Ulrike Guérot

Interview: Ulrike Guérot over de Europese republiek

De Duitse politicologe Ulrike Guérot hoopt met een rechtszaak bij het Europese Hof van Justitie over het behoud van het Europese burgerschap voor de Britten na Brexit een stap te zetten naar een Europese Republiek. Een interview.

 

Tekst René Zwaap

 

Toen de Duitse politicologe Ulrike Guérot in 2016 kwam met haar boek Warum Europa eine Republik werden muss! Eine politische Utopie, stuurde ze direct een exemplaar naar haar vriendin Mabel van Oranje. Via videoconferentie vanaf haar vakantie-adres in Zuid-Frankrijk vertelt ze over de achtergrond. ‘Ik ben goed bevriend met Mabel, die ik leerde kennen toen ze nog voor de Raad van Europa werkte. Haar overleden echtgenoot heb ik ook gekend. Toen mijn boek verscheen, stuurde ik haar een exemplaar met een persoonlijke opdracht, met als strekking: Mabel, dit is waar we naar toe moeten, maar word niet boos, het is niet bedoeld als een belediging van je Oranje-familie. En in juridische zin valt dat ook te rechtvaardigen. Er zijn republieken die nog steeds een koninklijke familie hebben, alleen de feodale elementen zijn er weggenomen. Je ziet dat in sommige Afrikaanse republieken, waarbinnen nog steeds lokale koninkrijken bestaan, hoewel het land toch offcieel geldt als een republiek’.

De toekomst van de monarchie binnen de Europese republiek is verder niet een kwestie waar Guérot aandacht aan besteedt. Haar missie is gewijd aan aanzienlijk bredere contouren: de vereniging van circa 500 miljoen Europese burgers in een republiek, losgezongen van natiestaten. Haar streven, weergegeven in inmiddels vier boeken die in diverse vertalingen zijn verschenen en veelvuldig werden bekroond, betreft een postnationale democratie van politiek aan elkaar gelijkwaardige burgers, die wordt aangestuurd vanuit een netwerk van regio’s en steden, beschermd door een koepel van een republiek. Dit alles vanuit de overtuiging dat de Europese Unie met haar huidige structuur er nooit in zal slagen de Europese droom van democratische eenwording tot stand te brengen. In haar meest recente werk, het verleden jaar verschenen Nichts wird so bleiben, wie es war? – Europa nach der Krise (waarvan een Nederlandse vertaling in aantocht is) wint haar pleidooi nog aanzienlijk aan urgentie. De Europese onmacht met betrekking tot de pandemie met het Corona-virus is in haar ogen het beste argument voor de oprichting van een Europese republiek. Nu de Europese lidstaten onderling gingen concurreren om vaccins – met kleine landen als Nederland, dat sowieso al kampt met structurele tekorten op het gebied van essentiële medikamenten, als de grote verliezers – werd nog eens duidelijker hoe fragiel het huidige Europese bouwwerk is. ‘Zolang Europa geen staat is, is zij niet soeverein en uiteindelijk afhankelijk en handelsonbekwaam’, schrijf Guérot, die de regeerstijl van de Europese Commissie en de Raad van Europa als ‘post-democratisch’ kwalificeert.

In Waarom Europa een Republiek moet worden noemde u 2045 nog als het jaar waarin uw utopie werkelijkheid zou kunnen worden. In uw nieuwe boek vraagt u zich af of er nog wel een verenigd Europa bestaat als de Corona-crisis is uitgewoed. Bent u de hoop aan het verliezen?

‘Sinds 1992 observeer ik Europa. Van het Verdrag van Maastricht tot het falen van de Europese Grondwet, het Franse nee, het Nederlandse nee, de bankencrisis van 2010, de vluchtelingencrisis en nu de pandemie. Als ik kijk naar Brexit, de opkomst van het populisme en racisme, het verval van de rechtstaat in Hongarije en Polen, de Catalaanse kwestie, de Schotse kwestie, de extreem gecompliceerde situatie waarin Frankijk zich bevindt met 48 procent van de kiezers die volgens de polls op Marine le Pen gaat stemmen, kan ik niet anders dan vaststellen dat ik Europa nog nooit in zo’n slechte staat heb gezien. Ik vraag me echt af of het systeem capaciteit heeft zich te hervormen, of het wel wíl hervormen, en of het dan ook nog wel een idee heeft in welke richting die hervormingen zouden moeten gaan. In 1992 hadden Kohl en Mitterrand een helder idee voor ogen over wat Europa zou moeten zijn. Ze beschikten over de politieke wil en ze voerden die uit. Ik werkte in die tijd bij de Duitse Bundestag, en ik herinner mij Nederlandse politici en diplomaten als Joost van Iersel en Max Kohnstamm, die ook een duidelijk visie hadden op wat Europa zou moeten worden. Toen kwam Pim Fortuyn en alles sloeg om. We moeten overigens ook de Amerikaanse invloed op het mislukken van de Europese Grondwet in 2003 niet onderschatten, hoewel daar niet vaak naar gekeken wordt‘.

‘In 1992 hadden we een gemeenschappelijk idee: de Europese binnenmarkt, gevolgd door een gemeenschappelijke munt, Schengen en uitbreiding van de Unie naar het oosten. Die zaken werden bereikt ondanks dat er meerderheden mordicus tegen waren gekant. Het is nu nauwelijks meer voor te stellen, maar 80 procent van de Duitsers was tegen de invoering van de euro. Nu is 80 procent van de Duitsers voor de gemeenschappelijke munt, zelfs de populisten durven niet tegen te zijn. Ook Le Pen heeft in de gaten dat de euro het enige is dat Frankrijk nog op de been houdt. De binnenmarkt en de euro zijn de zaken waar Europa nu van leeft. En dat was dus te danken aan politici met een gedeeld idee die de kracht hadden die visie door te drukken, tegen de will van de meerderheid in’.

Dat spreekt niet erg ten faveure van het democratische systeem…

‘Dat doet het wel degelijk. Het democratische systeem stelt politici na het winnen van de verkiezingen in staat de dingen uit te voeren die zij voor noodzakelijk houden. Daarna kunnen ze altijd worden weggestemd, maar als je een leider bent, moet je de tijd van je mandaat ook gebruiken om te leiden. Tegenwoordig zien we het tegendeel. We zien politici die geïntimineerd lijken door de problemen van deze tijd, en zo weinig visie hebben dat het enige dat ze kunnen bedenken is: laten we het aan het volk vragen. Nu ben ik niet tegen burgerparticipatie, integendeel, maar er is een probleem: de mensen kunnen wel ideeën hebben, maar ze zijn niet in staat die uit te voeren. Burgers zijn geen regeringen’.

