Robespierre

De markies van Condorcet: grondlegger van de Franse republiek

/

De markies van Condorcet (1743–1794) was een van de grondleggers van de Franse revolutie. Hij was voorvechter van gelijke rechten voor vrouwen en afschaffing van de slavernij. Ook hij ontkwam niet aan de Terreur van Robespierre.

Tekst: Meindert Fennema

Marie-Jean-Antoine-Nicalas Caritat, Markies van Condorcet (1744-1794) zou eigenlijk militair worden: dat was een familietraditie. Maar hij werd wiskundige en publiceerde in 1765 – hij was toen 21 – een innovatief artikel over integraalrekening. Vier jaar later werd hij lid van de Franse Academie voor Wetenschappen, waarvan hij spoedig secretaris zou worden. Hij was bevriend met de belangrijkste verlichtingsfilosofen: Voltaire, Diderot, d’Holbach en D’Alembert. Maar al zijn vrienden stierven aan de vooravond van de Franse Revolutie. Voltaire in 1778 (in datzelfde jaar overleed ook Rousseau), D’Alembert overleed in 1783, Diderot in 1784, d’Holbach overleed in januari 1789. Van de verlichtingsfilosofen nam alleen Condorcet deel aan de Franse Revolutie. Het zou hem niet goed bekomen.

Aanvankelijk leek het Condorcet ook tijdens de Revolutie voor de wind te gaan. De markies had een radicaal temperament. Dat hij onder Lodewijk XVI nog een hoge bestuurlijke functie bekleed had werd hem vergeven. Dat hij zich bij de eerste verkiezingen van de Staten Generaal verkiesbaar stelde namens de adel was niet zo handig. De adel had een hekel aan zijn radicale ideeën. Hij publiceerde midden in de verkiezingstijd een pamflet waarin hij de afschaffing van de slavernij bepleitte. Kort daarvoor had hij zich in een ander pamflet uitgesproken voor het vrouwenkiesrecht. Condorcet was een van de eersten die zich aansloot bij de Club der Jacobijnen.

Openbaar onderwijs

Maar hij werd niet gekozen in de Constituante. Pas aan het einde van 1789 werd hij, mede door toedoen van Lafayette, gekozen in de Commune van Parijs. Maar hij werd in 1791 niet herkozen. Pas in oktober werd hij gekozen in de wetgevende vergadering. Daar maakte hij zich onsterfelijk met een rapport over de inrichting van het openbaar onderwijs, dat de vorm en de inhoud van het onderwijs voor de volgende twee eeuwen zou gaan bepalen.

Maar dan loopt het fout. In de loop van 1792 ontbrandt er een strijd tussen Brissot en Condorcet aan de ene kant en Robespierre en Saint Juste aan de andere. Condorcets functies in het Ancien Regime werden hem steeds meer aangerekend en dat gold ook voor zijn vriendschap met Lafayette. Zijn voorzitterschap van de vereniging ‘Les Amis des Noirs’ werdt maakte hem ook niet populair bij Robespierre. Robespierre was, anders dan Condorcet en Brissot, tegen de afschaffing van de slavernij in de koloniën. Het brood was in Parijs al zo duur geworden, als nu de suiker ook nog duur werd zou de revolutionaire regering dat worden aangerekend.

De terreur brak los en de macht kwam steeds meer te liggen bij de Commune van Parijs. Desondanks zette Condorcet zijn wetgevende arbeid voort en hij wist te bewerkstelligen dat een aantal revolutionaire vrienden uit Amerika, Duitsland en Engeland het Franse burgerschap werd verleend. Dat gold onder meer voor Jeremy Bentham, Tom Paine, Friedrich von Schiller en George Washington.

Danton ten val

Condorcet werd voorzitter van de commissie die zich bezighield met het opstellen van een nieuwe grondwet, waarin – voor het eerst in de geschiedenis – naast het recht op eigendom, het algemeen mannenkiesrecht, ook een aantal sociale grondrechten werden vastgelegd. De concept-grondwet van 1793 werd in de nationale vergadering door de Jacobijnen afgewezen, om partijpolitieke redenen. Zij wilden de Girondijnse regering onder leiding van Danton ten val brengen. Toen dat gelukt was werd de grondwet van Condorcet, met een aantal kleine wijzigingen, alsnog aangenomen.

