Virtumedia

De geheimen van Amalia

Thom deLagh, de huisdichter van tijdschrift De Republikein, bezocht de tentoonstelling Dynastie, portretten van Oranje-Nassau in het Koninklijk Paleis op de Dam en raakte gefascineerd door het portret van een onbekende schoonheid in de hofhouding van Amalia van Solms, echtgenote van stadhouder Frederik Hendrik,alias ‘de Stedendwinger’.

 

Tekst: Thom deLagh

Bepaald aantrekkelijk leek het mij niet, een expositie van portretten van Oranje-Nassau. Een schier eindeloze reeks prinsen, stadhouders, koningen en koninginnen die onvermijdelijk doen terugdenken aan de verplichte kost op de lagere school toen het nog usance was om tere kinderzielen bloot te stellen aan hagiografische vertellingen over de heldendaden van de Oranje-Nassaus.
Daarenboven zijn de meeste portretten ook in de reguliere tentoonstelling te aanschouwen. Weliswaar niet met de uitgebreide omschrijvingen waarmee zij nu voorzien zijn, maar daar had ik toch al genoeg van gehad.
Echter, te midden van al dit royalistisch bombastische geweld, trof ik in de oostelijke galerij een twaalftal kleinere portretten (gem. 75 x 60 cm.) aan uit de collectie van Huis ten Bosch. Allemaal geschilderd door een van Carvaggio’s meest begaafde volgelingen Gerard van Honthortst (1592-1656). Het betreffen allemaal portretjes van vrouwen en meisjes uit de omgeving van Amalia van Solms (1602-1675), echtgenote van stadhouder Frederik Hendrik van Oranje, en tevens zijn achternicht. Niets vreemds natuurlijk in deze kringen.
Het leuke is dat van de oorspronkelijke reeks van 24 portretjes die in opdracht van Amalia zijn geschilderd, er van een groot aantal niet bekend is wie ze zijn. Het feit dat ze allemaal op min of meer de zelfde manier geportretteerd zijn, qua compositie en houding, maakt het nog lastiger. Daarbij komt dat het tot in ver in de negentiende eeuw niet per se noodzakelijk was dat een portret moest lijken.  Wilhelmina van Pruisen, moeder van koning Willem I,  klaagde rond 1820 nog in een brief aan haar koningszoon dat er geen enkel portret was dat ook maar enigszins op hem leek.

Daadkrachtig type

Maar terug naar de twaalf portretjes van Amalia van Soms in het Paleis op de Dam. Amalia, waarschijnlijk niet voor niets naamgeefster van onze toekomstige koningin, was een tamelijk daadkrachtig type. Iets wat overigens wel vaker voorkomt in de geschiedenis van de Oranje-Nassaus. Relatief veel vrouwen hebben de broek aan.
Afkomstig uit een wat verarmde en niet erg relevante tak van de Oranje-Nassaus, wist Amalia na haar huwelijk het hofleven op te waarderen door het invoeren van uitgebreide ceremoniën en gedragsregels (het nogal vrijpostige liefdesleven van Frederik Hendrik was pardoes voorbij). Daarnaast liet zij vele paleizen bouwen, waaronder Huis ten Bosch, legde een aanzienlijke kunstverzameling aan (Rubens en Honthorst hadden haar voorkeur) en zij kreeg het voor elkaar zich een enorme politieke macht toe te eigenen.
De reeks portretten die zij liet maken door Honthorst zijn overduidelijk niet bedoeld voor propagandistische doeleinden doch veeleer een persoonlijke verzameling portretjes van haar dierbaren. Onder hen bevinden zich dames als Louise Hollandia van de Palts, prinses van Bohemen en de Portugese prinses Mauritia Eleonora, maar dus ook dames die tot op heden onbekend zijn gebleven.

De onbekende schone
De onbekende schone

Een portret, uit 1636, trof mij in het bijzonder  (zie afbeelding). De meeste geportretteerde dames blinken bepaaldelijk niet uit in schoonheid, soms druipt de inteelt er van af. Maar deze dame heeft een serene schoonheid, een kunstig gevlochten pony, een prachtige paarlen ketting om haar nek, een Mariablauwe zijden jurk afgezet met wit kant en de handen vroom gevouwen. Alleen het ietwat gekunsteld bloemstukje in heur haar dissonneert een beetje. Mijn gedachten dwalen af. Wie was zij, deze Hollandse Mona Lisa, wat was haar verhouding met Amalia van Soms? Wat maakte haar zo belangrijk dat Amalia aan grootmeester Gerard van Honthorst opdracht gaf haar te zo fijn en teder te schilderen?

Na diepgaande bestudering van het portret, denk ik het te weten. Het was een zeventiende eeuwse Mata Hari, die zich met haar schoonheid en vrouwelijke list had weten in te werken in de omgeving van Amalia van Soms en dus ook van stadhouder Frederik Hendrik. Zij was de ultieme kans om het hof van Oranje-Nassau met haar verraderlijke verleidingen te ondergraven. Zij was voorbestemd om de ware hoedster van de Republiek te worden. Maar de licht melancholische blik in haar ogen verraadt al dat haar missie tot ondergang gedoemd was. De machtige clan wist haar te ontmaskeren en uit onze nationale geschiedenis te verwijderen. Zij is altijd de grote onbekende gebleven en zal dat immer blijven. Alleen haar schoonheid werd het nageslacht gegund.

Ik weet natuurlijk dat mijn bespiegelingen op niets gebaseerd zijn. Maar het is o zo mooi weg te dromen bij de mysterieuze  schoonheid van het onbekende. En juist dat maakt de expositie ‘Dynastie, portretten van Oranje-Nassau’ de moeite waard. Bekijk die twaalf portretjes van Honthorst en droom weg bij de gemiste kans op de ware republiek.

 

Het ongebroken patriarchaat van Japan

De positie van de vrouw binnen de Japanse keizerlijke familie is van ondergeschikt belang. Erfopvolging in de vrouwelijke linie is onmogelijk en de uit de burgerij afkomstige echtgenotes van kroonprins en keizer vielen ten prooi aan depressies, schrijft oud-Japan-correspondent Hans van der Lugt, die nieuw is toegetreden tot de redactie van ‘De Republikein’.