In uw boek vergelijkt u de burgerinspraak die de Europese Commissie onder leiding van Ursula von der Leyen wil organiseren bij de grote Conferentie over de toekomst van Europa, die 9 mei begint, met ouders die hun kinderen laten spelen in de ballenbak terwijl ze zelf de Ikea intrekken om inkopen te doen.

‘Ik volg de voorbereidingen van die conferentie aandachtig – ik ben zelf ook uitgenodigd om in minstens vijf wergroepen mijn zegje te doen – maar ik kan helaas niet anders zeggen dat het een grote puinhoop is. Alles verzandt in mannelijke egotripperij en nationale eer over wie wat mag leiden, over voorzitterschappen en competenties. De grote vraag is: wie zijn het volk? Als je 300.000 burgers van de 500 miljoen Europeanen selecteert voor inspraak, is dat dan representatief? Zijn de populisten uitgenodigd of nodig je die niet uit omdat die toch tegen Europa zijn? Wie is in de bubbel, wie is uit de bubbel? Als het Eurparlement de burgers van Europa vertegenwoordigt, waarom moet de Commissie dan met die burgers in dialoog? Ik ben niet principieel tegen deze conferentie, ik ben alleen wel bang dat we met eyes wide shut naar een grandioze mislukking toewerken, omdat er verwachtingen mee worden gewekt die het systeem helemaal niet kan waarmaken. Dat de conferentie wordt getroffen door de torpedo’s van micro-vormkwesties en er uiteindelijk een dik rapport verschijnt dat direct in een vuilnisbak verdwijnt. Of een hele wirwar aan rapporten, want ik zie inmiddels dat de ene na de andere organisatie als rapporteur wordt aangesteld’.

‘Het blijft overigens niet bij deze grote top down-conferentie, die maar liefst twee jaar gaat duren, er is tegelijkertijd ook nog een bottom-up conferentie, waar ik ook zijdelings bij betrokken ben geraakt. Dat is het initiatief Citizens take over Europe, een platform waaraan 58 ngo’s deelnemen, verdeeld over een hele reeks subgroepen, waarvan er één zich bezighoudt met het schrijven van een Europese Grondwet, en anderen gaan over basisinkomen, klimaat, gender, lokale democratie, migratie, en nog veel meer. Idealiter groeien die twee conferenties over de toekomst van Europa op enigerlei wijze naar elkaar toe. Hopelijk eindigen ze niet als het zoveelste geval van gesimuleerde democratie, van rituele burgerparticipatie die verder geen enkel gewicht in de schaal legt en waarvan de bevindingen allemaal regelrecht in de prullenbak belanden. Citizens take over Europe krijgt vooral gestalte via Zoom-sessies, waaraan ik al de nodige keren heb deelgenomen.Wat me daarbij is opgevallen is dat de jongere generaties wars zijn van discussies over structuurkwesties. Al hun aandacht is gericht op content. Ik ben echter van mening dat een structuurverandering, zoals de Europese republiek dat zou zijn, veel effectiever kan zijn. De euro en de gemeenschappelijke binnenmarkt waren ook structuurveranderingen en die hebben een geheel nieuwe Europese realiteit geschapen’.

‘De jaren ‘80 brachten Europa wettelijke gelijkheid voor goederen. Dat noemen we de binnenmarkt. Discriminatie van goederen op grond van herkomst mocht niet meer. Een komkommer is een komkommer en in de Duitse supermarkten werd nu ook bier uit Nederland en Tsjechië verkocht, ook al vonden de Duitsers eigelijk alleen hun eigen bier goed. Vervolgens maakten we een einde aan monetaire discriminatie, door middel van de invoering van de euro. Rousseau zei het al: geld is een sociaal contract. Wie hetzelfde geld gebruikt, is gebonden aan dezelfde waarden. Nu we de euro delen,hebben we dus in feite al een sociaal contract met elkaar. Daarom ben ik er een groot voorstander van dat landen als Tsjechië en Hongarije ook zo snel mogelijk toetreden tot de euro. Eén markt, één munteenheid, en nu is het dus tijd van de wettelijke gelijkwaardigdheid voor burgers. Qua consumentenbescherming is die gelijkwaardigheid er al. En als een Nederlander in Rwanda geen consulaat heeft, kan hij terecht bij de Franse of de Duitse diplomatieke vertegenwoordiging. Ook is er vrijheid van personenverkeer, maar beperkt. Zo heeft een Bulgaarse burger in Oostenrijk geen recht op kinderbijslag, omdat er nog steeds disciriminatie bestaat op basis van nationaliteit. Als je als Duitse vrouw de weduwe bent van een Nederlandse man, en je gaat terug naar Duitsland, krijg je geen weduwenpensioen uit Nederland. Ik zou er bij iedere republikein op aandringen het geweldige boek van Pierre Rosanvallon, Le sacre du citoyen, te lezen, waar het gaat om de drie elementen die ons tot burgers maakt: het kiesrecht,het sociale systeem en de belastingen. In deze heilige pilaren van het burgerschap bestaat nu nog geen Europees burgerschap, want op al deze terreinen bestaat er nog discriminatie op basis van nationaliteit.’

Bij het Europese Hof van Justitie heeft u samen met een Duitse advocaat een zaak aanhangig gemaakt om alle burgers van de landen die zich indertijd aansloten bij het Verdrag van Maastricht, dus ook de Britten, het Europese burgerschap te verlenen.

‘Ja, dat is een zaak met een veelbelovende start, want het Europese Hof heeft aangegeven de zaak in behandeling te nemen. Het gaat erom dat bij het ondertekenen van het Verdrag van Maastricht niet alleen een unie van staten is aangegaan, maar ook een unie van burgers. Alle burgers van de lidstaten kregen met dat verdrag een permanent Europees burgerschap. Dat alles geheel in lijn met een uitspraak van Jean Monnet, dat Europa niet bedoeld is om staten te verenigen, maar de burgers. Waar het in deze zaak om gaat is dat de burgers van het Verenigd Koninkrijk ook na de Brexit recht blijven houden op dat Europese burgerschap. Want dat is een individueel recht, dat niet van hen kan worden afgepakt. De zaak is dus niet bedoeld om de Brexit ongedaan te maken, maar wel de gevolgen ervan voor de burgers. De Schotten en de Catalanen volgen dit proces op de voet, want ook voor hen kan het een belangrijke stap zijn naar soevereiniteit. Als het Europese burgerschap als permanente status wordt geaccepteerd door het Hof, betekent dat bijvoorbeeld dat Britten zonder beperkingen naar de Europese Unie kunnen blijven reizen. Het leven van al die Britten die de helft van het jaar in Zuid-Frankrijk wonen, of al die Nederlanders die werken in Engeland, zou er aanzienlijk minder complicaties van krijgen. Maar voorlopig is het wachten op de eerste hoorzitting in deze zaak’.