De Jacobijnse vleugel werd steeds nationalistischer en gewelddadiger. Condorcet verzette zich tegen terechtstelling van de koning, samen met Tom Paine pleitte hij voor zijn verbanning naar Amerika: daar zou de koning kennis kunnen maken met de weldaden van een democratische samenleving. Tevergeefs. Louis XVI zou op 23 januari 1793 geguillotineerd worden. In juni van dat jaar werden 29 Girondijnse volksvertegenwoordigers gearresteerd. Condorcet verzette zich opnieuw. Kort daarna, op 8 juli 1793, wordt ook tegen Condorcet een arrestatiebevel uitgevaardigd. De man die zich al in 1791 voor een Republiek had uitgesproken, toen Robespierre zich nog monarchist betoonde, werd anderhalf jaar later beschouwd als ‘verdediger van de monarchie’. De man, die zich, tot ergernis van Robespierre in 1788 – en op nieuw in 1789 – had uitgesproken voor de afschaffing van de slavernij en die had gepleit voor het vrouwenkiesrecht, werd in 1793 vervolgd wegens ‘contrarevolutionaire activiteiten’.

Meesterwerk

Condorcet onttrok zich aan arrestatie door onder te duiken op een adres vlak bij de Jardin du Luxembourg. Daar schreef hij in zes maanden een meesterwerk dat hem een vooraanstaande plaats zou verschaffen onder de verlichtingsfilosofen: Esquisse d’un tableau historique des progres de l’esprit humain. In ruim 300 pagina’s schetste hij hoe in de loop van de menselijke geschiedenis het idee van de vooruitgang steeds meer terrein wint. Het manuscript eindigt met een ‘Fragment sur l’Atlantide’, een utopie, waarin een geheel op wetenschap gebaseerde samenleving wordt geportretteerd: daar bestaat een universele taal, daar is onderwijs voor iedereen, daar zijn religie en bijgeloof uitgebannen, daar zijn vrouwen bevrijd van hun patriarchale man en de slaven van hun meester, daar heerst volledige vrijheid. De vooruitgang is in de ogen van Condorcet inherent aan de menselijke natuur en wordt slechts tegengehouden door onwetendheid en (bij)geloof, die zich verschansen in religieuze instellingen en tradities. Op hun beurt worden religie en tradities in stand gehouden door degenen die daar belang bij hebben: vorsten, de adel, advocaten en rechters, maar vooral de geestelijkheid. Strijd tegen religie en traditie is dus de plicht van allen die de vooruitgang willen dienen.

Condorcet deed dat zelf met zoveel overgave dat zijn Nederlandse vertaler meende de schrijver tegen zichzelf in bescherming te moeten nemen. Hij schreef in een voorwoord van de Schets van een historisch tafereel der vooruitgang van ’s menschen geest (Haarlem, 1804): ’In een Werk, van dien aart, als dit, geschreven door een Wijsgeer, die (…) in de heerschende Schoole van zijnen tijd, in de Schoole der HELVETIUSSEN EN DIDEROTS gevormd was, kon het niet missen, of moesten enige trekken voorkomen, die den Christelijke Godsdienst min gunstig waren. Ik heb gemeend dat ik wél zou doen deze plaatsen of uitdrukkingen – die nogthans weinig in getal zijn – of te verzachten, of geheel weg te laten.’

Gearresteerd

Toen Condorcet zijn Esquisse af had, in maart 1794, besloot hij zijn onderduikadres te verlaten en ging op weg naar een vriend die in Fontenay aux Roses woonde. Deze durfde hem echter niet binnen te laten omdat zich, naar hij zei, onder zijn huispersoneel Jacobijnen bevonden. Uitgeput zocht Condorcet onderdak in een herberg, waar hij echter argwaan wekte door een omelet van twaalf eieren te bestellen. Hij werd door de gendarmerie gearresteerd en opgesloten in een politiecel. De volgende ochtend, op 28 maart 1794, trof men hem dood in zijn cel. Had hij zelfmoord gepleegd of was hij, geestelijk en fysiek uitgeput, een natuurlijke dood gestorven?

Op 2 april 1795, na de val van Robespierre, besloot de Nationale Conventie zijn ‘Schets’ op staatskosten uit te geven.

