Thom de Lagh

In Memoriam Piet Veling, a.k.a. ‘Rooie Pietje’ (1953-2021): ‘Waar zijn de mensen die vechten voor de stad?’

Maandag 8 februari jl. overleed te Amsterdam op 68-jarige leeftijd Piet Veling, beter bekend onder zijn bijnaam ‘ Rooie Pietje’ . In de jaren ’70 was hij een van de meest prominente activisten tegen de voorgenomen sloop van de Nieuwmarktbuurt. Bij wijze van In Memoriam herplaatsen wij het interview dat onze redacteur Thom deLagh verleden jaar met Rooie Pietje voerde in een terugblik op zijn leven en de historische rellen van 30 april 1980 in Amsterdam tijdens ‘Geen woning, geen kroning’.

Tekst Thom deLagh

Amsterdam, 30 april 1980, ca. 13.00 uur.

De voorzichtige lentezon doet zijn best om door de grauwe mist heen te breken. Een scherp riekende dikke walm die de feestelijkheden ter gelegenheid van de inhuldiging van Beatrix omsluiert. Veroorzaakt door vuurwerk, brandende banden en rookbommen.

Op het Rokin staat een wat tengere man met lange, opvallend rode haren en een gifgroen brilletje heftig te gebaren naar de brandweercommandant. Er zijn twee zuurstofflessen in een van de vele brandhaarden verzeild geraakt. Of gegooid. Ze dreigen te ontploffen. Uit alle macht probeert hij de levensgevaarlijke situatie duidelijk te maken. Een catastrofe wordt ternauwernood afgewend. Vol goede moed gaat de tengere man weer verder met stenen gooien. De brandweercommandant gaat weer blussen en spuit hordes oproerkraaiers het Rokin af.

Die tengere man heet Piet Veling. Ofwel Rooie Pietje, zoals hij in krakerskringen en ver daarbuiten bekend is. Nu, bijna veertig jaar later, tref ik hem op zijn bootje, gelegen aan de Oude Schans ter hoogte van het ’s Gravenhekje. Een levensgevaarlijke onderneming via glibberige loopplankjes brengt me bij hem aan boord. Een geurend mengsel van dieselolie en hasj heet mij welkom.

Het bootje is wat oud maar comfortabel. Nog een paar dagen en dan vertrekt Rooie Pietje met schip en al richting Harlingen. Hij keert de stad de rug toe, moegestreden als hij is. Jarenlang trachtte hij met alle middelen de macht van het grootkapitaal af te wenden. Een roepende in de woestijn is hij geworden. De jeugd heeft het stokje niet willen overnemen.

Katholieke opvoeding

Piet Veling, half Iers, half Amsterdams, geboren in de keurige Valeriusstraat. Daarna verhuisd naar de al even keurige Eemsstraat in de Rivierenbuurt. Een tamelijk streng katholieke opvoeding in het Amsterdam van de jaren vijftig die, mede door gezondheidsproblemen, werd onderbroken door een periode op het jongensseminarium in Twello en de (uiteraard) Rooms-katholieke Geert Groote LTS in Deventer.

Piet Veling nu
Piet Veling, alias Rooie Pietje, (1953-2021)

Hij viel al snel op door zijn wat piekerige rode haren. Vandaar zijn bijnaam. Rooie Pietje viel ook al snel op door zijn technische vaardigheid, keurige voorkomen en welbespraaktheid.
Na terugkomst in Amsterdam overleed zijn moeder en was hij al snel op zichzelf aangewezen. Dakloos en vol idealen.
Rap ontwikkelde hij zich tot een van de bepalende figuren in de toen bloeiende krakersbeweging in de Republiek Amsterdam. Door het schrijnende woningtekort in Amsterdam (toen ook al) was er, wilde je een dak boven je hoofd hebben, bijna geen andere mogelijkheid dan kraken. Dit werd toentertijd overigens blijmoedig gestimuleerd door de instanties, in het bijzonder door mevrouw Storm van Jeugdzaken, een gemeentelijke afdeling die hem met raad en daad terzijde stond.

Het eerste pand waar hij onderdak vond stond in de Vondelstraat, later gevolgd door de Rozengracht (de Bolsgebouwen) en vervolgens, via een vriendje, naar de Stadstimmertuinen in een pand aan de Dijkstraat dat bekend staat als de Branderij.