Het republicanisme lijkt sterk aan terrein te winnen in Europa.

‘Het European Consortium on Sociological Research komt in juni met een pan-Europese vergadering, en een van de panels gaat over Europees republicanisme. Er komen zeker nieuwe krachten vrij. In Frankrijk is er in de linkse jacobijnse kringen een grote discussie over de vorming van een nieuwe, zesde republiek. In Nederland heeft nu Volt zetels gewonnen in het parlement, en die partij gaat ook uit van een Europees republikeins schema, al is de partij naar mijn persoonlijke smaak in economisch opzicht een beetje te liberaal. Ook interessant is dat de Duitse Grünen, die heel wel in september dit jaar in de regering kunnen komen, in hun programma het streven noemen naar een Europese federale republiek. Dan is er ook nog een Franse partij, Pour une république Europeéne, die deelnam aan de Europese verkiezingen van 2019 maar het toen niet redde. Daarmee wil ik alleen maar zeggen dat er veel republikeinse presentie is in Europa. Ook in Zwitserland, dat niet tot de Europese Unie behoort, maar waar mijn toespraken veel bekijks trekken. Ik ben vaak uitgenodigd voor de Zwitserse tv en voor optredens in Zürich en Bazel. Er leeft daar heel sterk een soort jacobijns republikeins sentiment, zoals ook in Nederland, dat uiteindelijk voortkomt uit de republiek van de Verenigde Provinciën. Trouwens, ook in de Verenigde Staten is er een grote jacobijnse beweging. Wat er over is van links in Amerika heeft een blad dat Jacobin heet’.

Is dat nieuwe republicanisme een antwoord op de crisis van klassiek links?

‘Ik koester de hoop dat de idealen van het republicanisme van 1789 – liberté, egalité en fraternité – in een nieuw concept kunnen worden geherintroduceerd in de 21e eeuw. Het zou het perfecte antwoord zijn op de problemen van deze tijd. Fraternité zou misschien moeten worden vervangen door Sisternité of een ander begrip dat meer recht doet aan de manier waarop we nu naar gender kijken. Maar dat herconceptualiseren gaat verder dan dat. Kijk naar het werk van de Franse socioloog Bruno Latour. In 1789 kwam het adembenemende en natuurlijk superlinkse inzicht van de Verklaring van de Rechten van de Mens – de mensen worden vrij en met gelijke rechten geboren en blijven dit. Latour werkt dit verder uit in posthumane zin. In zijn Manifeste Terreste geeft Latour aan dat we drie eeuwen na de publicatie van de Rechten van de mens nu te maken hebben met een ecologische ramp en dat die universele rechten ook zouden moeten gelden voor de bomen, de insecten en de dieren. Dat is ook voor links een breder concept dan waaraan men gewend is. Maar republicanisme kan niet alleen links zijn. Het lange proces van de geboorte van republieken van 1789 tot 1918 dat Hannah Arendt beschrijft in On Revolution kon alleen maar succesvol zijn omdat de republiek niet exclusief een links idee was. In Frankrijk was het aan Charles de Gaulle en zijn de 5e Republiek te danken dat het republicanisme stabiel werd. Het was zijn verdienste dat de republiek niet langer een strikt links project was. Het Franse denken is tamelijk dominant in het republicanisme, en daarbinnen treft je de republiek van Marianne, symbool van de linkse sociale republiek, de republiek van Danton, maar er bestaat ook de republiek van rechts, van Jeanne d’ Arc, de katholieke republiek. Als we denken aan een Europese republiek moet je ook langs die twee sporen denken. De republiek staat voor een verbond van mensen die zich bereid te leven onder dezelfde wet, in alle geledingen van het burgerlijke leven. Als je de Europese republiek presenteert als een links concept, breng je het niet tot de deur van de geschiedenis. Dat mislukte in 1789, want toen kwam Robespierre, het mislukte in 1870 met de Parijse Commune, het mislukte in 1905 met de bolsjewieken. We hebben ook de rechtse, conservatieve mensen nodig voor dit project, net als liberalen en mensen die ecologisch zijn ingesteld’ .

Toch zou je kunnen denken dat ideeën als een Europees werkloosheidsuitkering en een Europees basisloon die u binnen het bestek van de Europese republiek bepleit eerder links dan rechts zijn.

‘Nee, zeker niet. In Duitsland is het CDU bijvoorbeeld voor zo’n Europees stelsel van werklooheidsuitkeringen. Als je een scheiding aanbrengt tussen het structurele argument en het politieke argument, en overenstemming zou vinden over gelijke rechten voor alle Europese burgers, fiscaal en poltiek, dan zouden een Duitse, een Nederlandse en een Griekse Europeaan allemaal recht hebben op dezelde werkloosheidsuitkering. Maar dan heb je nog niets gezegd over de sociale waarden van zo’n uitkering. Misschien wordt het wel een erg liberale uitkering, zo van bijna niets. Het hangt dan van het Europees parlement af, hoe sociaal dat verzekeringssysteem zou zijn georiënteerd. Datzelde geldt voor het basisinkomen. Hert republikeinse idee zou zijn: we zijn het met elkaar eens dat er zo‘n basisinkomen moet komen. Wat er dan uit volgt is een politieke keuze waar ik zelf geen standpunt in verkondig’.

Verwacht u de Europese republiek nog altijd in 2045?

‘Iets eerder mag ook. In 2045 ben ik 80, dus liever wat eerder. De geschiedenis leert dat verandering vaak snel en onverwacht komt. Kijk maar naar de Duitse eenwording. Decennia werd daarover gesproken, maar het kwam er nooit van. Het werd ook niet bereikt door een verdrag tussen Kohl en Honecker, nee, op een dag gebeurde het gewoon, omdat burgers de straat opgingen. Ik geloof in het Hegeliaanse geest die het venster van de geschiedenis opent. Het idee voor de euro lag jaren in de la, niemand geloofde erin, het gold als een hopeloze utopische dromerij. Toen kwam 1989, 1992, en ging het opeens snel. Met de Europese republiek kan hetzelfde gebeuren. Ik denk niet dat Rutte, Macron en Merkel hun handtekening zullen zetten voor die republiek, maar houd het wel voor mogelijk dat we op een dag ineens weten wat er moet gebeuren. En wie weet doen de Britten, Noren, de Zwitsers, de Montenegrijnen, de Serven, de Kosovaren en de andere volkeren op de Balkan dan ook mee. Staten verenigen is moeilijk. Maar burgers verenigen is een stuk makkelijker’.

