staatsgreep

De staatsgreep van de Soldaat van Oranje

/

Alleen het kroonvirus Corona was in staat de musical Soldaat van Oranje te doen verstommen. Deze hoogmis van het orangistische levensgevoel trok reeds meer dan drie miljoen bezoekers . De voorstelling is gebaseerd op de autobiografie van Engelandvaarder Erik Hazelhoff Roelfzema. Maar hoe heldhaftig was diens betrokkenheid bij de planning van een naoorlogse staatsgreep, waarbij PvdA-coryfee Koos Vorrink zou worden geliquideerd?

 

Tekst Bart Gruson

In een onbezonnen moment heb ik de redactie aangeboden om een recensie te schrijven over een voorstelling die de zintuigen nu al tien jaar lang teistert: Soldaat van Oranje – De Musical. Alleen het SARS-CoV-2 virus is in staat gebleken om aan dit oor- en oogverdovende spektakel een einde te maken, weliswaar voorlopig, maar in elk geval tot ver na de datum waarop ik mijn stukje moet inleveren. Geen recensie dus, maar in plaats daarvan aandacht voor de minder belichte kanten van de held waar het in deze karikaturale musicalproductie om draait: Siebren Erik Hazelhoff Roelfzema, Erik voor zijn vrienden, Soldaat van Oranje voor de inmiddels meer dan 3 miljoen bezoekers van de musical.

Hazelhoff Roelfzema wordt in 1917 in Soerabaja geboren in een Nederlandse patriciërsfamilie. In 1930 verhuist hij met zijn oudere zuster naar Nederland, omdat vader de kinderen een goede opleiding wil laten volgen. De ouders volgen een paar jaar later en het gezin vestigt zich uiteindelijk in Wassenaar. Na het eindexamen gymnasium begint hij in 1937 met de studie rechten aan de Universiteit Leiden. Hij wordt lid van Minerva, de sociëteit waar kinderen uit gegoede families de gelegenheid wordt geboden hun sociaal kapitaal na het afstuderen om te zetten in klinkende munt.

‘Drang naar avontuur’ dreef hem vaak naar het buitenland. Zo maakt Hazelhoff Roelfzema in 1938 een rondreis door de VS en het jaar daarop doet hij als correspondent verslag van de Russisch-Finse oorlog. Die drang naar avontuur vertaalt zich niet in betrokkenheid bij de strijd tegen het opkomende fascisme. We horen of lezen hem niet over Mussolini’s bewind of over Franco’s opstand tegen de Spaanse volksfrontregering. Hij sluit zich evenmin aan bij het Comité van Waakzaamheid van anti-nationaalsocialistische Intellectuelen, opgericht door onder anderen Menno ter Braak, Annie Romein-Verschoor, Rosa Manus, Simon Vestdijk en Jan Tinbergen. Onze rechtenstudent lijkt helemaal geen interesse te hebben in wat zich afspeelt in het Derde Rijk. In 1937, toen hij met de studie begon, was Duitsland al enkele jaren een éénpartijstaat waar tegenstanders van het regime wanneer ze niet direct vermoord werden in concentratiekampen crepeerden. In november 1938, toen hij door de VS toerde, werden overal in Duitsland joodse winkels geplunderd, joodse scholen, ziekenhuizen en synagogen in brand gestoken en joden op straat mishandeld en vermoord.

Op 10 mei 1940 laat Hazelhoff Roelfzema wél van zich horen, maar doet dat in bewoordingen die niet zouden misstaan op een Minerva-borrel: ‘Die kerels waren hier binnengekomen terwijl we ze echt niet hadden uitgenodigd. Ze moesten eruit, daar deed je alles voor, omdat je van Nederland hield’. Ook dan ontbreekt een onverbloemde veroordeling van het nazibewind. ‘Ik ben geen idealist, het was mijn vaderlandsliefde, ik handelde vanuit verontwaardiging’, aldus Hazelhoff Roelfzema in een televisie-interview met Ivo Niehe.

Oorlog of geen oorlog, in 1941 legt Hazelhoff Roelfzema zijn doctoraalexamen rechten af. Even later in dat jaar stapt hij op een Zwitserse boot die hem naar Engeland zal brengen. In de Canon van Museum van Engelandvaarders lezen we dat het schip op weg was naar Kiel en onderweg onderschept werd door een Engels marineschip. Hij is dus bij toeval in Engeland aangeland. Hij noemde zich dan ook in het eerdergenoemde interview een ‘ex-Leidse student die toevallig in die oorlog terecht is gekomen’.

Contact Holland

In Engeland raakt hij betrokken bij het plan om Nederlandse geheimagenten per boot af te zetten op de stranden van bezet Nederland. De praktische uitwerking wordt aan Hazelhoff Roelfzema overgelaten en de regering belast Peter Tazelaar met de operationele leiding van wat Landing Operations Contact Holland gaat heten. Beiden wagen een paar maal de oversteek naar Nederland en riskeren daarbij hun leven. In Hazelhoff Roelfzema’s boek Soldaat van Oranje is het de schrijver zelf die de talrijke spectaculaire acties tot een goed einde weet te brengen. Maar de familie van Peter Tazelaar stelt dat deze de meeste risico’s nam. Na zijn avonturen bij Contact Holland meldt Hazelhoff Roelfzema zich aan bij de RAF en voert als piloot missies uit boven het bezette Europa. Vlak voor het einde van de oorlog wordt hij adjudant van Wilhelmina en samen met haar betreedt hij op 13 maart 1945 Nederlandse bodem.

