De Boekverkoopster: ‘Het paleis verwacht geen rekeningen’

’s-Gravenhage, 1 juni 2002

 

Interviewer: In de serie ‘Mensen rond de troon’ praten we vanavond in Den Haag met mevrouw Theresa Kaft. Mevrouw Kaft is boekverkoopster en zij heeft een boekwinkel in Den Haag. Nu zult u zeggen, wat is daar zo bijzonder aan en waarom wordt mevrouw Kaft geïnterviewd in de serie ‘mensen rond de troon’. Wel, het bijzondere is dat de boekwinkel van mevrouw Kaft gelegen is aan het Noordeinde in Den Haag en wel dicht  bij het werkpaleis van hare majesteit.

De eerste vraag, die ik dan ook aan mevrouw Kaft wil stellen is of hare majesteit ooit bij haar in de winkel is geweest. Mevrouw Kaft, is dat het geval?

Kaft: Jazeker, hare majesteit is één keer in de winkel geweest, maar dat is nu al weer een paar jaar geleden.

Interviewer: Eh, en heeft de majesteit toen een boek bij u aangeschaft?

Kaft: Nou, nee, zo ver ik mij herinner niet.

Interviewer: U kunt uzelf dus geen hofleverancier noemen?

Kaft: Oh ja, dat wel. Dat Hare majesteit slechts eenmaal in de winkel is geweest en toen niet heeft gekocht wil nog niet zeggen dat ze geen boeken van mij afneemt. Meestal stuurt ze één van haar personeelsleden. Die komt dan eens in de twee weken om de nieuwste boeken in te zien.

Interviewer: Oh, dus u heeft al veel boeken aan het hof geleverd?

Kaft: Ja, dat is denk ik inderdaad het geval.

Interviewer: Mevrouw Kaft, u zegt dit op een toon alsof u er onder lijdt. Menig boekverkoper zou toch de hemel danken wanneer zij het koningshuis als klant zou hebben, een rijkere klant kun je je toch niet wensen. Wie wil zich niet hofleverancier kunnen noemen?

Kaft: Ach weet u, zo zou ik er vroeger ook over gedacht hebben, maar met de ervaring die ik de laatste jaren heb opgedaan zou ik niets prettiger vinden, dan mij geen hofleverancier te hoeven noemen. Ik zou het een voorrecht vinden wanneer ik niet aan het hof hoefde te leveren.

Interviewer: Tsja maar, wat bedoelt u? Geen hofleverancier. Waarom niet?

Kaft: Ach, als u dat wilt weten, dan wil ik u het wel vertellen. Het begon allemaal toen hare majesteit werd gekroond en zij vervolgens besloot in den Haag te gaan wonen. Tot die tijd had ik een goedlopende zaak. In het gebouw dat de majesteit nu als werkpaleis heeft zat tot die tijd het Institute of Social Studies, het opleidingsinstituut voor studenten uit ontwikkelingslanden. Dagelijks bezochten studenten van het instituut mijn winkel. In de loop van de tijd stemde ik mijn collectie daar op af. Op een gegeven moment had ik een collectie over de ontwikkelingssamenwerking opgebouwd, die je in heel Nederland niet kon vinden, maar kort na de kroning vertrokken de studenten uit het gebouw en nam hare majesteit Noordeinde nummer 68 in gebruik als werkpaleis.

Interviewer: Oké, u verloor de markt van arme studenten maar kreeg daar toch een nieuwe afzetmarkt voor terug en wel een rijke koninklijke familie?

Kaft: Was dat maar zo, qua inkomsten had ik liever die arme studenten uit de Derde Wereld gehouden in plaats van die rijke koninklijke familie.

Interviewer:  Maar waarom? Lezen de Oranjes dan geen boeken?

Kaft: Oh, dat wel. Ik zie ze nog komen in één van de eerste weken nadat de majesteit mijn winkel had bezocht. Een man in livrei komt de winkel in en zonder een woord te spreken – zelfs geen begroeting – begint hij de schappen te inspecteren om na een uur tegen mij te zeggen dat de collectie niet overeenstemt met de wensen van de nieuwe bewoners van het werkpaleis.

Interviewer: Dat werd zo tegen u gezegd?

Kaft: Ja, er werd ook nog bij gezegd dat het paleis verwachtte dat ik de collectie zou aanpassen. Tsja, wat doe je dan, je vraagt netjes, als ware het een lezersonderzoek, ‘en wat voor boeken wenst hare majesteit te lezen?’ Het antwoord was dat majesteit veel boeken leest over oorlog, andere staatshoofden en de jacht. Welke oorlog en wat voor jacht vroeg ik informatief. Het antwoord was nogal onthutsend. Elke oorlog en alle soorten jacht, antwoordde de livrei.