Nieuwmarkt
Al snel leverde hij allerlei diensten aan de krakersbeweging. Een beweging die in groten getale aanwezig was in de Nieuwmarkt/Lastagebuurt. Het zou niet lang duren voordat gans het land met deze beweging kennis zou maken.

Geanimeerd vertelt Rooie Pietje over het begin van de Amsterdamse krakersbeweging. Dit had alles te maken met de voorgenomen aanleg van een snelweg, dwars door de oude stad heen. Het voortuitgangsdenken dat na de Tweede Wereldoorlog de boventoon voerde, bepaalde dat Amsterdam, analoog aan Londen, aan cityvorming moest doen. Alle bewoners van de stad moesten richting de nieuw aangelegde tuinsteden, zodat er in het centrum ruim baan was voor bedrijven, overheid en kantoren. In het kader hiervan moest een snelle verbinding door de stad gemaakt worden. Vanuit Utrecht via Wibautstraat, Jodenbreestraat en Nieuwmarkt langs het Centraal Station en dan via Haarlemmer Houttuinen en Haarlemmerstraat richting Haarlem. De desastreuze gevolgen hiervan zijn nog steeds te aanschouwen in de vorm van de Wibautstraat/Weesperstraat die als een litteken door Amsterdam lopen. En als kers op de taart had het gemeentebestuur bedacht dat onder het traject van de snelweg een metrolijn zou moeten komen. Dat hiervoor tientallen woningen, vooral in de Lastage/Nieuwmarktbuurt, gesloopt moesten worden nam de gemeente voor lief. De buurt was toch al hopeloos verpauperd.

Stiekem was Amsterdam wat jaloers op Rotterdam, omdat het stadsbestuur daar na het verwoestende bombardement van mei 1940 met een schone lei aan een infrastructureel monsterproject kon beginnen.

Een groep krakers in de Nieuwmarktbuurt begon zich te organiseren. Van een duidelijke hiërarchie was geen sprake. De Boomspijker, het Bethaniën Koffiehuis, café Hoekje Om werden ontmoetingsplaatsen waar de krakers plannen ontwikkelden om in verzet te komen tegen de aangekondigde sloop. Onder wie Rooie Pietje.
Het eerste succes werd geboekt rond 1971, toen de gemeente het snelwegproject staakte. Een monument op de Jodenbreestraat herinnert hier nog aan. Maar het metroproject moest en zou doorgaan. Terwijl het gemeentebestuur maar voortsteggelde over de financiering van de metro, organiseerde de buurt zich beter en beter. Jaren gingen voorbij. Jaren waarin er een heuse subcultuur ontstond in de Nieuwmarkt. Met allerhande actiegroepen, buurtkrantjes en krakerskroegen. De hele omgeving werd, mede dankzij Rooie Pietje, omgebouwd tot een soort vesting.
Geamuseerd vertelt hij over de luchtbrug die hij bouwde over de Rechtboomsloot naar de Lastageweg. Bedoeld als vluchtroute. Met zijn technische vaardigheid bouwde hij een solide geheel. Bouw & Woningtoezicht van Amsterdam, enigszins verbaasd over dit plots verschenen hoogstandje, vond dat de brug moest worden gekeurd. Aldus geschiedde. De brug werd van gemeentewege goedgekeurd. Een ander technisch hoogstandje van Rooie Pietje was iets minder onschuldig van aard: de bouw van een kanon middels kachelpijpen.

Zo werd het begin 1975. De metro kreeg groen licht. De financiën waren rond, het gemeenteraad ging akkoord. Zelfs de toen nog modieuze CPN was voor de aanleg. Het zou nooit meer goedkomen tussen de krakers en de communisten, Pietje was helemaal klaar met ze. Toch had de krakersbeweging nog wel een sympathisant in het college: toenmalig PPR-wethouder Roel van Duijn bleef hen steunen.

Blauwe Maandag
24 maart 1975 ging de geschiedenis in als Blauwe Maandag. Enige dagen hiervoor waren de krakers gesommeerd om op die dag, om 06.00 uur, de panden te ontruimen. Deze sommatie werd voor kennisgeving aangenomen. Alle panden werden gebarricadeerd, een grote hoeveelheid stenen, koelkasten, banden en wat dies meer zij verzameld, de krakers bereidden zich voor op het gevecht.

De politie/ME rukte massaal uit (vandaar Blauwe Maandag) en trok rond 07.30 uur de buurt in. Dit leidde tot een enorme confrontatie tussen beide partijen. Het waterkanon werd ruimhartig ingezet, traangasgranaten vlogen in het rond, de politie maakte gebruik van hoogwerkers.

