‘Zakenmissies lukken beter zonder koning’

Tijdens het jongste congres van het Republikeins Genootschap hield de bekende journalist Max Westerman een gloedvolle speech over zijn allergie jegens het koningshuis. Daarbij maakte hij einde aan de mythe dat de monarchie onder Willem IV en Máxima zoveel bijdraagt aan het floreren van de vaderlandse handel. 

 

Tekst Max Westerman

 

Max Westerman over het misverstand dat monarchie heet

 

Dames en heren,

Ik vind het een enorme eer om hier vandaag voor u te mogen staan. U durft uit te komen voor uw afkeer van de monarchie. Daar is best moed voor nodig in een land waar het koningshuis misschien wel het laatste heilige huisje is – een instituut waarvoor het recht op vrije meningsuiting maar gedeeltelijk geldt. Waar tegenstanders bij het minste geringste worden gearresteerd, en waar ze ook in de media meestal worden weggezet als halve garen. Zoals door die columnist van het Brabants Dagblad die onlangs schreef:

‘De paar republikeinen die hier in dit land rondlopen roepen dezelfde gevoelens op als de edelherten en oerrunderen die worden losgelaten in de Brabantse natuur: heel mooi dat ze nog bestaan, het moeten er alleen niet te veel worden.’

Ik denk dat het er potentieel veel meer zijn dan die columnist zich realiseert. Daarover straks meer. In ieder geval heb ik niets dan respect voor republikeinse activisten zoals uw voorzitter Hans Maessen en uw secretaris en mijn ex-stagiair in New York, Floris Müller. Geduldig zwommen zij ook nu weer in tegen de stroom van Oranje-propaganda rond Koningsdag.

In Tilburg gingen ze van huis tot huis om republikeinse posters uit te delen. Ik zag een stoere foto van Floris in een zee van oranje waarboven zijn bord uitstak: ‘Geen monarchie maar democratie’.

Helden van het vrije woord

Wie zich in andere landen zo sterk maakt voor verandering zien wij al gauw als helden van het vrije woord. Maar hier in Nederland worden ze neergezet als vervelende querulanten. Zoals ook gebeurde op de dag vier jaar geleden dat het nieuwe staatshoofd zijn baan in de schoot geworpen kreeg. Joanna Verhagen en Hans Maessen, die dag op de Dam gearresteerd omdat ze daar een stil protest hadden gewaagd, kregen bij Pauw en Witteman een plaatsje toebedeeld in het publiek. Aan de talkshow-tafel zelf werd lekker schamper gedaan over het republikeinse geluid. ‘Nou ja, waar maken we ons druk over’, vroeg Sonja Barend zich af. ‘Die anderhalve republikein en een paardenkop.’

Hoe is het mogelijk dat Nederlanders de lat lat zo laag leggen voor hun democratie?

Ik had intussen zelf ervaren hoe sommige kennissen zich van je af gaan keren als je publiekelijk bekent het republikeinse gedachtegoed aan te hangen. Ja, binnenskamers durven velen wel te bekennen dat ze ook niet meer warm lopen voor de monarchie. Maar als jij je nek uitsteekt, ben je er volgens hen al gauw ‘obsessief’ mee bezig. Ik had net voor de inhuldiging een stuk geschreven voor de Wall Street Journal (herdrukt in de Volkskrant), met als kop: ‘It’s 2013. Time to abolish the Dutch Monarchy’. Ik lees er graag een paar regels uit voor: ‘In mijn vaderland bezit één familie het monopolie op het leveren van het staatshoofd. Nee, ik kom niet uit Noord-Korea, maar uit Nederland….Ik ben een van de vele Nederlandse burgers die vinden dat het de hoogste tijd wordt voor iets wat Amerika en de meeste andere landen al lang geleden hebben gedaan: afscheid nemen van de monarchie. Door de Verenigde Staten ben ik een republikein geworden’. Een republikein met een kleine letter uiteraard, niet te verwarren met de Amerikaanse variant.

