht. Daar bezweek hij ten slotte.

Een adder gekoesterd?

Bij onderhandelingen, die Cleopatra nog enige perspectief boden, wisten Octavianus’ mannen zich verraderlijk van Cleopatra meester te maken; ze werd in het paleis opgesloten. Een paar dagen later zocht Octavianus haar daar op; hij liet zich niet door haar inpakken. Hij zou zijn afgeknapt op haar neus. Dit gerucht gaf Blaise Pascal nummers 162 van zijn Gedachten in: ‘De neus van Cleopatra! Als hij korter was geweest, was het aanschijn van de aarde anders geweest,’ van een klassiek geval van een ‘iffy’: wat zou er gebeurd zijn als…?

Octavianus was vastbesloten haar in Rome mee te voeren als het pronkstuk van zijn triomftocht. Dat vooruitzicht kon de koningin niet verkroppen. Op 10 augustus 30 bracht ze nog een bezoek aan Antonius’ lijk in haar mausoleum. Terug in het paleis nam ze een bad, trok haar koninklijk gewaad aan en genoot een overvloedige maaltijd, met alleen twee dienaressen als gezelschap. Tevoren had ze Octavianus een brief gestuurd, erop rekenend dat hij die pas zou krijgen als het al gedaan was.

cleo-dood

Toen maakte ze een einde aan haar leven. Het populairst is de versie dat ze zich door giftige slangen liet bijten, en nog wel in haar borst. Maar de enige sporen die haar lichaam vertoonde waren twee gaatjes in haar arm, van giftige naalden of slangentanden? Haar twee dienaressen volgden haar in de dood, nadat ze nog wel hun koningin zo indrukwekkend mogelijk hadden opgebaard. Ze was pas 31 jaar toen ze stierf na een wel zeer bewogen leven.

Hoewel gefrustreerd liet Octavianus Cleopatra naast Antonius in het mausoleum bijzetten. Kaisarion, die Cleopatra in veiligheid had willen brengen in India, werd door zijn huisleraar uitgeleverd en naar Alexandrië gebracht. Daar werd hij op bevel van Octavianus afgemaakt: een echte zoon van Caesar zou ooit een rivaal kunnen zijn. De andere kinderen van Antonius en Cleopatra liepen wel mee in Octavianus’ triomftocht, maar hun werd geen haar gekrenkt; nota bene Octavia nam hen onder haar hoede.

Geenszins vrouwelijk

Een ‘allerminst kleinmoedige vrouw’ noemt Horatius Cleopatra op het einde van het gedicht waarin hij jubelt over de uitschakeling van het ‘fatale monster’. Ze had zich toch maar ‘geenszins vrouwelijk’ aan Octavianus’ trotse triomf onttrokken door met haar lijf het donkere slangengif te drinken. Een fiere vrouw was Cleopatra zeker altijd geweest. Met behoedzame durf had ze steeds gemanoeuvreerd. Formeel en feitelijk had ze het nooit zonder mannen kunnen stellen, onder nominale koningen Ptolemaios XIII tot en met XV, in werkelijkheid onder protectie van twee Romeinse generalissimo’s, totdat bij de derde haar neus haar fataal werd.

 

 

 

De macht van het matriarchaat

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 12, NR.3, SEPTEMBER 2016

THEMA: De macht van het matriarchaat

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

Junkie op de troon (compleet artikel)
Gerard Aalders

Strijd der seksen: Clinton vs Trump
Maurits van den Toorn

De bedpolitiek van Cleopatra
Anton van Hooff

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: De macht van het matriarchaat (compleet artikel)
René Zwaap

Van het republikeinse front: Wie vermoordde de gebroeders De Witt?
René Zwaap

Agenda (compleet artikel)

De onzinnigheid van de mediacode
Gijs Korevaar

Gedichten voor deze tijd: Trump, el Baghdadi en ander vertier
Tom deLagh

Hoe zeg je ‘nee’ tegen een prinses?
René Zwaap

De plaats van de monarchie binnen de Nietsdoende Klasse
Lodewijk Brunt

Coutisane, dubbelspionne en moeder van het feminisme
Adriaan Boiten

De geschilderde geheimen van Amalia van Solms
Thom deLagh

De gedroomde republiek van de ‘goddelijke kale’ D’Annunzio
Manuel Kneepkens

Boeken: Socialistische ‘Beatrixist’ komt uit de kast
Jack Jan Wirken

Boeken: De Januskop van Justitie in oorlogstijd
Maurits van den Toorn

Het ongebroken patriarchaat van Japan
Hans van der Lugt

Appeltjes van Oranje (3):
Het testament van Greet Hofmans  / De koningin van de ingezonden brief  /  De 193 dagen van keizerin Georgina

René Zwaap/Mohamed el-Fers

Nieuw: column van NRG-voorzitter Hans Maessen:
De prins van de startups

 

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

De republiek van een dichter

Vrouwen en homoseksuelen genoten gelijke rechten in de vrije stadstaat Carnaro, die de Italiaanse dichter Gabriele d’Annunzio uitriep op de puinhopen van de Eerste Wereldoorlog. Een vrijstaat voor de vrije liefde, die echter ook de geboortewieg van het fascisme was. Manuel Kneepkens over de opkomst en ondergang van de republiek van de ‘goddelijke kale’ en diens vele – ook Nederlandse – epigonen.

 

Tekst: Manuel Kneepkens

De stichter van de Republiek van Carnaro, de dichter Gabriele d’Annunzio ( 1863 -1938 ) werd geboren als de zoon van de burgemeester van Pescara, een stad aan de Adriatische Zee in de regio Abruzzo. Hij groeide op in een huis vol vrouwelijke familieleden , die hem al een prinsje verwenden.

Als zeventienjarige wist hij al de media te bespelen- dat waren de kranten toentertijd. De Pers was toen nog volop ‘de koningin van de aarde’. Film en radio als massamedia moesten nog komen.

Toen hij namelijk zijn eerste dichtbundel publiceerde, liet d’Annunzio het gerucht verspreiden, dat hij dodelijk van zijn paard was gevallen. Want hoe jonger gestorven een dichter, hoe groter aandacht voor diens poëzie…

Erotische escapades

Het leven van d’Annunzio bestond van toen af aan, naast zijn niet gering dichterschap, uit het continu financieel op een te grote voet leven plus een eindeloze serie erotische escapades. Hij hield al zijn veroveringen nauwkeurig bij in een serie notitieboekjes. En daar waren niet geringe namen onder.

Bijvoorbeeld de grote Eleonara Duse, toentertijd naast Sarah Bernardt de bekendste actrice van het Fin de Siécle, wist hij zelfs negen jaren aan zich te binden. En dat, terwijl hij haar vrijwel continu bedroog.

In 1910 was zijn schuldenlast zo hoog, dat hij Italië hals over kop ontvluchtte. Om vervolgens zijn larger than life-leventje: zijden pakken , kostbare parfums, dure vrouwen, hazewindhonden, enzovoorts – voort te zetten in Parijs. Waar hij met open armen werd ontvangen door de decadente kring rond graaf Robert de Montesquiou, de precieuze dandy, die model heeft gestaan voor het personage Des Esseintes in de roman À rembours van Huysmans en baron Charlus in À la recherche du temps perdu van Marcel Proust.

gsbriele

Geheime overeenkomst

In het voorjaar van 1915 was in Italië de vraag aan de orde of het land moest meevechten in de Eerste Wereldoorlog. De meerderheid van de bevolking was tegen. In het diepst geheim echter had de Italiaanse regering Salandra al een overeenkomst met de Entente (Frankrijk, Engeland, Rusland) gesloten en daarbij allerlei toezeggingen inzake gebiedsuitbreiding in wat later Joegoslavië zou gaan heten, verworven ( Italia irredenta). Het grote publiek was daarmee onbekend.

Op woensdag 5 mei 1915 maakte d’Annunzio zijn grootse (en weloverwogen ) rentree in Italië. Hij onthulde die dag op theatrale wijze het Monumento ai Mille opgericht ter ere van Garibaldi en zijn rebellenleger op de rots van Quarto aan de baai van Genua. Vanaf deze plek was Garibaldi in 1860 zijn Italiaanse eenwordingsoorlog begonnen, de Risorgimento. Garibaldi en zijn mannen waren inmiddels zoveel jaar later een ware ‘mythe’ geworden in Italië ‘van heroïek en vitaliteit’.

Die rede van D ’Annunzio was een en al vuur: over het vuur van de eenwording, het vuur waarin wapens gesmeed worden , het vuur dat leven schenkt, het vuur dat levens eist, het ontembare vuur, etc. Het vuur zou heel zijn verdere leven zijn favoriete metafoor blijven. In de twee bekendste van zijn toneelstukken, Het Schip en Jorio’s dochter, gooit de heldin zich vrijwillig op de brandstapel. Fiume, waar hij zijn Republiek van Carnaro zou stichten, zou hij steeds de Stad van het Vuuroffer noemen. En zijn soldaten, de Arditi : ‘barnstenen vlammen’

In zijn rede bij het Garibaldi-monument mengde hij moeiteloos teksten uit de Klassieken succesvol met Nieuw-Testamentische beeldspraak. D’Annunzio bestond het daarbij om de meest pacifistische tekst in de Bijbel, de Bergrede (‘Zalig de zachtmoedigen’) om te smeden tot een vurige aansporing tot deelname aan de oorlog.

‘Zalig de jongeren die hongeren naar glorie, want zij zullen bevredigd worden….

Zalig de barmhartigen, want zij zullen een schitterende stroom van bloed te stelpen hebben .. etc.

 Men trachtte de rede af te doen als typisch de retoriek van een dichter, maar in feite begreep d’Annunzio meer van de moderne tijd, die in opkomst was – die van de massa en de massamedia – dan de liberalen en sociaal-democraten, die toentertijd de Italiaanse politiek domineerden. In dat debat over Italië ’s oorlogsdeelname draaide het immers nauwelijks om redelijke argumentatie, maar om emotie. ‘Degene die de emoties het hoogst kan doen oplaaien, die krijgt “het volk” aan zijn zijde…’ Ziedaar het geheim van het rechtspopulisme, zowel toen als nu.

D’Annunzio slaagde er dus in met zijn vurige toespraken, die massaal werden bijgewoond – op de Piazza del Popolo in Rome alleen al 200.000 enthousiaste Italianen – de publieke opinie te bewerken ten gunste van het deelnemen aan de oorlog aan de zijde van Frankrijk. Onze Latijnse zuster !

Kortom, de succesvoller verleider van vrouwen bleek nu ook een succesvol verleider van de massa. Over Frankrijks bondgenoten Engeland en Rusland repte de dichter nooit. D’Annunzio zag de Eerste Wereldoorlog als een strijd tussen het Latijnse en het Germaanse ras (!), waarbij dat laatste moest worden verpletterd.

Gewelddadig

Die toespraken stonden dus bol van gewelddadigheid. De menigte werd o.a. doodleuk aangespoord politici, die tegen de oorlog waren, te bedreigen en te mishandelen. ‘Wacht ze op! Overmeester ze! Als er bloed vloeit, zal het net zo gezegend zijn als het bloed dat vloeide in de loopgraven!’