Meindert Fennema vertaalde, samen met Geertje Karsten-van der Giesen, Condorcets ‘Beschouwingen over de negerslaverij’ (Heureka, Weesp, (1989, 1991)

Pleidooi voor de Verlichting: Jonathan Israel over de Franse en de Amerikaanse revolutie

De vermaarde Britse historicus Jonathan Israel is 13 oktober 2020 te zien en te horen bij de herdenking van de Amsterdamse vrijdenker Adriaan Koerbagh (1633-1669) in Culemborg. Koerbagh was onder de invloed van Spinoza gekomen tot radicale verlichtingsideeën, waarin hij onder meer het bestaan van de hel en het dogma van de goddelijke drieënheid afwees. Hij moest dat bekopen met een verbod van zijn geschriften, in Amsterdam werden zijn boeken op last van het stadsbestuur verbrand en hij belandde in het cachot, waar hij door de barre omstandigheden overleed. Momenteel loopt er een campagne om Koerbagh te rehabiliteren met de vernoeming van een Amsterdamse straat naar hem. Jonathan Israel wijdde een hoofdstuk aan leven en werk van Koerbagh in zijn boek Radicale verlichting (2001). De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap volgt het werk van Jonathan Israel op de voet en wijdde besprekingen aan zijn twee meest recent in het Nederlands verschenen werken. Ter ere van Israels komende optreden in Nederland worden deze twee besprekingen hier integraal gepresenteerd.


De Amerikaanse revolutie

Tekst Maurits van den Toorn

De Amerikaanse revolutie die leidde tot de onafhankelijkheid in 1776 bood volgens filosoof Thomas Paine een ‘kans om de wereld opnieuw te beginnen’ en ‘een nieuwe regeringsvorm tot aanzijn te brengen die de rechten van alle mensen zou beschermen’. Misschien wat hoogdravende, maar zeker welgemeende woorden. Merkwaardig genoeg is die revolutie in later jaren vooral als iets exceptioneels gezien, iets wat typisch Amerikaans was en juist geen universele geldigheid zou hebben. Dat is een grote vergissing, vindt de Britse historicus Jonathan Israel. In zijn boek Lopend Vuur probeert hij die te corrigeren.

Israel is onder meer bekend geworden door zijn in 1995 verschenen geschiedenis van de Nederlands Republiek, The Dutch Republic: Its Rise, Greatness, and Fall, 1477-1806. Hij is ook gespecialiseerd in de Verlichting, waarbij de Amerikaanse revolutie is te beschouwen als de Amerikaanse vorm van de Verlichting. Zijn nu vertaalde boek The Expanding Blaze: How the American Revolution Ignited the World, 1775-1848 uit 2017 gaat over die revolutie die de eerste en meteen een van de belangrijkste was in een reeks van revolutionaire gebeurtenissen die in de driekwart eeuw van 1775 tot 1848-’49 de Atlantische wereld overspoelde.


Historische vergissing

Het is een invloed die volgens Israel nogal onderschat is: ‘In plaats van een scherp contrast te maken tussen de Franse en Amerikaanse Revolutie, wat een grote historische vergissing is, zal een bruikbaar schema juist de parallellie laten uitkomen en laten zien dat de Amerikaanse en de Franse revolutie (tot juni 1793) in grote lijnen hetzelfde traject volgden, en dat ze allebei evenzeer een strijdperk waren van twee Verlichtingskampen: gematigd en radicaal.’

Ook de latere revoluties en revolutiepogingen streefden in essentie hetzelfde na als de Amerikaanse revolutie: vrijheid, democratie en gelijkheid, plus vrijheid van meningsuiting en drukpers en onschendbaarheid van persoon en eigendom. Een nogal onderbelicht aspect van die revolutie was de veranderende positie van religie. Calvinistische rechtlijnigheid en dogmatiek verloren terrein, er kwam een scheiding van kerk en staat, staatssteun voor religieus gezag verdween en er werden geen religieuze voorwaarden gesteld aan het bekleden van overheidsfuncties in de Verenigde Staten.

Patriottenbeweging
Zo vormden de Amerikaanse ontwikkelingen de inspiratie voor de eerste openlijk democratische beweging van Europa vanaf 1780: de Nederlandse, pro-Amerikaanse ‘Patriottenbeweging’, die alle Europese en Amerikaanse hervormingsgezinden aandachtig volgden en die in 1787 met Pruisische hulp werd neergeslagen (het gehucht Goejanverwellesluis kreeg er nationale faam door). Deze grote internationale samenhang bleef de hele revolutieperiode tot 1848 bestaan. Israel noemt als een van vele voorbeelden de Belgische opstand van 1830, waarbij er volgens hem veel sprake was van ‘een grote hang naar federalisme volgens het Amerikaanse voorbeeld en staatsbestel’. Dat men desondanks eindigde met een monarchie kwam doordat de ‘restauratieve machten’ Groot-Brittannië, Frankrijk en Pruisen de Belgische onafhankelijkheid alleen wilden erkennen als er een conservatief staatsbestel inclusief een monarchie kwam.

