Paulus Lauters: Gevechten bij het Warandepark en Koningsplein in Brussel in september 1830

‘Sire, België is voor U verloren!’

 

In zijn onlangs verschenen boek Oranje in revolutie & oorlog besteedt de Utrechtse historicus Jeroen Koch ruim aandacht aan de ongelukkige wijze waarop koning Willem I het Belgische nationalisme meende te moeten bestrijden. Hoe een absoluut monarch zijn eigen politieke graf groef.

Tekst René Zwaap

Wanneer Koning Willem I in augustus 1830 een bezoek brengt aan de Tentoonstelling van de Voortbrengselen der Nederlandsche Nijverheid in Brussel, staat zijn Verenigd Koninkrijk op het punt van scheuren. Maar de monarch is zo van zichzelf vervuld dat hij niets in de gaten heeft. In de zorgvuldig geregisseerde huldebetuigingen die hem overal ten deel vallen tijdens een goodwill-tournee in het zuiden van zijn koninkrijk ziet hij het bewijs dat zijn Belgische onderdanen innig aan hem zijn verknocht. In werkelijkheid koken de Belgen van opgekropte frustraties met het Oranje-regime en staat de revolutie op het punt van uitbreken.

De boeren zuchten onder de graanbelastingen die de Hollandse koning hen oplegt. De R.K. priesters lopen te hoop tegen de godsdienstpolitiek van de koning, die probeert de benoemingen van bisschoppen in handen te krijgen, jezuïeten het land laat uitzetten en achter de schermen zelfs afkoerst op afschaffing van het RK geloof ten bate van een algemeen christelijke staatskerk. De Franstalige Vlamingen – de franskiljons – verzetten zich tegen de taalwetten van de koning, waarin hij ernaar streeft het Nederlands de enige toegestane taal in het officiële verkeer te maken. Behalve in de Franstalige provincies en Luxemburg wordt vanaf 1 januari 1823 het Frans als taal van de staat afgeschaft. Ambtenaren, juristen en docenten die het Nederlands onvoldoende beheersen kunnen een promotie gevoeglijk op de buik schrijven. Het is het ideale recept voor oproer, vooral in de pers. Justitie-minister Felix van Maanen, alias de ‘windvaan’, door alle turbulentie van de Bataafse Republiek, het Koninkrijk Holland én het Franse Keizerrijk vast in het zadel gebleven, is fervent pleitbezorger van de nationale eenheidstaal en smijt opstandige journalisten, zoals de geliefde Louis de Potter, zonder pardon in het cachot.

In de Zuidelijke Nederlanden was gedurende de Franse tijd een modern politiek klimaat ontstaan, schrijft historicus Jeroen Koch, verbonden aan de Universiteit Utrecht, in zijn recent verschenen studie Oranje in revolutie & oorlog, een Europese geschiedenis,1772–1890. ‘De onvrede van de leden van de balie en de rooms-katholieke clerus in de Zuidelijke Nederlanden had een duidelijke oorzaak. Meer dan anderen voelden zij de druk die de centrale overheid uitoefende om de heterogene natie cultureel te verenigen. Taalbesluiten, onderwijshervormingen en een dirigistische kerkpolitiek moesten een perfect amalgaam opleveren’.

 

Allergisch voor oppositie

De koning creëerde zo eigenhandig de revolutie die hem ten val zou brengen, is de visie van Koch. ‘Allergisch voor oppositie eiste hij van alles en iedereen medewerking; Van het onderwijs, de pers, de kerken en de volksvertegenwoordiging, van zijn ministers, onderdanen en zoons’. Zijn zoon prins Willem van Oranje, veel geliefder in het Zuiden dan zijn vader wegens zijn verdiensten op het slagveld van Waterloo, ziet de ernst van de weerstanden in het zuiden veel beter in. ‘De koning heeft weinig vertrouwen in mij, omdat we over het een en ander totaal verschillend denken’, schrijft hij kort na zijn benoeming tot vicevoorzitter van de Raad van State en voorzitter van de ministerraad aan zijn zwager tsaar Nicolaas. Hij had deze ‘penibele positie’ enkel aanvaard omdat ‘het een belangrijke plicht is mijn vader bij te staan in de crisis waarin wij ons momenteel bevinden, en opdat niemand mij er ook maar van verdenkt oppositieleider te willen zijn, en om trouw aan mijn vader te zijn en onherroepelijk met hem ten onder te gaan als hij de modder in zakt.’