Als Italië dan in 1915 inderdaad aan de kant van de Entente aan de oorlog gaat deelnemen, ziet d’Annunzio dat dan ook als het resultaat van zijn optreden. En het Italiaanse publiek dacht evenzo.

De strijd tussen Italië en Oostenrijk speelde zich af in het berglandschap, ver in het achterland van Venetië, rond de rivier de Isonzo, in de onherbergzame streek Carso, die wordt geteisterd door een uiterst gure wind, de Bora. Een buitengewoon ongunstige plek voor een leger om de strijd aan te binden. Nog meer dan in de loopgravenoorlog aan het westelijk front, was hier feitelijk sprake van massasuïcide.

De Italianen moesten immers vanuit de dalen aanvallen. De Oostenrijkers genesteld op de hoogten en pieken, waren duidelijk in het voordeel.

De dienstdoende Italiaanse generaal Cardona had weinig consideratie met zijn soldaten, die zijn onmogelijke opdracht ‘alsmaar aan vallen’, rigoureus dienden uit te voeren. De geringste insubordinatie werd streng gestraft. Executie van onwillige soldaten kwam bijna dagelijks voor.

In de twaalfde (! ) slag aan de Isonzo wist Oostenrijk gesteund door Duitse hulptroepen Italië zelfs verpletterend te verslaan: ‘de nederlaag bij Caporetto’. Het Italiaanse leger trok zich in wanorde terug achter de rivier de Piave. Duizenden Italiaanse soldaten deserteerden of werden krijgsgevangen gemaakt. Britse, Amerikaanse en Franse troepen moesten Italië te hulp snellen.

Pas in de herfst van 1918 , vlak voor het einde van de oorlog, wist men terug te slaan, ‘de overwinning bij Vittorio Veneto’.

 Vliegenier als Übermensch

 D’Annunzio nam enthousiast deel aan ‘zijn’ oorlog. Maar niet in Cargo. In de lucht. Als vliegenier. Want was ‘de Vliegenier’ niet het prototype van de Übermensch – de mens, hoog verheven boven de anderen, waarop Nietzsche doelde? Hij toonde zich daarbij dapper, op het roekeloze af. Tussen 1915 en 1918 vloog hij in de houtje-touwtje vliegtuigjes van toentertijd over vijandelijk gebied om eigen- handig bommen naar beneden te werpen. Hij raakte zwaar gewond, liep ernstige oogschade op, maar klom, zodra hij kon, weer aan boord.

Zo leidde hij op 4 augustus 1918 het uit negen vliegtuigjes bestaande vliegeskader ‘La Serenissima’ op een 700 mijl raid naar het vijandelijke Wenen en terug. Boven Oostenrijks hoofdstad gooide de dichter geen bommen, maar pamfletten.

Deze unieke ‘geweldloze oorlogsdaad’ heet in Italië ‘Il volo su Vienna’.

Bij de vredesbesprekingen in Versailles kwam Italië er bekaaid vanaf. Woodrow Wilson, de Amerikaanse president, achtte de geheime afspraken van Italië met de Entente van nul en generlei waarde. Hij drukte op de Balkan de nieuwe staat Joegoslavië door. Alles wat Italië van Italia irredenta kreeg was de stad Triest.

Italië was op dat moment intern ontredderd. Er zwierven bendes rond van oorlogsveteranen. Jonge mannen zonder werk, dank zij de oorlog gehard en gewend om geweld te gebruiken. Met een groep van deze Arditi – en vergezeld van twee cameraploegen! – begaf D’Annuzio zich naar de havenstad Fiume (Rijeka)aan de Kroatische kust, een stad met een in meerderheid Italiaanse bevolking. En veroverde de stad zonder een schot te lossen. Van de geallieerde troepen ( het waren voornamelijk Italiaanse) die hem hadden moeten tegen houden, liepen de nodige soldaten over. Drie jaar later herhaalde Mussolini, die altijd goed naar d’Annunzio ’s doen en laten gekeken heeft, dit bravourestuk met zijn Mars op Rome.

D’Annunzio stichtte in Fiume de Vrijstaat Carnaro met hemzelf aan top. Carnaro is de naam van de baai waaraan Fiume ligt. Die staat moest een ‘poëtische politiek’ gaan voeren. Als grondwet kreeg de nieuwe staat dan ook een Gedicht. De grondwet werd door d’Annunzio in dichtvorm geschreven.

Voor de sociaal –economische paragraaf daarin tekende de anarcho-syndicalist Alceste De Ambris. Hij voerde het corporatisme in. Ondernemers en arbeiders zitten samen in een corporatie en lossen gezamenlijk hun problemen op. De PBO , de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, was de naoorlogse variant daarvan in Nederland. Waarvan het huidige Poldermodel van overleg, recent nog uitlopend in een Sociaal Akkoord, op zijn beurt weer een late nabloei is.

De Grondwet van Carnaro kende negen van zulke corporaties. Elk representeerde een onderdeel van de gemeenschap. Eén van de zeelieden, een van de ambachtslieden, een van de ‘intellectuele bloem van het volk’ (leraren, studenten, kunstenaars), enzovoort, maar er was ook nog een tiende: de Corporatie van de Superieure Mens (Nietzsche !). Die corporatie had dus maar één lid: duce d’Annunzio…

 Volledige gelijkberechtiging

Opvallend was in die grondwet van Carnaro in 1920 de volledige gelijkberechtiging van mannen en vrouwen. Daar was de rest van Europa toen nog niet aan toe. En al helemaal niet aan de volledige gelijkberechtiging van homo- en heteroseksuelen. Daarin liep de dichter d’Annunzio absoluut voorop.

Zeer belangrijk was de instelling van het College van Aediles, (afgekeken van het oude Rome) dat zorg dragen moest voor de kunst en cultuur. Carnaro was een kunstenaarsstaat. Creativiteit was burgerplicht. Muziek het hoogste goed. ‘In het regentschap van Carnaro is de muziek een religieus en sociaal instituut…gelijk het kraaien van de haan het ochtendrood tevoorschijn roept, zo roept de muziek op tot de geestelijke vrijheid van de mens’, heette het in deze eerste en voorlopig enige poëtische grondwet ter wereld.

Duce d’Annunzio had van zijn vrijstaat een veel te hoge dunk. Bijna zo hoog als van zichzelf. Het ministaatje Carnaro moest niet meer en niet minder dan een ‘gidsstaat’ voor de hele wereld worden. Hij presteerde het zijn poëtisch-politieke schepping te vergelijken met, in volgorde, het Athene van Pericles, het Rome van Augustus, het Florence van de Medici en het Weimar van Goethe.

Ongebreidelde paringsdrift

Lees – en huiver- wat de Engelse dichter Osbert Sitwell , die in Fiume tijdens de hoogtijdagen van d’Annunzio’s bewind aanwezig was, schrijft over de ‘vrijstaat’ Carnaro. Allereerst, dat die vrijstaat wel heel letterlijk een vrijstaat was … één grote vrijpartij. De homoseksuelen onder de Arditi omarmden elkaar openlijk in de parken. Ongebreideld was hun paringsdrift; de hetero’s deden niet voor hen onder.

Fervent cocaïnegebruik was niet vreemd aan deze continue orgie

De gevolgen konden niet uitblijven. Er moest een speciaal hospitaal voor geslachtsziekten worden ingericht.

Fiume was een groot, wellustig Carne vale. Het ene spektakel na het andere; de ene parade na de andere. Alle dagen feest. Iedere dag hield d’Annunzio een gloedvolle speech van af het balkon van het stadhuis. Zijn legionairs begroeten hem dan met de oud-Romeinse groet met de gestrekte arm. Later zou Mussolini die groet voor zijn fascistische beweging overnemen. En ook de ellenlange balkonspeeches.

Zo vrij als Fiume was voor de Italianen, zo onvrij was het overigens voor de Kroatische minderheid, waartegen d’Annunzio’s legionairs soms meedogenloos optraden.

Magisch Centrum Fiume trok uit heel Europa jongeren aan. Als Amsterdam en Californië in de Jaren Zestig. Men was er hippie én Hells Angel tegelijk! De soldaten gingen er in de wonderlijkste uniformen van eigen makelij gekleed. En…creatieven. Alleen al uit Italië, om eens een paar namen te noemen: de Futurist Marinetti, ook al zo’ n aanbidder van geweld (‘la guerre est la seule hygiëne du monde’), de jonge dirigent Arturo Toscanini, de uitvinder Marconi, en Benito Mussolini, die in Fiume zijn ogen goed de kost gaf.

Het kon niet uitblijven. Vrolijk, vitaal rechts degenereerde binnen de kortste keren tot decadent rechts. Men kan nu eenmaal geen samenleving in stand houden op een recept van seks, drugs and rock-n- roll.

Dat blijkt meteen al uit de wonderlijke ‘economie’ die de vrijstaat er op na hield.

Fiume was tot dan toe altijd een rijke havenstad geweest, verbonden door een spoorweg met Boedapest in het verre achterland. In feite had het dus altijd als de haven van Hongarije. gediend. Maar handelscontacten met het achterland waren inmiddels geheel stil komen te liggen, o.a. door d’Annunzio’s komst.

En zo ook de haven.

Piraterij

 Voor de broodnodige bevoorrading van de stad ging men over tot piraterij. D’Annunzio stelde een ‘task force’ samen uit de Arditi onder leiding van zijn adjudant Guido Keller, die hij de Uscocchi noemde, naar de piraten die actief waren geweest in de 16e eeuw in de Adriatische zee.

De Uscocchi deden hun uitvallen vanuit de haven van Fiume in motorboten en plunderden de depots van de Geallieerden, gelegen langs de baai van Carnaro.

De Uscocchi hoefden maar zelden hun wapens te gebruiken. Veel soldaten van de zogenaamde Geallieerde, maar in feite Italiaanse troepen, sympathiseerden met Fiume. Zij waren maar al te graag bereid even de andere kant op te kijken.

Ook gingen Arditi als verstekelingen aan boord van vrachtschepen in naburige havens. Waren die schepen eenmaal in volle zee, dan kwamen de Arditi in hun imposante zwart-zilver uniformen, plotseling tevoorschijn en dwongen de bemanning koerste zetten naar Fiume. Daar werden de schepen feestelijk ontvangen en feestelijk leeggehaald.

Meer en meer werd de vrijstaat een toevluchtsoord voor criminelen. Die vestigden zich op de verlaten dokwerven en staken al spoedig in wangedrag de Arditi naar de kroon. Het was een reden voor een delegatie van burgers van Fiume om zich in Rome te beklagen en de Italiaanse regering dringend te verzoeken een einde aan het regime van d’Annunzio te maken.