Hoewel het gevecht heftig was, zagen Rooie Pietje en zijn kompanen snel in dat het een hopeloze strijd was. Het vluchtplan werd in werking gesteld. Ondanks zijn opvallende uiterlijk wist hij te ontkomen naar het nabijgelegen Zakslootje, waar hij bescherming en andere kleding vond.

Anderen waren minder gelukkig en werden gearresteerd. Direct werd er begonnen met de sloop.

Dezelfde middag nog verzamelden zich zo’n drieduizend sympathisanten op de Nieuwmarkt, veelal afkomstig uit de nog veel ruigere Staatsliedenbuurt, om te protesteren en wederom het gevecht aan te gaan met de ME. De Rechtboomsloot en de Nieuwmarkt hadden die dag veel weg van Beiroet tijdens de burgeroorlog. Uiteindelijk werd besloten om via de Anthonie Breestraat op te trekken naar de burgemeesterswoning op de Herengracht. Er werd gevochten. Mensen hadden striemen op hun rug. Dit ontlokte Pietje de opmerking: ´Striemen op je rug? Dan stond je verkeerd om´. Op een braakliggend terrein kwam de opmars tot stilstand.

Voorbeeldige woordvoerder
Rooie Pietje neemt een slok uit zijn glas en vertelt, bijna berustend, hoe het verder ging. De krakersbeweging verhardde zich. Organiseerde zich nog beter. En had in hem een voorbeeldige woordvoerder. Hij werd zelfs, keurig in pak, uitgenodigd bij Avro’s Televizier Magazine om geïnterviewd te worden door Jaap van Meekren. Mede hierdoor verwierf de krakersbeweging de nodige sympathie in het land. Zelfs bekende Nederlanders als Willy en Willeke Alberti en Hans Knoop (hoofdredacteur van Accent) betuigden hun sympathie.

Ondertussen, vertelt hij, ontstonden er zo’n veertig harde kernen. Er werd aan serieuze gevechtstraining gedaan. Een tien man sterke knokploeg werd opgericht, die de Amsterdamse speculant Pietje Dufour in zijn villa in Vinkeveen bezocht. Eerst werden de twee bouviers van Dufour uitgeschakeld en vervolgens werd het hele pand met knuppels kort en klein geslagen. Tot slot werd de waterleiding vakkundig kapot gemept zodat het hele pand onder water kwam te staan. Dit alles in het bijzijn van de bewoners. Feitelijk was er op dat moment binnen het Koninkrijk der Nederlanden een autonome republiek Amsterdam ontstaan, met zijn eigen mores, met zijn eigen handhaving.

Water en fosfor
Het begin van het einde, aldus Pietje, vond plaats op de bewuste kroningsdag. Onder het motto ´Geen woning, Geen Kroning´, vonden die dag grootscheepse rellen plaats die begonnen met de kraak van een pand op Bilderdijkstraat 30. De krakers waren uitgerust met water en fosfor en, dankzij Pietje, met een voor die tijd modern portofoonsysteem waardoor de krakers de ME telkens een stap voor waren. Het eindigde met veldslagen bij de Blauwbrug en op het Rokin. Wederom was het land getuige van een oorlogstoneel. En Rooie Pietje stond er middenin.

Nadien nam het begrip voor de krakers af. Er waren nog geweldige ontruimingen, zoals Lucky Luyk, de Vrije Keyser, en de Vondelstraat (waarbij zelfs een tank in het straatbeeld verscheen), maar de romantiek was verdwenen. Enerzijds door het schisma tussen de Nieuwmarktbuurt en de Staatsliedenbuurt, waarbij de laatste tot geen enkel compromis bereid was, en anderzijds door de opkomst van de punkbeweging en de hopeloze economische situatie begin jaren tachtig die ertoe leidde dat geweld bijna geen middel meer was maar doel werd.