 

Tekst: Hans van der Lugt

Japans keizerrijk biedt geen plek aan de vrouw

De bizar complexe omstandigheden waarbinnen het Japanse keizerlijk huis functioneert staan weer in het centrum van de belangstelling door een videoboodschap van de Japanse keizer, waarin hij speculeert over de mogelijkheid om vroegtijdig zijn ambt neer te leggen.

Het is de tweede keer deze eeuw dat een persoonlijke wens van een lid van de keizerlijke familie via een boodschap een het volk naar buiten komt. In 2004 deed de kroonprins namelijk tijdens een persconferentie zijn beklag over de wijze waarop zijn vrouw, lijdend aan psychische klachten, door de hofhouding werd behandeld. Deze persoonlijke uitingen gaan tegen alle gebruiken van het moderne keizerschap in, want in modern Japan is de keizer vooral speelbal van de ambities van politieke krachten die buiten zijn macht liggen – en daarmee is het instituut juist een bedreiging voor het democratisch gehalte van Japan.

Keizer Akihito speculeerde 8 augustus over vroegtijdig aftreden of het laten overnemen van zijn publieke taken door een regent, opdat het land niet stilvalt als zijn gezondheid verslechtert. De boodschap was cryptisch geformuleerd aangezien de keizer sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog niet geacht wordt zich te bemoeien met politieke zaken. Zijn opvolging is wettelijk geregeld en bemoeienis daarmee is niet gepast.

Ingebeitelde glimlach

Akihito kan in het buitenland op sympathie rekenen, ook weer voor deze boodschap. De man gaat immers zijn hele leven al glimlachend over straat – een glimlach die lijkt ingebeiteld. In het buitenland spreekt hij vooral excuses uit over het oorlogsverleden en de pijn die anderen is aangedaan. Zijn eigen bevolking steekt hij immer een hart onder de riem als er weer eens een aardbeving of orkaan dodelijk heeft toegeslagen en de lokale bevolking in sporthallen en schoolgebouwen schuilt.

Akihito is ‘koppig op het punt van zijn ideeën over vrede’, schreef NRC Handelsblad op 9 augustus in een hoofdartikel naar aanleiding van de videoboodschap, die behalve aan  abdicatie ook relateert aan andere actuele ontwikkelingen zoals herziening van de grondwet met betrekking tot de status van het leger en van de keizer zelf.

Symbool van de staat

Maar hoe weet de krant wat Akihito’s ideeën over vrede zijn? Elf jaar lang (tot 2006) deed ik voor NRC Handelsblad vanuit Tokyo verslag gedaan Japan. Tot twee keer toe heb ik een uitzonderlijke, geheel geregisseerde persconferentie van het keizerlijk paar meegemaakt. Wat de keizer werkelijk denkt zou ik willen classificeren als het best bewaarde geheim van Japan. Ja, hij spreekt boodschappen uit over vrede, maar als ‘symbool van de staat’ , niet als privépersoon.

Juist omdat de keizer zelden of nooit een persoonlijke uitspraak doet is elke uitspraak over wat hij denkt vooral speculatie. Op de burelen van de invloedrijke conservatieve lobbygroep Nippon Kaigi (‘Japan Conferentie’) in Tokyo nam ik ooit kennis van een discussie tussen twee hoogleraren over de betekenis van de gedichten die de keizer jaarlijks rond nieuwjaar publiceert. Deze hoogleraren zochten vooral een bevestiging van hun eigen visie, namelijk dat de keizer via zijn poëzie kritiek uit op falende politici. Het was een tamelijk autistische exercitie, maar het geeft wel aan dat het in het publieke discours belangrijker is wat men in een symbool als de keizer ziet dan wat hij werkelijk zegt en denkt.

Aartsconservatief

Conservatieven in Japan leven met het idee dat de keizer eigenlijk aartsconservatief is, terwijl een buitenlandse krant als NRC zich blij maakt met het idee dat de keizer een vredelievende wereldburger is. Beide visies zijn een construct op basis van armetierig bewijs en vooral heel veel spin.

De ophef over de videoboodschap geeft al aan hoe bijzonder het is dat de keizer iets van een persoonlijke visie naar buiten laat komen. In welke andere constitutionele monarchie zou er zoveel politieke ophef zijn over zo’n simpele, praktische kwestie: een 82-jarige vorst die in indirecte termen (in de derde persoon) zegt dat het misschien verstandig is als hij, gezien zijn matige gezondheid, niet tot stervens aan toe zijn publieke taken hoeft uit te voeren?

Eén keer eerder was er een vergelijkbare persoonlijke ontboezeming door een lid van het keizerlijk huis. In 2004 deed kroonprins Naruhito tijdens een persconferentie zijn beklag over personen binnen de hofhouding die ‘de persoonlijkheid’ van zijn echtgenote Masako ‘negeerden’, terwijl ze zich al ’tien jaar enorm [had] ingezet om zich aan te passen aan het milieu van het keizerlijk huis’. Als gevolg van deze behandeling was Masako te moe om haar publieke taken uit te voeren en  kon ze de kroonprins niet vergezellen tijdens een reis naar Europa.

Nog vreemder was de respons van het hoofd van de hofhouding. Hij zei namelijk tijdens een persconferentie (terwijl de kroonprins inmiddels in Europa was) dat hij geen idee had waar de kroonprins op doelde. Hij wilde na terugkeer van de kroonprins ‘graag persoonlijk van hem vernemen wat hij precies bedoelt’.

Lachwekkend

Bleef het bij een kroonprins en dienaar die ervoor kiezen om via persconferenties met elkaar te communiceren, dan was het niet meer dan lachwekkend. Het zijn thema en politieke constellatie die het dramatisch en zelfs zorgwekkend maken.

keizer

Masako is de tweede burgervrouw in de Japanse geschiedenis die is getrouwd met een kroonprins. De huidige keizerin Michiko, dochter van een industrieel, ging haar in de jaren vijftig na lang twijfelen voor en heeft er vervolgens zwaar onder moeten lijden met allerlei fysieke klachten.

Masako ging dezelfde weg. Opgeleid aan universiteiten als Harvard en Oxford en als diplomaat werkzaam op het Japanse ministerie van Buitenlandse Zaken, heeft ze haar carrière rigoureus opgeofferd voor haar huwelijk, waarin ze ‘alleen maar’ hoefde te zorgen voor een mannelijke opvolger. En dat lukte dus niet. Na acht jaar huwelijk werd in 2001 uiteindelijk een dochter geboren (volgend op een miskraam). Publiekelijke kritiek was haar deel en binnen de paleismuren werd ze dus ‘genegeerd’, ook al deed ze nog zo haar best om zich aan te passen.