Al in Engeland is het duidelijk dat onze mannetjesputter zich het prettigst voelt in het gezelschap van lieden die het niet zo nauw nemen met de democratische spelregels. Hij noemt de leden van de regering in Londen ‘ingesukkelde lamzakken’ en laat zich weinig aan hen gelegen liggen. Hazelhoff Roelfzema komt ermee weg omdat hij kan rekenen op de steun van Bernhard en Wilhelmina. Deze laatste voelde, zo schrijft zij in haar autobiografie Eenzaam maar niet alleen, een ‘begeerte naar vernieuwing’. Deze begeerte vertaalde zij in een plan om ‘naar welgevallen’ een koninklijk kabinet samen te stellen dat zonder parlementaire controle drie jaar zou regeren. Daarna moest een grondwetswijziging ervoor zorgen dat haar positie tegenover regering en parlement werd versterkt. Voor de uitvoering van dit plan rekende zij op door haar goedgekeurde verzetsmensen en op Engelandvaarders. Het is dan ook geen wonder dat een aantal Londense Nederlanders, onder wie Jacques Gans, Loe de Jong, A. den Doolaard en Hans Gomperts, in 1944 het Comité van Actie tegen het Neofascisme oprichtten. Zij meenden dat ‘in bepaalde kringen van de Nederlandse gemeenschap absolutistische opvattingen worden gehuldigd’.

Linggadjati-akkoord

Hoewel harde bewijzen ontbreken, bestaat er een redelijk vermoeden dat Hazelhoff Roelfzema in april 1947 een van de architecten was van de staatsgreep die had moeten leiden tot de val van de regering-Beel. Aanleiding is het besluit van het rooms-rode kabinet om een overeenkomst te sluiten met de pas uitgeroepen Republik Indonesia. Dit in de herfst van 1946 gesloten Linggadjati-akkoord leidt tot grote verontwaardiging bij rechts Nederland, omdat erin werd afgesproken dat Indië na een korte overgangsperiode onafhankelijk zou worden. Ook Hazelhoff Roelfzema maakte zich zorgen over het mogelijke verlies van de kolonie. ‘Zeker niet in het minst dat het onbestaanbaar is dat als je je gedurende de oorlog voor vier jaar uitgesloofd hebt voor het herstel van het koninkrijk, je onverschillig zou kunnen zitten toekijken als er nu na de oorlog ietwat mee gegoocheld wordt, om het zo maar uit te drukken’, vertelt hij in 1946 aan Rosette Herzberger.

In april 1947 laat Hazelhoff Roelfzema aan François van ’t Sant, hoofd van de Centrale Inlichtingen Dienst en vertrouweling van de koningin, weten dat leden van het voormalig verzet de regering-Beel zullen afzetten. Hij vraagt hem om Wilhelmina in te lichten en waarschuwt Van ’t Sant dat een besluit van de regering om de putschisten de voet dwars te zetten veel doden zou kosten. Tegelijkertijd ontvangt Van ’t Sant een telegram van ex-premier Gerbrandy waarin deze hem opdraagt zijn medewerking aan de plannen te geven. Gerbrandy was de leider van het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid, dat het verzet onder rechtse politici en hoge legerofficieren tegen het regeringsbeleid bundelde. Onder de laatste groep was ook de Commandant der Zeestrijdkrachten, admiraal Helfrich. Hij had na het sluiten van het Linggadjati-akkoord in een brief aan zijn vice-admiraal de vraag opgeworpen of de vreedzame ‘staatsgreep in Indië’, zo noemde hij het akkoord, niet met ‘een andere staatsgreep’ moest worden beantwoord.

De coupplegers hadden het volgende scenario voor ogen. Op maandag 14 april 1947 moest een parachutisteneenheid de ministers en staatssecretarissen van het kabinet-Beel oppakken en ergens in het land gevangenzetten. De leiding van de coup zou de staat van beleg afkondigen en het land via de radio en de schrijvende pers daarvan op de hoogte stellen. Er zou een nieuw kabinet gevormd worden waarin Hazelhoff Roelfzema een rol van betekenis zou spelen. Dit kabinet zou alle ‘nationaal georiënteerde’ groepen vragen om een convent te sluiten waarin zou worden vastgelegd dat Indië voor Nederland behouden zou blijven en, niet minder belangrijk, dat de CPN met alle mogelijke middelen zou worden bestreden. Gerbrandy zou de ‘groot-Nederlandse leider’ worden. Het Nederlandse volk moest ervan doordrongen worden dat het ernst was. Om dit te bewerkstelligen zouden de coupplegers Koos Vorrink, de politiek leider van de Partij van de Arbeid, liquideren.

De staatsgreep werd op het laatste moment afgeblazen. Historici vermoeden dat Wilhelmina het plan afkeurde en dat Gerbrandy, die het sein tot de coup moest geven, zonder haar instemming niet tot actie durfde over te gaan. Koos Vorrink had geluk. Het commando dat hem moest vermoorden ­ zij wisten niet dat de coup inmiddels was afgeblazen ­ trof hem niet thuis in zijn Haagse woning. Van een tweede poging is het niet gekomen. Rechts Nederland kalmeerde toen de regering in de zomer van 1947 besloot tot een ‘politionele’ actie om de koloniale belangen te verdedigen.

Gotspe

Alles in ogenschouw nemend is het een gotspe dat de makers van de musical de honderdduizenden bezoekers wijsmaken dat Erik Hazelhoff Roelfzema, deze met zichzelf ingenomen praatjesmaker, iemand die nauw betrokken was bij het plan om de wettige regering met geweld af te zetten en een keurige sociaaldemocraat te vermoorden, ‘een van de grootste verzetshelden van Nederland’ was, zoals het programmaboekje van de musical vermeldt.