Op de vraag of er toch iets is bereikt in al die jaren, knikt hij bevestigend. ‘Door onze acties zijn er HAT-eenheden gekomen in de stad, is er veel woonruimte beschikbaar gekomen voor de oud-krakers, is de snelweg niet aangelegd en is de Nieuwmarkt een relatief prettige buurt gebleven.’ Hij vervolgt: ‘Maar kijk nu eens. De stad is overgeleverd aan het kapitaal. De stad wordt verkwanseld. En de jeugd laat het allemaal toe. Ze doen niets meer. Waar zijn de mensen die vechten voor de stad? Waar is een Jan Schaefer?’ (Schaefer was wethouder Volkshuisvesting in Amsterdam en had een goede relatie met Rooie Pietje, hoewel ze voor de bühne altijd ruzie maakten.) ‘Ze hebben hele volksgemeenschappen uit elkaar getrokken en naar oorden als Osdorp, Purmerend, Almere en Schagen gestuurd. Ze hebben doelbewust de gemeenschapszin gebroken.’

Vermoeid vouwt hij zijn handen. Voor hem hoeft het niet meer. Hij leeft, zoals hij zelf zegt, in geleende tijd. Ziekte heeft zijn gezondheid behoorlijk aangetast. De dood heeft al een paar keer aan de deur geklopt, maar heeft hem steeds gemist. Binnenkort verhuist hij naar het gemoedelijke Harlingen. In zijn nieuwe stamcafé de Lichtboei kan hij ook daar zijn Jonge drinken. Beetje ouwehoeren met de stamgasten. En terugdenken aan een veelbewogen tijd. Een tijd die de overwinning van het grootkapitaal, mede dankzij hem, uitstelde maar niet afstelde.

Ik vraag hem of hij ergens spijt van heeft. Rooie Pietje denkt even na en zegt: ‘Ja, ik heb spijt van iedere steen die ik wierp en zijn doel gemist heeft.’

Over de rol van het koningshuis denkt hij inmiddels genuanceerder. ‘Als je kijkt naar de reclamebudgetten van Philips, Heineken of Unilever, zitten wij met WA voor een prikkie op de eerste rij. Zolang hij maar geen enkele politieke invloed heeft!’

 

De ontvoering van Europa

In aflevering 2 van de 15e jaargang van kwartaaltijdschrift De Republikein staat het vizier vol op Europa. Zoals in de Griekse sage het Fenicische prinsesje Europa op de rug van een witte stier werd geschaakt door Zeus, zo dreigt de Europese Unie nu in handen te komen van populisten, neo-totalitaristen, proto-fascisten en ander politiek gespuis. In het redactioneel roept De Republikein-hoofdredacteur René Zwaap op tot de vorming van een progressieve, pro-Europese en pro-duurzame republikeinse partij in Nederland: ‘Juist in een tijd dat traditionele democratische waarden geen vanzelfsprekendheid meer zijn, en Vladimir Poetin ten bate van zijn ondermijningscampagne van de Europese Unie via zijn facebooktrollen kennelijk met succes verkiezingen weet te manipuleren in welke gevestigde westerse democratie dan ook, is het van het grootste belang te bewijzen hoe dynamisch en veerkrachtig die democratie in werkelijkheid is, zowel in Europees als in nationaal verband. Zolang het extreem-rechts is dat aan de haal kan gaan met de diepe maatschappelijke onvrede en het revolutionaire sentiment onder zowel boze vijftigers als de jeugd dreigen de Europeanen op de ruggen van white supremacy-voorvechters en ander politiek gespuis te worden meegesleept in een zee van woelingen en afbraak. Een radicale hervormingsagenda voor het hart van het Nederlandse staatsbestel zou heel goed een antiserum kunnen zijn tegen de onttakeling van de democratische rechtsstaat. Maar dan is het zaak zo’n hervorming te koppelen aan een breder politiek programma. Niet alleen het monopolie van de monarchie dient doorbroken, ook monopolies in macht, kennis en inkomen. De tijd is er rijp voor.’

‘De zege van Thierry Baudet onthult dat Nederland minstens een-en-eenkwart miljoen kiezers heeft die gevoelig voor complottheorieën zijn’, schrijft Roel van Duijn in een bijdrage die deze politieke groeimarkt in historisch perpectief zet. ‘Wat veel Baudetkiezers niet beseffen is dat hij deel uitmaakt van een wereldwijde beweging die overal schermt met deze complottheorieën, en daarbij graag samenwerkt met dictator Poetin. Mensen zoals de Duitse AfD-politicus Björn Höcke die evenals Baudet de mond vol heeft over “de renaissance” van de “beschavingsfamilie”, en met dat laatste het witte ras bedoele. Wat niemand schijnt te zien is dat de FvD-leider zijn complottheorieën gebruikt om een manier die overeenkomst vertoont met de Dolkstoot-legende. Dat was de complottheorie waarmee de Duitse legerleiding en de jonge Hitlerbeweging na de Eerste Wereldoorlog de schuld voor de militaire nederlaag afschoven op de ‘dolkstoot in de rug’: van Joden en linksen. Ook die elites bezwendelden zogenaamd in het verborgene het gewone volk omwille van eigen gewin. In die dramatische dolkstootlegende is zowat het hele Duitse volk gestonken. Baudet is geen Hitler, maar zijn propagandatechniek bedient zich van dezelfde intellectuele fraude’.