Juiste baarmoeder

Inderdaad, meer dan een kwarteeuw wonen in Amerika heeft mij verpest. Ik kan met geen mogelijkheid meer wennen aan de monarchie. Dat krijg je ervan als je te lang woont in een land waar de burgers hun staatshoofd gewoon zelf mogen kiezen, elke vier jaar opnieuw. Dan raak je eraan gewend dat om de top job in de democratie keihard geknokt wordt. Dat de sollicitatieprocedure jaren duurt en de kandidaten van alles moeten bewijzen, behalve dan wat in Nederland de enige eis is: dat hij of zij uit de juiste baarmoeder is ontsproten. Het nieuwe staatshoofd hoeft niets te kunnen, niets gepresteerd te hebben, de enige eis is dat hij familie is van zijn voorganger. Stel je voor dat we hersenchirurgen op die manier zouden selecteren.

In Amerika peperen ouders hun kinderen in: ‘Als je goed je best doet, kun je in het leven alles bereiken. Je kunt zelfs president worden!’

Die gedachte, dat de belangrijkste baan binnen de democratie binnen ieders bereik ligt, is een essentieel onderdeel van de Amerikaanse identiteit. Hoe nederig ook je komaf, je kunt het tot het hoogste ambt schoppen. Ook al groeide je zoals Bill Clinton op bij een stiefvader die gokverslaafd was en alcoholist. Of al ben je de zoon van een zwarte, Keniase vader: ook dan nog kun je tegen de klippen van het racisme in staatshoofd worden, zoals Barack Obama.

En wij, die nu zo worstelen met het definiëren van onze Nederlandse identiteit? Wat kunnen wij onze kinderen voorhouden? Hoezeer je je best ook doet, staatshoofd kun jij niet worden. Die functie is het eigendom van één steenrijke familie.

Wisseling van de wacht

Bij de wisseling van de wacht in 2013 had ik op z’n minst wat kritische vragen verwacht. Niet alleen over alle schandalen rond het koningshuis, de krankzinnige bedragen die het opstrijkt, en de twijfelachtige talenten van de troonopvolger. Maar vooral over de hamvraag: moeten we in de eenentwintigste eeuw wel doorgaan met een instituut, dat door een overweldigende meerheid van landen intussen is afgeschaft en als achterhaald wordt beschouwd? Maar nadat bekend werd dat Beatrix ermee ophield volgden op de commerciële en publieke zenders slechts urenlange lofzangen. ZIJ heeft het geweldig gedaan, en HIJ is er helemaal klaar voor.

Ja, er werd wel gediscussieerd in de maanden voorafgaand aan de inhuldiging: maar dat ging over vragen als, mag er bont gebruikt worden in de koningsmantel? Moeten volksvertegenwoordigers trouw zweren aan de koning? Maar bijna niemand stelde de meest wezenlijke en voor de hand liggende vraag: moeten we er niet eens mee ophouden?

De angst en minachting voor de media zitten diep bij de Oranjes

Ook in de politiek klonk geen enkele twijfel over de monarchie. En dat terwijl parlementair verslaggever Frits Wester mij ooit in de Ridderzaal op tv had verteld: ‘Ik weet bijna zeker dat als je het de Kamerleden persoonlijk zou vragen, in het geheim met de deuren en ramen dicht, 75 tot 80 procent zou zeggen: “Jongens, laten we ermee stoppen.” Maar ja, je kunt het politiek niet maken, dus naar buiten toe staat iedereen te juichen.’

Gehersenspoeld

Hoe is het toch mogelijk dat de Nederlanders de lat zo laag blijven leggen voor hun democratie? Ik wil niet beweren dat ze allemaal gehersenspoeld zijn, maar het is me wel opgevallen dat ik en veel andere Nederlandse emigranten door geografisch afstand te nemen een andere kijk op de monarchie hebben gekregen.

Zoals ook in het buitenland wonende Amerikanen weten, wordt het gemakkelijker om je vaderlandse waarden kritisch te beschouwen als je niet continu wordt blootgesteld aan indoctrinerende boodschappen die die waarden bevestigen.