 

Minibio Ulrike Guérot

Ulrike Beate Guérot (1964) is de oprichter en directeur van het European Democracy Lab (EDL) in Berlijn. Ook is ze hoogleraar voor Europees Beleid en de Studie van Democratie aan de Universiteit van Krems in Oostenrijk.

Na een studie politieke wetenschappen werkte ze in Bonn als woordvoerder buitenlandse zaken voor het CDU, daarna kwam ze in Parijs terecht bij de denktank Notre Europe, dat geleid werd door Jacques Delors. Tussen 1998 en 2000 wekte ze in Washington als docent European Studies aan Johns Hopkins Universiteit. Terug in Berlijn in 2000 kreeg ze een functie bij de Duitse tak van de Council on Foreign Relations, waarvan ze uiteindelijk directeur werd.

In 2013 publiceerde Guérot samen met de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse een Manifest voor een Europese Republiek, dat onder meer werd ondertekend door de Franse ster-econoom Thomas Piketty en Club van Rome-lid Ernst Ulrich von Weizsäcker. Drie jaar later kwam ze met haar eigen boek over de noodzaak van een Europese republiek. Het leverde haar een Franse onderscheiding op, L’Ordre national du Mérite. Diverse andere internationale onderscheidingen volgden. Guérot was getrouwd met een Franse diplomaat en heeft twee volwassen kinderen die in Frankrijk wonen.

 

Dit artikel werd gepubliceerd in de editie van april 2021 van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap. Mis geen nummer meet van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement via deze link.

 

Ulrike Guérot over nieuwe kansen voor de Republiek Europa

Vrijdag a.s. verschijnt de nieuwe editie van De Republikein, met veel aandacht voor de toekomst van de Partij voor de Republiek. Na de generale repetitie van deelname aan de Tweede Kamerverkiezingen is het nu zaak de partij op te tuigen voor het vervolg, zoals de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 en de verkiezingen van de provinciale staten een jaar daarna. Verder in dit nummer: René Zwaap interviewt de Duitse politiek filosofe Ulrike Guérot over nieuwe kansen voor de Europese republiek, haar vriendschap met Mabel van Oranje en haar komende rechtszaak bij het Europese Hof van Justitie om de Britten ondanks de Brexit het Europese burgerschap te doen behouden. Gerard van der Zwan schrijft een open brief aan kroonprinses Amalia om het voorbeeld van de Belgische prinses Elisabeth te volgen en te bedanken voor haar anderhalf miljoen euro staatstoelage. Els de Groen over de risico’s van de nieuwe kernlobby in Nederland (o.m. dankzij Volt), Ricus van der Kwast inventariseert de fundamentale denkfouten in Rutger Bregmans De meeste mensen deugen. Gijs Korevaar interviewt Derk Jan Eppink, kersvers Kamerlid voor JA21, over zijn breuk met Forum voor de Democratie (‘ Baudet werd steeds extremer’ ) en een eventuele terugkeer van de koning aan de informatietafel. Architect Arjan Hebly constateert dat de collaboratie van J.L.P. Oud, de ontwerper van het Nationaal Monument op de Dam, symbolisch is voor de dubbele houding van een groot deel van het Nederlandse volk in oorlogstijd. Ardy Beld schrijft over de nietsontziende wraak van de Wit-Russische dictator Loekasjenko op de oppositie in zijn land. Jeff de Kleijn bezoekt Waterloo, Ger Verhoeve trekt in het voetspoor van Walter Benjamin over de Pyreneeën. Columns van Gerard Aalders, Roel van Duijn, Henk Westbroek en Floris Müller. Maurits van den Toorn bespreekt Daniela Hooghiemstra’s boek over het dynastieke avontuur van prinses Irene en prins Carlos Hugo, Ries Roowaan beziet het morganistische huwelijk als uitholling van de monarchie van binnenuit. Ries Roowaan bespreekt de Duitse vertaling van het boek van Museum Huis Doorn over de goede betrekkingen tussen de Hohenzollerns en de nazi’s. In de rubriek De Appeltjes van Oranje aandacht voor een onthullend boek over prins Bernhard jr. alias ‘de pandjesprins’.

Column Wijnand Mijnhardt: Hoe ik republikein werd

/

Bij zijn afscheid als hoogleraar moderne geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht hield Wijnand Mijnhardt een gloedvol afscheidscollege over de republikeinse traditie in Nederland en zijn droom dat de idealen van de in de vaderlandse geschiedschrijving ondergeschoven Bataafse republiek nieuw leven worden ingeblazen in het hedendaagse politieke bedrijf.

Tekst: Wijnand Mijnhardt

Ik ben geen geboren republikein. Wel ben ik als historicus altijd gefascineerd geweest door de Nederlandse Republiek. Voor de Orangistische traditie in de geschiedschrijving heb ik nooit sympathie gehad. In mijn publicaties verzette ik mij van meet af tegen de minachting van de achttiende-eeuwse Republiek, van de Nederlandse Verlichting en van het wegschrijven van de verlichte republikeinse erfenis uit de Nederlandse geschiedenis. Tot een politiek actief republikanisme of een fel anti-orangisme heeft dat lange tijd niet geleid. De monarchie was gewoon een storende anomalie. Wel bleef voor mij de Zwitserse gedecentraliseerde Republiek waarin de lokale burger al eeuwen centraal staat, het grote voorbeeld in de verte.

Dat werd anders toen Máxima Zorreguieta op het toneel verscheen. Daardoor werd ik gevoelsmatig van burger in onderdaan getransformeerd. Via een niet gekozen troonopvolger raakte ik immers medeplichtig aan het verdonkeremanen van de herinnering aan het Argentijnse kolonelsregime. Dat gevoel werd nog versterkt omdat ‘mijn’ vorst en zijn vrouw weigerden publiekelijk afstand te nemen van de activiteiten van Máxima’s vader, Jorge Zorreguieta. Dat dit echtpaar ook nog eens dacht de historisch wetenschappelijke onderzoeksresultaten over de misdaden van het Argentijnse kolonelsregime als ‘ook maar mening’ te mogen kwalificeren, deed voor mij de deur dicht. In de debatten over deze kwestie kreeg ik ook beter zicht op het systeem rond de hedendaagse monarchie, dat alle tekorten van royale personen en systemen stelselmatig verdonkeremaande.

Ik besloot daarom aan mijn afscheidscollege Een republikeinse erfenis, waarin de 18e-eeuwse republiek centraal stond, een bespreking van drie pagina’s toe te voegen van de voordelen van een hedendaags republikanisme conform het model van de Ierse politieke filosoof Philip Pettit. Allereerst om ongelovige collega’s duidelijk te maken dat de Nederlandse republikeinse Staatsregeling van 1798 gebaseerd was op een mooi en nastrevenswaardig samenlevingsideaal dat zijn tijd ver vooruit was. Maar ook om een oude droom op te kunnen voeren, die van het sociaal republikanisme. Die droom droom ik nog steeds.