Dichter werd dictator

 Tussen het woord dichter en het woord dictator is maar een paar letters verschil. Maar die zijn dan ook cruciaal. D’Annunzio wiste die letters meer en meer uit. Dichter d’Annunzio werd de dictator d’ Annunzio. Zo voerde hij met de bedoeling de eigenzinnige Arditi meer in de hand te kunnen houden, een hervorming van zijn leger door, die er op neer kwam dat het officierendom werd afgeschaft. Van nu af aan waren alle militairen gelijk. Zeer democratisch, op het eerste gezicht dan…want er was een mààr ….er was èèn persoon en daaraan was men absolute gehoorzaamheid verschuldigd : commandant d’Annunzio! Reden voor menig officier om Fiume te verlaten. Zodat de Arditi onhandelbaarder werden dan ooit.

De nieuw aangetreden Italiaanse minister- president Giolitti durfde eindelijk te handelen tegen de populaire oorlogsheld. In november 1920 sloten Italië en Joegoslavië het verdrag van Rapallo. Fiume werd volgens dit verdrag een onafhankelijke stad, verbonden met Italië. Bovendien kreeg Italië Carso, Zara, bijna geheel Istria en een paar eilanden in de Adriatische zee toegewezen.

Het meeste van wat d’Annunzio jaren lang voor Italië had opgeëist was verkregen, maar het was gebeurd zonder zijn betrokkenheid. Geen Italiaans bloed had de grond ‘doordrenkt’ en ‘geheiligd’, zoals naar de mening van de dichter diende te geschieden, wilde het werkelijk Italiaanse grond zijn. Het was geen heroïsche overwinning, het was in zijn ogen een ordinaire deal. Erger nog, het verdrag verplichte Italië zorg te dragen dat d’ Annunzio afstand deed van het bestuur van de stad.

Mussolini adviseerde de dichter het verdrag te erkennen. Fiume werd onafhankelijk van Joegoslavië en verbonden met Italië, wat wilde hij nog meer? Maar de dichter wenste zijn macht niet op te geven. Fiume was zijn podium. Bovendien had zijn vriend Marconi inmiddels een radio-installatie aangebracht, waardoor de dichter plots een wereldpubliek had en hij zich meer dan ooit ‘wereldleider’ kon voelen. Nee, hij ging niet in de coulissen te verdwijnen. Hij zou niet wijken!

De regering Giolitti blokkeerde vervolgens de haven met twee oorlogsschepen, waaronder de trots van Italië, de Andrea Doria. De strijd om Fiume begon op Kerstavond 1920 en eindigde op Tweede Kerstdag. D’Annunzio, ondanks al zijn stoere retoriek, capituleerde, toen de Andrea Doria het gouvernementspaleis, waarin hij zijn onderkomen had, met granaten begon te beschieten. De enige tegenactie bestond eruit dat d’Annunzio’s adjudant Keller over Rome vloog om een pot rottende wortelen naar beneden te gooien boven het Parlementsgebouw en een witte roos boven het Vaticaan. Een typisch d ‘Annunziaanse act, maar d ’Annunzio had er part noch deel aan. Keller had geheel eigenmachtig gehandeld en in feite had d’Annunzio Keller en zijn Arditi al niet meer in de hand.

Honderden keren had de dichter het volk, verzameld onder zijn balkon, doen uitschreeuwen ‘Fiume o morte!’ en ‘Italia o morte !’ Nu was die heroïsche dood, die hij zo verheerlijkt had, eindelijk onder handbereik … maar nee.

Mars op Rome

Voor een keer triomfeerde zijn gezond verstand over zijn belligerent geraas. De apostel van dood en glorie koos voor het leven. En verliet Fiume.

Drie jaar later volbracht Mussolini zijn Mars su Rome. De Mars op Rome – naar het voorbeeld van Julius Caesar- waarop de dichter d’Annunzio vaak had gezinspeeld, maar die hij nooit had aangedurfd

Legio afvaardigingen vanuit het moederland waren vaak genoeg in Fiume langs geweest om de dichter tot die Mars te smeken. Maar hij liet ze meestal ontvangen door zijn tweede man Giurati, die de leiding had over de dagelijks gang van zaken, waarmee de dichter zich niet bemoeide. Want daar stond hij ver boven. Hij hield zich uitsluitend bezig met zijn redevoeringen en het stichten van steeds grootsere ceremonieën, parades en feesten. D’ Annunzio’s spilzucht daarbij bracht Giurati tot wanhoop.

Giurati vertelde die delegaties uit het moederland dan ook strijk en zet, dat de door hen zo aanbeden d’Annunzio volstrekt ongeschikt was om het bestuur over Italië over te nemen. Ze moesten iemand anders verwachten.

Giurati zelf vertrok op een gegeven moment verbitterd uit de republiek van Carnaro. Om drie jaar later op te duiken als minister in de regering Mussolini.

Hij werd in Fiume opgevolgd door Alceste d’Ambris. Maar die hield zich net als d’Annunzio meer met de Grondwet bezig dan met de dagelijkse gang van zaken. Dus er veranderde wat betreft de langzame neergang van Fiume niets.

 Prins van Montenevoso

 Mussolini, in 1922 eenmaal aan de macht in Italië, ging behoedzaam om met d’Annunzio. De dichter bezat nog altijd veel aanzien, zeker in fascistische kringen.

Hij kocht zijn ijdeltuitige concurrent op het rechtspopulistische front af met de titel Prins van Montenevoso (‘Prins van de Besneeuwde berg’) en liet de Italiaanse staat het Vittoriale bekostigen, het geld verslindende architectuur-project, bij Gardone aan het Gardameer, waarmee d’Annunzio zich onledig hield in zijn laatste jaren, en dat hem bij leven tot paleis diende, en na zijn dood tot mausoleum. .

In 1938 stierf de dichter, niet nadat hij Mussolini herhaaldelijk gewaarschuwd had tegen Hitler. Hij moest nu eenmaal van Duitsers niets hebben. Tevergeefs. In het jaar van d’Annunzio’s sterven zou Mussolini de Führer op grootse wijze ontvangen in Rome. De As was geboren.

Hoe is het gesteld met de erfenis van d’Annunzio? Die is helaas weinig poëtisch te noemen. D’Annunzio verwekte Mussolini en Mussolini Hitler. En Hitler de Tweede Wereldoorlog. Het rechtspopulisme is daardoor jarenlang nà de oorlog in Europa nagenoeg niet meer aan de orde geweest.

Maar heden is de Tweede Wereld oorlog ‘geen moreel ijkpunt meer’. Zeventig jaar na de Holocaust is het rechtspopulisme weer salonfähig in Europa, ditmaal in een nieuwe, gematigde variant ( ‘fascisme light’) : de anti-moslimpartijen van Le Pen, Fortuyn, Wilders, etc. ( ‘Zij, met hun bomgordels onder hun djellaba’s, zijn de fascisten! Niet wij!’)

Een aantal minder schokkende ideeën uit de Carnaro-trommel had overigens zijn revival al in de Jaren Zestig. De Vrije Liefde. De gelijkberechtiging van homoseksuelen. En vooral de verering van de Jeugd. ‘La giovennezza, grande bellezza!’, was het lijflied van de Arditi in Fiume, overgenomen alweer door Mussolini , voor zijn fascistische stoottroepen. De futurist Marinetti, zoals vermeld ook aanwezig in Fiume, in vele opzichten een geestverwant van d’Annunzio, hanteerde in zijn Futuristisch Manifest de kreet : ‘Wie ouder dan dertig is, moet dood!’

Mei ’68 in Parijs was milder: ‘Wantrouw iedereen boven de dertig!’

Soms is er niets nieuws onder de zon.

En de ‘poëtische politiek’? Die is heden non-existent

Iets van een ‘poëtische politiek’ lijkt niettemin gewenst. Al was het maar als tegenwicht tegen het economistisch denken, dat heden het politieke klimaat in Europa beheerst. ‘De lyriek is de moeder van de politiek’ (Lucebert) maar uit Carnaro dient wel een les getrokken. Dat zo’n politiek zich verre dient te houden van elke vorm van geweld. De poëtische politiek zal een geweldloze activiteit zijn of zij zal niet zijn. Want de poëzie is een humanisme. Die notie was weg bij d’Annunzio.

Tenslotte, de overeenkomsten tussen d’Annunzio en Fortuyn zijn te opvallend om hier ongenoemd te laten. ‘ De gepolijste kale kop’, la testa di ferro.- óók al door Mussolini geplagieerd – waarom Gabriele D’Annunzio door zijn volgelingen ‘de Goddelijke Kale’ werd genoemd. Een koosnaam, waarmee wijlen Theo van Gogh Pim Fortuyn placht aan te spreken.

Het narcisme. Het hedonisme. De media-gerichtheid. De theatraliteit. Het charisma. De verafgoding door de volgelingen.

Het achteloos maken van schulden. De ongebreidelde promiscuïteit. Het dandyisme.

Het operette-achtig militarisme van Duce d’Annunzio in Fiume en het dito ‘At your service!’ van Pim Fortuyn. De geschiedenis een keer als grote klucht en een keer als kleine…

Er zijn natuurlijk ook verschillen. Fortuyn was een columnist (in Elseviers weekblad), geen dichter. Hij was ook niet fysiek gewelddadig ( wel verbaal…) Integendeel. Hij werd het slachtoffer van fysiek geweld.

Maar zoveel is zeker: met Fortuyn is de Italianisering van de Nederlands politiek begonnen. En zijn voornaamste geestelijke erfgenaam blijkt thans de Limburgse ‘dandy’ Geert Wilders te zijn. Na het Kale… het Geblondeerde Hoofd!.

Litanesk scanderen

De PVV–leider beoefende zelfs recent een spreektactiek van d’Annunzio , die Fortuyn ongebruikt liet: het litanesk scanderen.

D’Annunzio, dagelijks, vanaf zijn balkon in Fiume:

‘Aan wie de victorie?’

 ‘Aan ons!’

‘Aan wie de victorie?’

 ‘Aan de helden!’

 

Wilders in een café in Den Haag:

‘Willen jullie meer of minder Europa?’

 ‘Minder!’

‘Willen jullie meer of minder Marokkanen?’

 ‘Minder!’

 

Evviva Italia!

 

Manuel Kneepkens ( Heerlen 1942) , dichter en publicist. Laatste dichtbundel: Kaleidoscopie van een Jaar (De Contrabas, Utrecht, 2015) Als criminoloog schreef hij: Het Rijk van de Demonen, Het Bombardement van Rotterdam en de normen. Hij was twaalf jaar fractievoorzitter van de Stadspartij in de gemeenteraad van Rotterdam ( 1994 -2016).

Een junk op de troon

‘Is HM wel helemaal normaal?’, vroegen de ministers van Wilhelmina’s oorlogskabinet in Londen zich af. De vorstin bleek verslaafd aan pervitine, een amfetamine die ook in zwang was bij de Duitse SS en Wehrmacht. Historicus Gerard Aalders over de consequenties van absoluut regeren onder invloed van speed.