In de jaren na 1850 gingen de ontwikkelingen aan beide zijden van de oceaan uit elkaar lopen. De Verenigde Staten verloren gaandeweg hun rol als progressief voorbeeld. De slavernij werd een steeds grotere schandvlek, de rol van religie nam weer toe en het land raakte verzeild in isolationisme. De radicale stroming verloor terrein, conservatisme en nationalisme groeiden, de ‘geest’ van 1776 verdween steeds meer. ‘Onze voortgaande degeneratie lijkt mij tamelijk snel te gaan,’ schreef Abraham Lincoln in 1855 in een brief. Tegelijkertijd werden landen als Canada, Australië en Nieuw-Zeeland overtuigender voorbeelden van democratische vooruitgang en mensenrechten. De rest van de wereld kwam overigens in de tweede helft van de negentiende eeuw ook in de ban van allerlei ‘-ismen’, van nationalisme en imperialisme tot socialisme en marxisme, waarbij ook daar de Amerikaanse revolutie als – al dan niet afschrikwekkend – voorbeeld buiten beeld raakte.

‘De gangbare opvatting werd dat de Amerikaanse Revolutie fundamenteel anders was dan de Franse en ook anders dan alle Europese en Latijns- Amerikaanse revoluties, en geen brede invloed had gehad,’ schrijft Israel. Hij hekelt de geschiedschrijving aan beide zijden van de oceaan die tot de huidige dag ‘opmerkelijk kortzichtig’ is gebleven door de Amerikaanse revolutie te zien als een vorm van exceptionalisme, een ‘voor anderen niet geheel toegankelijke en begrijpelijke ervaring’ die niet goed bruikbaar is als voorbeeld voor de revoluties die vanaf 1789 elders in de wereld volgden.

Was die ‘voorbeeldrevolutie’ dan perfect geweest? Verre van, vonden sommige tijdgenoten al. Zo werd er ook toen al geageerd tegen het voortbestaan van de slavernij (en wordt er nog steeds wat besmuikt gedaan over het feit dat president Washington, toch een beetje de Vader des Vaderlands, slaven had en zelfs een advertentie liet plaatsen om een ontsnapte slaaf op te sporen).

Nog een imperfectie: in de meeste staten was het kiesrecht zeer beperkt, alleen in Pennsylvania en Vermont was er kortstondig algemeen kiesrecht, dat wil zeggen voor volwassen blanke mannen. De beperking werkte het ontstaan van een informele ‘aristocratie’ in de hand.

De Engelse predikant en democraat Richard Price signaleerde bovendien dat de Amerikaanse ‘jacht naar vrijheid’ ook tot een onverhulde jacht op rijkdom leidde, die volgens hem botste met ‘de deugdzame en eenvoudige omgangsvormen zonder welke geen Republiek langdurig standhoudt’. Het is een opmerking die nog steeds hout snijdt, zeker nu we afstevenen op presidentsverkiezingen met een hoogst ongewisse uitkomst.


Jonathan Israel
Lopend Vuur. Hoe de Amerikaanse revolutie de wereld in vlam zette, 1775-1848
Uitgeverij Van Wijnen, Franeker
840 pagina’s
ISBN 9789051945546
Prijs € 59,50

Terreur versus Verlichting: Jonathan Israel rehabiliteert de Franse Revolutie

Tekst: René Zwaap

De handelingen voltrokken zich ruim 230 jaar geleden, maar niet zelden bekruipt de lezer van Jonathan Israels magistrale Revolutionaire ideeën, een intellectuele geschiedenis van de Franse revolutie de sensatie midden in het heden te staan. Neem zijn beschrijving van de ‘autocratische populisten’ (de definitie van de historicus kan ook moeiteloos naar deze tijd worden getransplanteerd) Marat, Robespierre en Hébert: ‘Zij bleven liever voortbouwen aan hun achterban van licht ontvlambare, paniekgevoelige, ongeletterde en opvliegende lieden, waarbij sensatie, theatrale overdrijving en het cultiveren van geruchten hun belangrijkste instrumenten waren‘. Het lijkt zo te komen uit een handleiding voor internet-agitprop anno 2019.

In de visie van Jonathan Israel was de Terreur van Robespierre niet het onvermijdelijke gevolg van de democratisch-republikeinse revolutie van 1789, maar het absolute tegendeel ervan. In feite stonden Robespierre en zijn linkerhand Saint-Just voor de verwoesting van de Revolutie. Zij waren de apostelen van een virulente vorm van contra-Verlichting en anti-intellectualisme, vijandig tegen vrijheid van denken, individuele vrijheid, eruditie en het recht op het uiten van kritiek. ‘In principieel opzicht was Robespierre de tegenspraak van de Revolutie en niets anders dan de antithese van de Verlichting’, schrijft hij in Revolutionaire Ideeën. Robespierre en zijn factie – de zogeheten ‘Montagne’- waren niet de prominentste vertegenwoordigers van de Revolutie, maar de perverse omkering ervan.