Interviewer: En vervolgens heeft u zich, de verlangens van de majesteit kennende, er op toegelegd om op de terreinen van oorlog, staatshoofden en jacht een collectie op te bouwen?

Kaft: Ja, maar zo makkelijk gaat dat niet. Je kunt wel van alles in huis gaan halen, maar alles wat je in huis haalt moert wel worden betaald en daarom moet je wel verkopen.

Interviewer: Maar u had toch een goede rijke afnemer, namelijk het koninklijk huis, beter kan het toch niet?

Kaft: Beter kan het toch niet? Slechter kan het niet zult u bedoelen.

Interviewer: Ik begrijp niet waar u het over heeft.

Kaft: Laat ik het u dan uitleggen. Nadat de livrei mij had uitgelegd wat voor boeken het koninklijk huis leest, heb ik mijn collectie over ontwikkelingssamenwerking in de ramsj gedaan en honderden boeken aangeschaft over oorlog, staatshoofden en jacht. Ik heb dat ook aan het paleis laten weten, je moet toch een beetje reclame maken. Een paar dagen laten kwam er een livrei in de winkel. Ook deze keer kon er geen begroeting af. Na vijf kwartier had hij zo’n 25 boeken uit de schappen gehaald en op de toonbank neergelegd. Het viel mij nog op dat er wel erg veel boeken over oorlog en jacht bij zaten. Maar goed, ook voor het koninklijk huis geldt de regel: de klant is koning. Vanuit het magazijn, dat achter de winkel ligt, had ik inmiddels een flinke doos gehaald om de boeken in te kunnen vervoeren. Wanneer de livrei de boeken in de doos begint te doen vraag ik – achteraf gezien nogal naïef – betaalt u contant of zal ik een rekening sturen. Ik kreeg geen antwoord, alleen een glimlach op het gezicht van de livrei. Dus op rekening, dacht ik.

Interviewer: En vervolgens heeft u een rekening gestuurd?

Kaft: Dat klopt, maar het leidde tot niets.

Interviewer: Leidde tot niets?

Kaft: Nee, de rekening werd niet betaald. In eerste instantie denk je dan dat de rekening in het ongerede is geraakt en stuur je een herinnering. Maar ook dat leidde niet tot betaling. En ondertussen verstrijken de weken en hebben de medewerkers van het paleis al weer drie ladingen boeken bij mij weggehaald. Wederom veel over oorlog en jacht. Dus besluit je op een dag om het paleis te bellen, maar zo makkelijk gaat dat niet. Na menig keer te zijn doorverbonden had ik dan eindelijk één van de particuliere secretarissen aan de lijn. Ik leg uit dat ik de boekverkoopster drie huizen verder op het Noordeinde ben en dat er vier maal een lading boeken bij mij is weggehaald. Ik vertel dat er inmiddels vier rekeningen naar het paleis zijn gestuurd, die allemaal nog niet zijn betaald en dat ik graag wil weten wat er mis is.

Interviewer: En wat was daarop het antwoord?

Kaft: Dat was nogal veelzeggend. Er werd gezegd: ‘Oh, u heeft een rekening gestuurd. Dat is niet de bedoeling. Het paleis verwacht geen rekeningen’.

Interviewer: Het paleis verwacht geen rekeningen?

Kaft: Dat werd inderdaad gezegd: ‘Het paleis verwacht geen rekeningen’. Ik werd toen pissig en heb gezegd: ‘En de boekwinkel verwacht geen wanbetalers’.

Interviewer: En zijn die rekeningen toen betaald?

Kaft: Ja, na een paar maanden zijn ze betaald, maar ik moet er wel bij zeggen, niet ten volle. Ze hadden van het totale bedrag 25procent afgetrokken voor, zoals onder mededelingen op de betaalopdracht stond, ‘trouwe klantenkorting’. Als u weet dat ik op boeken gemiddeld ongeveer 20 % verdien, begrijpt u wel dat ik er, met het koninklijk huis als klant, geld op toe moet leggen.

Interviewer: Maar sinds die tijd hebben ze wel netjes betaald?

Kaft: Nee, ze zijn overgeschakeld op een andere strategie.

Interviewer: Een andere strategie?

Kaft: Ja, de volgende keer kwam de livrei wederom een doos vol boeken halen – dit keer meer over jacht dan oorlog – maar toen hij deze had ingepakt zei hij: ‘Majesteit wil graag de boeken op zicht om een goede keus te maken. De boeken die zij niet wil, breng ik bij u terug’. Vervolgens kreeg ik zo’n drie weken later alle boeken terug met de mededeling: ‘Majesteit vindt deze boeken bij nader inzien niet interessant genoeg’.