Zou het niet prachtig zijn als de makers hun dwaling goedmaken door een productie op de planken te zetten onder de titel Willem Kraan – De Musical? Ik ben bang dat het er nooit van zal komen. Willem Kraan, de man die op 24 februari 1941 op de Amsterdamse Noordermarkt de menigte opriep om in staking te gaan als protest tegen de razzia’s in de Amsterdamse Jodenhoek, was stratenmaker en lid van de communistische partij. Bovendien liep het slecht met hem af. Welke musicalliefhebber wil zich nu met zo iemand identificeren?

 

Voor het relaas over de rol van Erik Hazelhoff Roelfzema bij de poging tot staatsgreep in 1947 leze men  de in 2015 verschenen biografie van François van ’t Sant, Harer Majesteits trouwste onderdaan, geschreven door Sytze van der Zee, waarin deze affaire voor het eerst uit de doeken werd gedaan.   

 

75 jaar bevrijd en nu weer bezet?

In de nieuwe editie van tijdschrift De Republikein veel aandacht voor twee hoofdthema’s: corona en 75 jaar bevrijding.

In zijn redactionele inleiding zoekt hoofdredacteur René Zwaap een verband tussen toen en nu: ‘Zijn er in het koninkrijk der Nederlanden parallellen te trekken tussen de Duitse invasie in mei 1940 en de invasie van het corona-virus in maart 2020? Laten we eens zien hoe ver we komen. In beide gevallen was de gehele natie ondanks alle waarschuwingen toch totaal verrast toen het eenmaal zo ver was. In beide gevallen had het volk eerder van de hoge autoriteiten te horen gekregen dat men rustig slapen kon gaan. In 1940 ging men ervan uit dat het land veilig verscholen was achter de Waterlinie en de Peelstelling, maar hielden die verdedigingswerken het in werkelijkheid nog geen dag uit. Anno 2020 was er iets soortgelijks aan de hand met de verzekering van premier Rutte dat de strategie van de groepsimmuniteit verlossing zou bieden.’

Corona betekent kroon, en dat brengt columnist Manuel Kneepkens op gedachten: ‘Het oranje-virus heeft onze democratie geestelijk besmet zoals het corona-virus thans bezig is dat met ons allen fysiek te doen.’ Nu er een massieve lintjesregen te verwachten valt voor ‘de helden van de zorg’ wordt het tijd dat het Nederlandse decoratiesysteem op de helling gaat. Ook mensen die niet staan te springen om een koninklijke onderscheiding moeten de waardering kunnen krijgen die hen toekomt. Hij komt met het voorstel voor deze categorie een ereboom te planten, een ecologisch verantwoord Ridderbos.

Na D-day lanceerde Wilhelmina het idee om de Duitse bevolking in de grensstreken met Nederland, gezinnen met kinderen niet uitgezonderd, te deporteren naar een of andere verre uithoek. Gelukkig nam geen enkele geallieerde bondgenoot haar serieus. Columnist Gerard Aalders over de waandenkbeelden van Wilhelmina.

Meer dan zes miljoen mensen keken vrijdag 20 maart volgens de Stichting Kijkonderzoek naar de koninklijke coronaspeech. Een week nadat premier Rutte het land had toegesproken werd de tijd rijp geacht voor een toespraak van Willem-Alexander via alle beschikbare kanalen. Maar hoe effectief was dat? En waarom werden negatieve reacties op de facebookpagina van het Koninklijk Huis door de RVD weggecensureerd?

Emeritus-hoogleraar geschiedenis Wijnand Mijhardt licht zijn pleidooi voor eerherstel voor de door de Oranje-geschiedschrijving verdonkeremaande Bataafse Republiek toe. Hij verdiept zich ook in hedendaagse republikeinse ideologieën, zoals het idee voor een Europese republiek van de Duitse politieke filosofe Ulrike Guérot . Mijnhardt: ‘Guérot’s pleidooi voor een republikeins Europa waarin de volkswil gestalte moet krijgen, is een meeslepende vorm van wishful thinking maar vereist nog veel denkwerk om aanvaardbaar te worden. Mooi is wel dat haar bezwaren tegen de natiestaat geen kritiekloze omhelzing van het federale model met zich meebrengen. Guérot’s keuze voor kleine politieke eenheden zoals de stad – ook in het vroegmoderne Nederland de kern van het republikanisme – geeft aan dat zij begrijpt waar de mensheid het meest behoefte aan heeft: een overzichtelijk, lokaal geworteld dagelijks leven.’

De innige band tussen leger en koningshuis wordt ieder jaar op 4 en 5 mei breeduit uitgevent. Het is tijd om in onze democratische rechtsstaat Dodenherdenking te demilitariseren, vindt August Hans den Boef. ‘Het project van Nederland als democratische rechtsstaat blijft onvoltooid zolang de hoogste publieke functie slechts erfelijk is en bovendien voorbehouden aan de leden van één familie. En dan hebben we het nog niet over het perverse misverstand dat al deze leden daardoor zonder enige uitzondering over singuliere eigenschappen beschikken, die hen bij uitstek geschikt maken om niet alleen boven de partijen, maar ook boven de burgers te staan. Maatschappelijk ingrijpender nog dan dit oranjepopulisme is de parallelstructuur met eigen privileges, die slechts voor militaire beroepsgroepen en instituties bestaat’. Sinds 1945 heeft de overheid door allerlei besluiten, van lintjes tot Dodenherdenking, de militaire lobby gefaciliteerd, aldus de auteur. ‘Bezie bijvoorbeeld de hiërarchie van onze koninklijke onderscheidingen. De prijsdieren vormen drie categorieën: staatshoofden, militairen en gewone burgers. Dat is wel even schrikken voor wie meent dat de Nederlandse samenleving egalitaristisch is. De twee hoogste onderscheidingen zijn voorbehouden aan militairen, dan wel aan ons erfelijk staatshoofd zelf en zijn peers‘.