 

Tekst Gerard Aalders

 

Onlangs verscheen een boek van de historicus-jurist Marcel Verburg waarin hij onomwonden constateert dat koningin Wilhelmina aan de drugs was. Jarenlang hebben we een junk op de troon gehad. Hoezeer en hoelang ze verslaafd was is moeilijk te zeggen want het tv-programma ‘EenVandaag’, waarin Verburg zijn boek Geschiedenis van het Ministerie van Justitie 1940-1945 presenteerde, deed zijn uiterste best om het kijkvolk te sussen. In Wilhelmina’s tijd zag men drugs nog niet als drugs en ze was toch onze Moeder des Vaderlands in de bange oorlogsjaren? Daar valt van alles op af te dingen, maar dat Wilhelmina een junk werd is gezien haar opvoeding best logisch.

 

Zielig geval

Een koningsdochter groeit niet op als andere meisjes. Wilhelmina was als kind een zielig geval, hoewel het haar materieel natuurlijk nergens aan ontbrak. Waar het aan schortte was warmte, empathie en gewone medemenselijkheid. Vriendinnetjes had ze niet en de paar meisjes die met haar mochten spelen – nou ja, zo nu en dan in haar nabijheid mochten verkeren – moesten haar aanspraken met ‘mevrouw’.

Haar moeder, koningin Emma, zeulde met dochterlief stad en land af om sympathie op te bouwen voor het Oranjehuis want die was door het onbeschofte en onbehouwen gedrag van Wilhelmina’s  vader, koning Willem III, tot een dieptepunt gedaald. Emma is er helaas in geslaagd die neerwaartse spiraal te doorbreken en om te buigen in een richting die het republikeinse volksdeel haar niet in dank heeft afgenomen.

Zodra ze meerderjarig was – voor Wilhelmina was dat al op haar achttiende verjaardag, drie jaar eerder dan haar leeftijdgenoten – besteeg ze de troon. Ook die gebeurtenis helpt je op termijn wellicht aan de drugs, want als je als tiener al staatshoofd wordt – terwijl je eigenlijk nog gewoon op de middelbare school hoort te zitten – raak je het zicht op de werkelijkheid kwijt. Op zo’n dag denkt zo’n kind-staatshoofd wellicht dat het hallucineert, maar het was allemaal echt.

De kranten dampten bij haar inhuldiging van pure Oranjeliefde en een minister was het spoor helemaal bijster toen hij schreef over de ‘waardige en tegelijk natuurlijke wijze’ waarop Wilhelmina haar arm had opgeheven om trouw te zweren. ‘Geen actrice had het haar kunnen verbeteren, zoo bevallig en tegelijk ongekunsteld was hare beweging.’

Probeer in zulke omstandigheden maar eens van de drugs af te blijven. Je steekt je arm omhoog en een minister valt subiet in zwijm van ademloze bewondering.

 

Mateloos gedweep

Ze had trouwens acht jaar de tijd gehad om dat armpje te leren heffen en het tekstje te oefenen dat ze in de Nieuwe Kerk uitsprak. Met die tekst is ook al zo mateloos gedweept, hoewel het kind/koninginnetje niets bijzonders had te melden. Integendeel. Maar volgens haar biograaf deed ze dat wel ‘kristalhelder en zonder enige hapering’. Dat is fijn, maar ach, het was ook maar een minispeech van nog geen 250 woorden; zeg maar een driekwart A-4tje.

Opvallend genoeg heeft Wilhelmina zichzelf qua gedrag lang in de hand weten te houden, wat een ijzeren wilskracht moet hebben geëist. Ze had altijd een sterk overtrokken beeld van zichzelf en was ten diepste overtuigd van haar eigen grootheid en importantie. Tegenspraak duldde ze niet en vermoedelijk zwolg ze als een Donald Trump in de adoratie van het juichende publiek.

Toen de oorlog uitbrak had ze op allerlei mogelijke manieren kunnen reageren. Ze nam echter het verkeerde besluit en koos voor het hazenpad. De orangistische geschiedschrijving heeft bovenmenselijke pogingen gedaan haar vlucht als een heldendaad af te schilderen; als een bewijs van haar diepgaande inzicht in de loop der dingen.

Die vermeende diepgaande, intellectuele, vergezichten hadden haar er van overtuigd dat de oorlog maar kort zou duren: hooguit een jaar. Dan kon ze weer terug. Maar het duurde vijf keer zo lang en de frustraties hoopten zich op. Ergens is het toen fout gegaan en heeft ze naar de pervitine gegrepen, een drug die vergelijkbaar is met speed of amfetamine.

wilhelmina joep nieuw

Absolute monarchie

Wilhelmina vertoonde in Londen opvallend gedrag en ze gedroeg zich meer als een viswijf dan een koningin. Haar ministers maakte ze uit voor rotte vis en bij iedere aanleiding schold ze de heren stijf. Volgens Hare Majesteit waren de ministers van haar operetteregering – het valt moeilijk anders te benoemen – een zootje slapjanussen. Geen knip voor de neus waard. Het punt was vooral dat niemand haar ideeën over ‘Vernieuwing’ wilde accepteren. Dat strekt de ministers tot eer, want wat Wilhelmina ‘Vernieuwing’ durfde noemen, was niets minder dan een terugkeer naar de duistere Middeleeuwen. De macht van het parlement wilde ze drastisch beperken en die van haarzelf oprekken. Wilhelmina droomde van een absolute monarchie.

Dat archaïsche idee had zich onwrikbaar in haar hoofd vastgezet. Dankzij (of wellicht ondanks) de pervitine? Wie tegen ‘Vernieuwing’ was, was tegen háár en kon maar beter direct opkrassen. Bij haar ministers rees de vraag: ‘Is Hare Majesteit wel helemaal normaal?’

Jazeker. Wilhelmina gedroeg zich zoals ze zich eigenlijk altijd al had willen gedragen. Alleen had ze zich altijd beheerst, maar die eigenschap verdween onder invloed van haar druggebruik. Een kernmerk van pervitine is namelijk dat het je normale gedrag versterkt.

In potentie, zo moet de conclusie luiden, was Wilhelmina’s viswijverige, onbeschofte gedrag dus altijd al onder de oppervlakte aanwezig. Pas toen ze pervitine ging gebruiken, openbaarde zich haar ware karakter en verschilde ze nog maar nauwelijks van haar vader, Willem III.

 

Lockheed: Correcties & aanvullingen

Wat iedereen al wist over het Lockheed-schandaal is sinds Mark Rutte’s optreden bij Zomergasten nu ook het officiële Nederlandse regeringsstandpunt. Prins Bernhard liet zich wel degelijk steekpenningen betalen door de Amerikaanse vliegtuigbouwer. Dus hoe zit nu het met de rectificaties die NRC Handelsblad tot drie keer onder druk van de RVD moest plaatsen toen de krant gewag had gemaakt van het prinselijke smeergeld? NRC Handelsblad’s Ombudsman Sjoerd de Jong schreef in december 2015 een verhelderend stuk over de martelgang van zijn krant in ‘De Republikein’.

 

Tekst: Sjoerd de Jong

rutte zomergasten

Het begon met een onschuldig, lollig stukje.

In De Haagse Staat, een wekelijkse rubriek met parlementaire nieuwtjes, mijmerde chef politieke redactie Kees van der Malen van NRC Handelsblad op 23 januari 1995 over de gedragsvrijheden van leden van het Koninklijk Huis in het licht van de ministeriële verantwoordelijkheid. Aanleiding was de onvrijwillige, gemotoriseerde confrontatie van de vakantievierende kroonprins Willem-Alexander en zijn toenmalige vriendin Emily Bremers met een Zuid-Duitse vangrail (snelheid van 150-160 km/u).

Gevaarlijk! Mocht de kroonprins eigenlijk wel autorijden, net als andere burgers?

Geen kleinigheid dit, want, zo herinnerde Van der Malen zijn lezers, het kabinet Den Uyl had nog stevig ingegrepen bij wangedrag van prins Bernhard. Het kabinet had hem in 1976, zoals iedereen nog wel wist, zijn militaire functies en uniform afgenomen ‘nadat bleek dat hij betalingen van vliegtuigfabrikant Lockheed had aangenomen’.

Afgenomen? Aangenomen?

Direct volgde protest van de Rijksvoorlichtingsdienst. Er was helemaal geen sprake van dat de prins betalingen had aangenomen. Dat had hij nu net altijd ontkend. De commissie van de heren Donner, Holtrop en Peschar, die de Lockheed-zaak uitputtend had onderzocht, had destijds weliswaar vastgesteld dat de prins de fabriek om geld had gevraagd en de fabriek hem wilde betalen, maar niet dat hij het ook had ontvangen.

Bewijzen daarvoor ontbraken, het was geen ,’vastgesteld feit’.

O ja, en dat van het uniform en die functies klopte ook niet.

Een dag later werd de fout al hersteld – en hoe. Met een correctie die bijna zo lang was als het oorspronkelijke stukje. De formulering van de krant deed ‘geen recht aan de vastgestelde feiten’, heette het in de betrekkelijk nieuwe rubriek Correcties & Aanvullingen, ingesteld door toenmalig hoofdredacteur Ben Knapen.

Want: ‘Ten eerste heeft prins Bernhard volgens het rapport van de Commissie van Drie geen betalingen aangenomen. Ten tweede heeft prins Bernhard zelf verzocht hem uit zijn militaire functies te ontslaan. Ten derde besloot de prins zelf af te zien van zijn uniform om zo tot uitdrukking te brengen dat hij zijn functies had neergelegd’.’

Kortom, de krant hees de witte vlag hoog in de mast.

Iets te hoog, achteraf gezien, want dat eerste deel van die correctie was nu ook weer niet helemaal juist: in het onderzoeksrapport staat dat de prins ontkent betalingen van de firma Lockheed daadwerkelijk te hebben ontvangen en dat de Commissie ‘geen bewijzen van het tegendeel [heeft] gevonden’. Toch net iets subtieler dan wat de krant er in die correctie van maakte. En de Commissie was al zo subtiel. Het driemanschap stelt immers hooguit vast dat ze geen bewijzen had gevonden dat Bernhard het geld echt had gekregen – iets anders dan concluderen dat het niet was gebeurd.

Het was niet de laatste keer dat NRC Handelsblad uitgleed over het smeergeld. Sommige fouten blijf je maken, zoals je een eenmaal verhaspelde naam nooit meer goed uitspreekt. En juist met zulke delicate feiten, vastgesteld of niet, luistert dat nauw.

Een jaar later was het weer raak – of nou ja, mis.

Dit keer ging het om een langer artikel (1248 woorden), over steekpenningen in het internationale bedrijfsleven. Onder de kop Corruptiebestrijding komt twintig jaar na ‘Lockheed’ traag op gang (30 januari 1996) stelde verslaggever Jan Gerritsen vast dat smeergeld en corruptie ‘vertrouwde verschijnselen’ zijn in de Derde Wereld ‘en ook steeds vaker in Europa’. En ja, daar was de prins, die ’ten minste 100.000 dollar ontving’.

Fout!

Schuldbewuste rectificatie, vier dagen later: ‘Dit laatste is niet in overeenstemming met de feiten die door de Commissie Donner in haar rapport zijn vastgesteld’.