Tegelijkertijd heb ik grote twijfels. Het verlicht republikanisme is geworteld in een gedachtewereld waaruit de moraal definitief verdwenen is. Ze betekende een fundamentele breuk met de wereld van christendom en klassieke cultuur. Mensen jagen van nature hun eigen belang na. Wanneer ze toch het nut van het algemeen bevorderen, komt dat omdat ze menen er ook zelf belang bij te hebben.

Die verlichte filosofie heeft geleid tot twee radicaal van elkaar afwijkende republikeinse manieren om de samenleving te ordenen. De monarchie laat ik buiten beschouwing. Die wortelt per definitie in een christelijke staats- en samenlevingsbeschouwing. Sinds de Verlichting is ze nog alleen historisch en niet meer theoretisch te rechtvaardigen. De liberaal-republikeinse filosofie ziet vrijheid als iets natuurlijks. Ze gaat per definitie aan staat en samenleving vooraf en heeft het prestatiebegrip geleidelijk van moreel tot economisch concept omgevormd. Aan de basis van dat politieke model staat Thomas Jefferson en de meest complete hedendaagse verwezenlijking ervan is te vinden in de VS.

De sociaal-republikeinse tegenpool is de kleine staat, het best vertolkt in Rousseau’s Contrat Social, waarin hij een samenleving schetst gebaseerd op het algemeen belang. Probleem is dat Rousseau’s ideaal van de altruïstische burger een vorm van wensdenken is. Er is dwang – of netjes gezegd – institutionele druk nodig om die sociale republiek goed te laten functioneren. Ook Pettit is op dit punt onverbiddelijk. Die dwang, hoe nuttig ook, kan echter gemakkelijk ontsporen. De geschiedenis van de laatste eeuw heeft voldoende totalitaire voorbeelden opgeleverd waarbij de volkswil diende om willekeurig staatsoptreden te legitimeren.

In een prikkelend boek, Warum Europa eine Republik werden muss! Eine politische Utopie (Piper Verlag 2017), heeft Ulrike Guérot onlangs geprobeerd een oplossing voor deze problemen vinden. Ze benutte hiervoor een beproefd retorisch procedé: ze maakt de kwestie niet kleiner maar groter en zet het vraagstuk van een bruikbaar republikanisme in een Europees kader. Haar ideale republiek, een creatieve vermenging van de Jeffersoniaanse en Rousseauistische varianten met als doel het juiste midden tussen vrijheid en dwang, miskent echter dat aan de moderne samenleving geen gemeenschappelijke moraal meer ten grondslag ligt. Hoogstens geloven we dat we psychologisch best veel op elkaar lijken. We hebben misschien wel dezelfde rechten maar delen niet meer vanzelfsprekend dezelfde waarden. Institutionele dwang blijft daarom noodzakelijk. Guérot’s pleidooi voor een republikeins Europa waarin de volkswil gestalte moet krijgen, is een meeslepende vorm van ‘wishful thinking’ maar vereist nog veel denkwerk om aanvaardbaar te worden. Mooi is wel dat haar bezwaren tegen de natiestaat geen kritiekloze omhelzing van het federale model met zich meebrengen. Guérot’s keuze voor kleine politieke eenheden zoals de stad – ook in het vroegmoderne Nederland de kern van het republikanisme – geeft aan dat zij begrijpt waar de mensheid het meest behoefte aan heeft: een overzichtelijk, lokaal geworteld dagelijks leven. De globale experimenten van de laatste decennia hebben dat opnieuw duidelijk gemaakt. Welke onmisbare bijdrage ‘Europa’ aan deze kleinschaligheid kan leveren, is me niet geheel duidelijk geworden.

De utopie van Guérot geeft veelbelovende richtingen aan. Ze verdienen verdere doordenking waarbij ook het vraagstuk van de route van politieke utopie naar concrete praktijk, die ze nog bewust heeft open gelaten, om een meer concrete invulling vraagt. Tot die tijd blijft Zwitserland voor mij het prototype van de kleinschalige, ideale republiek. Ook daar zijn vele tekorten, maar ze houdt het best rekening met individuele burgerbelangen, geeft die ook ruimte en stem, heeft ruim oog voor het algemeen belang en creëert daarvoor draagvlak. Medeplichtigheid zonder verantwoordelijkheid, zoals in het geval van Máxima, zal zich daar niet licht voordoen.

Wijnand Mijnhardt is emeritus hoogleraar moderne geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht en lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. De tekst van zijn afscheidscollege, Een Republikeinse Erfenis, is online verkrijgbaar via de website van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, via deze link.

Wilt u net als Wijnand Mijnhardt dat de sociale idealen van de Bataafse Republiek nieuw leven krijgen ingeblazen in het hedendaagse politieke bedrijf? Precies dat staat de Partij voor de Republiek i.o. voor ogen. Treed toe tot de republiek via deze link.

75 jaar bevrijd en nu weer bezet?

In de nieuwe editie van tijdschrift De Republikein veel aandacht voor twee hoofdthema’s: corona en 75 jaar bevrijding.

In zijn redactionele inleiding zoekt hoofdredacteur René Zwaap een verband tussen toen en nu: ‘Zijn er in het koninkrijk der Nederlanden parallellen te trekken tussen de Duitse invasie in mei 1940 en de invasie van het corona-virus in maart 2020? Laten we eens zien hoe ver we komen. In beide gevallen was de gehele natie ondanks alle waarschuwingen toch totaal verrast toen het eenmaal zo ver was. In beide gevallen had het volk eerder van de hoge autoriteiten te horen gekregen dat men rustig slapen kon gaan. In 1940 ging men ervan uit dat het land veilig verscholen was achter de Waterlinie en de Peelstelling, maar hielden die verdedigingswerken het in werkelijkheid nog geen dag uit. Anno 2020 was er iets soortgelijks aan de hand met de verzekering van premier Rutte dat de strategie van de groepsimmuniteit verlossing zou bieden.’

Corona betekent kroon, en dat brengt columnist Manuel Kneepkens op gedachten: ‘Het oranje-virus heeft onze democratie geestelijk besmet zoals het corona-virus thans bezig is dat met ons allen fysiek te doen.’ Nu er een massieve lintjesregen te verwachten valt voor ‘de helden van de zorg’ wordt het tijd dat het Nederlandse decoratiesysteem op de helling gaat. Ook mensen die niet staan te springen om een koninklijke onderscheiding moeten de waardering kunnen krijgen die hen toekomt. Hij komt met het voorstel voor deze categorie een ereboom te planten, een ecologisch verantwoord Ridderbos.