Niet lang na de persconferentie van de kroonprins sprak ik een zeer nauw familielid van Masako die enkele opmerkelijke uitspraken deed over haar toestand. Kritiek op haar persoon draait vaak om het idee dat ze als diplomaat en dochter van een topambtenaar op Buitenlandse Zaken toch had kunnen weten waar ze aan was begonnen. Dit familielid zei glashard:  ‘Dit had ze op geen enkele manier kunnen weten’. Ofwel, binnen de paleismuren is de subcultuur zo bizar dat zelfs een topdiplomaat, gewend aan decorum en paleisbezoeken, niet kon weten hoe het zou zijn. Ten tweede kon dit familielid op de vraag hoe het Masako op dat moment verging geen enkel antwoord geven, zo beperkt was het contact met de buitenwereld.

Vrouwelijke troonopvolger

De hofhouding was op dat moment echter nog lang niet klaar met het ‘negeren’ van Masako. Bij gebrek aan mannelijke troonopvolger (na de ene dochter zette Masako geen kinderen meer op de wereld gezet en de broer van de kroonprins had slechts twee dochters) ging de publieke opinie richting de acceptatie van een vrouwelijke troonopvolger, zoals men ook in een grijs verleden keizerinnen had. Het paleis liet het echter niet gebeuren. Ook al hadden de broer van de kroonprins en zijn vrouw al elf jaar eerder een punt gezet achter het krijgen van kinderen, plotsklaps was prinses Kiko weer zwanger in 2006. En jawel, op 6 september zag een zoon het levenslicht. Met geen enkele mogelijkheid is dit te zien als een ‘natuurlijke’ ontwikkeling.

Nu en dan mag er dus een persoonlijk geluid klinken uit het paleis in Tokyo, de ontwikkelingen rond het keizershuis hebben heel weinig van doen met de persoonlijke wensen van de leden van het huis, en des te meer met de wensen van politiek en ambtenarij. Vanuit het westen ons blindstaren op een ‘boodschap van vrede’ en enkele spaarzame momenten waarin iets persoonlijks van keizer of kroonprins doordringt is verspilde tijd.

Belangrijk is hoe het instituut als instrument door de politiek wordt gebruikt voor het vormgeven van de staat waarvan de keizer het symbool is. En dat beeld is niet positief. Japan heeft geen democratische traditie en zaken als persvrijheid en vrijheid van meningsuiting staan permanent onder druk.

Soeverein hoofd

De conservatieve machthebbers in Japan willen maar één ding: terug naar de goede oude tijd. De keizer moet bijvoorbeeld weer het ‘soevereine hoofd’ van Japan worden, net als in de vooroorlogse grondwet. De rol van het leger wordt steeds groter in Japan en ook dat moet in de grondwet worden vastgelegd door schrappen van art. 9 dat Japan eigenlijk verbiedt om een leger te hebben. Kinderen wordt intussen op school weer eerbied voor vlag en volkslied bijgebracht, terwijl nadenken over het oorlogsverleden wordt bemoeilijkt – als het al aan de orde komt.

Socialistische ‘Beatrixist’ komt uit de kast

Joop van den Berg, PvdA-ideoloog van enig statuur, veranderde van overtuigd republikein in tot wat hij zelf als ‘Beatrixist’ omschreef. In zijn bundel verzamelde artikelen ‘Macht verloren, gezag versterkt’, probeert hij deze Werdegang te legitimeren. Dat doet hij niet al te overtuigend.

 

Tekst: Jack Jan Wirken

PvdA-ideoloog komt uit de kast als ‘Beatrixist’

Om de zoveel tijd klinken uit onverwachte hoek apologetisch geluiden over het moderne koningschap.  Politici, journalisten en wetenschappers relativeren hun oorspronkelijk kritische positie ten opzichte van de monarchie.  Dit dan in het licht herwaardering van traditie, van een dam tegen populisme of van de vrees voor een electorale backlash die van kritiek op het vorstenhuis het gevolg zou zijn.  In Engeland is Jeremy Paxman een tot de verbeelding sprekend voorbeeld van deze categorie bekeerlingen. In Nederland valt te denken aan Jan Marijnissen. Joop van den Berg voegt met zijn eerder dit jaar verschenen bundel ‘Macht verloren, gezag versterkt’ een nieuwe loot toe aan deze stam.
Van den Berg was acht jaar voorzitter van de Wiardi Beckmanstichting, enige tijd voorzitter van de Senaatsfractie van de PvdA en voorzitter van een partijcommissie die in 2012 een rapport moest schrijven over het koningschap.  Natuurlijk begint hij met zijn geloofsbrieven. ‘In een democratie wordt het publieke ambt gerechtvaardigd door verkiezing, of tenminste door de verplichting publiek verantwoording af te leggen’.  Als we het bestel opnieuw konden ontwerpen, zouden we niet aan een erfelijk staatshoofd denken. De voorkeur voor de republikeinse staatsvorm is uiterst verdedigbaar. Maar dan wordt zijn redenering losser om uiteindelijk de constitutionele monarchie te omarmen.

Irrationele misvatting
Van den Berg haalt de veronderstelde steun onder de bevolking van stal, de ruim tachtig procent die het koningschap zou steunen. Dat aan dat cijfer wel wat af te doen is passeert hij en constateert ‘dat de rationele doctrine van de democratie ( ) dus blijkbaar niet de enige mogelijke is’. Een irrationele misvatting als sluitstuk van een legitimiteitvraagstuk, dat is de wereld op zijn kop.
In de zoektocht naar argumenten komt ook het punt naar voren dat een aantal stabiele democratieën in West Europa een monarch als staatshoofd kent.  Speciale aandacht krijgt Spanje, waar ‘de koning niet weinig aan de democratische stabiliteit heeft bijgedragen’.  Iets waar in sommige kringen in Spanje toch echt anders over wordt gedacht. Meer in het algemeen valt op te merken dat de hier genoemde stabiliteit niet dankzij, eerder ondanks, de monarchie bestaat.