Om nu helemaal goed te zitten, vergeleken met een jaar eerder, werd de bewuste passage uit het rapport geciteerd: ook met betrekking tot die 100.000 dollar had de prins ‘uitdrukkelijk verklaard, dat hij het bedrag niet heeft ontvangen, noch erover heeft beschikt. De commissie heeft geen bewijzen van het tegendeel gevonden’.

En, kennelijk omdat de krant inmiddels recidivist was, volgden hoofdredactionele excuses om de zaak af te blussen: ‘De hoofdredactie van NRC Handelsblad biedt Prins Bernhard haar verontschuldigingen aan voor deze incorrecte voorstelling van zaken’.

Opmerkelijk. En ook weer niet helemaal precies: excuses pasten eerder voor de incorrecte weergave van het rapport, zou je zeggen. Of de voorstelling van zaken zelf incorrect was, daar was de commissie ook niet achter gekomen.

Maar goed.

Een jaar lang bleef de krant uit de gevarenzone. Maar toen verscheen, op 7 november 1998, het bericht ‘Juliana dreigde om Lockheed met crisis’. Een kort stukje (274 woorden) naar aanleiding van een NPS-documentaire over het kabinet-Den Uyl. In dat programma beweerden de oud-ministers Westerterp, Lubbers en Vredeling dat Juliana in 1976 had gedreigd met aftreden als het kabinet maatregelen zou nemen tegen haar man. ‘U moet goed weten, hij is en blijft mijn man’, had ze volgens Westerterp tegen de geprangde sociaaldemocratische premier gezegd.

So far, so good. Maar wat voegde de inmiddels tweevoudig berispte liberale krant er nog maar even aan toe? ‘Prins Bernhard ontving ten minste 100.000 dollar’.

Nee-hee, dat was nou juist niet ‘vastgesteld’.

Twee dagen later volgde de correctie. Chagrijniger dan de vorige twee keer, en ook een tikje minder royaal: ‘Dit is nooit bewezen’, meldde de krant bars. En, misschien om toch ook nog een beetje gelijk te halen: ‘Prins Bernhard heeft 62.000 dollar aan inkomsten ”niet kunnen ophelderen’’, aldus de Commissie-Donner’.

De tijden waren duidelijk veranderd; de witte vlag ging nu nog maar halfstok.

Een maand later, op 4 december 1998, kennelijk getergd door de drievoudige fout, ging het intellectuele smaldeel van de krant nu maar eens los. Chef Boeken Hubert Smeets besprak in zijn vrijdagse bijlage het rapport van de Commissie van Drie in de reeks De oogst van onze eeuw, een overzicht van de belangrijkste boeken uit honderd jaar.

Zijn eerste zin: ‘Het is zaak geen fouten te maken’.

Zeg dat wel.

Hij maakte zelf ook geen fout. De rest van de bespreking was al even historisch bezonken. Oud-adjunct hoofdredacteur Smeets, duidelijk van zin eindelijk een streep onder de zaak te zetten, prees de ‘superieure stijl’ van het driemanschap Donner, Holtrop en Peschar. Over hun formuleringen noteerde hij, bijna lyrisch: ‘Dit zijn teksten die literair en juridisch zijn, politiek en feitelijk. Dit zijn alinea’s die je niet nauwkeurig genoeg kunt bestuderen. Dit is het werk van auteurs die misschien niet zo lekker formuleerden als de rechters van nu, maar wel veel preciezer omdat fictie en feit toen nog niet waren versmolten tot “faction”.’

Feit is: er volgde geen correctie meer. Althans, tot tien jaar later.

Want warempel, in 2008 sloeg NRC Handelsblad opnieuw toe.

Vreemd, want de prins was vier jaar eerder overleden – en had in postuum gepubliceerde gesprekken toegegeven dat hij steekpenningen had gevraagd en ook had ontvangen. Of nou ja, hoofdredacteur Martin van Amerongen van De Groene Amsterdammer had een ‘gespreksverslag’ samengesteld van onderonsjes die hij met de hoogwaardige had gehad ten paleize, zonder daar ruchtbaarheid aan te geven.

Ook van Amerongen zelf was al overleden, twee jaar voor de prins, toen dat verslag het licht zag in De Groene. Nog vóór de Volkskrant met eigen geheime paleisontboezemingen kwam (het was blijkbaar een komen en gaan van hoofdredacteuren bij de prins). Tegenover Van Amerongen had Bernhard gezegd dat hij van het door Lockheed beloofde geld ‘het grootste deel’ nooit gezien en de rest had ‘weggegeven’.

Zelfs op de wankele basis van dit oncontroleerbare ‘gespreksverslag’ kon het nu toch niet meer fout gaan, bij NRC Handelsblad?

Toch wel. Veteraan-verslaggever Friso Endt , jarenlang werkzaam voor het Parool, NRC Handelsblad, Time Life en Newsweek, stelde vier jaar na de dood van Bernhard zijn herinneringen aan de prins maar eens op papier voor de krant, in een persoonlijk verhaal: De prins en ik (25 november 2008).

In dat stuk op de Achterpagina lazen we dat de prins twee jaar voor diens overlijden door Endt was gebeld, die van hem ‘een bevestiging voor het aannemen van smeergeld’ had gevraagd. En jawel: ‘Dit keer kwam die wel’.

Voorpaginanieuws op de Achterpagina.

Alleen klopte het niet.

Dit keer was het niet de RVD, maar de auteur zelf die bij de redactie protesteerde: fout, dat had hij helemaal niet geschreven! En inderdaad, zo stond het niet in zijn kopij.

Een flater van de eindredactie, die het rapport van de Commissie en het stuk van Smeets kennelijk niet op het bureau had liggen, maar ook de drie eerdere correcties had gemist, én niet besefte dat hier een leuke scoop de krant werd ingeschreven.

Endt had namelijk wel geschreven dat hij Bernhard twee jaar voor diens dood had gebeld, maar dat ging om iets heel anders: Bernhard zou een fax hebben gestuurd naar het Amerikaanse zakenblad Forbes, om te klagen dat de Oranjes helemaal niet zo rijk waren als het blad had beweerd.

Inderdaad, dat had hij gedaan, bevestigde de prins aan de telefoon. Nadat hij de journalist overigens eerst nog even had laten weten dat hij er ‘al dertig jaar’ zin in had hem op zijn neus te timmeren, wegens zijn berichtgeving over Lockheed. ‘Als die [neus] breekt, hangt hij direct naar links of rechts’, aldus de toen 91-jarige.

Moegestreden maar deemoedig, greep de krant maar weer naar de beproefde Correcties & Aanvullingen. Daarin werd nu gemeld: ‘Door een fout van de redactie staat in het artikel De prins en ik dat prins Bernhard…’

Vult u de rest zelf maar aan.

Sindsdien bleef het rustig in de kolommen.

Althans, wat betreft het smeergeld dat de fameuze, of beruchte, prins van Oranje volgens de Commissie van Drie ooit van een vliegtuigfabriek had aangen…

Ik bedoel, had aangevraagd.

Van de redactie – ‘Republikeinen, die moeten er ook zijn’

Uit: De Republikein, no. 2, juni 2016, jaargang 12

Voortaan genieten republikeinen in Nederland koninklijke goedkeuring. ‘Republikeinen, die moeten er ook zijn’, zo vertrouwde koning Willem- Alexander toe aan H.U. Jessurun d’Oliveira (ook bekend van de kolommen van dit tijdschrift) bij het 250-jarige jubileum van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde in Leiden, waarvan de koning als beschermheer optreedt. ‘Als men nu de Nederlandse staatsinrichting zou moeten opzetten, zou niemand een monarchie in zijn hoofd halen’.

Dat komt al aardig in de buurt van een uitspraak van grootmoeder Juliana, die eens verklaarde dat, ware ze zelf geen koningin, ze ook de republikeinse grondbeginselen zou zijn toegedaan.

Jessurun d’Oliveira concludeert in Het Parool: ‘De beschermheer is een cool guy. Alleen zijn job deugt niet’.

Die laatste mening blijken steeds meer Nederlanders te delen. Volgens de zogeheten Koningsdag-enquête van onderzoeksbureau Ipsos daalde het draagvlak onder de monarchie in 2015 tot 65 procent. In 2013 was dat nog 78 procent. Dat komt dus neer op een jaarlijkse daling van 6,5 procent. Bij dit tempo is er over twintig jaar helemaal geen draagvlak meer.

Dit slinken van de aanhang blijkt vooral een financiële aangelegenheid. 52 procent van de ondervraagden vindt de uitgaven voor het koningshuis te hoog. In de Tweede Kamer circuleert een wetsvoorstel om op de uitkeringen van vorst en vorstin te korten en daar bovendien ook inkomstenbelasting op te gaan heffen.

Voortaan genieten republikeinen in Nederland koninklijke goedkeuring.

PvdA-ideoloog Joop van den Berg wijt ‘dat gezeur over de centen’ aan een ‘heimelijk republikeinse stroming in de Tweede Kamer’, voortgekomen aan de ‘algemene behoefte van het populisme om de elite te bekritiseren’. Maar is het werkelijk zo populistisch een kosten/baten-analyse te maken van het koningshuis? Geld is de maat der dingen en daarom staat deze editie van De Republikein in het teken van ‘de pegels’. Niet alleen voor de monarchie, maar ook het geld an sich, het verdwijnen van het muntgeld, de opkomst van de met mysteriën omgeven Bitcoin, het verdampte geld van het Chinese Wirtschaftswunder, het aan het zicht onttrokken geld van de Panama Papers, het geld dat de argeloze burger dreigt kwijt te raken aan de monsterverbonden van TTIP en CETA.

Bezuinigen op de monarchie is tricky business, zoals blijkt uit de tragedie van Jo van der Hoeven, de PvdA’er die zijn onderkoningschap als vicevoorzitter van de Raad van State in 1980 door de neus zag geboord, wellicht omdat hij het had gewaagd mee te werken aan de fiscalisering
van het Oranje-vermogen. Zie het interview met Clemens Meerts, de Limburgse politicus die het waagde de vrijstelling van inkomstenbelasting van vorst en eega voor zichzelf op te eisen en tot aan de Hoge Raad bleef procederen. Intimidaties van de Belastinginspecteur werden zijn deel.

Kortom, er valt nog veel werk te verzetten. En daarom ontvangt de koning van deze voorliggende editie van ‘De Republikein, tijdschrift voor de betrokken burger’ een geheel kosteloos proefnummer op zijn werkadres, met het royale aanbod voor een jaarabonnement, mét een
koninklijke korting die overigens ook voor ieder ander geldt.

René Zwaap, hoofdredacteur ‘De Republikein, tijdschrift voor de betrokken burger’

 

Agenda: 1 juli 2016 – Gebroeders De Witt krijgen hun Haagse monument

Het heeft lang moeten duren, maar eindelijk krijgen Johan en Cornelis de Witt, slachtoffers van een gruwelijke lynchpartij in naam van Oranje, een monument in de stad waar zij in 1672 hun verschrikkelijke einde vonden. Met zijn beeld Dutch mechanisms, dat vrijdag 1 juli a.s. wordt onthuld, trekt beeldhouwer Folkert de Jong ‘de thematiek van de moord op de gebroeders De Witt door naar het populisme van nu’, zo staat in de uitnodiging van Stroom Den Haag, de culturele instelling voor hedendaagse kunst die het initiatief nam, te lezen.

