Courtisane, dubbelspionne en moeder van het feminisme

Ze was de eerste feministe van het Nederlandse taalgebied en spioneerde zowel voor zowel de republikeinse als de monarchistische zaak.  Het liefdesleven van de Groningse Etta Palm d’Aelders (1743-1799) had de nodige politieke implicaties.

 

Tekst: Adriaan Boiten

De dartele liefdeslonken van Etta Palm

In de Bataafse Republiek was geen publieke rol voor vrouwen weggelegd. De Bataven waren een nieuwe maatschappij aan het opbouwen en de angst bestond dat gelijkberechtiging van man en vrouw het hele project in gevaar zou brengen.  Pieter Vreede, een radicale republikein, voegde er nog een argument aan toe. De ‘grondvergaderingen’ zouden veranderen in ‘vrolyke assemblés’ vanwege de ‘dartle liefdeslonk’ van geachte vrouwelijke afgevaardigden.

Deze opvatting heerste ook bij de Franse revolutionairen, die een afkeer hadden van de salons van het ancien régime, waarbinnen vrouwen op geraffineerde wijze invloed probeerden te krijgen op de politiek. In de Bataafse Republiek waren vrouwen vooral nuttig als Republikeinse Moeders – een kwaliteit die hen natuurlijkerwijze uitsloot van openbare zaken vanwege zwangerschap, kraambed en zorg voor kinderen.

Geroemd courtisane

Er was één vrouw die al deze vooroordelen tartte. Zij wordt de ‘eerste Nederlandse feministe’ genoemd: Etta Palm d’Aelders (1743-1799). Zij zette in 1779 een salon op in Parijs – in de Rue Favard – en had in 1790 als eerste vrouw de liberale politieke club Société des Amis de la Vérité toegesproken. Bovendien waren ‘dartele liefdeslonken’ haar specialiteit; ze was in Parijs een om haar intelligentie en schoonheid geroemde courtisane, die het bed deelde met politici en diplomaten. Geen vrouw met wie je kon aankomen bij je Republikeinse Moeder.

Al vroeg in haar leven was duidelijk dat Etta niet in de wieg gelegd was voor huiselijke deugden. Opgegroeid in een orangistisch milieu, was ze een ‘dame van fatzoen’ –  een vrouw die vooral bezig was haar uiterlijke schoonheid te gebruiken. Haar geboortestad Groningen werd al snel te klein voor haar. Geneigd tot ‘spelletjes en partijen’, maakte ze kennis met machtige mannen en viel tenslotte, in 1768, voor de charmes van de drieëndertig jaar oudere jonkheer Douwe Sirtema van Grovestins. Deze hoveling was een vertrouweling van prinses Anna van Hannover geweest – de weduwe van stadhouder Willem IV – en onderdeel van het beruchte Friese Cabaal, dat grote invloed had gehad op de politiek in de Republiek.

Franse geheime dienst

In 1773 verliet Etta de bejaarde Fries en vertrok naar Parijs, alwaar ze zich liet onderhouden door vooraanstaande mannen. Hierdoor wekte zij de belangstelling van de Franse geheime dienst, die haar in 1778 rekruteerde om te spioneren voor de monarchistische zaak. In die tijd ging ze ook werken voor Raadspensionaris Laurens Pieter van der Spiegel, de machtigste orangist uit de Republiek, die haar waarschijnlijk nog kende uit de tijd dat ze zich in Haagse hofkringen bewoog.

Baronesse d’Aelders, zoals ze zich ging noemen, raakte pas in revolutionair-republikeins  vaarwater door haar betrokkenheid bij de feministische zaak. Ze was overtuigd geraakt van de gelijkberechtiging van man en vrouw –  waarschijnlijk door haar ervaring dat ze in verstandelijke en gevoelsvermogens niet onderdeed voor haar minnaars en salonbezoekers. Ze kreeg in Frankrijk in 1790 bekendheid door haar politieke rede ‘Sur l´injustice des Loix en faveur des Hommes, au dépens de Femmes’ (‘Rede over het onrecht van wetten die mannen begunstigen ten koste van vrouwen’). Van der Spiegel wantrouwde haar vanwege haar radicale activiteiten en zo kwam Etta Palm zonder inkomsten te zitten.

Tenslotte bood ze de revolutionaire regering in Parijs haar diensten aan. In 1792 werd ze door het Franse bewind naar Den Haag gestuurd om monarchistische Franse emigrés als Pierre de Beaumarchais en Charles-François Dumourriez te bespioneren. Ook deze geldstroom droogde op, waarna ze probeerde in de gunst te komen van stadhouder Willem, gebruik makend van oude banden en verdiensten. Deze poging liep echter op niets uit, omdat in 1795 de Oranjes naar Londen vluchtten en de Fransen vanaf toen de dienst uitmaakten in de Republiek.

Radicaal geschrift

In het revolutiejaar 1795 was ze hoogstwaarschijnlijk de schrijfster van ‘Ten betoog dat de VROUWEN behooren deel te hebben aan de REGEERING VAN HET LAND, door P.B.v.W.’, een radicaal-feministisch geschrift. In hetzelfde jaar werd ze beschuldigd van verraad omdat ze de Franse onderhandelaars tijdens de vredesbesprekingen zou hebben willen overhalen de Bataafse Republiek in te lijven – in lijn met het ‘veroveringsrecht’. Het Bataafse Comité van Waakzaamheid kreeg lucht van deze manipulaties en zette Etta Palm gevangen in het Kasteel van Woerden, waar ook mede-orangist Van der Spiegel in bewaring zat. Haar gezondheid leed zeer onder haar gevangenschap en kort na haar vrijlating (wegens gebrek aan bewijs) in 1798 stierf ze in Den Haag, op 28 maart 1799 op 55-jarige leeftijd.

Pas lang na haar dood kreeg Etta de verschuldigde eer. De historica Judith Vega pleitte in haar artikel ‘Feminist Republicanism. Etta Palm-Aelders on Justice, Virtue and Men’ in het blad History of European Ideas (1989) de ambivalente rol van Etta Palm tussen republicanisme en Orangisme te begrijpen in het licht van de ingewikkelde geschiedenis van het feminisme. Ook kreeg Etta een persoonlijk monument met in de op haar leven gebaseerde roman ‘Het zesde bedrijf’ van P.F. Thomése (1999).

Deze schets is deels gebaseerd op artikelen van Gérard Arboit uit 2008 en Eveline Koolhaas-Grosfeld uit 2013.