De Amerikanen wisten eeuwen geleden al dat ze geen koning meer wilden. Toen ze hun grondwet schreven, keken ze ter inspiratie naar die van de oudste republiek: die van de Zeven Verenigde Nederlanden. Je zou het haast vergeten, maar de monarchie waarvan ons voortdurend wordt ingepeperd dat hij even Hollands is als klompen en windmolens is ons door een paar grote mogendheden opgedrongen, precies twee eeuwen geleden.

Drogredenen

We hebben dat intussen twéé jaar lang gevierd. Zo lang was er uitgetrokken voor de honderden festiviteiten rond 200 jaar koninkrijk. Twee jaar lang, waarin alle drogredenen voor het instituut er weer uitvoerig bij het volk werden ingestampt.

Er is er één waar ik als ex-correspondent redelijk over kan oordelen. Na elk staatsbezoek en iedere handelsmissie hoort u weer dat de Oranjes zulke geweldige goodwill-ambassadeurs waren voor ons land. Feit is dat ze juist op dit punt waarop ze enigszins van nut zouden kunnen zijn, weinig presteren. De grootste potentiële waarde van het koningshuis ligt op het gebied van de publiciteit. Maar in Amerika is van alle Europese vorstenhuizen het Nederlandse wellicht het minst bekend, omdat het de publiciteit juist angstvallig uit de weg gaat.

400 jaar New York

Een paar voorbeelden. In 2009 werd gevierd dat Hollanders vier eeuwen geleden aan de wieg van New York stonden. U kunt het zich misschien wel herinneren, want er zijn miljoenen van uw belastinggeld besteed aan het promoten van die verjaardag. Veel ervan ging op aan de reis- en verblijfkosten van Nederlandse functionarissen, onder wie het kroonprinselijk paar – allemaal aanwezig in New York bij evenementen zoals een Hollandse designweek, een fietsconferentie, haring eten op Wall Street en nog wat andere goedbedoelde dingen die de New Yorkers, voor wie het was bedoeld, volledig zijn ontgaan.

In een stad waar iedereen om aandacht schreeuwt voor zijn product of evenement moet je van goede huize komen om die aandacht ook te krijgen. De enigen die de focus van het New Yorkse mediageweld misschien op Nederland hadden kunnen richten, waren onze royals. Maar toen het razend populaire tv-ontbijtprogramma Today ze om een interview vroeg, kreeg het nul op het rekest. Onze royal family doet geen live televisie, zo kreeg Today te horen. De New York Times werd ook afgepoeierd. Ze vroegen Willem-Alexander en Maxima, die elkaar leerden kennen in New York, hun favoriete stekjes te delen. Het verzoek werd volgens de krant ‘door een woordvoerder’ afgewezen, ‘uit zorg dat de Nederlandse media er dan op af zouden gaan’. Stel je voor, wat vreselijk! Dan zouden al die journalisten vast zijn afgestormd op dat restaurantje in de wijk Chelsea, waar de twee ooit zaten te eten toen ze geschrokken constateerden dat ik er ook zat. Althans de koning vertelt die anekdote wel eens. Ik ben vereerd dat hij mij herkende, maar ik had het kennelijk te druk met mijn eigen maaltijd om hem te herkennen. Jammer, want zijn romance met Máxima was toen nog geheim, en ik liep dus een primeur mis.

‘Te frivool’

In dertig jaar Amerika heb ik vaker bemerkt dat de Oranjes weinig op hebben met de media, en dus menig kans om Nederland te promoten laten passeren. Eind jaren tachtig zond een ander ontbijtprogramma, Good Morning America, een week lang uit vanuit Nederland. Op hun verlanglijst stond een bezoek aan de koningin. De uitnodiging werd afgeslagen. De adviseurs van Hare Majesteit vonden Good Morning America te ‘frivool’. ‘We begrepen er niets van,’ zei een medewerker van het programma. ‘Toen we in Zweden waren, werden we met open armen ontvangen door koningin Silvia. Ze gaf ons een geweldige tour door het paleis. En als Silvia nu in New York is, belt ze uit zichzelf op om te vragen of ze nog eens langs mag komen.’ Voor een interviewtje natuurlijk, waarin ze Zweden gratis kan promoten in een programma dat tienduizenden dollars berekent voor een reclamespot.