Tekst: René Zwaap

Het beeld komt te staan op de hoek van het Spui en de Lange Poten, tegenover het Binnenhof, vlakbij de Gevangenpoort, waar de gebroeders op 20 augustus 1672 werden overvallen door een daartoe kundig opgestookte meute en vervolgens, opgehangen aan een lantaarnpaal op het Groene Zoodje, aan stukjes werden getrokken en hun lichaamsdelen bij opbod werden geveild.
Volgens de overlevering werden de broers neergeschoten, gestoken, geslacht en deels gegeten voor ze ondersteboven werden opgehangen. Hun lichaamsdelen werden als trofee meegenomen en verhandeld, zo ook de vinger en de tong die uiteindelijk in de collectie van het Haagse Historisch Museum belandden.
‘Het is ongehoort hoe miserabel deze twee heren aan de beenen ophangende zijn gesneden en gekorven’, meldde een diezelfde dag uitgegeven vlugschrift. ‘Indien het soo voort gaet, soo salder licht morgen van haer vleesch niets te vinden wesen: zij hebben haer al de vingers, tenen, oren en neus afgesneden, en een lidt van een vinger voor 12 stuyvers, een vinger van vijftien stuyv, een stuck van een oor voor 25 stuyv, en een teen voor 10 stuyv en soo voort, alle verkocht, en haer kleederen zijn aan flarden gescheurt, en niets als lappen overgeschooten, die van yder tot gedenckteecken bewaert worden.’

de-witt
De lijken van de gebroeders De Witt, Jan de Baen, ca. 1672 – ca. 1675 olieverf op doek, h 69,5cm × b 56cm. Het is de ultieme vernedering: naakt en gevild hangen de lijken van Johan en Cornelis de Witt publiekelijk te kijk, op het Groene Zoodje aan de Vijverberg midden in Den Haag. Op 20 augustus 1672 waren zij door politieke tegenstanders vermoord. Johan was zo’n twintig jaar de machtigste man van de Republiek geweest, Cornelis had hem steeds bijgestaan. Nu kregen zij de schuld voor alles wat er dat jaar misging.

Deskundig geregisseerd

De lynchpartij, uniek in de Nederlandse geschiedenis, werd uitgevoerd door ‘het Haagse grauw’, zo plegen de geschiedenisboekjes te melden. In werkelijkheid verliep de actie heel wat minder spontaan en was een en ander deskundig geregisseerd vanuit het stadhouderlijk bewind. De gebroeders De Witt hadden van hun vader, raadspensionaris Jan de Witt, de heilige missie overgenomen om de almaar verder uitdijende macht van de Oranjes te beknotten. Als ware regenten keken zij neer op het gepeupel, dat zich, politiek analfabeet, uitleefde in een bijna messiaanse verering van representanten van het Huis van Oranje.
In het rampjaar 1672, toen Engeland, Frankrijk, Munster en Keulen de oorlog verklaarden aan de Republiek, achtte het Oranjekamp de tijd rijp voor de definitieve eliminatie van de gebroeders. Op 21 juni 1672 werd Johan de Witt bijna het slachtoffer van een moordaanslag toen hij op weg was naar zijn woning aan de Kneuterdijk. Een maand later werd Cornelis de Witt door een orangistische agitator genaamd Willem Tichelaer beschuldigd van de beraming van een moordaanslag op de dan 22-jarige prins Willem III (die het in 1688 nog tot koning van Engeland zou schoppen) en opgesloten in de Gevangenpoort.

Opgestookte menigte

Op 20 augustus, toen Johan een bezoek bracht aan zijn gedetineerde broer, werd het signaal voor de ultieme wraak gegeven. De leden van de ruiterij, die de gevangenis bewaakten tegen de door diverse hageprekers en de nodige partijen gratis alcohol tot het kookpunt opgestookte menigte, kregen opeens het bevel van hogerhand om te vertrekken. Daarna gingen de poorten van de gevangenis wijd open voor het bloedige huldeblijk aan het Oranjehuis.

Folkert de Jong (1972, Egmond aan Zee) staat bekend om zijn theatrale, verhalende beelden die ingaan op thema’s als oorlog, hebzucht en macht. Hij raakte gefascineerd door de vinger en tong van de gebroeders De Witt  in het Haags Historisch Museum.  De kunstenaar zette voor zijn beeld twee natuurgetrouwe kunststof skeletten om in brons. De vinger en tong van de gebroeders scande hij in 3d, printte hij om ze vervolgens in brons af te gieten. Ze zijn de fysieke verbinding met de gebeurtenissen uit die tijd, en staan voor het spreken (met de tong) en het wijzen (van de vinger).

‘Folkert de Jong legt met de verbeelding van deze zwarte bladzijde uit de geschiedenis ook een relatie met het heden: machtsstrijd en populisme zijn van alle tijden’, aldus het persbericht over de aanstaande onthulling, waar ook de hedendaagse republikeinen van harte voor zijn uitgenodigd.

Programma onthulling Dutch Mechanisms, vrijdag 1 juli

15.30 uur ontvangst in Studio Dudok, Hofweg 1a, Den Haag
15.45 uur welkomstwoord door Arno van Roosmalen, directeur Stroom Den Haag
15.50 uur gesproken column door Bas Heijne (columnist NRC Handelsblad)
16.00 uur aanvang debat met historicus Luc Panhuysen en Folkert de Jong, moderator Marco van Baalen, directeur Haags Historisch Museum
16.45 uur einde debat
17.00 uur onthulling beeld Dutch Mechanisms, hoek Spui / Lange Poten (tegenover het Binnenhof, vlakbij de Gevangenpoort)

Toegang is gratis, reserveren gewenst via e-mail: reserveren@stroom.nl.

 

Je moet niet aan het inkomen van de Oranjes komen

Uit: De Republikein, no. 2, juni 2016, jaargang 12

PvdA’er gestraft door greep in de kas van de Oranjes?

Liep de PvdA’er Jo van der Hoeven in 1980 een benoeming tot vice-voorzitter van de Raad van State mis omdat hij zich had ingezet voor fiscalisering van het privé-vermogen en inkomen van leden van het koninklijk huis? H.U. Jessurun d’Oliveira volgt het spoor terug en vroeg opheldering bij zowel toenmalig premier Van Agt als diens vicepremier Wiegel.

Van Agt:  ‘Je moet niet aan het inkomen van de Oranjes komen’

Tekst: H.U. Jessurun d’Oliveira

In 1980 speelde een affaire die de benoeming betrof van een nieuwe vice-voorzitter van de Raad van State. Het gerucht ging, dat die sterk te maken had met de fiscalisering van het inkomen van leden van het koninklijk huis.
Wat was het geval? In 1969 was een staatscommissie tot herziening van de grondwet ingesteld, en daaruit was door de regering een subcommissie benoemd die zich moest buigen over de vraag of de regeling voor de vrijdom van personele lasten ongewijzigd diende te worden gehandhaafd of niet. Deze subcommissie, de Commisie belastingvrijdom Koninklijk Huis,  bestond uit de heren Simons (VVD), Van der Hoeven (PvdA)  en De Pous (KVP), die moesten rapporteren aan de voltallige staatscommissie, en deze weer aan de regering. De subcommissie adviseerde voor wat betreft de  uitkeringen dat  het heffen van inkomstenbelasting een vestzak-broekzakoperatie zou worden en daarmee zinloos ( waar ik nog  wel iets tegenin zou kunnen brengen), maar dat het heffen van belasting op privé-inkomen en – vermogen wel degelijk in aanmerking kwam, voor zover aan die inkomens- en vermogensbestanddelen geen publieke, met de functie samenhangende aspecten verbonden zijn.

jo-van-der-hoeven
Jo van der Hoeven

Geldelijk vermogen

Interessant is de opmerking dat ‘deze beschouwing aan waarde ( zou) inboeten, indien de Koningin en leden van haar Huis zouden beschikken over geldelijk vermogen van zeer grote hoogte. De commissie heeft omtrent de werkelijke hoogte van het vermogens en inkomen voldoende inlichtingen ontvangen om tot de overtuiging te geraken, dat zulks zich niet voordoet, noch in de nabije toekomst zal voordoen’.

Het advies werd door de voltallige staatscommissie overgenomen en ter kennis van de regering gebracht. Het advies heeft geleid tot wijziging van het toenmalige artikel 22 Grondwet ( het huidige art.40), en tot de daaronder hangende wet Financieel statuut van het Koninklijk Huis (1972), die in 1980 nog een keer gewijzigd is in verband met de troonsafstand van Juliana, en ook in 2008 nog geamendeerd is.

In deze wetgeving werden inderdaad privé-inkomen en vermogen van de betreffende leden van het koninklijk huis gefiscaliseerd, voor zover zij niet werden aangewend voor hun publieke taken. Ook werd de uitkering van de koning gerelateerd aan het salaris van de vice-voorzitter van de Raad van State. Men kan zich indenken dat Juliana en haar gedoodverfde troonopvolgster Beatrix niet blij waren met deze ontwikkelingen, die ook nog eens gepaard gingen met het flink beperken van de kring van koninklijke uitkeringstrekkers in de koninklijke familie.
Een van de boosdoeners was Prof.mr. Jo van der Hoeven, oud-hoogleraar en rector magnificus  (1964-1968)  aan de Universiteit van Amsterdam, en vanaf 1973 lid, later, vanaf 1976 voorzitter van de afdeling rechtspraak van de Raad van State. Hij zou geknipt zijn voor de post van vice-voorzitter van de Raad van State als opvolger van M. Ruppert die op 1 oktober 1980 zou aftreden. Maar Van der Hoeven viel uit de boot. Wat was er gebeurd?

Een analyse van de opvolging van Ruppert vinden we in het Reformatorisch Dagblad van 21 mei 1997, van de hand van A. de Jong. Op de dag van het aftreden van W.Scholten als opvolger van Ruppert schreef deze:

‘Toen in de nadagen van het kabinet Van Agt- Wiegel de vice-voorzitter van de Raad van State, dr. M.Ruppert zijn vertrek aankondigde, benoemde het kabinet “in no time” mr. W. Scholten als zijn opvolger. Dat werd meteen een kleine rel. Oppositieleider Den Uyl was woedend over deze in zijn ogen partijpolitieke benoeming.
Een woede die begrijpelijk genoemd kan worden. Het was immers niet vreemd geweest als bij het vergeven van een zo belangrijke post als het vice-voorzitterschap van de Raad van State eerst aan de grootste politieke partij, de PvdA, was gedacht. Daarbij kwam  dat de socialisten in de persoon van Van der Hoeven een zeer geschikte kandidaat voor handen hadden. Bovendien stond Van der Hoeven op de voordracht van de Raad van State, die door het kabinet blijkbaar geheel genegeerd was.
Het kabinet besefte wel, dat de benoeming van Scholten geen schoonheidsprijs verdiende. Dat blijkt uit de haast waarmee de zaak werd doorgedrukt. Nog op dezelfde dag 20 juni 1980 waarop het plompverloren met de mededeling kwam dat een van haar bekwaamste ministers na slechts twee jaar dienst het kabinet alweer ging verlaten, bekrachtigde koningin Beatrix, op werkbezoek in Assen, het besluit. (…) De benoeming van Scholten tot vice-voorzitter van de Raad van state op dat moment kan moeilijk anders worden gezien dan als een strategische zet van Van Agt. Het was immers niet onwaarschijnlijk dat er binnenkort een kabinetscrisis zou ontstaan. En wat is bij de  vorming van een nieuw kabinet voordeliger dan een CDA’er  als eerste adviseur van de koningin?  Scholten werd in het politieke stratego van Van Agt een vooruitgeschoven post.’