Na D-day lanceerde Wilhelmina het idee om de Duitse bevolking in de grensstreken met Nederland, gezinnen met kinderen niet uitgezonderd, te deporteren naar een of andere verre uithoek. Gelukkig nam geen enkele geallieerde bondgenoot haar serieus. Columnist Gerard Aalders over de waandenkbeelden van Wilhelmina.

Meer dan zes miljoen mensen keken vrijdag 20 maart volgens de Stichting Kijkonderzoek naar de koninklijke coronaspeech. Een week nadat premier Rutte het land had toegesproken werd de tijd rijp geacht voor een toespraak van Willem-Alexander via alle beschikbare kanalen. Maar hoe effectief was dat? En waarom werden negatieve reacties op de facebookpagina van het Koninklijk Huis door de RVD weggecensureerd?

Emeritus-hoogleraar geschiedenis Wijnand Mijhardt licht zijn pleidooi voor eerherstel voor de door de Oranje-geschiedschrijving verdonkeremaande Bataafse Republiek toe. Hij verdiept zich ook in hedendaagse republikeinse ideologieën, zoals het idee voor een Europese republiek van de Duitse politieke filosofe Ulrike Guérot . Mijnhardt: ‘Guérot’s pleidooi voor een republikeins Europa waarin de volkswil gestalte moet krijgen, is een meeslepende vorm van wishful thinking maar vereist nog veel denkwerk om aanvaardbaar te worden. Mooi is wel dat haar bezwaren tegen de natiestaat geen kritiekloze omhelzing van het federale model met zich meebrengen. Guérot’s keuze voor kleine politieke eenheden zoals de stad – ook in het vroegmoderne Nederland de kern van het republikanisme – geeft aan dat zij begrijpt waar de mensheid het meest behoefte aan heeft: een overzichtelijk, lokaal geworteld dagelijks leven.’

De innige band tussen leger en koningshuis wordt ieder jaar op 4 en 5 mei breeduit uitgevent. Het is tijd om in onze democratische rechtsstaat Dodenherdenking te demilitariseren, vindt August Hans den Boef. ‘Het project van Nederland als democratische rechtsstaat blijft onvoltooid zolang de hoogste publieke functie slechts erfelijk is en bovendien voorbehouden aan de leden van één familie. En dan hebben we het nog niet over het perverse misverstand dat al deze leden daardoor zonder enige uitzondering over singuliere eigenschappen beschikken, die hen bij uitstek geschikt maken om niet alleen boven de partijen, maar ook boven de burgers te staan. Maatschappelijk ingrijpender nog dan dit oranjepopulisme is de parallelstructuur met eigen privileges, die slechts voor militaire beroepsgroepen en instituties bestaat’. Sinds 1945 heeft de overheid door allerlei besluiten, van lintjes tot Dodenherdenking, de militaire lobby gefaciliteerd, aldus de auteur. ‘Bezie bijvoorbeeld de hiërarchie van onze koninklijke onderscheidingen. De prijsdieren vormen drie categorieën: staatshoofden, militairen en gewone burgers. Dat is wel even schrikken voor wie meent dat de Nederlandse samenleving egalitaristisch is. De twee hoogste onderscheidingen zijn voorbehouden aan militairen, dan wel aan ons erfelijk staatshoofd zelf en zijn peers‘.

Voor Nederland is 10 mei 1940 de belangrijkste datum in de twintigste eeuw. De Tweede Wereldoorlog was op dat moment al meer dan een half jaar aan de gang, maar gevochten werd er nauwelijks. Tijdgenoten noemden die merkwaardige periode de phoney war, der Sitzkriegdrôle de guerre. Historicus Ries Roowaan over een vergeten pauzenummer van de wereldbrand.

Journalist Rob Bakker publiceerde met het onlangs verschenen Boekhouders van de Holocaust een complete inventarisatie van de medewerking die het Nederlandse ambtelijke apparaat tussen 1940 en 1945 verleende aan de moord op meer dan 100.000 mensen. Desgevraagd omschrijft hij de excuses die premier Rutte daar onlangs voor aanbood als ‘erg mager’. Rob Bakker: ‘Rutte maakte op geen enkele manier duidelijk hoe sterk het gehele ambtelijke apparaat betrokken was bij de registratie en deportaties. De SG’s protesteerden wel tegen de gedwongen Arbeitseinsatz van niet-Joodse Nederlanders, maar niet tegen de deportaties van de Joden. Daarmee werd een gehele bevolkingsgroep willens en wetens afgeschreven en niet meer als deel van het Nederlandse volk beschouwd en behandeld. De Jodenvervolging en deportaties werden als iets beschouwd wat de Nederlandse ambtenaren niet aanging; dat was voor de verantwoording van de Duitsers. Joden werden gezien als een aparte bevolkingsgroep en werden niet gerekend tot het algemene landsbelang, zowel politiek als uit menselijk oogpunt gezien’. Daarnaast aandacht voor het verband tussen de hoge mate van ambtelijke collaboratie en de ongrondwettelijke vlucht van koningin Wilhelmina in mei 1940.

Ko Smit schrijft over het complot tegen generaal Reynders, de opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, die vlak voor de Duitse inval op aandrang van koningin Wilhelmina het veld moest ruimen. Had dat te maken met de weigering van de generaal om mee te werken aan de vluchtplannen van het koningshuis?

Meer dan drie miljoen bezoekers trok de musical Soldaat van Oranje. De autobiografie van Erik Hazelhoff Roelfzema is daarmee uitgegroeid tot de hoogmis van het Oranje-evangelie. Maar hoe heldhaftig was diens betrokkenheid bij de planning van een naoorlogse staatsgreep in 1947, inclusief een moordaanslag op PvdA-coryfee Koos Vorrink? Bart Gruson kan zich betere vaderlandse oorlogshelden voorstellen.

Tergend langzaam kwam het kabinet-Rutte uit de startblokken voor actie tegen het corona-virus. Kritiek op het beleid wordt als een gebrek aan solidariteit gezien. Maar het wordt tijd de ogen te openen voor de consequenties van wekenlange bestuurlijke lethargie, schrijft Ricus van der Kwast, die zijn hart vasthoudt voor de komende weken. ‘Bang ben ik dat de maatregelen niet alleen twee maanden te laat genomen zijn, maar dat men ook twee maanden te vroeg de teugels weer laat vieren, terwijl de WHO, epidemiologen en andere modelleerders juist voor versoepeling waarschuwen omdat er op dit moment geen enkele aanwijzing is dat al meer dan zeg 10 procent van de bevolking immuun is’.