Meer betrokkenheid

Vaak huren bezoekende koningskinderen zelfs pr-bureaus in om zo veel mogelijk aandacht voor hun land binnen te halen. Een investering die dubbel en dwars werd terugverdiend toen het Belgische kroonprinselijk paar in 2000 New York bezocht. Mathilde en Philippe waren tijdens hun bezoek niet uit de krantenkolommen weg te slaan: elke dag opnieuw juichende koppen over de partijtjes waar zij Belgisch bier, Belgische chocolade en Belgische mode aanprezen. Bij het Nederlands Bureau voor Toerisme keken ze jaloers toe. De directeur vertelde me: ‘Wat meer betrokkenheid van het Koninklijk Huis bij de Holland-promotie zou heel goed zijn voor Nederland.’

AP voor de rechter gesleept

De angst en minachting voor de media zitten diep bij de Oranjes. Welk ander koningskind zou het in zijn hoofd hebben gehaald om, zoals Willem-Alexander in 2009, het Amerikaanse persbureau Associated Press voor de rechter te slepen omdat het een foto had verspreid van hem en zijn gezin op een Argentijnse skipiste?

Ik heb zelf ook een geschiedenis van onaangename ervaringen met de huidige koning. Die begon in 1995 op Sint-Maarten. De orkaan Luis had een ravage aangericht op het eiland en voor RTL begaf ik mij voor twee weken richting rampgebied. Na ongeveer een week kwam kroonprins Willem-Alexander de schade bekijken. Hij had de Rijksvoorlichtingsdienst ingeseind dat vragen niet welkom waren. De prins was eerst met een vliegtuig over Saba en Sint-Eustatius gevlogen om daar de schade vanuit de lucht te ‘bezichtigen’ en was nu ‘erg moe’.

Maar goed, het verbod ‘geen vragen’ krijg je als journalist wel vaker. Alleen gebeurt het zelden dat journalisten zich er ook aan houden, althans, niet in Amerika.

De toegevoegde waarde van het koningshuis is nihil

In Amerika zijn bekendheden – en zeker degenen die hun salaris ontvangen van de belastingbetaler – vogelvrij. Als de president zich binnen schreeuwafstand bevindt, worden hem geheid vragen gesteld. Zo heb ik president Clinton en beide presidenten Bush voor de camera gehaald. Ze kunnen natuurlijk doorlopen en doen alsof ze je niet horen. Maar boos worden omdat je een vraag stelt, zoals die Hollandse prins… want dat is wat er gebeurde. Ik vroeg hem bij zijn aankomst op Sint Maarten wat hij vanuit de lucht had gezien van het rampgebied. Toch niet echt een politiek gevoelige vraag – maar wel een belangrijke voor de Nederlandse kijkers, die zijn inspectievlucht betaalden. De prins verstijfde. Hij siste naar een medewerker van de RVD: ‘Dat hadden we toch niet afgesproken?’ Vervolgens stapte hij in een limousine om met vooraanstaande figuren te gaan lunchen in het enige restaurant op het eiland dat nog overeind stond.

Ik riep hem nog achterna: ‘Dus u heeft geen commentaar?’ Op dat moment had ik het helemaal bij hem verbruid. Daar kwam ik een jaar later achter tijdens de Olympische Spelen in Atlanta, waar de prins weigerde met mij te spreken. Omdat ik hem destijds zo’n ‘schandalige’ opmerking had toegeroepen.

Vernederingen

De meest fervente republikeinen vind je onder de journalisten die het koninklijk circus full time achterna reizen. Tandenknarsend ondergaan ze de vernederingen van een familie die ze behandelt als deel van de hofhouding, niet als leden van een vrije pers die toezicht houdt op hun functioneren als ‘s lands bestbetaalde ambtenaren.

Die Nederlandse journalisten zijn zo goed gekneed dat ze alleen doen wat mag. Met de buitenlandse media vallen geen afspraken te maken. En dus worden die op afstand gehouden. Waardoor koninklijke bezoeken uit Nederland dus zelden veel aandacht krijgen in de lokale media.