Voor Nederland is 10 mei 1940 de belangrijkste datum in de twintigste eeuw. De Tweede Wereldoorlog was op dat moment al meer dan een half jaar aan de gang, maar gevochten werd er nauwelijks. Tijdgenoten noemden die merkwaardige periode de phoney war, der Sitzkriegdrôle de guerre. Historicus Ries Roowaan over een vergeten pauzenummer van de wereldbrand.

Journalist Rob Bakker publiceerde met het onlangs verschenen Boekhouders van de Holocaust een complete inventarisatie van de medewerking die het Nederlandse ambtelijke apparaat tussen 1940 en 1945 verleende aan de moord op meer dan 100.000 mensen. Desgevraagd omschrijft hij de excuses die premier Rutte daar onlangs voor aanbood als ‘erg mager’. Rob Bakker: ‘Rutte maakte op geen enkele manier duidelijk hoe sterk het gehele ambtelijke apparaat betrokken was bij de registratie en deportaties. De SG’s protesteerden wel tegen de gedwongen Arbeitseinsatz van niet-Joodse Nederlanders, maar niet tegen de deportaties van de Joden. Daarmee werd een gehele bevolkingsgroep willens en wetens afgeschreven en niet meer als deel van het Nederlandse volk beschouwd en behandeld. De Jodenvervolging en deportaties werden als iets beschouwd wat de Nederlandse ambtenaren niet aanging; dat was voor de verantwoording van de Duitsers. Joden werden gezien als een aparte bevolkingsgroep en werden niet gerekend tot het algemene landsbelang, zowel politiek als uit menselijk oogpunt gezien’. Daarnaast aandacht voor het verband tussen de hoge mate van ambtelijke collaboratie en de ongrondwettelijke vlucht van koningin Wilhelmina in mei 1940.

Ko Smit schrijft over het complot tegen generaal Reynders, de opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, die vlak voor de Duitse inval op aandrang van koningin Wilhelmina het veld moest ruimen. Had dat te maken met de weigering van de generaal om mee te werken aan de vluchtplannen van het koningshuis?

Meer dan drie miljoen bezoekers trok de musical Soldaat van Oranje. De autobiografie van Erik Hazelhoff Roelfzema is daarmee uitgegroeid tot de hoogmis van het Oranje-evangelie. Maar hoe heldhaftig was diens betrokkenheid bij de planning van een naoorlogse staatsgreep in 1947, inclusief een moordaanslag op PvdA-coryfee Koos Vorrink? Bart Gruson kan zich betere vaderlandse oorlogshelden voorstellen.

Tergend langzaam kwam het kabinet-Rutte uit de startblokken voor actie tegen het corona-virus. Kritiek op het beleid wordt als een gebrek aan solidariteit gezien. Maar het wordt tijd de ogen te openen voor de consequenties van wekenlange bestuurlijke lethargie, schrijft Ricus van der Kwast, die zijn hart vasthoudt voor de komende weken. ‘Bang ben ik dat de maatregelen niet alleen twee maanden te laat genomen zijn, maar dat men ook twee maanden te vroeg de teugels weer laat vieren, terwijl de WHO, epidemiologen en andere modelleerders juist voor versoepeling waarschuwen omdat er op dit moment geen enkele aanwijzing is dat al meer dan zeg 10 procent van de bevolking immuun is’.

Voormalig Europarlementariër Els de Groen beschrijft het corona-virus als de ultieme test voor bestuurlijke vaardigheden. ‘Het ontmaskert presidenten die het virus bagatelliseren, ontmaskert premier Orbán die beweert het virus te knechten door de democratie af te schaffen, ontmaskert populisten die er xenofobie mee aanwakkeren’.
Wat Europa – bij uitstek Europa met haar diversiteit, haar cultuur, gewelddadige historie en democratische ambities – kan redden is samenwerking, zo stelt ze. ‘Geen versplintering en verspilling meer, maar saamhorigheid. Dan verslaan we niet slechts corona, maar ook het egoïsme en de visieloosheid die eraan ten grondslag liggen’.

Paul Damen dook in de mortaliteitsgeschiedenis van het Huis van Oranje-Nassau. Veel vertegenwoordigers van de dynastie werden getroffen door het dodelijke pokkenvirus, maar specialiteit van het huis werd toch sterven aan uiterst sneue grillen van het noodlot. ‘Je kan veel van het coronavirus zeggen, maar het doet wél aan diversiteit. Koning, keizer, admiraal, corona pakt ze allemaal. Ooit was dat anders: besmettelijke ziekten roeiden half Europa uit, maar de Oranjes bleven gespaard. Ons latere vorstenhuis vond vaker originelere methoden voor de voleinding van het leven’.

Al 50 jaar geleden waarschuwde het gedistingeerde wetenschappelijke duo Paul R. Ehrlich en Anne H. Ehrlich voor het verband tussen overbevolking, toegenomen mobiliteit, klimaatverandering en nieuwe dodelijke virussen. In hun in 1970 verschenen boek Population, Environment, Resources werd precies voorspeld waar de wereld nu mee kampt. Roel van Duijn over de dovemansoren van de politiek en de machinaties die nu op het wereldpolitieke toneel in het spel zijn om de democratie te beknotten.

De primitiefste levensvorm, het virus, heeft de homo sapiens, de meest ontwikkelde levensvorm, gevonden als een vehikel voor zelfvermeerdering, aldus een analyse van de Sloveense filosoof Slavoj Žižek. De mens blijkt niet minder fragiel dan de ooit uitgestorven dodo of dinosaurus. Is dit dan het echte einde van de geschiedenis, vraagt Raymond van den Boogaard zich af in een beschouwing over ‘de politiek van de angst’.