Voormalig Europarlementariër Els de Groen beschrijft het corona-virus als de ultieme test voor bestuurlijke vaardigheden. ‘Het ontmaskert presidenten die het virus bagatelliseren, ontmaskert premier Orbán die beweert het virus te knechten door de democratie af te schaffen, ontmaskert populisten die er xenofobie mee aanwakkeren’.
Wat Europa – bij uitstek Europa met haar diversiteit, haar cultuur, gewelddadige historie en democratische ambities – kan redden is samenwerking, zo stelt ze. ‘Geen versplintering en verspilling meer, maar saamhorigheid. Dan verslaan we niet slechts corona, maar ook het egoïsme en de visieloosheid die eraan ten grondslag liggen’.

Paul Damen dook in de mortaliteitsgeschiedenis van het Huis van Oranje-Nassau. Veel vertegenwoordigers van de dynastie werden getroffen door het dodelijke pokkenvirus, maar specialiteit van het huis werd toch sterven aan uiterst sneue grillen van het noodlot. ‘Je kan veel van het coronavirus zeggen, maar het doet wél aan diversiteit. Koning, keizer, admiraal, corona pakt ze allemaal. Ooit was dat anders: besmettelijke ziekten roeiden half Europa uit, maar de Oranjes bleven gespaard. Ons latere vorstenhuis vond vaker originelere methoden voor de voleinding van het leven’.

Al 50 jaar geleden waarschuwde het gedistingeerde wetenschappelijke duo Paul R. Ehrlich en Anne H. Ehrlich voor het verband tussen overbevolking, toegenomen mobiliteit, klimaatverandering en nieuwe dodelijke virussen. In hun in 1970 verschenen boek Population, Environment, Resources werd precies voorspeld waar de wereld nu mee kampt. Roel van Duijn over de dovemansoren van de politiek en de machinaties die nu op het wereldpolitieke toneel in het spel zijn om de democratie te beknotten.

De primitiefste levensvorm, het virus, heeft de homo sapiens, de meest ontwikkelde levensvorm, gevonden als een vehikel voor zelfvermeerdering, aldus een analyse van de Sloveense filosoof Slavoj Žižek. De mens blijkt niet minder fragiel dan de ooit uitgestorven dodo of dinosaurus. Is dit dan het echte einde van de geschiedenis, vraagt Raymond van den Boogaard zich af in een beschouwing over ‘de politiek van de angst’.

Dan twee artikelen over de wereld na corona. Het land lijkt in een staat van beleg. In de media is nauwelijks aandacht voor andere onderwerpen dan het coronavirus. De woordkeuze herinnert aan oorlogsverslaggeving, waarbij het verloop van het front en het aantal slachtoffers de belangrijkste onderwerpen vormen. Het houdt ons dag en nacht bezig, maar hoe zal straks de vrede eruit zien? Ries Roowaan tast de mogelijkheden af. ‘Volgens menig commentator is het coronavirus de externe schok die het neoliberalisme naar de schroothoop zal verwijzen. Dat is enigszins voorbarig maar feit is dat er al jaren onvrede over het marktfetisjisme bestaat. Hoe diep dat inmiddels zit, moge blijken uit het gemak waarmee in diverse landen de overheid geld rondstrooit. Elke aarzeling wordt weggewuifd. De hoogste bedragen zijn nog niet hoog genoeg. Of het werkelijk voldoende zal zijn, moeten we overigens maar afwachten’.

Mark Blaisse ziet in dit verband grote gevaren voor de democratische orde. ‘Zorgelijk is de manier waarop democratische regeringen menen van de ene dag op de andere noodmaatregelen te mogen nemen die onze vrijheid ernstig beperken. Dat de noodtoestand om strenge maatregelen vraagt, zoals uitgaansverbod en desnoods een lockdown, is begrijpelijk, maar het gaat wel heel ver als de overheid bepaalt dat alle mobiele telefoons mogen worden gevolgd in naam van de publieke veiligheid. In naam van diezelfde zogenaamde veiligheid gaan grenzen dicht, worden winkels, scholen, theaters en universiteiten gesloten, gaan crèches op slot, maar niemand wordt daarbij geconsulteerd. In sommige Europese landen mogen per decreet niet meer dan twee mensen met elkaar op straat aangetroffen worden. Deze decreten worden zonder parlementaire goedkeuring genomen. De plotseling oppermachtige regering deelt vrijwel alle lakens uit. Wij, de burgers, hebben het nakijken en worden misdadig genoemd als we ons niet schikken.’

Columnist Hans Maessen, voorzitter van het Republikeins Genootschap, buigt zich dit keer over het initiatief om te komen tot de oprichting van de Partij voor de Republiek.

In de rubriek Appeltjes van Oranje dit keer aandacht voor het dubbelspel van Felix Kersten. In 1950 kreeg deze Finse manueel therapeut een hoge onderscheiding uit handen van prins Bernhard vanwege zijn verdiensten voor het Nederlandse volk. ‘Het is moeilijk woorden te vinden voor alles wat u voor het Nederlandse volk gedaan heeft’, sprak Bernhard bij die gelegenheid. Daarbij ging het erom dat Kersten het Nederlandse volk tijdens de bezetting voor deportatie naar Polen zou hebben behoed. Maar er zat een luchtje aan dit lintje. Kersten was tijdens de oorlogsjaren de vertrouweling van SS-chef Heinrich Himmler en na de oorlog spande hij zich in om om Duitse oorlogsmisdadigers uit Nederlandse gevangenschap te krijgen door minister Donker van Justitie te chanteren.

Maurits van den Toorn recenseert het boek Op verzoek van hare majesteit van Frans Becker en Tamara Becker, over SDAP-kroonprins Wiardi Beckman. Kort voor de bevrijding in 1945 kwam deze in Dachau om het leven, na begin 1942 te zijn opgepakt bij een poging om naar Engeland te komen. Daarnaast ook aandacht voor In dienst van de nazi’s. Gewone mensen als gewelddadige collaborateurs van de hand van Paul van de Water.

Thrillerspecialist Gijs Korevaar beveelt drie spannende boeken aan waar een virus de hoofdrol speelt, Quarantaine van Erk Betten. World War Z van Max Brooks en Schone Slaapsters van horrorspecialist Stephen King.

Verluchtigd met illustraties van Joep Bertrams en Gabriel Kousbroek.

Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

Partij voor de Republiek contra het kroonvirus

Corona betekent ‘kroon’, dus zo gek is het niet dat uitgerekend in de huidige crisis rond het coronavirus het initiatief van de oprichting van de Partij voor de Republiek werd geboren. Met de lancering van de website www.republiek.eu probeert het initiatiefcomité voldoende draagvlak te vinden voor een politieke beweging die zich richt op afschaffing van de monarchie in Nederland en de ontwikkeling van een Europese republiek.