Wanneer Willem I Brussel aandoet is in Parijs de voorgaande maand Bourbon-koning Karel X is van zijn troon gestoten in ruil voor ‘burgerkoning’ Louis-Philippe. Het revolutionaire vuur heeft Brussel bereikt. ‘Weg met de Hollanders, weg met Van Maanen, aan de galg met die lui!’, weerklinkt het in de straten. Oproerkraaiers zingen de Marseillaise en eisen onafhankelijkheid van België. ‘Vive De Potter!’, roepen ze. ‘Merde pour le Roi! Vive la liberté!’ Kort voor de verjaardag van de koning, op dinsdag 24 augustus, kondigen aanplakbiljetten aan:

‘Maandag: vuurwerk

Dinsdag: illuminatie

Woensdag: revolutie’.

 

Revolutie in de opera

En het is inderdaad revolutie dat die woensdag op het programma staat. Het begint in de Brusselse Koninklijke Muntschouwburg. Daar is een opvoering van La Muette de Portici, een spektakelstuk van de Franse componist Daniel-François-Esprit Auber over een zeventiende-eeuws Napolitaans volksoproer tegen de Spaanse heerser. Het jaar daarvoor had de koning deze voorstelling zelf nog nog bijgewoond. Het revolutionaire karakter van het zangspel — halverwege slachten de Napolitanen de koninklijke wacht af — stuitte toen niet op bezwaar. Maar met de julirevolutie in Frankrijk net achter de rug krijgt het stuk een geheel andere lading. Avond aan avond zetten studenten van het Brusselse Atheneum het duet ‘Amour sacré de la Patrie’ in als belijdenis van hun nationalistische hartstochten:

 Amour sacré de la Patrie,

Rends-nous l’audace et la fierté,

À mon pays je dois la vie,

Il me devra la liberté.

 

(Heilige liefde voor het Vaderland,

Schenkt ons moed en maakt ons trots,

Voor mijn land offer ik mijn leven,

Het zal mij de vrijheid geven).

 

Opgekropte emoties

Die 25ste augustus komt de zaal niet meer tot bedaren. De opgewekte emoties nemen bezit van het publiek in de veilige duisternis van de zaal tijdens de opvoering. ‘Aux armes!’, schalt het door de schouwburg. Opgewonden vertrekt een deel van de toeschouwers naar het centrum van Brussel. Bij de regeringskrant Le National, opgezet op last van Willem I als propaganda-instrument, vliegen de stenen door de ruiten. Het Brusselse huis van minister Van Maanens huis wordt geplunderd en in brand gestoken. Binnen enkele weken is de roep om hervormingen omgeslagen in een nationale revolutie met als inzet een onafhankelijke Belgische staat.

‘Sire, België is voor u verloren’, fluisteren de raadgevers de koning in het oor, maar hij weigert dat te geloven. Willem I voelt zich verraden door zijn Zuid-Nederlandse onderdanen. ‘Ik hield mij bezig met de zorg om de lasten van het volk te verligten,’ verklaart hij tijdens een inderhaast ingelaste vergadering van de Staten-Generaal, ‘toen eensklaps te Brussel, en, naar dat voorbeeld, weldra ook in sommige andere plaatsen des Rijks, een oproer uitbarstte, gekenmerkt door tooneelen van brandstichting en plundering, waarvan de voorstelling aan deze Vergadering, voor mijn hart, voor het nationaal gevoel en voor de menschheid te bedroevend zijn zoude.’

 

Grimmige meute

De koning zint op wraak. Hij zendt zijn zonen Willem en Frederik naar Brussel om de ‘Belgische muiterij’ te beëindigen. Prins Willem hoopt de opstandelingen met rede te kunnen overtuigen en meldt zich met een klein gezelschap te paard bij de versperde Lakense Poort van Brussel. Ze worden opgewacht door een grimmige meute uitgerust met slagersmessen, rieken, sabels en musketten. Begeleid door de burgerwacht bewegen de prins en zijn helpers zich naar de Grote Markt. Op het Muntplein spreekt de prins de menigte toe: ‘Door mij onder u te begeven, wil ik u mijn vertrouwen bewijzen. Ik ben uw vriend, Brussel! Bij Waterloo heb ik met mijn bloed mijn gehechtheid aan u bezegeld. Aan het hoofd van Belgische soldaten ben ik gewond geraakt’.

Bij het stadhuis herhaalt de prins zijn vredesboodschap. Maar zijn paard raakt schichtig in het gedrang en trapt een omstander, die bewusteloos neervalt. ‘Hij is dood!’ roept iemand. Haastig wisselt de prins van paard en hij zoekt een weg om te ontkomen aan de meute, die allengs in lynchstemming raakt en de Hollandse ruiters begint te bekogelen met stenen. Ternauwernood weet Willem met aanhang het prinselijk paleis in de bovenstad te bereiken. Hij is nu gevangene in zijn eigen stad, beschermd slechts door het Brusselse garnizoen.