Dan twee artikelen over de wereld na corona. Het land lijkt in een staat van beleg. In de media is nauwelijks aandacht voor andere onderwerpen dan het coronavirus. De woordkeuze herinnert aan oorlogsverslaggeving, waarbij het verloop van het front en het aantal slachtoffers de belangrijkste onderwerpen vormen. Het houdt ons dag en nacht bezig, maar hoe zal straks de vrede eruit zien? Ries Roowaan tast de mogelijkheden af. ‘Volgens menig commentator is het coronavirus de externe schok die het neoliberalisme naar de schroothoop zal verwijzen. Dat is enigszins voorbarig maar feit is dat er al jaren onvrede over het marktfetisjisme bestaat. Hoe diep dat inmiddels zit, moge blijken uit het gemak waarmee in diverse landen de overheid geld rondstrooit. Elke aarzeling wordt weggewuifd. De hoogste bedragen zijn nog niet hoog genoeg. Of het werkelijk voldoende zal zijn, moeten we overigens maar afwachten’.

Mark Blaisse ziet in dit verband grote gevaren voor de democratische orde. ‘Zorgelijk is de manier waarop democratische regeringen menen van de ene dag op de andere noodmaatregelen te mogen nemen die onze vrijheid ernstig beperken. Dat de noodtoestand om strenge maatregelen vraagt, zoals uitgaansverbod en desnoods een lockdown, is begrijpelijk, maar het gaat wel heel ver als de overheid bepaalt dat alle mobiele telefoons mogen worden gevolgd in naam van de publieke veiligheid. In naam van diezelfde zogenaamde veiligheid gaan grenzen dicht, worden winkels, scholen, theaters en universiteiten gesloten, gaan crèches op slot, maar niemand wordt daarbij geconsulteerd. In sommige Europese landen mogen per decreet niet meer dan twee mensen met elkaar op straat aangetroffen worden. Deze decreten worden zonder parlementaire goedkeuring genomen. De plotseling oppermachtige regering deelt vrijwel alle lakens uit. Wij, de burgers, hebben het nakijken en worden misdadig genoemd als we ons niet schikken.’

Columnist Hans Maessen, voorzitter van het Republikeins Genootschap, buigt zich dit keer over het initiatief om te komen tot de oprichting van de Partij voor de Republiek.

In de rubriek Appeltjes van Oranje dit keer aandacht voor het dubbelspel van Felix Kersten. In 1950 kreeg deze Finse manueel therapeut een hoge onderscheiding uit handen van prins Bernhard vanwege zijn verdiensten voor het Nederlandse volk. ‘Het is moeilijk woorden te vinden voor alles wat u voor het Nederlandse volk gedaan heeft’, sprak Bernhard bij die gelegenheid. Daarbij ging het erom dat Kersten het Nederlandse volk tijdens de bezetting voor deportatie naar Polen zou hebben behoed. Maar er zat een luchtje aan dit lintje. Kersten was tijdens de oorlogsjaren de vertrouweling van SS-chef Heinrich Himmler en na de oorlog spande hij zich in om om Duitse oorlogsmisdadigers uit Nederlandse gevangenschap te krijgen door minister Donker van Justitie te chanteren.

Maurits van den Toorn recenseert het boek Op verzoek van hare majesteit van Frans Becker en Tamara Becker, over SDAP-kroonprins Wiardi Beckman. Kort voor de bevrijding in 1945 kwam deze in Dachau om het leven, na begin 1942 te zijn opgepakt bij een poging om naar Engeland te komen. Daarnaast ook aandacht voor In dienst van de nazi’s. Gewone mensen als gewelddadige collaborateurs van de hand van Paul van de Water.

Thrillerspecialist Gijs Korevaar beveelt drie spannende boeken aan waar een virus de hoofdrol speelt, Quarantaine van Erk Betten. World War Z van Max Brooks en Schone Slaapsters van horrorspecialist Stephen King.

Verluchtigd met illustraties van Joep Bertrams en Gabriel Kousbroek.

Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

‘Sire, België is voor U verloren!’

 

In zijn onlangs verschenen boek Oranje in revolutie & oorlog besteedt de Utrechtse historicus Jeroen Koch ruim aandacht aan de ongelukkige wijze waarop koning Willem I het Belgische nationalisme meende te moeten bestrijden. Hoe een absoluut monarch zijn eigen politieke graf groef.

Tekst René Zwaap

Wanneer Koning Willem I in augustus 1830 een bezoek brengt aan de Tentoonstelling van de Voortbrengselen der Nederlandsche Nijverheid in Brussel, staat zijn Verenigd Koninkrijk op het punt van scheuren. Maar de monarch is zo van zichzelf vervuld dat hij niets in de gaten heeft. In de zorgvuldig geregisseerde huldebetuigingen die hem overal ten deel vallen tijdens een goodwill-tournee in het zuiden van zijn koninkrijk ziet hij het bewijs dat zijn Belgische onderdanen innig aan hem zijn verknocht. In werkelijkheid koken de Belgen van opgekropte frustraties met het Oranje-regime en staat de revolutie op het punt van uitbreken.

De boeren zuchten onder de graanbelastingen die de Hollandse koning hen oplegt. De R.K. priesters lopen te hoop tegen de godsdienstpolitiek van de koning, die probeert de benoemingen van bisschoppen in handen te krijgen, jezuïeten het land laat uitzetten en achter de schermen zelfs afkoerst op afschaffing van het RK geloof ten bate van een algemeen christelijke staatskerk. De Franstalige Vlamingen – de franskiljons – verzetten zich tegen de taalwetten van de koning, waarin hij ernaar streeft het Nederlands de enige toegestane taal in het officiële verkeer te maken. Behalve in de Franstalige provincies en Luxemburg wordt vanaf 1 januari 1823 het Frans als taal van de staat afgeschaft. Ambtenaren, juristen en docenten die het Nederlands onvoldoende beheersen kunnen een promotie gevoeglijk op de buik schrijven. Het is het ideale recept voor oproer, vooral in de pers. Justitie-minister Felix van Maanen, alias de ‘windvaan’, door alle turbulentie van de Bataafse Republiek, het Koninkrijk Holland én het Franse Keizerrijk vast in het zadel gebleven, is fervent pleitbezorger van de nationale eenheidstaal en smijt opstandige journalisten, zoals de geliefde Louis de Potter, zonder pardon in het cachot.