Maar wat doet het ertoe? Want wat vooral telt, is dat de eigen onderdanen in de mythe blijven geloven, en daar zorgt de vaderlandse pers wel voor. Dat 400 jaar New York-feest dat geen New Yorker is opgevallen? De Nederlandse media stonden er een week lang bol van. En het was in de berichtgeving alsof het openbare leven in New York tot stilstand was gekomen, zodat iedereen vol bewondering onze koninklijke bezoekers kon aangapen.

Binnenlandse consumptie

Ik kreeg dan ook vaak de indruk dat de buitenlandse optredens van het Nederlandse staatshoofd vooral zijn bedoeld voor binnenlandse consumptie. Om de onderdanen ervan te overtuigen dat de familie van onschatbare waarde is voor de Holland-promotie: dat de Oranjes als commerciële ambassadeurs het land veel geld opleveren – en hun exorbitante kosten dus meer dan gerechtvaardigd zijn.

Maar er kan geen enkele grote economische deal worden aangewezen waarbij hun betrokkenheid een rol zou hebben gespeeld. Het is ook idioot om te denken dat ondernemers op een handelsmissie een transactie zou worden gegund omdat zij vergezeld worden door een koninklijke entourage. Zo werkt het kapitalisme toch echt niet.

Ik denk eerder dat het tegendeel waar is. Dat de koning meer hindert dan helpt.

Waar baseer ik dat op? Twee jaar geleden ging ik mee op een grote handelsmissie naar India, om daar een programma over te maken. Het was een leuke trip. De Nederlandse ondernemers waren enthousiast als kinderen op een schoolreisje. Bewindslieden sloofden zich van ‘s ochtends vroeg tot ‘ s avonds laat uit om in onderhandelingen dingen voor het Nederlandse bedrijfsleven uit het vuur te slepen. Staatssecretaris Sharon Dijksma wist de Indiase markt open te breken voor onze appels en peren – een big deal, want India is hard op weg het land met de meeste inwoners te worden. Premier Rutte stond bij iedere ondertekeningssessie te glimmen en ging met alle Indiërs die maar wilden graag op de foto. Iedere avond gaf hij à l’improviste voor de Nederlandse zakenlieden een enthousiaste samenvatting van wat er die dag allemaal was bereikt.

Op eieren lopen

En de koning? Die was er niet bij! De meeste handelsmissies doen het zonder koninklijke franje. En dat is maar goed ook, zo vertelden mij een paar functionarissen die de handelsmissies helpen organiseren. Als de koning erbij is, is de sfeer totaal anders, vertelden ze. Formeel, gespannen, krampachtig. Iedereen loopt op eieren. Dat is nu eenmaal wat royalty met de mens doet; burgers worden tot dweperige onderdanen, en ook veel buitenlanders staat het klamme zweet in de handen. Dat is niet de beste sfeer voor creatief zakendoen. Degenen die handelsmissies met en zonder koning met elkaar kunnen vergelijken zeggen dan ook: geef ons maar de missies zonder. Althans dat vertellen ze je ‘s avonds bij de borrel. Ze zullen het niet in hun hoofd halen dat op het NOS-journaal te herhalen. En de staatsomroep zou het natuurlijk ook niet uitzenden.

In dertig jaar buitenlandjournalistiek heb ik met eigen ogen kunnen constateren dat de toegevoegde waarde van het koningshuis voor het Nederlandse imago en de Nederlandse economie nihil is.

Strijd tegen traditie

Er is een ander misleidend argument voor de monarchie dat mij de keel uithangt. Het wordt overál voor van stal gehaald. Voor vuurwerk, voor Zwarte Piet. En jawel, voor het koningshuis. ‘Ah joh, waar maak je je druk om, het is toch een mooie traditie? Tradities moet je koesteren!’

Tradities zijn een gek ding. Bestempel iets als zodanig en plotseling lijkt het immuun voor iedere tegenwerping. ‘Het is nu eenmaal traditie!’ Een eenvoudig excuus om alles bij het oude te laten, ook al is het uit de tijd, onjuist of onrechtvaardig. Mark Twain schreef in De Avonturen van Tom Sawyer al: ‘Hoe minder er is om een traditie te rechtvaardigen, des te moeilijker het is om haar kwijt te raken’. Zie de monarchie.