Daarna vertrok de livrei, de doos vol boeken achterlatend. Toen ik de doos openmaakte, zag ik het meteen: ze waren allemaal gelezen, het ene boek was nog meer beduimeld dan het andere. In een geïllustreerd boek over middeleeuwse jachtpartijen trof ik koffievlekken aan. In een biografie over de Franse oud-president Charles de Gaulle zaten zelfs vetvlekken. Kortom, ik zat met een doos vol boeken die onverkoopbaar waren. Aan wie moet je ze verkopen? Kijk, ik ben geen tweedehands boekverkoopster. Ik kan mijn klanten toch niet opzadelen met boeken waar vetvlekken op zitten?

Interviewer: Wat heeft u toen gedaan?

Kaft:  Tsja, het zit je niet lekker. Heb je de rijkste familie van Nederland tot klant en dan blijkt dat ze te zuinig zijn om een boek te kopen. En weet u, ik moet ook leven. Maar op een zekere dag kwam ik op een idee. Het kwam eigenlijk doordat een oude kennis een bezoek aan mijn winkel bracht. Hij werkt bij de KB.

Interviewer: De KB?

Kaft: Ja, de KB.

Interviewer: Maar wat bedoelt u daarmee?

Kaft: Oh, sorry. De KB is de afkorting van de Koninklijke Bibliotheek, u weet wel dat grote witte gebouw dat naast het Centraal Station staat. Ik vertelde hem van mijn problemen met de zuinigheid van het koninklijk huis en heit feit, dat als het zo door zou gaan ik mijn winkel binnenkort zou moeten sluiten. Nu wil het geval dat de Koninklijke Bibliotheek op veel terreinen een grote collectie verzamelt. Mijn vroegere collega vertelde mij dat op het gebied van oorlog en staatshoofden zij in feite alles aanschaffen wat er verschijnt. Wat betreft de jacht lag dat wat anders, maar daar kon hij wel wat voor bedenken. En zo vertrok hij. Een paar dagen later was hij terug met de boodschap dat hij zijn superieuren had kunne overtuigen dat het verzamelen van boeken over de jacht toch ook een prioriteit zou moeten zijn, vooral omdat de koninklijke familie er zoveel interesse voor heeft en de Koninklijke Bibliotheek ten slotte een koninklijke bibliotheek is.

Interviewer: Maar hoe loste dit nu uw probleem op?

Kaft:  Oh, dat ging vervolgens vrij gemakkelijk. De Koninklijke Bibliotheek verzamelt nu de boeken die het koninklijk huis leest. Ik heb een afspraak met de Koninklijke Bibliotheek dat alle nieuwe boeken die zij kopen eerst bij mij in de winkel komen. Vervolgens leent het koninklijk huis die boeken, leest ze en geeft ze vervolgens aan mij terug onder de noemer dat ze toch niet zijn wat ze ervan hadden verwacht. Vervolgens gaan de boeken terug naar de Koninklijke Bibliotheek waar ze in de collectie worden opgenomen.

Interviewer: En de Koninklijke Bibliotheek heeft er geen bezwaar tegen dat er koffie- en vetvlekken op die boeken zitten?

Kaft: Nee, het is tenslotte een koninklijke bibliotheek en dan moet het toch kunnen, dat de boeken koninklijk vet en koninklijke koffievlekken bevatten.

Interviewer: Mevrouw Kaft, u heeft nu een afspraak met de Koninklijke Bibliotheek. Voor u is het denk ik de enige mogelijkheid als boekleverancier van het koninklijk huis om te overleven, maar waar ik toch nieuwsgierig naar ben is de vraag of u nu alle boeken, die hare majesteit ‘op zicht’ krijgt, ook altijd terug krijgt. Is er niet één keer geweest dat de boodschap van het koninklijk huis was dat ze een boek hebben gehouden omdat ze het interessant vonden?

Kaft:  Nee, ik geloof het niet. Of toch. Oh ja, één keer hebben ze een boek niet teruggegeven maar hebben ze het gehouden. Ik heb dat ook betaald gekregen, uiteraard onder vermindering van de 25 procent ‘trouwe klanten korting’, die het huis van oranje zichzelf toekent.

Interviewer: Weet u ook nog hoe dat boek heette?

Kaft: Hoe dat boek heette? Eens even denken. Oh ja, nu weet ik het weer, het was niet zo maar een boek, het was een studieboek en het heette: ‘Hoe verklaar ik mijn buren de oorlog tijdens een jachtpartij?’

Interviewer: Wat zegt u, hoe heette dat boek?

Kaft: Dat boek heette: ‘Hoe verklaar ik mijn buren de oorlog tijdens een jachtpartij?’

Interviewer: Mevrouw Kaft, hartelijk dank voor dit gesprek.

 

‘De Boekverkoopster’ is een hoofdstuk uit het boek Spuwen in de Koninginnesoep: Elf interviews met ‘Mensen rond de troon’, geschreven door Zet van Wander. Dit boek is te bestellen via http://www.bestselleraanzee.nl/zetvanwander.