In de Zuidelijke Nederlanden was gedurende de Franse tijd een modern politiek klimaat ontstaan, schrijft historicus Jeroen Koch, verbonden aan de Universiteit Utrecht, in zijn recent verschenen studie Oranje in revolutie & oorlog, een Europese geschiedenis,1772–1890. ‘De onvrede van de leden van de balie en de rooms-katholieke clerus in de Zuidelijke Nederlanden had een duidelijke oorzaak. Meer dan anderen voelden zij de druk die de centrale overheid uitoefende om de heterogene natie cultureel te verenigen. Taalbesluiten, onderwijshervormingen en een dirigistische kerkpolitiek moesten een perfect amalgaam opleveren’.

 

Allergisch voor oppositie

De koning creëerde zo eigenhandig de revolutie die hem ten val zou brengen, is de visie van Koch. ‘Allergisch voor oppositie eiste hij van alles en iedereen medewerking; Van het onderwijs, de pers, de kerken en de volksvertegenwoordiging, van zijn ministers, onderdanen en zoons’. Zijn zoon prins Willem van Oranje, veel geliefder in het Zuiden dan zijn vader wegens zijn verdiensten op het slagveld van Waterloo, ziet de ernst van de weerstanden in het zuiden veel beter in. ‘De koning heeft weinig vertrouwen in mij, omdat we over het een en ander totaal verschillend denken’, schrijft hij kort na zijn benoeming tot vicevoorzitter van de Raad van State en voorzitter van de ministerraad aan zijn zwager tsaar Nicolaas. Hij had deze ‘penibele positie’ enkel aanvaard omdat ‘het een belangrijke plicht is mijn vader bij te staan in de crisis waarin wij ons momenteel bevinden, en opdat niemand mij er ook maar van verdenkt oppositieleider te willen zijn, en om trouw aan mijn vader te zijn en onherroepelijk met hem ten onder te gaan als hij de modder in zakt.’

Wanneer Willem I Brussel aandoet is in Parijs de voorgaande maand Bourbon-koning Karel X is van zijn troon gestoten in ruil voor ‘burgerkoning’ Louis-Philippe. Het revolutionaire vuur heeft Brussel bereikt. ‘Weg met de Hollanders, weg met Van Maanen, aan de galg met die lui!’, weerklinkt het in de straten. Oproerkraaiers zingen de Marseillaise en eisen onafhankelijkheid van België. ‘Vive De Potter!’, roepen ze. ‘Merde pour le Roi! Vive la liberté!’ Kort voor de verjaardag van de koning, op dinsdag 24 augustus, kondigen aanplakbiljetten aan:

‘Maandag: vuurwerk

Dinsdag: illuminatie

Woensdag: revolutie’.

 

Revolutie in de opera

En het is inderdaad revolutie dat die woensdag op het programma staat. Het begint in de Brusselse Koninklijke Muntschouwburg. Daar is een opvoering van La Muette de Portici, een spektakelstuk van de Franse componist Daniel-François-Esprit Auber over een zeventiende-eeuws Napolitaans volksoproer tegen de Spaanse heerser. Het jaar daarvoor had de koning deze voorstelling zelf nog nog bijgewoond. Het revolutionaire karakter van het zangspel — halverwege slachten de Napolitanen de koninklijke wacht af — stuitte toen niet op bezwaar. Maar met de julirevolutie in Frankrijk net achter de rug krijgt het stuk een geheel andere lading. Avond aan avond zetten studenten van het Brusselse Atheneum het duet ‘Amour sacré de la Patrie’ in als belijdenis van hun nationalistische hartstochten:

 Amour sacré de la Patrie,

Rends-nous l’audace et la fierté,

À mon pays je dois la vie,

Il me devra la liberté.

 

(Heilige liefde voor het Vaderland,

Schenkt ons moed en maakt ons trots,

Voor mijn land offer ik mijn leven,

Het zal mij de vrijheid geven).

 

Opgekropte emoties

Die 25ste augustus komt de zaal niet meer tot bedaren. De opgewekte emoties nemen bezit van het publiek in de veilige duisternis van de zaal tijdens de opvoering. ‘Aux armes!’, schalt het door de schouwburg. Opgewonden vertrekt een deel van de toeschouwers naar het centrum van Brussel. Bij de regeringskrant Le National, opgezet op last van Willem I als propaganda-instrument, vliegen de stenen door de ruiten. Het Brusselse huis van minister Van Maanens huis wordt geplunderd en in brand gestoken. Binnen enkele weken is de roep om hervormingen omgeslagen in een nationale revolutie met als inzet een onafhankelijke Belgische staat.

‘Sire, België is voor u verloren’, fluisteren de raadgevers de koning in het oor, maar hij weigert dat te geloven. Willem I voelt zich verraden door zijn Zuid-Nederlandse onderdanen. ‘Ik hield mij bezig met de zorg om de lasten van het volk te verligten,’ verklaart hij tijdens een inderhaast ingelaste vergadering van de Staten-Generaal, ‘toen eensklaps te Brussel, en, naar dat voorbeeld, weldra ook in sommige andere plaatsen des Rijks, een oproer uitbarstte, gekenmerkt door tooneelen van brandstichting en plundering, waarvan de voorstelling aan deze Vergadering, voor mijn hart, voor het nationaal gevoel en voor de menschheid te bedroevend zijn zoude.’