Een strijd tegen een traditie is geen eerlijk gevecht met het verstand. Dit is het grote probleem van de republikeinen. Je mag alle argumenten achter je hebben, maar meestal leg je het af tegen een biologisch fenomeen genaamd ‘inprenting’; gedrag en gewoontes die in de kindertijd worden aangeleerd gaan zo diep dat ze nauwelijks meer te veranderen zijn. De babygansjes die in 1935 uit hun ei kropen en als eerste levende wezen de onderzoeker Konrad Lorenz zagen, bleven hem altijd slaafs volgen, ook nadat ze hun echte moeder hadden ontmoet. Wie tussen zijn eerste en tiende levensjaar is grootgebracht met een koning of koningin is geneigd achter ze aan te blijven lopen.

Bovendien wordt iedere aandrang om aan de monarchie te twijfelen de kop ingedrukt door een gestage stroom van beelden die die inprentingsboodschap moeten bevestigen. De koninklijke koppen staan op munten en postzegels, er zijn koningsspelen, een koningsdag, 200 jaar koninkrijk twee jaar lang gevierd. Wie zijn best doet krijgt een koninklijk lintje. Verjaardagen en pietluttige informatie over het doen en laten van koningskinderen worden door de media breed uitgemeten.

Vijftigste verjaardag

Een víjftigste verjaardag? Het land is er een week lang van in de ban! Eerst moeten de kinderen sporten in koningsspelen, dan is er een interview waarin de koning commentatoren en onderdanen verrast door te bewijzen dat hij ook maar een mens is. Hij zegt dingen die doodgewoon zijn – dat hij droevig was over de dood van zijn broer; dat hij van zijn vrouw houdt. Maar omdat hij het zegt is, vindt men het plotseling heel bijzonder. Kijkend met de buitenlandse bril die ik nog steeds op heb, dacht ik: wat saai, wat een gemeenplaatsen, wat zit die interviewer er ongemakkelijk bij. En ik stond versteld van de extatische reacties die volgden in de media. Prachtig! Openhartig! Menselijk!

Een soort staatsreligie houdt het volk in een psychologische houdgreep

Vervolgens liet de koning zich op zijn verjaardag door een hele stad toejuichen, en ging de dag erna eten met 150 ‘gewone’ burgers. En zij bevestigden: ‘Hij is zo menselijk, zo gewoon’.

Beknellende persoonlijkheidscultus

Vaak hoor je vergoelijkend: ah joh, ze hebben geen macht, ze zijn niet belangrijk, het is gewoon leuk. Maar de gestage hersenspoeling, waaraan collega-journalisten ijverig bijdragen, plant in het onderbewuste een tegenovergestelde overtuiging: zonder die familie zijn wij als natie niks. De monarchie is als een soort staatsreligie die het Nederlandse volk in een psychologische houdgreep heeft. Een persoonlijkheidscultus die in plaats van bindend eerder beknellend werkt, zoals het Republikeins Genootschap onlangs illustreerde met een treffende spotprent van burgers die gevangen zitten in een kroon.

Nederlandse tradities slijten tergend langzaam. Nederland was een van de laatste landen die een eind maakte aan heksenverbrandingen, aan de slavernij, aan elektrotherapie voor homoseksuelen en aan kwelspelen als katknuppelen – zaken die in hun tijd werden gezien als diepgewortelde tradities. Maar uiteindelijk verdwenen ze wel. En zo denk ik dat ook de monarchie gedoemd is te verdwijnen.

Zwakke steun

Ik geloof dat de steun voor het instituut schromelijk wordt overdreven. Voortdurend horen we: de overgrote meerderheid is er nu eenmaal voor. Oh ja, wanneer was dat referendum dan? Is er ooit echt een publieke discussie over geweest? Er zijn opiniepeilingen die voor velerlei interpretatie vatbaar zijn. Dan zie je dat ongeveer de helft echt voorstander is van de monarchie, maar de andere helft uiteenvalt in categorieën die variëren van ‘Nederland moet een republiek worden’ tot ‘Nederland mag van mij een monarchie blijven, maar als het een republiek wordt vind ik dat ook niet erg’. Dus de helft wil verandering of heeft daar in ieder geval geen bezwaar tegen. Alles duidt erop dat veel van de steun voor de monarchie ‘soft support’ is – zwakke steun, van mensen die er zelden of nooit echt over hebben hoeven nadenken.