Gijs Korevaar en Thom deLagh interviewen Frits Bolkestein, die met zijn laatst verschenen boek Bij het scheiden van de markt zijn zwanenzang heeft gedaan. Het is zijn laatste boek, aldus Bolkestein. ‘Ik ben er klaar mee’. Nog een keet trekt hij ten strijde tegen de federalisering van de Europese Unie (‘Ik moet er niet aan denken dat we zouden moeten samenwerken met politici uit Italië’) en pleit het VVD-erelid het totale budget van Ontwikkelingssamenwerking te investeren in geboortebeperking in Afrika. De meest veelzeggende uitspraak van het liberale kopstuk troffen onze verslaggevers echter op een briefje hangen in diens toilet: ‘Wie de nieuwste speech van Trump wil horen, drukt op de knop’.

Het interviewduo DeLagh en Korevaar trok verder naar Laurens-Jan Brinkhorst, gewezen staatssecretaris Europese Zaken in het roemruchte kabinet Den Uyl (1973-1977), minister van landbouw in het tweede paarse kabinet (1998-2002) en minister van economische zaken in het tweede kabinet Balkenende (2003-2006). Met de naderende Europese verkiezingen wil hij graag nog eens zijn licht laten schijnen over de Europese ontwikkelingen en de krampachtige houding van Nederland in Europa. ‘Als ik voormalig VVD-leider Frits Bolkestein iets kwalijk neem, is het dat hij het anti-Europese sentiment in zijn partij heeft gebracht. Wij verzetten ons tegen de grote landen, verzetten ons krampachtig tegen politisering. Dat begint ons nu op te breken’, aldus Brinkhorst. De Europese verkiezingen zijn vooral door de Brexit-soap in Engeland van groot belang, weet Brinkhorst. ‘Er zijn partijen die terug willen naar de natiestaat. De Engelsen zijn gek geworden. Er is een weg gekozen die op zelfmoord lijkt. Zelfs Forum van Democratie van die geflopte intellectueel Thierry Baudet, trekt zich terug van zijn uitspraken over een Nexit. Engeland is nooit voorbereid op wat het betekende om de EU te verlaten.’

In 1993 noemde de Tsjechische president Václav Havel het lot van de Roma de lakmoesproef van Europa’s democratie. Voor die proef is Europa gezakt, zo oordeelt voormalig Europarlementariër Els de Groen,die veel deed om de erbarmelijke levensomstandigheden van de Roma op de Brusselse agenda te zetten. ‘Zolang de EU een optelsom van natiestaten blijft, blijft het Europese project op twee gedachten hinken’. Els de Groen meent dat de Europese Unie veel te naïef is geweest over de invloed van de machtskongsi’s tussen de voormalige geheime diensten en de politieke partijen in de post-communistische landen van het voormalige Oostblok. ‘Het is een grote fout geweest van de Europese Unie om niet zorgvuldiger te kijken naar de antecedenten van de politici met wie men in zee is gegaan in de nieuwe lidstaten. Het is een gotspe dat iemand als ex-agent Mantsjev van de voormalige Bulgaarse geheime dienst uit handen van René van der Linden een onderscheiding van de Raad van Europa kreeg uitgereikt voor zijn inzet voor de Europese Zaak. Ook in de NGO’s met wie Brussel samenwerkt in landen als Roemenië en Bulgarije zitten tal van vertegenwoordigers van het ancien regime, die niet alleen aan de haal gaan met de opbrengsten van de privatiseringen, maar ook met de Brusselse subsidiegelden die voor de Roma bestemd zijn.’