Tot zo ver deze onverdachte bron.

Rondzoemend gerucht

Is deze verklaring, dat het CDA een partijgenoot bij de hand wilde hebben bij een nakende kabinetscrisis, ook de juiste? In de eerste plaats is vast te stellen dat het CDA pas vanaf oktober 1980 van start ging; ten tijde van de benoeming bestonden KVP, AR en CHU nog afzonderlijk. Er is een ander verhaal in omloop, dat trouwens ook gedeeld werd door Van der Hoeven zelf, zoals een van zijn toenmalige medewerkers mij vertelde. En dat is, dat hij de onmin van het paleis had opgelopen door zijn rol bij de sterkere fiscalisering van het privévermogen en inkomen van het koninklijk huis, en daarvoor nu de rekening kreeg gepresenteerd. De onzichtbare invloed van Beatrix zou zijn benoeming hebben verhinderd. Dit gerucht ging indertijd al, en bleef rondzoemen. Kan van deze versie nog iets achterhaald worden? Ik probeerde het.

Sinds begin van dit jaar zijn de stukken uit de ministerraad uit die tijd voor publicatie vrijgegeven. Ik meldde mij dus bij het Nationaal Archief om te zien of er in de ministerraad van 20 juni 1980 iets te vinden zou zijn. Ja, wel iets. Agendapunt 16 c: benoeming vice-president Raad van State. ‘De Raad stemt in met de voordracht ter benoeming van mr. W. Scholten met ingang van 1 oktober 1980.’ Punt. Notulen goedgekeurd met de handtekening van Van Agt. De voordracht kon ik bij de onderliggende stukken niet aantreffen, en dat vond ik verdacht. Ik besloot Van Agt een briefje te schrijven om opheldering. ’Bij mijn weten had de Raad van State de heer Van der Hoeven als vicevoorzitter voorgedragen, maar is er onderweg iets gebeurd, waardoor hij van de voordracht is afgerold of een nieuwe voordracht is opgesteld. Kunt u hier enige opheldering over verschaffen?’

Geen Minister van Staat

Na een paar weken, op 6 april,  werd ik opgebeld. ‘Met van Agt. Ik reageer zo traag, omdat mijn telefoon de dienst heeft verzaakt, ik ben aan het verhuizen, en wij alpha’s staan machteloos in zo’n situatie. Wat de zaak zelf betreft: amice, helaas kan ik me er niets van herinneren, ik ben namelijk inmiddels hoogbejaard. Ik heb mijn hersens gepijnigd, hoe is dat indertijd is verlopen, maar waarachtig, niets kan ik me ervan herinneren. Maar er is hoop. Wat ik ga doen is Hans Wiegel bellen, die is nog jong. Hij was minister van Binnenlandse Zaken, dus hij heeft de voordracht gedaan. Dat je niet aan het inkomen van de Oranjes moet komen, heeft ook Piet de Jong gemerkt: die is daardoor geen Minister van Staat geworden. Zelf ben ik dat ook niet, en ik weet ook wel hoe dat komt.’

Drie weken later, op 21 april, word ik ’s ochtends opgebeld op mijn vaste telefoon: ’Met Wiegel .Ik heb u gisteren al eens gebeld, met het verzoek om terug te bellen, maar nu doe ik het zelf maar.
Ik: ‘Gisteren zat ik nog in Andalusië. Vandaar.’
Wiegel: ’Van Agt heeft me uw brief doorgestuurd, professor, met het verzoek u te berichten.’
Ik:’ Ja, van Agt zei hoogbejaard te zijn en in verband daarmee zich niets te kunnen herinneren. Tongue in cheek natuurlijk.’
Wiegel lacht, en zegt: ’Ik weet nog precies hoe het gegaan is. Het mandaat van Ruppert liep op zijn eind, en zoals te doen gebruikelijk maakte de Raad van State een voordracht op. Deze bleek te bestaan uit twee personen: Veringa (KVP) en Van der Hoeven vanwege het PvdA-smaldeel. Het was op een donderdag dat Ruppert en ik over de voordracht spraken. Deze vertelde me niet gelukkig te zijn met de voordracht. Veringa was veel te aardig en te soft, en Van der Hoeven was uitermate bekwaam, maar had niet zoveel op met mensen die minder pienter waren dan hijzelf dacht te zijn. Die neerbuigendheid en ongeduldigheid maakten hem evenmin geschikt voor de positie. Dat ging niet werken. Ruppert en ik praatten door en er passeerden andere namen de revue. Een daarvan was van Scholten, de minister van defensie, die ook jaren lid was geweest van de Raad van State. “Waarom nemen we die niet?”
Ruppert vond het een goed idee, dus heb ik meteen Scholten gepolst. Hij werd daardoor wel overvallen. Ik zei: “Jij moest het maar worden.” Waarop Scholten: “Wat moet ik doen?” Ik zei: “Ja of nee zeggen, en snel, want ik wil het morgen in de ministerraad brengen”.  Scholten stemde toe, ik bracht Van Agt op de hoogte,  en de volgende dag bracht ik de voordracht  mondeling in de ministerraad. Die ging akkoord. Er zijn geen papieren gewisseld. Het ijltempo voorkwam een heleboel gedoe en speculatie. We dachten: snel doorzetten. Zodra de benoeming bekend werd ontstond er krakeel. Natuurlijk was de PvdA boos, want die had op Van der Hoeven gerekend, en niet weer op iemand uit de christelijke partijen.’

Bemoeienis van de koningin?

Daarop vroeg ik Wiegel of het kabinet van de koningin nog bemoeienis met de benoeming had gehad, zoals tongen beweerden. Wiegel: ‘Nee, absoluut niet. De koningin is niet in de benoeming gekend. Dit had niets te maken met de fiscalisering van het inkomen van het Koninklijk Huis. Ik kan het me niet voorstellen.’ De vers op 30 april 1980 aangetreden Beatrix , op werkbezoek in Assen, had het koninklijk besluit, haar per ijlkoerier opgediend,  nog op dezelfde dag getekend.

Dat was dus dat. Uit het voorgaande rijst het beeld op dat niet Van Agt, die de CDA-invloed  avant la lettre wilde vergroten, maar Wiegel de drijvende kracht achter de benoeming van Scholten was. Daarbij ziet het er naar uit, dat karakters meer de doorslag hebben gegeven bij de (negatieve) selectie dan het track record  van Veringa en Van der Hoeven op een aantal gevoelige kwesties. Van der Hoeven, die men als een doorbraaksocialist kan beschouwen – hij kwam uit een lutheraans nest – had geen vete met het koningshuis. Integendeel. Hiervan getuigt onder meer een bijdrage van zijn hand in het blad Nieuw Europa, december 1962, over ‘De Plaats van de Vorstenhuizen in een Verenigd Europa’, waarin hij het in een genuanceerd maar doortastend betoog opneemt voor het voortbestaan van monarchieën in federale verbanden zoals de Europese Gemeenschappen.’ Zoals de zaken er nu voorstaan levert het koningschap in verschillende west-europese landen  vooralsnog geen moeilijkheid op de weg naar de vorming van een federatief Europees verband.’ En : ’Bij die samenbundeling zijn immers volken en hun politieke organisatie betrokken in de historische vorm, die zij nu eenmaal hebben gevonden. Daartoe behoren, juist in ons werelddeel, een aantal parlementaire monarchieën, die tot de meest stabiele  politieke systemen ter wereld gerekend moeten worden.’  Ook deze socialist brak dus een lans voor het integreren van monarchieën in staat en Europa, en stond dus bepaald niet vijandig tegenover God, Nederland en Oranje.

Theologisch aandoend debat

Toch zat er een luchtje aan de benoeming. Leest men de Handelingen van de Tweede Kamer  over het onderwerp na, dan rijst een beeld op van een theologisch aandoend debat over de aanbevelingsbrief die de Raad van State op 18 juni had uitgebracht. Den Uyl had een interpellatiedebat gevraagd en dat vond plaats op 25 juni; de dag daarop bracht Wiegel, opgeschrikt door in de kranten geuite twijfel aan zijn integriteit in de kwestie,  de brief van de Raad van State in de openbaarheid. Een stevig debat, vlak voor het zomerreces, ontspon zich op 26 juni over de juiste exegese.

In de brief staat onder meer: ’De leden van de Raad  menen dan ook, dat de keuze zou moeten worden gemaakt uit de leden, waarbij de Raad van State in ruime zin moet worden gezien, inbegrepen mr. W. Scholten, die de Raad niet lang geleden heeft verlaten.’  En: ‘Daaruit komen voor ons, als eenstemmig standpunt, twee namen naar voren van leden van de Raad, die geschikt worden geacht voor de functie van Vice-President. Zij moeten nevengeschikt worden gelezen, en worden in alfabetische volgorde genoemd: Mr. J. van der Hoeven en dr. G.H.Veringa.’
Daaruit is toch moeilijk iets anders te lezen dan dat  Scholten wel tot de kring van leden van de Raad van State waaruit gekozen zou moeten worden wordt gerekend, maar dat twee andere namen  unaniem naar voren worden gebracht.  Waarom anders die nadrukkelijke ex aequo aanduiding, dubbel geborgd door de alfabetische volgorde? Dat is de lezing Den Uyl , Lubbers, Terlouw, en anderen. Daartegenover de lezing Wiegel: Scholten wordt ook uitdrukkelijk genoemd, en de Raad geeft alleen een mening over de taak van de Vice-President als leidinggevende in het college, maar niet over diens adviserende functie, dus  in zover was het kabinet vrijer in zijn keus. Een gewrongen interpretatie. Bovendien, waarom kwam de naam van Scholten in het advies opdoemen? Was dat soms een een-tweetje met Ruppert om de weg vrij te maken voor de switch? Kwam de brief voor of na het gesprek met Ruppert waarover Wiegel in zijn telefoontje met mij rept? Waren er niet nog meer recente ‘buitenleden’ van de Raad die in aanmerking konden komen? Waarom werden die niet genoemd?