‘Mijn gedachten over het koningschap hebben gedurende veertig jaar niet stilgestaan’

Braaf aandoende analyses
Van den Bergs stukken munten uit in de precieze reconstructies van de gang van zaken rondom de grondwettelijke verankering van de rol van het staatshoofd en van de veranderingen op het punt van de formatie. Maar ook hier geldt dat de wens om te komen tot een sluitende onderbouwing van de Koninklijke prerogatieven en de dichting van het democratische tekort, via braaf aandoende analyses al snel overgaat in grote bewondering voor de vorstin die op een paar jaar na de troon bezat in de periode waarin Van den Bergs analyses tot stand kwamen.  Wat Wilhelmina was voor Fasseur, dat is Beatrix voor Van den Berg.  Het koningschap van Beatrix wordt gekleurd door haar gezag, haar professionaliteit, haar culturele belangstelling, aldus de auteur.
Er zijn momenten dat Van den Berg met de verwelkoming van de rol van Beatrix schuurt tegen de grenzen van wat democratisch nog acceptabel is. Opmerkelijk voor een staatsrechtdeskundige. De interventie van de koningin in de Nacht van Wiegel ‘getuigde van meer gevoel voor verhoudingen dan politici hadden weten op te brengen’. Beatrix hield politici ‘in de teugel’. Ze was beschermster tegen ‘ groter kwaad’ ‘(lees: delen van het kabinetsbeleid).

Byzantisme
De bejegening door de auteur van al dat Koninklijke neigt naar byzantinisme. Hij heeft het over ijzeren plichtsbetrachting en constitutionele waakzaamheid. Hij rept van ‘waarden als samenhang en duurzaamheid’, ziet ceremonieel ‘waaraan kennelijk sterke behoefte bestaat’ .
Alles verraadt een onbegrensde bewondering. Je zou verwachten dat zoveel waardering voor professionaliteit en plichtsbetrachting bijna wel gepaard moet gaan met een minder positief oordeel over haar opvolger. Maar de schrijver is optimistisch, ondank de te verwachten verschuiving in maatschappelijke interesse bij Willem Alexander. ‘ De nieuwe koning (heeft) een meer uitgesproken relatie met sport en sportbeoefenaren’. Voor wie het staatshoofd in Rio de Janeiro, in het Holland Heineken House en in Sotchi in actie heeft gezien is dit het understatement van de eeuw. Maar, vervolgt Van den Berg opgewekt, ‘een land dat letterlijk lijdt aan toenemende obesitas kan wel een sportieve vorst gebruiken’.

‘Mijn gedachten over het koningschap hebben gedurende veertig jaar niet stilgestaan’, vat Van den Berg samen. Hij stelt dat hij een tamelijk orthodox republikeins verleden heeft, maar dat die orthodoxie inmiddels voor vrijzinnigheid heeft plaats gemaakt. Mildheid, met andere woorden, voor het fenomeen monarchie. Mede veroorzaakt, zoals hij zelf stelt,  door nadere kennismaking met de personen die het koninklijk ambt uitoefenen.  Het lijkt de keerzijde van de blauwdruk die het hof hanteert om potentieel oppositionele krachten te apaiseren en vervolgens aan de zegekar van de Oranjes te binden.

 

J.Th.J. van den Berg
Macht verloren, gezag versterkt,
Historische en staatsrechtelijke  opmerkingen over het koningschap in Nederland
Uitgever: Reed Business, in de reeks ‘Koninklijke Bibliotheek Elsevier’
250 pagina’s
ISBN 9789035252981
Prijs 14,95 euro (paperback), 9,95 euro (e-book)

Boekrecensie: Een departement in oorlogstijd

Tijdens de Duitse bezetting telde Nederland twee ministeries van Justitie: één in Londen met een minister aan het hoofd, één in Den Haag en later Apeldoorn onder leiding van een al dan niet aan de NSB verbonden secretaris-generaal. Rechtshistoricus Marcel Verburg schreef de geschiedenis van een schizofreen departement dat worstelde met een waanzinnige vorstin enerzijds en hondentrouw aan een misdadig regime anderzijds.

 

Tekst: Maurits van den Toorn

‘Is HM wel helemaal normaal?’

Men heeft gepoogd te maken wat ervan te maken viel: een kernachtigere samenvatting is nauwelijks te geven van de geschiedenis van het ministerie van Justitie in de periode 1940-1945. Rechtshistoricus Marcel Verburg geeft ’m zelf in het derde deel van zijn geschiedschrijving van het ministerie van 1798 tot nu.
In de beschreven periode gaat het over twee ministeries. Allereerst het Londense met een minister (achtereenvolgens Gerbrandy, Van Angeren, Van Heuven Goedhart en wederom Gerbrandy) en hooguit een twintigtal ambtenaren, en vervolgens het Haagse (vanaf 1943 gehuisvest in en om Apeldoorn) zonder minister, maar wel met zo’n 250 ambtenaren en contractanten onder leiding van een secretaris-generaal. Een onvoorziene situatie, met als vreemd gevolg vijf jaar lang twee Staatscouranten, beide voorzien van de traditionele aanhef ‘officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden’. Dat kan bijna niet anders dan een omissie van Duitse zijde zijn geweest, want een instelling als de Koninklijke Bibliotheek zag zijn naam wel veranderd in Nationale Bibliotheek.