Stel je voor, er komt een referendum, met daaraan voorafgaande voor het eerst een brede maatschappelijke discussie. Ik ben ervan overtuigd dat veel mensen in hun geloof gaan wankelen. Ik zie het om mij heen. Ik heb mijn hele familie al omgekregen! Mijn vier broers en zusters, hun kinderen – en mijn 88-jarige moeder – zijn nu tegen de monarchie. Gewoon omdat ik ze met argumenten heb geconfronteerd die ze nog nooit hadden gehoord. Ik heb ze uitgenodigd om iets te doen wat de ‘inprenters’ proberen te voorkomen: nadenken over de monarchie.

Omdat ik lang in Amerika heb gewoond confronteren monarchisten me vaak met argumenten die op mijn ervaring betrekking hebben. Zoals:

  • ‘Ja, en dan krijgen we zeker zo’n Trump? Alsof we daarop zitten te wachten!’ Waarop ik antwoord: Of je krijgt een Obama. Hoe dan ook, als de Amerikanen niet tevreden zijn, kunnen ze hun president na vier jaar weer wegstemmen. Of wat misschien nu wel gaat gebeuren: het congres kan een president die zich misdraagt ook voortijdig afzetten. Wij zitten levenslang opgescheept met ons staatshoofd, of hij nou deugt of niet. Willem 1, 2 en 3 – geen van drieën deugden ze, maar onze hele negentiende eeuw zaten we aan ze vast.

Belangrijker nog: de keuze is niet tussen het Nederlandse of het Amerikaanse systeem. Er is geen enkele reden om ons parlementaire stelsel met een premier als machtigste bestuurder overboord te doen. Wij hebben alleen een president nodig voor ceremoniële functies. Dus misschien volgens het Duitse model, waar burgers die zich professioneel onderscheiden hebben de functie tijdelijk vervullen. Of het Zwitserse model, waar ministers bij toerbeurt het staatshoofdschap als part-time job vervullen. Nee, het Amerikaanse systeem zou ik zeker niet overnemen.

  • Een ander argument waar ik regelmatig mee wordt geconfronteerd: ‘Maar een president is toch net zo duur, misschien wel duurder?’ Oh ja? Wij hebben Europa’s duurste monarchie en een van de duurste staatshoofden ter wereld; de koning en zijn vrouw krijgen alleen al aan salaris drieënhalf keer zoveel als de Amerikaanse president (zijn vrouw verdient niets, en hij betaalt bovendien gewoon belasting). En terwijl het handjevol paleizen van onze koninklijke familie voor tientallen miljoenen belastinggeld wordt verbouwd, is het ene huis van de Amerikaanse president – waar hij bovendien kantoor aan huis houdt – onder Obama gerenoveerd voor een half miljoen dollar, betaald door de leden van een particuliere stichting. Het volk is er iedere dag welkom voor rondleidingen en mag er sinds kort ook naar hartenlust fotograferen. Kom daar eens om in Nederland, waar het ‘werkpaleis’ Noordeinde welgeteld vier dagen per jaar gedeeltelijk wordt opengesteld voor de belastingbetalers. Van het ‘woonpaleis’ Huis ten Bosch, dat voor zestig miljoen wordt gerestaureerd, kunt u één zaal op internet virtueel bezoeken.