Solange Leibovici schrijft over het ‘Europa der Vaderlanden’: ‘Jean Monnet en Robert Schuman worden algemeen gezien als de vaders van de Europese gedachte en belangrijkste voorvechters van Europese eenwording. Zij waren echter niet de eersten die een verenigd Europa predikten. Tijdens het Interbellum werden veel Europese intellectuelen aangetrokken door de Europese gedachte, al werd dat door een ander motief ingegeven: het doemdenken over de kwetsbaarheid van Europese culturen, door Oswald Spengler beschreven in De ondergang van het avondland (1917). Gedreven door de angst voor een totale vernietiging van tradities, waarden en culturen, die verhevigd werd door de bloedbaden van de Eerste Wereldoorlog en de destructie van Europese steden, zou een aantal van hen snel belanden in rechtsextremisme of fascisme. Bij sommige denkers, onder wie Pierre Drieu la Rochelle, vervangt Europeïsme het nationalisme dat het politieke denken van rechtsextremisten tot de Eerste Wereldoorlog had gekenmerkt. De Europese gedachte zoekt haar oorsprong en legitimiteit in een gedeeld verleden dat bepaald is door het Katholieke geloof, door een gemeenschappelijke identiteit die zich baseert op ‘Indo-Europese’ wortels evenals een Europese cultuur die gevormd is door literatuur en kunst, en door het feit dat Europese naties een gemeenschappelijke toekomst wacht. Het grootse verleden wordt geïdealiseerd, het chaotische, decadente heden wordt verworpen, en de toekomst zal een terugkeer bewerkstelligen van wat ooit is geweest.’

De Europese Unie wordt van binnen uitgehold door eurosceptici en nationalisten en van buitenaf dwarsgezeten door Poetin en Trump. Alle reden om juist nu een streep te zetten achter wat misging en alles op alles te zetten op de vervolmaking van het grootste economische blok ter wereld, aldus Ricus van der Kwast in een essay dat bedoeld is om alle eurosceptici te helpen met afkicken.’Het EU-bouwwerk staat nog in de steigers, maar moet nu echt af, en snel ook. Het had allemaal sneller gemoeten, hier en daar ook langzamer, in elk geval beter en slimmer. Die discussie is vandaag niet meer belangrijk. Laten we die voorgeschiedenis maar zien als onvermijdelijke groeistuipen. Zo goed als we ons ook niet gek moeten laten maken door incidenten, hoe vervelend ook. Als we ons door de opvliegingen van Donald Trump, immigratiegolven of een tegenvallend loonstrookje in de armen van China of charlatans storten, of isolement verkiezen, zijn dat beslissingen die we de rest van deze eeuw zullen bezuren’.

Meindert Fennema voorziet dat het Old Boys Network van Eton zich zal vergalopperen aan het succes van hun uit de hand gelopen provocaties met een dreiging van Brexit. ‘De Etonians Boris Johnson en Jacob Rees-Mogg mogen in het Britse parlement moord en brand schreeuwen, dat kan niet verhullen dat hun acties het einde van het Old Boys-netwerk hebben ingeluid. Of de Brexit nu hard is of zacht, of misschien wel helemaal niet doorgaat: het resultaat zal niemand bevredigen en het Old Boys-netwerk zal niet ongeschonden uit de strijd komen. Zelfs niet als Boris Johnson er in slaagt om Theresa May tot aftreden te dwingen’.

Ries Roowaan schrijft over de politieke erfenis van Richard Coudenhove-Kalergi (1894-1972), die in het Interbellum de Paneuropese Unie stichtte, een internationale pressiegroep die zich inzette voor de vereniging van Europa. ‘Een aanzienlijk deel van de Europese intelligentsia was betoverd door Coudenhoves plan. Thomas Mann, Albert Einstein en Franz Werfel – om slechts enkelen te noemen –, maar ook aanstormende politici als Charles de Gaulle, Georges Pompidou en Bruno Kreisky waren lid van de Paneuropese Unie. Hetzelfde geldt voor Konrad Adenauer, de burgemeester van Keulen, die na de Tweede Wereldoorlog nog een belangrijke rol bij de Europese integratie zou spelen. Ook de Franse minister van Buitenlandse Zaken Aristide Briand was in de ban van Coudenhoves ideeën en stelde aan het eind van de jaren twintig zijn Europese collega’s een verregaande vorm van politieke samenwerking voor. Briand presenteerde zijn plan te laat. Achteraf bezien bleek de tweede helft van de jaren twintig slechts een kort interval van voorspoed te zijn geweest. In het anderhalve decennium daarna heerste het nationalisme in zijn meest giftige vorm: het was de tijd van economische misère, politiek extremisme en van een zes jaar durende totale oorlog.’