Onbeschoft gedrag

Uiteraard komt in het Londense deel Wilhelmina met haar wazige ideeën over ‘vernieuwing’ uitgebreid aan bod. Verburg voegt er een dimensie aan toe door een direct verband te leggen tussen het bij tijd en wijle – onomwonden gezegd – krankzinnige en onbeschofte gedrag van de vorstin en haar ruime gebruik van methadon en vooral pervitine; meer daarover elders in dit nummer.
Dat drugsgebruik was niet onbekend. Fasseur meldde eerder al in zijn biografie nog wat voorzichtig dat de vorstin methadon gebruikte en dat het stimulerende middel pervitine haar ‘vermoedelijk niet onbekend was’. Dit op basis van de memoires van haar particulier secretaris Thijs Booy uit 1965. Typisch dat iets wat dus al een halve eeuw bekend was met het verschijnen van Verburgs boek ineens de aandacht van de media trok. Een kwestie van komkommertijd of is de tijd er nu rijp voor om openlijk de vraag op te werpen of het staatshoofd wel helemaal compos mentis was? Uit dagboekaantekeningen van de diverse ministers blijkt dat die vraag indertijd in Londen ook al boven de markt hing (‘Is HM wel geheel normaal?’ in de woorden van minister Van Heuven Goedhart van Justitie).
Minder bekend maar zeker zo interessant zijn de gebeurtenissen in Den Haag en Apeldoorn. Het departement was in zekere zin dubbel onthoofd: niet alleen de minister, maar ook secretaris-generaal Van Angeren was naar Londen vertrokken. Opvolger van die laatste werd loco-SG J.C. Tenkink (ook secretaris-generaal in de periode 1945-1965). Tenkink was een raadselachtige man wiens optreden illustreert hoe de houding ten opzichte van de bezetter zich ontwikkelde. Het zijn de klassieke dilemma’s van een ambtenaar in oorlogstijd, gelardeerd met een merkwaardige, al dan niet gespeelde naïviteit. In eerste instantie was er sprake van zeer loyale medewerking met de bezetter. Zo liet Tenkink al voorbereidingen nemen op het gebied van de arisering van het bedrijfsleven nog voordat de Duitsers daarom vroegen. Dat wil niet zeggen dat hij antisemiet was, want toen hij de deels joodse procureur-generaal Van Thiel bij Rauter voordroeg voor de functie van directeur-generaal politie, was hij hoogst verbaasd dat dit niet doorging vanwege ‘de Jodenkwestie’. Een wereldvreemde man dus , die niet wist wat er zich al sinds 1933 ten oosten van de grens afspeelde? Toch niet, want Verburg vertelt elders hoe Tenkink voor de oorlog avonden lang doorwerkte om zoveel mogelijk joodse vluchtelingen in Nederland toe te laten.

‘Goede vriend Rauter’

Tenkink was ook van alle SG’s de enige die in maart 1941 ontslag nam omdat hij zich niet kon verenigen met de verdergaan de nazificering van Nederland. Ook daar zit iets raadselachtigs aan, want hij had volgens zijn dagboek over dat ontslag ‘een zeer aangenaam gesprek met Brigadeführer Rauter, waarin bleek dat wij ondanks enkele ruzies goede vrienden waren gebleven. Het gesprek werd beiderzijds op hartelijke toon gevoerd.’ Verburg noemt die passage opmerkelijk, want het zal Tenkink op dat moment toch niet onbekend zijn geweest dat ‘goede vriend’ Rauter nog maar enkele weken eerder de Februaristaking keihard had laten neerslaan, met zeker negen doden als gevolg. Verstandig om uit lijfsbehoud zo’n gesprek aangenaam te houden, dat wel, maar waarom dan zo’n ontboezeming achteraf?

Meikever

Justitie kreeg als een van de weinige departementen een NSB’er als secretaris-generaal, J.J. Schrieke. Een opmerkelijke carrièresprong voor iemand die pas in juni 1940 lid van de beweging was geworden, een zogenoemde ‘meikever’. Hij krijgt van Verburg een redelijk gunstig oordeel als een vakman die efficiënt leiding heeft gegeven aan het departement en de zaak op gang hield, in veel gevallen door weg te kijken of niets te doen aan onaangename kwesties. Dat werd hem in zekere zin makkelijk gemaakt doordat echt gevoelige zaken – met name de Jodenvervolging en het beheer over de politie – steeds meer direct door de Duitsers werden uitgevoerd. Justitie kon zich daardoor beperken tot ‘reguliere’ taken als wetgeving, zij het dat die liefst van nationaalsocialistische snit diende te zijn. Verburg meldt dat de rechters die Schrieke na de oorlog veroordeelden – tot twintig jaar gevangenisstraf, in 1955 kwam hij vrij – het hem zwaar aanrekenden dat hij wetgeving had geïnitieerd op het gebied van huwelijksrecht (echtscheiding). Waarom dat hem zo zwaar werd aangerekend is niet helemaal duidelijk, want het ging om wetgeving die niets met het nationaalsocialisme van doen had, anders dan bij de beoogde herziening van het kinderrecht. Beide pogingen strandden door de naderende bevrijding.
Verburg concludeert dat er alles bij elkaar genomen voor het departement wel veel was gebeurd, maar niet zoveel veranderd. Daarmee is de ambtelijke microkosmos van Plein 2B een afspiegeling van de Nederlandse maatschappij waar het in veel opzichten na 1945 ook al snel weer ‘business as usual’ was, zonder al dan niet vorstelijk geïnstigeerde vernieuwing of doorbraak.

Marcel Verburg:
Geschiedenis van het Ministerie van Justitie 1940-1945. Een departement in oorlogstijd
Boom Uitgevers, Amsterdam 2016
ISBN 9 789089 539229
Prijs € 34,90
e-book ISBN 9 789058 758569
prijs € 20,-

 

Courtisane, dubbelspionne en moeder van het feminisme

Ze was de eerste feministe van het Nederlandse taalgebied en spioneerde zowel voor zowel de republikeinse als de monarchistische zaak.  Het liefdesleven van de Groningse Etta Palm d’Aelders (1743-1799) had de nodige politieke implicaties.

 

Tekst: Adriaan Boiten

De dartele liefdeslonken van Etta Palm

In de Bataafse Republiek was geen publieke rol voor vrouwen weggelegd. De Bataven waren een nieuwe maatschappij aan het opbouwen en de angst bestond dat gelijkberechtiging van man en vrouw het hele project in gevaar zou brengen.  Pieter Vreede, een radicale republikein, voegde er nog een argument aan toe. De ‘grondvergaderingen’ zouden veranderen in ‘vrolyke assemblés’ vanwege de ‘dartle liefdeslonk’ van geachte vrouwelijke afgevaardigden.

Deze opvatting heerste ook bij de Franse revolutionairen, die een afkeer hadden van de salons van het ancien régime, waarbinnen vrouwen op geraffineerde wijze invloed probeerden te krijgen op de politiek. In de Bataafse Republiek waren vrouwen vooral nuttig als Republikeinse Moeders – een kwaliteit die hen natuurlijkerwijze uitsloot van openbare zaken vanwege zwangerschap, kraambed en zorg voor kinderen.