Proto-fascisme
Marat en Hébert, de meest invloedrijke rattenvangers van de publieke opinie tijdens de Revolutie, waren met hun invloedrijke bladen L’Ami du Peuple (Marat) en Le Père Duchesne (Hébert) even bekwaam in het bespelen van de onderbuik van de massa als later Steve Bannon’s Breitbart. Jonathan Israel: ‘Steeds waren zij gericht op de minst opgeleiden en hun credo behelsde een polariserend populistisch chauvinisme, een soort proto-fascisme, dat in het geval van Marat voortdurend opriep tot een dictatuur van het onverbiddelijkste soort, teneinde “het volk” te redden. Volgens Marat was er een persoonlijke dictatuur nodig, liefst door Robespierre, in wie hij een boven iedereen uittorenende leider zag die even gestaald, onbuigzaam en Machiavellistisch was als hijzelf, iemand die de hele mensheid indeelde in goeden en kwaden, onderdrukten en onderdrukkers, onophoudelijk strijdend tegen corruptie in de hoge kringen en de lof zingend van “het volk”.’

De moordaanslag door Charlotte Corday op Marat – van origine een Zwitser uit Genève – in diens badkuip op 13 juli 1793 was bedoeld om diens tirannie te breken, maar resulteerde in het postume tegendeel. Jonathan Israel: ‘Op de een of andere manier, groeide deze schrille, onappetijtelijke fanaticus uit tot een figuur die door het regime en het volk vereerd werd in een mate die vrijwel niemand anders in de geschiedenis ooit ondervonden heeft. Het was het eerste voorbeeld van een georganiseerde politieke cultus waardoor een non-entiteit, die niemands respect waard was, werd getransformeerd tot een kolossale “held van het volk”, oneindig geliefd door de massa’s.’

Marats lichaam werd gebalsemd en publiek tentoongesteld in de kerk van de Cordeliers nabij zijn woning op een speciaal bed dat was bedekt met bloemen, omringd met kaarsen en getooid door de grootste kunstenaar van de Revolutie, Jacques-Louis David: half ontbloot om zijn steekwond en zijn bebloede hemd te kunnen tonen, en zijn hoofd gekroond met eikenbladeren. Een menigte mensen, vooral vrouwen, stortten hun harten vol ontroostbaar verdriet uit over het verlies van hun martelaar, hoewel slechts een teleurstellend klein aantal kwam kijken bij de begrafenisstoet zelf. Het was het startsein voor een ongebreidelde golf van terreur.


Nationale scheermes

Ook Le Père Duchesne van Jacques René Hébert was gespecialiseerd in grofheid gericht op de mobilisering van de allerlaagste instincten van de massa, zijn antenne voor het zogeheten onderbuikgevoel was zijn politieke kapitaal. Zolang het volk nog vertrouwen vertoonde in de koninklijke mystiek van de vorst, had Hébert dat ook, na de mislukte vlucht van de koninklijke familie in 1793 schreef hij Lodewijk XVI af met de woorden ‘Wat moeten we doen met dit vette varken?,’ noemde hij hem ‘Lodewijk de Verrader’ en Marie Antoinette ‘zijn hoer’. Hébert raakte niet moe de lof van de guillotine te bezingen als het ‘nationale scheermes’, en toen op 24 maart 1794 zijn eigen beurt was gekomen, zal hij daar vast aan hebben gedacht. Hébert stierf na een gruwelijk voorspel – de beul van dienst liet tot vermaak van het publiek het hakmes tot drie keer net tot boven zijn nek hangen. Robespierre – de ‘allesverslindende krokodil’ in de woorden van de Zweedse radicaal Thomas Thorild – volgde dezelfde route vier maanden later met een half weggeschoten kaak, samen met de even jeugdige als meedogenloze Saint-Just – en daarmee kwam het schrikbewind van de Terreur na ongeveer 50.000 doden langzaam tot zijn einde.

Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger
De belangrijkste slachtoffers van die Terreur waren de authentieke democratische republikeinen. Het eerste belangrijke slachtoffer van Marat en Robespierre in die kringen was Jacques-Pierre Brissot, geguillotineerd op 31 oktober 1793, de kampioen van de vrijheid van meningsuiting, leider van de democratische factie van de Girondijnen, die – geïnspireerd door de republikeinse bewegingen in Genève en de Lage Landen – een van de hoofdarchitecten van de Franse Revolutie was. Brissot was een voorvechter van mensenrechten, internationalisme en emancipatie van de zwarte bevolking, net als markies Jean-Antoine Nicolas de Caritat Condorcet, opsteller van ’s werelds eerste democratische republikeinse grondwet, die de guillotine maar net wist te ontlopen door gif in te nemen. Condorcet was samen met graaf Honoré Gabriel Riquetti Mirabeau (die in 1791, net op tijd , een natuurlijke dood stierf) de hoofopsteller van de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger van 1789. Dat was het kroonstuk van de Franse Revolutie, geïnspireerd door de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776, maar tegelijkertijd veel ambitieuzer en radicaler door ‘de vrije uitwisseling van gedachten en meningen’ als ‘een van de meest kostbare rechten van de mens’ centraal te stellen. ‘Voor het eerst in de geschiedenis waren gelijkheid, individuele vrijheid, het recht op gelijke bescherming door de staat en vrijheid van denken en meningsuiting vastgelegd als basisbeginselen die als inherent werden beschouwd aan alle rechtvaardige en rationele samenlevingen’, aldus Jonathan Israel. ‘Het fundament van de moderne democratie was gelegd. De rechten die de Fransen zichzelf toekenden werden geproclameerd als universele rechten, die in gelijke mate toebehoorden aan iedereen, van welk volk, welke rang, welke geloofsovertuiging en welk ras dan ook.’

Al deze authentieke democratische republikeinen – onder wie ook George Danton en Camille Desmoulins, beiden geguillotineerd – hadden zich op alle mogelijke manieren moedig verzet tegen de repressie en Terreur van Robespierre en Saint-Just, en zij waren in feite de belangrijkste slachtoffers van de Terreur. ‘Omdat zij voorvechters van de kernwaarden van de Revolutie waren, werden de meeste democratisch-republikeinse leiders en krantenredacteuren tussen september 1793 en juli 1794 geëlimineerd’, aldus Jonathan Israel. De Terreur begon met de nederlaag van de Brissot-gezinden in juni 1793 en ‘bloeide op hun graf’, zoals de Zwitserse revolutionair Benjamin Constant het uitdrukte.

Historiografisch obscurantisme
Het was niet voor niets dat Marat en Robespierre groot misprijzen aan de dag legden voor de hoge filosofische idealen die spraken uit de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger, aldus Jonathan Israel. In het diepst van hun wezen verwierpen zij dit verlichtingsdenken. Israel verwijt zijn collega-geschiedschrijvers dan ook dat zij zo makkelijk zijn meegegaan in de these dat de Terreur van Robespierre het uitvloeisel was van het verlichtingsdenken. Terecht omschrijft hij dit gedachtengoed als ‘historiografisch obscurantisme’. Hij schrijft: ‘Misbruik en instrumentalisering van het feit dat de Verlichting de overheersende vormende factor was van de Revolutie hielpen dus de poort wijd open te zetten voor de dominante royalistisch aristocratisch- kerkelijke reactie van het begin van de negentiende eeuw, en voor een treurig stemmende lijst van contra-Verlichting-ideologieën die de moderne democratie en het republicanisme sindsdien steeds hebben gekweld en er afbreuk aan hebben gedaan’. Aan deze ‘betreurenswaardige consensus’ heeft zijn studie zeker een eind gemaakt.

Jonathan Israel
Revolutionaire ideeën, een intellectuele geschiedenis van de Franse revolutie
Uitgeverij Van Wijnen
1200 pagina’s
€75,00
ISBN9789051945355

Jonathan Israel spreekt op 13 oktober 2020, ter gelegenheid van de Koerbagh-herdenking in Culemborg, die plaatsvindt in het kader van de expositie Koerbagh, Eerherstel voor een dwarse denker.

www.weeshuismuseum.nl
www.voetvanoudheusden.nl.

Revolutie of farce? Frankrijk verruilt sans-culottes voor gele hesjes

In nummer 1/2019 van De Republikein uitgebreid aandacht voor de ontwikkelingen in Frankrijk met de opstand van de ‘gele hesjes’ en de wankele positie van president Macron. Is de protestbeweging de rechtmatige opvolger van de ‘sans-culottes’ van de Franse Revolutie of herhaalt de geschiedenis zich hier als klucht?