Met zijn Eurotopia-voorstel hield bierkoning Freddy Heineken een pleidooi voor de heropdeling van de lidstaten van de Europese Unie in 75 regio’s en de soevereiniteit volledig over te dragen aan de Europese bestuurslaag. Het was ook een werkgelegenheidsplan voor landloze royalty, schrijft Ries Roowaan. Maar er viel wat voor het plan te zeggen: ‘Met de implementatie van dit plan zou beduidend meer balans in de Europese Unie zitten dan nu het geval is. Er is sowieso veel te zeggen voor het idee: zo was het streven naar Catalaanse onafhankelijkheid nooit zo’n heet hangijzer geworden, domweg omdat de Spaanse centrale staat niet meer zou bestaan. De Brexit, die het Verenigd Koninkrijk politiek verscheurt en op het Europese vasteland voor gefronste voorhoofden zorgt, had nooit plaatsgevonden. Hooguit zou één of twee van de negen regio’s van Groot-Brittannië de Europese Unie verlaten, wat bij lange na niet zo’n impact zou hebben als het huidige politieke drama dat heeft’.

Prins Bernhard had niet alleen een zwak voor snelle auto’s en schimmige zakendeals, de prins-gemaal was ook een overtuigd Europeaan. In 1962 publiceerde Alden Hatch een geautoriseerde biografie – Prins Bernhard. Zijn plaats en functie in de moderne monarchieWer hat Angst vor Deutschland? Geschichte eines europäischen Problems schildert historicus Andreas Rödder de vrees voor Duitse suprematie door de eeuwen heen als een pan-Europees psychodrama. Raymond van den Boogaard over de comeback van de angst voor Duitsland. ‘Doordat Duitsland na de Tweede Wereldoorlog zijn lot heeft verbonden aan de andere landen van EU en Navo, hoeven andere landen niet meer bang te zijn voor Duitse kracht, en is Europese politiek niet langer een “zero sum game” tussen rivaliserende staten – zou je zeggen.
Maar zo langzamerhand, denkt Rödder, zijn de contouren weer zichtbaar van het “misverstand” dat vóór 1914 de Europese verhoudingen kenmerkte: de Duitse ontwikkeling wordt door de partnerlanden als een bedreiging opgevat, en waar de Duitsers menen dat zij met goed recht de vruchten plukken van eigen vlijt en andere goede eigenschappen, verdenkt de omgeving hen van machtslust.’

Classicus Anton van Hooff schrijft over Herodotos (ca – 485 tot – 425/420), vader van de geschiedschrijving en vader van Europa. Deze verdient in zijn ogen een standbeeld in Brussel.

Het begrip ‘Versailles’ roept tegenwoordig vooral de Engels/Franse wraakzucht na 1918 ten aanzien van Duitsland op. De gangbare opvatting is dat die wraakzucht regelrecht tot de volgende wereldoorlog leidde. Dat ligt wat genuanceerder, betoogt Margaret Macmillan in haar boek Vredestichters. In zijn bespreking van het boek
concludeert Maurits van den Toorn: ‘Het idee “Vrede van Versailles = opkomst van Hitler” is wat te kort door de bocht’.

En verder in dit nummer:

Slechts drie succesvol afgelegde tentamens tegenover tien eredoctoraten: de academische disbalans tussen daad en beloning schoot in het geval van Juliana ver door. Maar hoe zit het met de universitaire prestaties van de andere Oranjes? Paul Damen buigt zich in deel 2 van zijn serie van academische hermerlijnvlooien over de knieval van de universiteiten voor Oranje.

Manuel Kneepkens streek neer in het Adriaan Roland Holst-Huis in Bergen (N.H.) en schreef een portret van de Prins der Dichters Adriaan Roland Holst en diens voorliefde voor het autocratisch koningschap.

Anton van Hooff herschrijft het Wilhelmus, in de rubriek Appeltjes van Oranje gaat het om de ontwijding van de plechtigheden rondom het 400-sterfjaar van Johan van Oldenbarnevelt in Amersfoort en er zijn columns van Sarah Verroen (Koningsdag in Zeeland) en Hans Maessen (vver het snelle wegvallen van het draagvlak voor de monarchie onder de jeugd). De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & burgerschap is verkrijgbaar bij de geselecteerde boekhandel of neem een abonnement via https://www.derepublikein.nl/abonneren/