Geroemd courtisane

Er was één vrouw die al deze vooroordelen tartte. Zij wordt de ‘eerste Nederlandse feministe’ genoemd: Etta Palm d’Aelders (1743-1799). Zij zette in 1779 een salon op in Parijs – in de Rue Favard – en had in 1790 als eerste vrouw de liberale politieke club Société des Amis de la Vérité toegesproken. Bovendien waren ‘dartele liefdeslonken’ haar specialiteit; ze was in Parijs een om haar intelligentie en schoonheid geroemde courtisane, die het bed deelde met politici en diplomaten. Geen vrouw met wie je kon aankomen bij je Republikeinse Moeder.

Al vroeg in haar leven was duidelijk dat Etta niet in de wieg gelegd was voor huiselijke deugden. Opgegroeid in een orangistisch milieu, was ze een ‘dame van fatzoen’ –  een vrouw die vooral bezig was haar uiterlijke schoonheid te gebruiken. Haar geboortestad Groningen werd al snel te klein voor haar. Geneigd tot ‘spelletjes en partijen’, maakte ze kennis met machtige mannen en viel tenslotte, in 1768, voor de charmes van de drieëndertig jaar oudere jonkheer Douwe Sirtema van Grovestins. Deze hoveling was een vertrouweling van prinses Anna van Hannover geweest – de weduwe van stadhouder Willem IV – en onderdeel van het beruchte Friese Cabaal, dat grote invloed had gehad op de politiek in de Republiek.

Franse geheime dienst

In 1773 verliet Etta de bejaarde Fries en vertrok naar Parijs, alwaar ze zich liet onderhouden door vooraanstaande mannen. Hierdoor wekte zij de belangstelling van de Franse geheime dienst, die haar in 1778 rekruteerde om te spioneren voor de monarchistische zaak. In die tijd ging ze ook werken voor Raadspensionaris Laurens Pieter van der Spiegel, de machtigste orangist uit de Republiek, die haar waarschijnlijk nog kende uit de tijd dat ze zich in Haagse hofkringen bewoog.

Baronesse d’Aelders, zoals ze zich ging noemen, raakte pas in revolutionair-republikeins  vaarwater door haar betrokkenheid bij de feministische zaak. Ze was overtuigd geraakt van de gelijkberechtiging van man en vrouw –  waarschijnlijk door haar ervaring dat ze in verstandelijke en gevoelsvermogens niet onderdeed voor haar minnaars en salonbezoekers. Ze kreeg in Frankrijk in 1790 bekendheid door haar politieke rede ‘Sur l´injustice des Loix en faveur des Hommes, au dépens de Femmes’ (‘Rede over het onrecht van wetten die mannen begunstigen ten koste van vrouwen’). Van der Spiegel wantrouwde haar vanwege haar radicale activiteiten en zo kwam Etta Palm zonder inkomsten te zitten.

Tenslotte bood ze de revolutionaire regering in Parijs haar diensten aan. In 1792 werd ze door het Franse bewind naar Den Haag gestuurd om monarchistische Franse emigrés als Pierre de Beaumarchais en Charles-François Dumourriez te bespioneren. Ook deze geldstroom droogde op, waarna ze probeerde in de gunst te komen van stadhouder Willem, gebruik makend van oude banden en verdiensten. Deze poging liep echter op niets uit, omdat in 1795 de Oranjes naar Londen vluchtten en de Fransen vanaf toen de dienst uitmaakten in de Republiek.

Radicaal geschrift

In het revolutiejaar 1795 was ze hoogstwaarschijnlijk de schrijfster van ‘Ten betoog dat de VROUWEN behooren deel te hebben aan de REGEERING VAN HET LAND, door P.B.v.W.’, een radicaal-feministisch geschrift. In hetzelfde jaar werd ze beschuldigd van verraad omdat ze de Franse onderhandelaars tijdens de vredesbesprekingen zou hebben willen overhalen de Bataafse Republiek in te lijven – in lijn met het ‘veroveringsrecht’. Het Bataafse Comité van Waakzaamheid kreeg lucht van deze manipulaties en zette Etta Palm gevangen in het Kasteel van Woerden, waar ook mede-orangist Van der Spiegel in bewaring zat. Haar gezondheid leed zeer onder haar gevangenschap en kort na haar vrijlating (wegens gebrek aan bewijs) in 1798 stierf ze in Den Haag, op 28 maart 1799 op 55-jarige leeftijd.

Pas lang na haar dood kreeg Etta de verschuldigde eer. De historica Judith Vega pleitte in haar artikel ‘Feminist Republicanism. Etta Palm-Aelders on Justice, Virtue and Men’ in het blad History of European Ideas (1989) de ambivalente rol van Etta Palm tussen republicanisme en Orangisme te begrijpen in het licht van de ingewikkelde geschiedenis van het feminisme. Ook kreeg Etta een persoonlijk monument met in de op haar leven gebaseerde roman ‘Het zesde bedrijf’ van P.F. Thomése (1999).

Deze schets is deels gebaseerd op artikelen van Gérard Arboit uit 2008 en Eveline Koolhaas-Grosfeld uit 2013.

Agenda: 3 december 2016 – Hans van den Bergh-lezing 2016

Dit jaar zal voor de derde keer de Hans van den Bergh-lezing uitgesproken worden. Dat zal gebeuren op 3 december, de verjaardag van de naamgever. Als spreker zal optreden kleinkunstenaar, acteur en zanger Erik van Muiswinkel. In het theater, op televisie en radio heeft hij zich regelmatig kritisch uitgelaten over de monarchie. Als student Nederlands in Amsterdam kreeg hij ooit les van Hans van den Bergh.

erik-van-muiswinkel
Erik van Muiswinkel

De lezing, die mede mogelijk wordt gemaakt dankzij een bijdrage van het Nieuw Republikeins Genootschap (NRG), is vernoemd naar prof. dr. Hans van den Bergh (1932-2011). Jarenlang liet deze in woord en geschrift zijn republikeinse mening horen. Van zijn hand verschenen diverse boeken waarin hij vele argumenten gaf ter bestrijding van de monarchie: Eén over Oranje of de Republiek der Nederlanden (1989), Klein republikeins handboek (2002, 2013) en Doe het niet, Alex! (2011).

In 2014 werd de Lezing uitgesproken door de classicus Anton van Hooff en in 2015 door de historicus en biograaf Dik van der Meulen.