De prins zit nog altijd in zijn eigen paleis gevangen als de Brusselse advocaat Alexandre Gendebien, die hij kent als medebroeder in de vrijmetselarij, verslag komt uitbrengen over wat er speelt tussen zijn volksgenoten. Gendebien dringt aan op het ontslag van Van Maanen, herziening van het kiesstelsel, maar bepleit ook een radicalere oplossing: de splitsing van het Koninkrijk in twee autonome delen, waarbij het Belgische gedeelte dan als koning Prins Willem zou krijgen. De prins heeft daar wel oren naar, maar alleen als zijn vader toestemming geeft.

Gendebien dringt aan: de beslissing dient onverwijld genomen. ‘Morgen, rond het middaguur bent u koning van België, op de voorwaarden die ik heb aangegeven, of gijzelaar van Brussel.’ Na het onderhoud met Gendebien schrijft de prins zijn vader. Hij dringt aan op het ontslag van Van Maanen, maar over het hem aangeboden koningschap van België schrijft hij geen woord. Daarna kiest hij snel het hazenpad, gealarmeerd door de komst van een opstandelingenleger van tot op de tand bewapende Luikenaren. Hij zal zijn geliefde Brussel nooit meer terugzien.

 Strafexpeditie

Terug in Den Haag wordt de prins de les gelezen door zijn vader. Hij is in diens ogen veel te toegeeflijk geweest voor de Belgen. Toch ontslaat Willem I tegen zijn zin minister Van Maanen. Maar tegelijkertijd stuurt hij zijn andere zoon Frederik, die net als zijn vader op de harde lijn zit, naar Brussel voor een strafexpeditie. ‘Als Brussel moet branden, zou het beter zijn dat dit niet gebeurt door een van de zonen van de Koning’, luidt de instructie van de vorst aan zijn zoon. ‘Houd Uzelf in reserve voor de ogenblikken waarop U in staat zult zijn genadig te zijn en goede dingen te verrichten.’ Op 21 september trekt Frederik ten aanval. ‘Uwe stad gaat verloren; de krijgsbenden zullen binnenrukken. Vergetelheid zal uwe misslagen bedekken’, dreigt hij de opstandelingen. De stadsoorlog duurt vier dagen, zonder een winnaar op te leveren. Als het Hollandse leger zich op 26 september na bloedige gevechten bij het Koningsplein en het Warandepark terugtrekt, zijn er 400 doden en 1500 gewonden te betreuren.

Terwijl zijn vader nu afkoerst op een totale oorlog, besluit Prins Willem in te gaan op de Belgische avances. Op 15 oktober aanvaardt hij de hem aangeboden Belgische troon, een dag later volgt zijn proclamatie: ‘Belgen! Ik heb uw toestand bestudeerd. Ik begrijp die, en erken u als onafhankelijke natie. […] Ik stel mij in de provincies die ik bestuur aan het hoofd van de beweging die u naar een nieuwe, stabiele toestand leidt en waaraan de nationaliteit kracht zal geven. Ziehier de taal van hem die zijn bloed vergoot voor de onafhankelijkheid van uw gewesten en die zich thans met u verenigt om uw staatkundige onafhankelijkheid te vestigen.’

Ontheiligd

In Den Haag is men verbijsterd. ‘Moge de Prins nimmer weder den voet zetten op Hollandschen bodem, nimmer de asch zijner voorvaderen ontheiligd worden door zijn lijk !’, zo spreekt kabinetssecretaris Groen van Prinsterer de banvloek uit. Willem I laat zijn zoon hard vallen. Tijdens de troonrede van 18 oktober verklaart hij verontwaardigd dat zijn opvolger nu ook tot de ‘afgedwaalden’ behoort. De prins voelt zich verraden en vlucht naar Londen, waar hij steun zoekt en vindt voor zijn Belgische ambities.

Nadat Willem I met de rug tegen de muur – de Britten en de Russen willen hem niet steunen – heeft ingestemd met een opdeling van zijn koninkrijk, in de hoop dat er dan tenminste toch een Oranje op de Belgische troon zal komen, begint in Brussel en elders in Europa het grote namenspel. Otto van Beieren wordt genoemd als potentieel koning der Belgen, maar ook Johann van Saksen, Karl von Habsburg en Louis van Orléans, de hertog van Nemours. Laatstgenoemde, zoon van de nieuwe Franse vorst, wordt na in februari 1831 inderdaad tot koning der Belgen gekozen, maar daar steken de Britten een stokje voor. De koning van het neutrale België dient geen banden te hebben met de vorstenhuizen van de mogendheden. Dan komt de Duitse prins Leopold van Saksen-Coburg-Saalfeld in het vizier. De Zuid-Nederlandse Rooms-Katholieke geestelijkheid zet echter vraagtekens bij het koningschap van de lutherse Leopold en stelt dan liever nog een calvinist van Hollandse makelij als koning te hebben. Met Britse steun wordt er in de Zuidelijke Nederlanden een massale orangistische beweging georganiseerd met als doel Willem II op de Belgische troon te krijgen. Prins Willem financiert de samenzwering met de opbrengst van een heimelijk verkoop van aandelen van zijn Russische echtgenote Anna Paulowna, die beheerd worden door de vrouw van de Russische gezant. 500.000 francs van Anna Paulowna’s vermogen zouden er voor de geheime operatie doorheen worden gejaagd. Zodra ze er lucht van krijgt beklaagt de grootvorstin bestolen te zijn.