Voor zover mijn recherches strekken moet ik tot de conclusie komen dat Van der Hoevens greep in de buidel van de Oranjes geen grond is geweest voor zijn niet-benoeming als vice-voorzitter van de Raad van State. Als hij op het paleis niet zou worden ontvangen met open armen en op instigatie van de vers ingehuldigde Beatrix  afgekruist zou zijn, zou Veringa aan het langste eind hebben moeten trekken. Dat is niet gebeurd, dus is er iets anders aan de hand. In hoever hogere politiek een rol heeft gespeeld blijft daarmee voor mij een open vraag. Is het afserveren van de beide door de Raad van State voorgedragen figuren wegens hun uiteenlopend ongeschikte karakters een maskerade geweest voor een partijpolitieke strategie?  Welk belang had de VVD’er  Wiegel, de drijvende kracht achter de benoeming, om een CHU (CDA)-kandidaat op het schild te hijsen? Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat beide kandidaten  van de Raad eerder progressief waren en Scholten conservatief. Trouwens ook een aanhanger van Go Ahead, en dat pleit natuurlijk weer voor hem. Misschien is er toch more than meets the eye. Dat Den Uyl – terzijde geschoven door van Agt en Wiegel  tijdens hun tête à tête in  de Bistroquet,-  behoorlijk misnoegd was laat zich denken; te meer daar hij  en Van der Hoeven sinds hun studententijd bevriend waren. In de SSRA waren de toen nog  vrij steil gereformeerde Den Uyl en de soepeler Lutheraan Van der Hoeven elkaar tegen gekomen en zij kenden elkaar door en door. Beiden hadden ook in de gemeenteraad van Amsterdam hun stempel gedrukt. De PvdA heeft tot 1997 moeten wachten tot het eindelijk met Herman Tjeenk Willink de begeerde positie in de wacht sleepte.

Gelijkheidsbeginsel

En de fiscalisering van inkomen en vermogen van leden van het Koninklijk Huis? Stukje bij beetje wordt er telkens iets van de prerogatieven  van de leden van het Koninklijk Huis afgeknabbeld. Al moet er meteen aan toegevoegd worden, dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de invulling van het criterium voor al dan niet fiscaliseren: van welk deel van het inkomen  en vermogen van de Oranjes die deel uitmaken van het koninklijk huis kan gezegd worden dat het wordt aangewend voor de publieke taken van de vorst en zijn stand-ins? Hierover wordt door de regering altijd in zeer algemene termen gesproken, en vragen over specificering afgewimpeld met overwegingen van privacy. Het zou me niet verbazen als de uitgaven voor de publieke taak flink zijn opgerekt om de belastingvrijdom te bemachtigen. Dat is wat elke andere  rechtgeaarde Nederlander zou doen met zijn aftrekposten. Die privacy gaat maar ten dele op. Als het gaat om besteding van gelden voor de publieke zaak moeten die gelden ook netjes in het openbaar verantwoord worden.

Ik vind dat er ook niet moet worden teruggeschrokken voor de vestzak-broekzak- operatie bij de uitkeringen. Het verhogen van de uitkeringen uit onze rijkskas om de inkomstenbelasting te kunnen betalen en tegelijk het besteedbare inkomen op dezelfde voet te handhaven mag geen probleem zijn. De overheid is niet gestikt in zijn eerste vestzak-broekzak-beweging. Deze manier van uitkeren geldt voor alle uitkeringstrekkers. Waarom voor de Oranjes niet?  Naarmate zij zich meer inspannen om gewoon te doen dienen zij ook gewoner behandeld te worden. En daar hoort gewoon belasting betalen bij, zowel wat hun uitkeringen betreft als voor hun privé-inkomen en vermogen. En zo zijn we steeds meer op weg naar art.1 van de grondwet, en komen de Oranjes onder de ijzeren greep van het gelijkheidsbeginsel.

H.U. Jessurun d’Oliveira is oud-hoogleraar rechtsfilosofie, internationaal privaatrecht, rechtsvergelijking en migratierecht aan de universiteiten van Groningen, Amsterdam en het Europees Universitair Instituut (Florence). Hij is oud-voorzitter van de stichting De Republikein.

Onderschrift foto bovenaan het artikel: Dries van Agt en Hans Wiegel in restaurant Le Bistroquet in Den Haag, 1977. (Foto Theo Meijer)

 


 

Dit artikel staat in de nieuwe editie van ‘De Republikein, tijdschrift voor de betrokken burger’, gewijd aan het thema geld. Ook in dit nummer: de pogingen van de Limburgse politicus Clemens Meerts om net als de koning vrijgesteld te worden van inkomstenbelasting voor de staatsuitkering die hij met zijn bestuurlijke werk verdiende. De koning en directe aanhang betalen geen inkomstenbelasting over hun staatsuitkeringen. Meerts vroeg op de grond van het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel dezelfde behandeling omdat ook hij als lid van de Provinciale Staten en de gemeenteraad (VVD) een vergoeding had genoten voor zijn werk voor de publieke zaak. De Hoge Raad stelde hem in het ongelijk, maar de kans is groot dat Meerts meer weerklank voor zijn klacht zal vinden bij het Europees Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

En verder in deze editie:
In het kritische royaltymagazine ‘De Appeltjes van Oranje‘: De  Argentijnse Panama Papers en de Zorreguieta’s. De Argentijnse president Mauricio Macri gaf onlangs amnestie aan alle betrokkenen bij het grote schandaal rond de Argentijnse bank Banco Republica, die in de jaren ’90, toen Jorge Zorreguieta daar in de directie zat, via offshorebanken voor naar schatting 10 miljard dollar weg wist te sluizen uit de Argentijnse economie. Deze en soortgelijke constructies van grootschalige kapitaalvlucht bracht het land aan de bedelstaf. In 2000 kwam via de onthullingen van de zogeheten ‘malditas cajas’- de voorloper van de Panama Papers – aan het licht dat Zorreguieta en een familielid ook privé gebruik hadden gemaakt van deze fiscale vluchtweg, Met de amnestie van Mari geldt dat nu niet langer als strafbaar. Goed nieuws ook voor Máxima, die zelf in die tijd werkzaam voor een van de firma’s die bij de kapitaalvlucht was betrokken, Mercado Abierto.
Hoe de vorsten verdwijnen van de euromunt. Traditioneel sieren de vorsten van Oranje-Nassau als beeldenaar de nationale munt. In hoeveel versies we Willem-Alexander – de huidige euromunten zijn naar ontwerp van fotograaf Erwin Olaf – zullen kunnen bewonderen staat echter te bezien. Het aantal zou wel eens beperkt kunnen blijven door de afnemende betekenis van muntgeld. Allerlei vormen van elektronisch betalen maken contant geld en vooral kleingeld in veel situaties en op steeds meer locaties overbodig. De contactloze betaling van allerlei kleinigheden zoals een broodje op het station of een kilo bietjes op de markt leidt ertoe dat Beatrix en Willem-Alexander vaak lang in de portemonnee blijven zitten. Als we daarmee in het huidige tempo doorgaan zal het ogenblik komen waarop het te duur gaat worden om nog euromunten met verschillende nationale beeldenaren te maken. Ongetwijfeld zal zo’n beslissing op fors verzet stuiten – vlag en munt zijn zo’n beetje de sterkste nationale symbolen – maar de economische realiteit zal uiteindelijk het laatste woord hebben. We zien het nu al aan de problemen waarin de Koninklijke Nederlandse Munt verkeert. Het bedrijf draait met verlies, enerzijds door mismanagement en een verknoeide order voor Chili, anderzijds door structurele overcapaciteit op de Europese ‘muntmarkt’.
Adriaan Boiten over de teloorgang van het commercieel republicanisme. De Amsterdamse graanhandelaar Cornelis Hooft stond in 1585 aan de wieg van de politieke traditie van het commerciële republicanisme. ‘Geldrijkheid’ was de pilaar onder de Republiek der Verenigde Provinciën die tot 1750 de rijkste natie van Europa vormde. Daarna gingen de regenten een monsterverbond aan met de Oranjes.
Bekeerde prinses Irene Vrij Nederland’s Joop van Tijn tot een meer minzame houding tot de monarchie? De net verschenen biografie van het legendarische opinieweekblad ‘De gouden jaren van het linkse levensgevoel’ door John Jansen van Galen licht een tip op van de sluier.
Waarom mag de bitcoin geen geld heten? Het ontstaan en gebruik van elektronisch geld, de Bitcoin, verandert de manier waarop we (financieel) zaken met elkaar doen. Derde partijen als de bank, overheid of notaris zijn niet langer noodzakelijk. Dat heeft te maken met de (opensource) technologie waar bij Bitcoin transacties gebruik van wordt gemaakt: de Blockchain. De Blockchain is als het ware een grote online database waar alle transacties die met de Bitcoin worden betaald worden geadministreerd. En in tegenstelling tot veel andere administraties, is deze administratie altijd toegankelijk en inzichtelijk voor iedereen, altijd! Steeds meer grote organisaties experimenteren met het gebruik van blockchain-technologie. Het is dan ook de hoogste tijd om stil te staan bij de juridische consequenties en governance. Wat zijn de te verwachten juridische en bestuurlijke problemen en kansen? Daarover vindt aan  de Rijksuniversiteit Groningen 22 juni  een congres plaats. Een van de sprekers, de Groningse juriste Roos Koolhoven schreef voor de Republikein een essay over geld als sociaal-psychologisch fenomeen.  Volgens een uitspraak van de rechtbank Overijssel mag de bitcoin niet worden beschouwd als ‘geld’. Maar waarom eigenlijk niet?
Plus: Hans der Lugt over de zeepbellen van de Chinese economie, columns van Sjoerd de Jong over CSN&Y versus Donald Trump en Sjoerdje van Heerden over het proletariaat der promovendi en Anton van Hooff prijst de Akte van Verlatinghe.

 

Geld zij met ons

DE REPUBLIKEIN | ACTUEEL NUMMER

JAARGANG 12, NR.2, JUNI 2016

THEMA: Geld zij met ons

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

Belastingvrijstelling koning contra het gelijkheidsbeginsel
René Zwaap

PvdA’er gestraft door greep in de kas van de Oranjes?
H.U.Jessurun d’Oliveira

Interview: Richard Happé over de Panama Papers
Gijs Korevaar

Het commercieel republicanisme van De La Court
Adriaan Boiten

Koningen gedoemd van euro te verdwijnen
Maurits van den Toorn

Chinese zeepbel volgt Japans voorbeeld
Hans van der Kolk

Referendum op komst tegen TTIP en CETA
Arjen Nijeboer

Het digitale anarchisme van de Bitcoin
R. Koolhoven

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: ‘Republikeinen moeten er ook zijn’
René Zwaap

Van het republikeinse front | Agenda

Gedichten voor deze tijd: Mijmeringen van een republikein
Tom deLagh

Het Plakkaat van Verlatinghe dient geëerd met Nationale Onafhankelijkheidsdag
Anton van Hooff

Boeken: De roofkoning en Hoe de verzorgingsstaat verbouwd wordt
Gijs Korevaar | Maurits van den Toorn

Politiek en popmuziek zijn vreemde bedpartners
Sjoerd de Jong

Appeltjes van Oranje (2): de Oranjeliefde van Vrij Nederland

Gastcolumn: Promoveren met klinische depressie
Sjoerdje van Heerden

 

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

1 15 16 17 18 19 22