De Hans van den Bergh-lezing 2016 zal plaatsvinden in Amsterdam. Nadere details zullen ruim op tijd bekend gemaakt worden via onder andere de site van ‘De Republikein’ (www.rotestsite.nl), de website van het NRG (www.republikeinen.nl) en daaraan verbonden Facebook-pagina’s.

 

Gedichten voor deze tijd (3): Trump, el Baghdadi en ander vertier

Als Syrische presidenten keizer worden,

en Turkse leiders sultan zijn

als Limburgse wethouders zich koning weten

en het volk gedwee verwordt tot een lakei

 

is het tijd om

op te staan

 

de muren van de luie slaafsheid

om te werpen

de gebouwen van de warme domheid

af te breken

 

niet met de vuist

niet met de kogel

niet met de bom

 

nee, sloop ze met het woord

sloop ze met de rede

sloop ze met de pen

 

Als Salafisten Allah worden van de Wet

en Soennieten God van alle het andere

als een Amerikaan d’olijftak vervangt door het geweer

en het volk schreeuwend dom het ja-woord geeft

 

is het tijd om

op te staan

 

de muren van geestelijk onvermogen

om te werpen

de gebouwen van aangenaam niet weten

af te breken

 

niet met de vuist

niet met de kogel

niet met de bom

 

nee, sloop ze met het woord

sloop ze met de rede

sloop ze met de pen

Redactioneel: De macht van het matriarchaat

De inmiddels overleden Volkskrant-journalist Han Hansen profeteerde in 1993 in zijn boek De koning komt! dat de discussie over het voortbestaan van de Nederlandse monarchie in een stroomversnelling zou komen zodra de troon na vier koninginnen weer bezet werd door een man. De acceptatie van de monarchie was volgens Hansen verbonden met de zegeningen van het matriarchaat. Oranje-vorsten van mannelijke kunne kampten immers steevast met huizenhoge imagoproblemen, met als dieptepunt natuurlijk de immer schuimbekkende, paranoïde Willem III, alias Koning Gorilla.

Een man op de troon betekent in Nederland steevast een enorme impuls voor het republikeinse streven. Daarom is Willem-Alexander ook wel ‘de troefkaart van de republikeinen’ genoemd. Getuige de rasse toename van het aantal republikeinen in Nederland  begint dit mechanisme al behoorlijk effect te sorteren. De irritaties over de spilzucht van het hof nemen dagelijks toe. Zal ‘Willem IV’ de rit ongestoord kunnen uitzitten om het stokje aan dochter Amalia door te geven zodat het traditionele Nederlandse matriarchaat weer zijn beloop neemt?

Voor de redactie van ‘De Republikein’ was dit vraagstuk reden om ons nader te concentreren op het fenomeen van het matriarchaat. Bestaat er zoiets al een ‘vrouwelijke’ regeerstijl en zo ja, waarin verschilt die dan met de mannelijke? In het geval van Hillary Clinton vs. Donald Trump (zie het verhaal van onze redacteur Maurits van Toorn ) lijken die verschillen evident. In het geval van Koningin Wilhelmina – lees de bijdrage van Gerard Aalders over het nieuws dat de vorstin verslaafd was aan een pepmiddel –  is die tegenstelling minder makkelijk zichtbaar. Maar zij werd dan ook ‘de enige kerel van de Nederlandse oorlogskabinet in Londen’ genoemd.

Elders in de wereld moet nog steeds een begin worden gemaakt met het matriarchaat: in Japan bijvoorbeeld wordt zelfs de vrouw van de Keizer met de nek aangekeken door de hofhouding, zo schrijft onze nieuwe redacteur Hans van der Lugt, die zelf jaren correspondent was in het Land van de Rijzende Zon.

Met gepaste trots presenteren wij de bijdragen van Lodewijk Brunt en Manuel Kneepkens, twee eminente auteurs die verhalen leverden over respectievelijk de rol van de koninklijke familie in het universum van weekblad Privé  en de vrijstaat Carnaro, in 1918 gesticht door de Italiaanse dichter D’Annunzio. Niet onvermeld mag blijven het verhaal over Cleopatra van onze huisclassicus Anton van Hooff: was de wereld echt anders als haar neus een tikkeltje korter was geweest?

Tot slot verwelkomen wij van harte de komst van Hans Maessen, voorzitter van het Nieuw Republikeins Genootschap (NRG) als onze nieuwe columnist. De komende maanden zal de redactie van dit blad samenwerken met het NRG in een gezamenlijk onderzoek naar de werkelijke kosten van de monarchie, dat volgend jaar zal worden gepresenteerd als onderdeel van een vergelijkend Europees kostenonderzoek onder de vlag van de Alliance of European Republican Movements (AERM). Voor de broodnodige financiering hiervan start het NRG binnenkort een crowdfunding. Zegt het voort!

 

 

 

 

 

Column Hans Maessen: Prins van de startups

Hoe kan iemand die vanaf zijn geboorte voorbestemd was om nooit iets te hoeven doen ambassadeur wordt van een organisatie van mensen die van niets iets weten te maken?  In Nederland is dat mogelijk. Prins Constantijn is onlangs benoemd als  ‘special envoy’  van StartupDelta, een overheidsorganisatie die als  doel heeft startende bedrijven in Nederland te ondersteunen.  Afgelopen anderhalf jaar was Neelie Kroes de special ambassadeur van deze club.  Met haar lef en charme heeft ze in die tijd er mede voor gezorgd dat Nederland een vooraanstaande positie in Europa heeft gekregen als  startup-land.

Startups zijn sexy, maar de vraag is of het hier niet gaat om de zoveelste hype die op springen staat.  Elke stad, provincie en onderwijsinstelling in Nederland heeft tegenwoordig zijn eigen startup-beleid.  Door de vele regelingen en organisaties zien startende bedrijven zelf de bomen in het bos niet meer.  De eerste signalen komen binnen uit het buitenland dat investeringen in startups luchtbellen zijn die  gedoemd zijn te knappen.  De effecten op de arbeidsmarkt zijn gering, waardoor nu ook ‘scale ups‘ meegenomen worden in het beleid. Het betreft hier kortom een uiterst fluïde onderwerp.