 

Grimmige meute

De koning zint op wraak. Hij zendt zijn zonen Willem en Frederik naar Brussel om de ‘Belgische muiterij’ te beëindigen. Prins Willem hoopt de opstandelingen met rede te kunnen overtuigen en meldt zich met een klein gezelschap te paard bij de versperde Lakense Poort van Brussel. Ze worden opgewacht door een grimmige meute uitgerust met slagersmessen, rieken, sabels en musketten. Begeleid door de burgerwacht bewegen de prins en zijn helpers zich naar de Grote Markt. Op het Muntplein spreekt de prins de menigte toe: ‘Door mij onder u te begeven, wil ik u mijn vertrouwen bewijzen. Ik ben uw vriend, Brussel! Bij Waterloo heb ik met mijn bloed mijn gehechtheid aan u bezegeld. Aan het hoofd van Belgische soldaten ben ik gewond geraakt’.

Bij het stadhuis herhaalt de prins zijn vredesboodschap. Maar zijn paard raakt schichtig in het gedrang en trapt een omstander, die bewusteloos neervalt. ‘Hij is dood!’ roept iemand. Haastig wisselt de prins van paard en hij zoekt een weg om te ontkomen aan de meute, die allengs in lynchstemming raakt en de Hollandse ruiters begint te bekogelen met stenen. Ternauwernood weet Willem met aanhang het prinselijk paleis in de bovenstad te bereiken. Hij is nu gevangene in zijn eigen stad, beschermd slechts door het Brusselse garnizoen.

De prins zit nog altijd in zijn eigen paleis gevangen als de Brusselse advocaat Alexandre Gendebien, die hij kent als medebroeder in de vrijmetselarij, verslag komt uitbrengen over wat er speelt tussen zijn volksgenoten. Gendebien dringt aan op het ontslag van Van Maanen, herziening van het kiesstelsel, maar bepleit ook een radicalere oplossing: de splitsing van het Koninkrijk in twee autonome delen, waarbij het Belgische gedeelte dan als koning Prins Willem zou krijgen. De prins heeft daar wel oren naar, maar alleen als zijn vader toestemming geeft.

Gendebien dringt aan: de beslissing dient onverwijld genomen. ‘Morgen, rond het middaguur bent u koning van België, op de voorwaarden die ik heb aangegeven, of gijzelaar van Brussel.’ Na het onderhoud met Gendebien schrijft de prins zijn vader. Hij dringt aan op het ontslag van Van Maanen, maar over het hem aangeboden koningschap van België schrijft hij geen woord. Daarna kiest hij snel het hazenpad, gealarmeerd door de komst van een opstandelingenleger van tot op de tand bewapende Luikenaren. Hij zal zijn geliefde Brussel nooit meer terugzien.

 Strafexpeditie

Terug in Den Haag wordt de prins de les gelezen door zijn vader. Hij is in diens ogen veel te toegeeflijk geweest voor de Belgen. Toch ontslaat Willem I tegen zijn zin minister Van Maanen. Maar tegelijkertijd stuurt hij zijn andere zoon Frederik, die net als zijn vader op de harde lijn zit, naar Brussel voor een strafexpeditie. ‘Als Brussel moet branden, zou het beter zijn dat dit niet gebeurt door een van de zonen van de Koning’, luidt de instructie van de vorst aan zijn zoon. ‘Houd Uzelf in reserve voor de ogenblikken waarop U in staat zult zijn genadig te zijn en goede dingen te verrichten.’ Op 21 september trekt Frederik ten aanval. ‘Uwe stad gaat verloren; de krijgsbenden zullen binnenrukken. Vergetelheid zal uwe misslagen bedekken’, dreigt hij de opstandelingen. De stadsoorlog duurt vier dagen, zonder een winnaar op te leveren. Als het Hollandse leger zich op 26 september na bloedige gevechten bij het Koningsplein en het Warandepark terugtrekt, zijn er 400 doden en 1500 gewonden te betreuren.

Terwijl zijn vader nu afkoerst op een totale oorlog, besluit Prins Willem in te gaan op de Belgische avances. Op 15 oktober aanvaardt hij de hem aangeboden Belgische troon, een dag later volgt zijn proclamatie: ‘Belgen! Ik heb uw toestand bestudeerd. Ik begrijp die, en erken u als onafhankelijke natie. […] Ik stel mij in de provincies die ik bestuur aan het hoofd van de beweging die u naar een nieuwe, stabiele toestand leidt en waaraan de nationaliteit kracht zal geven. Ziehier de taal van hem die zijn bloed vergoot voor de onafhankelijkheid van uw gewesten en die zich thans met u verenigt om uw staatkundige onafhankelijkheid te vestigen.’

Ontheiligd

In Den Haag is men verbijsterd. ‘Moge de Prins nimmer weder den voet zetten op Hollandschen bodem, nimmer de asch zijner voorvaderen ontheiligd worden door zijn lijk !’, zo spreekt kabinetssecretaris Groen van Prinsterer de banvloek uit. Willem I laat zijn zoon hard vallen. Tijdens de troonrede van 18 oktober verklaart hij verontwaardigd dat zijn opvolger nu ook tot de ‘afgedwaalden’ behoort. De prins voelt zich verraden en vlucht naar Londen, waar hij steun zoekt en vindt voor zijn Belgische ambities.