Staatsgreep

Met steun van de Britten en zijn vader doet prins Willem een poging tot een staatsgreep. Maar zijn zeshonderd vrijwilligers hebben te diep in het glaasje gekeken als ze de confrontatie aangaan en eindigen in het cachot. Een tweede orangistische coup, in Antwerpen, te plegen door een legertje onder leiding van twee Waterloo-veteranen, wordt verraden. In verschillende Belgische steden breken anti-orangistische rellen uit. Hooggeplaatste militairen en orangisten worden opgepakt. Het nationale pathos mondt in beide kampen uit in hysterie. In februari 1831 besluit de 29-jarige luitenant-ter-zee Jan van Speijk op de Schelde bij Antwerpen zijn op drift geraakte kanonneerboot met bemanning en al op te blazen om te voorkomen dat hij zich moet overgeven aan de opstandelingen. Zijn famous last words ‘Dan liever de lucht in!’ bezorgen hem een heldenstatus die in geen verhouding staat tot het militair-strategisch volmaakt zinloze offer van zijn eigen leven en dat van zijn manschappen.

Op 21 juli 1831 wordt Leopold van Saksen-Coburg-Saalfeld als koning der Belgen in Brussel ingehuldigd. De meeste Nederlanders blij van de‘muitzieke Belgen’ verlost te zijn, maar de koning wil van geen opgeven weten. Hij is geobsedeerd door herstel van het Verenigd Koninkrijk: ten koste van economie en schatkist houdt hij het leger gemobiliseerd, geeft hij Belgische opposanten tegen Leopold I financiële steun en hoopt hij zelfs dat een grote oorlog het continent in chaos zal storten zodat hij zijn rechtmatige bezittingen kan heroveren.

 

Tiendaagse veldtocht

In augustus 1831 stuurt Willem I 37.000 manschappen, versterkt met vele studenten van de vrijwillige jagerscompagnieën, over de nog altijd niet door hem erkende Belgische staatsgrens. Prins Willem voert het bevel. Maar het komt niet verder dan enkele schermutselingen bij Hasselt en Bautersem. Het beleg van Leuven eindigt met een staaltje symboolpolitiek: prins Willem krijgt van Leopold toestemming om in triomf door de stad te paraderen mits hij daarna direct weer opkrast. Aldus geschiedt. Leopold heeft zich inmiddels verzekerd van Franse militaire steun. De veldtocht duurt niet langer dan tien dagen.

Nog een keer vlammen de orangistische hartstochten in België op wanneer de Belgische staat in 1834 aankondigt prins Willems kostbare paardenstal in paleis Tervuren op te willen doeken. Als het gerucht gaat dat de oude Wexy — het in de Oranjepropaganda mythisch gemaakte strijdros van de Oranjeprins tijdens de slag bij Waterloo – in de straten van Brussel een mestkar zal moeten trekken, besluiten orangistische aristocraten via intekenlijsten geld in te zamelen om de paarden te kopen en aan prins Willem te retourneren. Het leidt tot de nodige schermutselingen.

Pas in 1839 komt het tot een vredesregeling tussen Nederland en België. Een jaar later hangt Willem I – ‘ontgoocheld, moegestreden en hevig bekritiseerd’, aldus Koch – zijn kroon aan de wilgen. Prins Willem volgt hem op als Willem II. Nog twee halfslachtige, door Willem II gefinancierde pogingen tot staatsgreep volgen voordat Oranje de strijd definitief opgeeft. ‘Na het overlijden van Willem II in 1849 restte er van het Belgische orangisme nog slechts een heimweecultus’, aldus Koch. In zijn ogen was de scheuring niet onvermijdelijk. ‘Tot afscheiding van België had het niet hoeven komen’, stelt hij. ‘In Duitsland hadden Napoleon en het Congres van Wenen tal van staten succesvol samengevoegd en al sprak iedereen er een variant van het Duits, de religieuze verschillen waren soms minstens zo groot als in de Nederlanden. Feit bleef dat Willem I wel maatregelen over zijn onderdanen uitstortte, maar geen politiek bedreef of bemiddelde tot er een compromis was bereikt’. Zo groef hij zijn eigen politieke graf en ging België voorgoed voor Holland verloren.

 

Jeroen Koch

Oranje in revolutie & oorlog

Een Europese geschiedenis, 1772-1890

Boom uitgevers Amsterdam

ISBN 9789024409570 | 500 blz.