Correspondent Peter Vermaas van NRC-Handelsblad bericht exclusief voor De Republikein vanuit Parijs over de parallellen tussen Macron en Lodewijk XVI, en signaleert opmerkelijk restauratieve, zo niet reactionaire tendensen bij de ‘gilets jaunes’, die Macron kritiseren vanwege zijn monarchale regeerstijl maar binnen wier gelederen stemmen opgaan voor herstel van de Franse monarchie. De troonpretendenten van de families Bourbon, D’Orléans en Bonaparte staan al te trappelen in de coulissen.

Sarah Verroen schrijft in een column vanuit Arles over de romantiek van de opstand der gele hesjes. Het is moeilijk niet meegesleept te worden door de intensiteit van het brede volksverzet, schrijft zij.

Staat Frankrijk anno 2019 voor een zelfde kolossaal breekpunt als 230 jaar geleden met de Franse Revolutie? Ricus van der Kwast vergelijkt de gele hesjes van nu met de sans-culottes van destijds en komt tot ontnuchterende conclusies. ‘Het protest heeft geen rationele basis’, oordeelt Van der Kwast. ‘We zien hier het instinct aan het werk van een klasse die zich vastklampt aan zijn verworvenheden, en daarvan geen millimeter wil wijken. Zelfs niet als er een planeet op het spel staat’. Hij pleit voor een normalisering van het Franse presidentschap in een nieuwe republiek, die alweer de zesde in rij zou zijn in Frankrijk.

René Zwaap las het recent verschenen standaardwerk Revolutionaire ideeën, een intellectuele geschiedenis van de Franse revolutie van de vermaarde Britse historicus Jonathan Israel. Deze verzet zich tegen het wijdverbreide beeld dat de Verlichtingsidealen van de Franse Revolutie onvermijdelijk moesten culmineren in de Terreur van Robespierre. In de visie van Jonathan Israel was het Jacobijnse schrikbewind niet het onvermijdelijke gevolg van de democratisch-republikeinse revolutie van 1789, maar het absolute tegendeel ervan. ‘In principieel opzicht was Robespierre de tegenspraak van de Revolutie en niets anders dan de antithese van de Verlichting’, aldus de historicus in deze recent verschenen vertaling van zijn werk.

De Hongaarse filosofe Ágnes Heller stond in Zürich stil bij de 100-jarige herdenking van de moord op Rosa Luxemburg en besteedde daarbij ook aandacht aan de visie van de legendarische activiste op de Franse Revolutie, die deze omschreef als ‘een bloedige en volledig zinloze farce’.

Markies de Sade was gevangene in de Bastille, werd na zijn bevrijding lid van de wetgevende Nationale Conventie en ontsnapte op een haar na aan de guillotine omdat hij in de ogen van Robespierre als tegenstander van de doodstraf te gematigd was. Maar was de libertijn de republiek echt een warm hart toegedaan? Solange Leibovici heeft zo haar bedenkingen.

Raymond van den Boogaard vraagt zich af of nog er rek zit in het beeld dat de Fransen meedragen van Robespierre, de belichaming van de bloedige terreur tijdens de Franse revolutie. In zijn recente biografie schildert Marcel Gauchet het dilemma van Robespierre als een typisch Frans politiek probleem: de moeizame omzetting van een voortreffelijk programma in praktisch beleid.

Het idee van de markies van Condorcet (1743–1794) – een der dragende figuren van de Franse Revolutie – om het koningschap uit te besteden aan een machine, is zeer uitvoerbaar geworden, betoogt Manuel Kneepkens. Meindert Fennema beschrijft hoe Condorcet als voorvechter van gelijke rechten voor vrouwen en afschaffing van de slavernij ook het slachtoffer kon worden van de revolutionaire Terreur.

De Franse revolutie was in grote mate een vrouwenzaak. Proto-feministes als Olympe de Gouges, Pauline Léon en Claire Lacombe speelden een belangrijke rol. Totdat het patriarchaat ook hier de rijen sloot en sommigen van hen het einde vonden onder de guillotine. Bart Gruson over de opkomst en ondergang van de Société des Citoyennes Républicaines Révolutionnaires.

Niemand minder dan Lodewijk XVI hielp mee bij het vervolmaken van de guillotine, het ‘Nationale Scheermes’van de Franse Revolutie. Bedoeld als een egalitair en vrijwel pijnloos strafmiddel, rezen er toch al snel twijfels over de voordelen van onthoofdingsmachine. Niettemin werd de guillotine o.m. ook gebruikt in Zwitserland, Nederland en nazi-Duitsland.