Braziliaanse keizer

Tot slot, we hebben het over koningen en koninginnen. Dus wil ik u nog een leuk sprookje vertellen. Waargebeurd! Over een monarch naar mijn hart. Ik woon tegenwoordig grotendeels in Brazilie. In Rio de Janeiro. Qua omvang, bevolkingsdichtheid en economie is Brazilië het op een na belangrijkste land van het westelijk halfrond – na de Verenigde Staten. Het is ook het enige land in Noord- en Zuid-Amerika dat ooit een zelfstandige monarchie was. Een keizerrijk no less. Vanaf 1840 werd het geregeerd door Pedro II, telg uit het koninklijk geslacht van Portugal, waarvan Brazilië ooit een kolonie was. Hij was pas vijftien toen hij op de troon werd gehesen, maar hij bleek al snel in alles het tegenovergestelde van onze Willems – 1,2,3 en wat mij betreft ook 4: hij was beleefd op het nederige af, belezen en intellectueel nieuwsgierig, een keiharde werker, zuinig met staatsgeld en een democraat in hart en nieren.

Terwijl in Nederland Willem II de liberale grondwet van Thorbecke probeerde tegen te houden, was Pedro een en al eerbied voor de privileges van parlementariërs én gewone burgers. Iedereen was welkom op zijn wekelijkse spreekuur. ‘Als ik geen keizer was zou ik leraar willen zijn’, zei Pedro, die uit eigen zak studiebeurzen financierde voor veelbelovende Brazilianen. Toen politici een standbeeld voor hem wilden oprichten, vroeg hij ze het geld te steken in de bouw van lagere scholen. In zijn vijftig regeringsjaren accepteerde hij geen enkele loonsverhoging. Peperdure paleisverbouwingen, zoals nu bij ons, vond Pedro niet nodig, want, zo zei hij: ‘Nodeloze uitgaven zijn hetzelfde als stelen van de natie’.

Zijn buitenlandse reizen bekostigde hij grotendeels zelf. En anders dan de Oranje-vorsten, die interviews met lokale media weigeren en daardoor op buitenlandse staatsbezoeken grotendeels onzichtbaar blijven, was de eenvoudige, hartelijke keizer een wandelend reclamebord voor Brazilië, aanspreekbaar voor iedereen. Hij wilde er geen keizer genoemd worden: ‘Ik heet Pedro de Alcântara’.

Vrijheid van meningsuiting was heilig voor de keizer. Ook als hij zelf het mikpunt was van kritiek of satire. ‘De drukpers bestrijd je met de drukpers,’ zei Pedro, op een moment dat Willem III zijn critici liet opsluiten. Een wet als ‘majesteitsschennis’ was in Brazilië toen al ondenkbaar – terwijl je hier nu nog gearresteerd wordt als je ‘Fuck de koning!’ roept.

Verouderde staatsvorm

Maar wat Pedro II vooral een monarch naar mijn hart maakt is dat hij in zijn hart een republikein was! Uit zijn brieven en dagboeken blijkt duidelijk dat hij zich ongemakkelijk voelde in de rol van erfelijk staatshoofd. In de negentiende eeuw al zag hij de monarchie als een verouderde staatsvorm, geoorloofd slechts als overgang naar een republiek. En toen hij hoorde dat het leger een coup tegen hem voorbereidde, verzette hij zich niet. Hij vertrok met een kussensloop vol Braziliaanse aarde en overleed korte tijd later in een eenvoudig hotel in Parijs.

Twintig jaar later werd zijn lichaam met veel ceremonieel teruggehaald naar Brazilië. Talloze Brazilianen hadden intussen een tatoeage in de vorm van een kroontje laten aanbrengen – zoveel heimwee hadden ze naar de keizer die ooit zei dat hij liever een gekozen president was geweest. Ik weet het; de rechtgeaarde republikein baseert zijn overtuiging op principes – niet op de persoonlijkheid van de monarch. Niettemin: wat een schril contrast tussen die Pedro en onze Oranjeman.

Rillingen

In the Wall Street Journal schreef ik destijds: ‘Ik hoop dat wij Nederlanders ooit onze republikeinse traditie weer volop zullen omarmen. In een land van gelijken krijg ik de rillingen als medeburgers worden aangesproken met “uwe Koninklijke Hoogheid”.’ Het was een genoegen om deze middag te mogen doorbrengen in een gezelschap van Nederlanders die er precies zo over denken. Dank u wel!

 

Voor deze lezing heeft Max Westerman zich deels gebaseerd op zijn eerder verschenen artikelen en reportages over de monarchie. Voor een overzicht zie www.maxwesterman.nl/actualiteit/