Nadat Willem I met de rug tegen de muur – de Britten en de Russen willen hem niet steunen – heeft ingestemd met een opdeling van zijn koninkrijk, in de hoop dat er dan tenminste toch een Oranje op de Belgische troon zal komen, begint in Brussel en elders in Europa het grote namenspel. Otto van Beieren wordt genoemd als potentieel koning der Belgen, maar ook Johann van Saksen, Karl von Habsburg en Louis van Orléans, de hertog van Nemours. Laatstgenoemde, zoon van de nieuwe Franse vorst, wordt na in februari 1831 inderdaad tot koning der Belgen gekozen, maar daar steken de Britten een stokje voor. De koning van het neutrale België dient geen banden te hebben met de vorstenhuizen van de mogendheden. Dan komt de Duitse prins Leopold van Saksen-Coburg-Saalfeld in het vizier. De Zuid-Nederlandse Rooms-Katholieke geestelijkheid zet echter vraagtekens bij het koningschap van de lutherse Leopold en stelt dan liever nog een calvinist van Hollandse makelij als koning te hebben. Met Britse steun wordt er in de Zuidelijke Nederlanden een massale orangistische beweging georganiseerd met als doel Willem II op de Belgische troon te krijgen. Prins Willem financiert de samenzwering met de opbrengst van een heimelijk verkoop van aandelen van zijn Russische echtgenote Anna Paulowna, die beheerd worden door de vrouw van de Russische gezant. 500.000 francs van Anna Paulowna’s vermogen zouden er voor de geheime operatie doorheen worden gejaagd. Zodra ze er lucht van krijgt beklaagt de grootvorstin bestolen te zijn.

Staatsgreep

Met steun van de Britten en zijn vader doet prins Willem een poging tot een staatsgreep. Maar zijn zeshonderd vrijwilligers hebben te diep in het glaasje gekeken als ze de confrontatie aangaan en eindigen in het cachot. Een tweede orangistische coup, in Antwerpen, te plegen door een legertje onder leiding van twee Waterloo-veteranen, wordt verraden. In verschillende Belgische steden breken anti-orangistische rellen uit. Hooggeplaatste militairen en orangisten worden opgepakt. Het nationale pathos mondt in beide kampen uit in hysterie. In februari 1831 besluit de 29-jarige luitenant-ter-zee Jan van Speijk op de Schelde bij Antwerpen zijn op drift geraakte kanonneerboot met bemanning en al op te blazen om te voorkomen dat hij zich moet overgeven aan de opstandelingen. Zijn famous last words ‘Dan liever de lucht in!’ bezorgen hem een heldenstatus die in geen verhouding staat tot het militair-strategisch volmaakt zinloze offer van zijn eigen leven en dat van zijn manschappen.

Op 21 juli 1831 wordt Leopold van Saksen-Coburg-Saalfeld als koning der Belgen in Brussel ingehuldigd. De meeste Nederlanders blij van de‘muitzieke Belgen’ verlost te zijn, maar de koning wil van geen opgeven weten. Hij is geobsedeerd door herstel van het Verenigd Koninkrijk: ten koste van economie en schatkist houdt hij het leger gemobiliseerd, geeft hij Belgische opposanten tegen Leopold I financiële steun en hoopt hij zelfs dat een grote oorlog het continent in chaos zal storten zodat hij zijn rechtmatige bezittingen kan heroveren.

 

Tiendaagse veldtocht

In augustus 1831 stuurt Willem I 37.000 manschappen, versterkt met vele studenten van de vrijwillige jagerscompagnieën, over de nog altijd niet door hem erkende Belgische staatsgrens. Prins Willem voert het bevel. Maar het komt niet verder dan enkele schermutselingen bij Hasselt en Bautersem. Het beleg van Leuven eindigt met een staaltje symboolpolitiek: prins Willem krijgt van Leopold toestemming om in triomf door de stad te paraderen mits hij daarna direct weer opkrast. Aldus geschiedt. Leopold heeft zich inmiddels verzekerd van Franse militaire steun. De veldtocht duurt niet langer dan tien dagen.

Nog een keer vlammen de orangistische hartstochten in België op wanneer de Belgische staat in 1834 aankondigt prins Willems kostbare paardenstal in paleis Tervuren op te willen doeken. Als het gerucht gaat dat de oude Wexy — het in de Oranjepropaganda mythisch gemaakte strijdros van de Oranjeprins tijdens de slag bij Waterloo – in de straten van Brussel een mestkar zal moeten trekken, besluiten orangistische aristocraten via intekenlijsten geld in te zamelen om de paarden te kopen en aan prins Willem te retourneren. Het leidt tot de nodige schermutselingen.

Pas in 1839 komt het tot een vredesregeling tussen Nederland en België. Een jaar later hangt Willem I – ‘ontgoocheld, moegestreden en hevig bekritiseerd’, aldus Koch – zijn kroon aan de wilgen. Prins Willem volgt hem op als Willem II. Nog twee halfslachtige, door Willem II gefinancierde pogingen tot staatsgreep volgen voordat Oranje de strijd definitief opgeeft. ‘Na het overlijden van Willem II in 1849 restte er van het Belgische orangisme nog slechts een heimweecultus’, aldus Koch. In zijn ogen was de scheuring niet onvermijdelijk. ‘Tot afscheiding van België had het niet hoeven komen’, stelt hij. ‘In Duitsland hadden Napoleon en het Congres van Wenen tal van staten succesvol samengevoegd en al sprak iedereen er een variant van het Duits, de religieuze verschillen waren soms minstens zo groot als in de Nederlanden. Feit bleef dat Willem I wel maatregelen over zijn onderdanen uitstortte, maar geen politiek bedreef of bemiddelde tot er een compromis was bereikt’. Zo groef hij zijn eigen politieke graf en ging België voorgoed voor Holland verloren.

 

Jeroen Koch

Oranje in revolutie & oorlog

Een Europese geschiedenis, 1772-1890

Boom uitgevers Amsterdam

ISBN 9789024409570 | 500 blz.