Net als in de Renaissance werd tijdens de Franse Revolutie hevig teruggegrepen op de Antieken. In de schilderkunst kwam het neoclassicisme van David en Lethière in plaats van het frivole rococo, die nu veracht werd als een lichtzinnige hofstijl. De Grieks-Romeinse Oudheid herleefde met de emancipatie van de massa’s.  Classicus Anton van Hooff legt uit dat revolutie niet alleen een omwenteling is, maar ook een terugwenteling.

De opkomst van Madame de Maintenon van dochter van een veroordeelde valsemunter en moordenaar tot echtgenote van Zonnekoning Lodewijk XIV blijft tot de verbeelding spreken. Thomas von der Dunk las haar eerste Nederlandstalige biografie.

En verder in dit nummer:

In het redactioneel commentaar staat hoofdredacteur van De Republikein René Zwaap stil bij de uitspraak van Willem-Alexander dat de banden tussen het Saoedische koninkrijk en het Huis van Oranje helemaal niet zo nauw zijn als gedacht. Die mededeling, gedaan tijdens het koninklijke bezoek aan Londen in oktober 2018 naar aanleiding van de moord op journalist Jamal Khashoggi, was ‘stuitend misleidend’, aldus Zwaap, en hij doopt WA tot ‘Koning Historisch Onbenul’.

Met een budgetoverschrijding van 40 procent (35 miljoen euro begroot, werkelijke kosten 63,1 miljoen euro) is de renovatie van Huis ten Bosch in Den Haag uitgegroeid tot een draconische verliespost van de Nederlandse overheid. Voormalig secretaris-generaal van Financiën Jan Postma heeft een goed idee voor compensatie: openstelling voor het publiek. Ten tijde van de Bataafse Republiek was op last van de toenmalige minister van Financiën Alexander Gogel in de Oranjezaal van Huis Bosch de Nationale Konst-Gallerij gevestigd – de voorloper van het Rijksmuseum – en die traditie kan in ere worden hersteld, aldus Postma in de rubriek ‘Van het republikeins front’.

Vanwege zijn deelname aan de aanslag op het Amsterdamse Bevolkingsregister door de verzetsgroep rond Gerrit van der Veen werd Spanjekenner, historicus en romanschrijver Johan Brouwer in 1943 gefusilleerd. Zijn biograaf Hendrik Henrichs werpt een nadere blik op Brouwers inzet voor de Tweede Spaanse Republiek tegen de troepen van Franco. De motieven daarvan waren complexer dan Brouwer zelf deed vermoeden.

Vierhonderd jaar geleden vond op het Binnenhof de onthoofding plaats van Johan van Oldenbarnevelt, lange tijd een van de machtigste mannen van de Republiek der Verenigde Provinciën. In De zaak Oldenbarnevelt geeft historicus Wilfried Uitterhoeve zich moeite te bestrijden dat de veroordeling en daaropvolgende onthoofding van de ex-raadspensionaris moet worden gezien als een gerechtelijke moord. Maar wie zijn werk leest kan zich moeilijk aan die indruk onttrekken, constateert Maurits van den Toorn in zijn bespreking van het boek.

In de rubriek ‘Appeltjes van Oranje’ dit keer aandacht voor de banden tussen Oranje en de absolute monarchie van de Saoedi’s. In zijn boek De Saoedi’s – de ongewisse toekomst van een machtige oliestaat turft journalist Mark Blaisse maar liefst tienduizend prinsen (en zelfs meer dan twintigduizend als alle levende afstammelingen van de eerste koning Ibn Saoed worden meegerekend). Dat is een ideaal broeinest voor paleisintriges en corruptie.  Kroonprins Mohamed bin Salman zette zich in 2015 aan een offensief om al zijn concurrenten binnen de familie uit te schakelen. Dat de kroonprins nu zo makkelijk wegkomt met de moord op zijn criticaster Khashoggi zal hem alleen maar hebben gesterkt in zijn gevoel van onaantastbaarheid.

In zijn vaste column staat Republikeins Genootschap-voorzitter Hans Maessen dit keer stil bij de noodzaak om de straatnamen in Nederland te ontdoen van alle eerbewijzen aan koningin Wihelmina en prins Bernhard. ‘Al verzetten monarchisten zich tegen naamsveranderingen, ook voor hen geldt dat foute personen geen voorbeeld mogen zijn voor onze kinderen’, stelt hij.

Plus: De Blik van Joep Bertrams, dit keer gewijd aan het surrealistische Belgische vorstenhuis.

 

Nr. 1/2019 van ‘De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & burgerschap’ is te koop bij de geselecteerde boekhandel of na te bestellen bij de uitgever via klantenservice@virtumedia.nl. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.