Maar volgens minister Kamp en voorgangster Kroes is Constantijn van Oranje de ideale persoon om leiding te geven aan StartupDelta.  Het officiële persbericht maakt gewag van Constantijns ‘brede ervaring bij overheid en bedrijfsleven’.  In de praktijk wordt hij op de positie geparachuteerd door Kroes, van wie hij eerder adjunct-kabinetschef was toen zij in Brussel als eurocommissaris Digitale Agenda optrad.  Met die ervaring zou hij nauw verbonden zijn met startups en het regionale- en Europese Startup ecosysteem.  De vraag blijft hoe je als prins die in een gespreid bedje is  geboren, creatievelingen kunt inspireren die het juist niet moeten hebben van de gevestigde orde.
Startups hebben iemand nodig die bestaande structuren kan doorbreken en veranderingen te weeg kan brengen.  Daarvoor zal Constantijn politieke uitspraken moeten doen die hij als lid van het Koninklijk Huis juist niet mag doen omdat hij onder de ministeriële verantwoordelijkheid valt.  Constantijn gaf bij zijn benoeming zelf al aan dat zijn positie ‘precair’ zal zijn.  Het is hem niet toegestaan een deuk in een pakje boter te slaan.

Zijn benoeming past kortom in de reeks van Willem als watermanager, Laurentien als leesjuf en Maxima als huisvrouw die kinderen moet leren zuinig met geld om te gaan.  Het valt ook op hoe kritiekloos de Nederlandse pers met dit soort benoemingen omgaat.  De vraag wordt niet gesteld of de kwalificaties echt wel zo passend zijn, of de slagkracht van de prins groot genoeg is, of er geen andere kandidaten waren en of het geen groot toeval is dat Constantijn eerder voor Kroes werkte.  Alleen de website voor ondernemers Sprout waagde een kleine sneer te maken door Constantijn te kwalificeren als ’the Fresh Prince of hot air’.

 

Hans Maessen is ondernemer en voorzitter van het Nieuw Republikeins Genootschap. Met ingang van dit nummer is hij de huiscolumnist van De Republikein.

De 193 dagen van Keizerin Georgina

Woensdag 29 april 1925 was een zwarte dag voor de Oranjes. Die dag moest koningin Wilhelmina in dynastiek opzicht haar meerdere erkennen in Georgina Mosselmans uit Bergen op Zoom, die trouwde met de kroonprins van het Osmaanse huis en zo qua statuur hoog boven de koningin uittorende. De nachtmerrie duurde echter maar kort.

 

Tekst: Mohamed el-Fers

Na een onstuimige romance in Monaco trouwde Georgina – wel omschreven als de ‘Paris Hilton van de roaring twenties’ –  in Parijs met prins Mehmed Burhaneddin, kroonprins van een dynastie die eeuwen lang heerste over een rijk dat zich uitstrekte van Oost-Europa tot Noord-Afrika.

Het Huis van Oranje was een poppenhuisje vergeleken bij het Osmaanse Keizershuis. Al had de Turkse legerleider Mustafa Kemal in 1922 het sultanaat afgeschaft en de Osmanen in ballingschap gestuurd, in de Almanac de Gotha, het overzicht van de internationale royalty en adelstand, stond een Osmaanse kroonprins in heel wat hoger aanzien dan een ordinair Nederlands vorstinnetje. Volgens het protocol zou Wilhelmina Georgina met ‘Keizerlijke Majesteit’ moeten aanspreken. Dat moet haar een gruwel zijn geweest.

 Jeugdtrauma

Kroonprins Mehmed Burhaneddin zag in 1885 het levenslicht in het Yıldız Paleis van Istanboel. Als kind liep hij een trauma op omdat zijn vader hem steevast op zijn schoot hield in het rijtuig, bij wijze van psychologische afschrikking van eventuele moordenaars. In 1914 werd hij titulair Koning van Albanië, maar het kalifaat ging aan hem voorbij toen zijn oom Mehmed VI na de Eerste Wereldoorlog als sultan ten val kwam.

Georgina Mosselmans werd geboren op landgoed Ruytershove in Bergen op Zoom. Vader was de 32-jarige Richard Frederik Hendrik Mosselmans, opzichter bij de NV Oestercultuur De Parel, moeder Julia Dorrepaal, dochter van een in Nederlands-Indië schatrijk geworden ondernemer. Na vijfendertig tropenjaren had de grootvader van Georgina het landgoed Ruytershove aangeschaft en legde hij zich toe op de exploitatie van oesterputten.

 

Failliete boedel

In 1894 werden de oesterputten in het openbaar bij opbod verkocht. Er blijft genoeg geld in de familie om de dochters te koppelen aan welgestelde mannen. Georgina’s eerste huwelijk is met de Britse Lord Douglas, maar dat huwelijk is onder ongelukkig gesternte geboren en mondt snel uit in een scheiding. In hetzelfde jaar dat haar zus Anna Amalia in Londen huwt met Jonkheer Robert Quarles van Ufford – wiens moeder Cornelia Johanna, Gravin van Limburg Stirum, zo’n beetje het allerblauwste bloed heeft dat er door de Nederlandse aderen kan stromen –  ontmoet Georgina haar Turkse prins aan de roulettetafel in Monte Carlo. Op woensdag 29 april treden ze in Parijs in het huwelijk. De internationale societypers geniet van het oriëntaalse sprookje. Spionnen van Turkije, maar ook  Frankrijk, Roemenië, Griekenland, Groot-Brittannië, Italië, Duitsland, Nederland stortten zich ook op Georgina.

 Geboorteakte

Na 193 dagen is het spookje opeens uit. Naar verluidt schrikt de Osmaanse prins als hij de geboorteakte van zijn echtgenote onder ogen krijgt. Georgina is geen 25 – zoals ze had verteld – maar 46 jaar oud. Burhaneddin voelt zich bedrogen nu blijkt dat Georgina ‘op schaamteloze wijze misbruik heeft gemaakt van zijn slechtziendheid’.  Op maandag 9 november wordt in Wenen de scheiding uitgesproken. Lang treuren doet Georgina niet. Binnen vier maanden trouwt ze een Franse edelman en daarna nog eens met een Britse aristocraat. Georgina Mosselmans zou de rest van haar leven resideren op het eiland Guernsey, waar ze op 30 april 1969 stierf.

 

Mohamed el-Fers is auteur van de biografie De Laatste Turkse Sultan, die in 2015 verscheen bij Turks Huis uitgeverij te Amsterdam.

1 10 11 12 13 14 19