De mondiale crisis rond het coronavirus brengt de structuurfouten van de Europese Unie meedogenloos aan het licht. Met de ruggen naar elkaar vechten de lidstaten tegen een onzichtbare vijand. De Europese Commissie is zo goed als machteloos, binnen de Europese Raad is de solidariteit tussen de diverse lidstaten ver te zoeken. Symbolisch sluiten de diverse EU-landen hun grenzen voor een virus dat aan geen grens gebonden is. De kloof tussen arme en rijke lidstaten vergroot. Tegelijkertijd is het lot van de burgers van alle landen als nooit tevoren met elkaar verbonden.

Duidelijk is dat Europa zichzelf opnieuw moet uitvinden wil het een crisis als deze in de toekomst het hoofd kunnen bieden. Een Europese Republiek is de oplossing, zo vindt de Partij voor de Republiek, een kersvers initiatief dat erop is gericht de ideeën van de vermaarde Duitse politieke filosofe Ulrike Guérot omtrent de omvorming van de Europese Unie tot een Republiek Europa ook in Nederland een draagvlak te bezorgen.

Het initiatiefcomité van de Partij voor de Republiek wordt gevormd door Lodewijk Brunt, emeritus hoogleraar Stedelijke vraagstukken aan de Universiteit van Amsterdam, media-entrepreneur Teun Gautier, oprichter van het online klokkenluidersplatform Publeaks en voorheen directeur van weekblad De Groene Amsterdammer, jurist en literator Manuel Kneepkens, oprichter van de Rotterdamse Stadspartij en ex-voorzitter van de Coornhertliga, de vereniging tot strafrechthervorming, en journalist René Zwaap, hoofdredacteur van tijdschrift De Republikein.

‘De Partij voor de Republiek streeft naar een democratisch en sociaal Europa dat opkomt voor zijn waarden in plaats van deze met voeten te treden’, aldus het initiatiefcomité in haar intentieverklaring op de nieuwe geopende website www.republiek.eu. ‘Een Europa dat mensenrechten hoog in het vaandel heeft staan. Een Europa waarin alle burgers over gelijke rechten beschikken, met gelijkwaardig stemrecht, sociale gelijkheid – inclusief een basisinkomen – en gelijke fiscale verplichtingen’.

De Partij voor de Republiek streeft naar de oprichting van een Europese republiek bestuurd door een transnationale, representatieve volksvertegenwoordiging, bestaande uit enerzijds een parlement met initiatiefrecht en begrotingsrecht, die op basis van one man one vote wordt gekozen uit transnationale partijen, en anderzijds een senaat die bestaat uit vertegenwoordigers van autonome regio’s en provincies die qua schaal min of meer gelijkwaardig zijn en die samen de Europese republiek vormen. Deze regio’s zijn niet gelijk aan de huidige lidstaten, zodat wordt voorkomen dat grote landen als Duitsland en Frankrijk de overhand krijgen, zoals nu vaak het geval is binnen de Europese Raad.

Binnen de Europese republiek geldt: wat decentraal kan, moet decentraal. De regering van de republiek is verantwoordelijk voor taken die niet decentraal kunnen worden uitgevoerd, zoals Gezondheidszorg, Buitenlandse Zaken, Defensie, Financiën, Milieu, Klimaat, Energie, Handel, Cyberzaken en Ontwikkelingshulp.

Voor de monarchie is binnen de Europese republiek geen plaats meer, aldus de Partij voor de Republiek. De Nederlandse monarchie kan derhalve ontbonden worden op basis van een financieel statuut waarbij de vrijkomende gelden worden geherinvesteerd in programma’s ter ontwikkeling van actief burgerschap en verbetering van onderwijs.

Als startdatum voor de Europese republiek stelt Ulrike Guérot, de bedenkster van het concept Republiek Europa, 8 mei 2045 voor, wanneer het precies honderd jaar geleden is dat de strijdkrachten van nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog hun wapens neerlegden. Een betekenisvollere datum voor ‘de herschepping van de Europese familie’, die Winston Churchill bepleitte in zijn legendarische redevoering op 19 september 1946 op de Universiteit van Zürich, lijkt nauwelijks te bedenken. De afschaffing van de monarchie in Nederland hoeft wat de Partij voor de Republiek i.o. niet zo lang op zich te laten wachten.

De Duitse politicologe Ulrike Guérot (1964) publiceerde in 2013 samen met de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse een manifest ter oprichting van een Europese republiek. In 2016 verscheen haar boek Warum Europa eine Republik werden muss! Eine politische Utopie, dat een jaar later als Red Europa!: waarom Europa een republiek moet worden in Nederlandse vertaling verscheen. Guérot is als hoogleraar Europese politiek verbonden aan de Donau-Universität Krems en is hoofd van het European Democracy Lab (EuDemLab) in Berlijn.

Alternatieven voor Duitsland

Tekst: René Zwaap
Illustratie: Joep

2019 is voor Duitsland het jaar van de ronde getallen. Honderd jaar na de oprichting van de republiek van Weimar. Tachtig jaar na het begin van de Tweede Wereldoorlog met de Duitse invasie in Polen. Dertig jaar na de val van de Berlijnse Muur. Dwars door al deze jubilea heen duiken spoken uit het Duitse verleden op die kort geleden nog uitgebannen leken. Met het nakende afscheid van Angela Merkel als kanselier lijkt de politieke doos van Pandora zich te openen. De opmars van de rechtspopulistische Alternative für Deutschland lijkt onstuitbaar, en verontrustend mag worden genoemd hoeveel officieren van de Bundeswehr zich actief inzetten voor deze partij van het ressentiment.

Stephan E., de vermoedelijke moordenaar van CDU-politicus Walter Lübcke, die in rechtsextreme kringen innig gehaat werd vanwege zijn engagement voor asielzoekers, deed in 2016 volgens een bericht in Der Spiegel nog een gift van 150 euro aan de AfD-verkiezingskas onder vermelding van ‘Gott segne euch’. Alarmerend is ook de stormachtige groei van de Reichsbürger-beweging, die in twee jaar tachtig procent meer aanhangers wist te vergaren met een politiek programma dat het bestaan van de Bondsrepubliek Duitsland afwijst. Deze Reichsbürger weigeren belasting af te dragen aan een in hun ogen onwettige staat en beschikken over eigen wapenarsenalen en een ondergronds leger dat niet voor aanslagen terugdeinst.

Honderd jaar geleden is het ook dat in Berlijn Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werden vermoord. Het lijk van Rosa Luxemburg, de grootste geest in het revolutionaire Duitsland, werd van een brug gesmeten en pas weken later uit het Landwehrkanal gedregd. Nog altijd is de dubbele moord door geheimzinnigheid omgeven. Duidelijk is dat niet alleen extreem-rechts, maar ook de socialistische SPD er een rol in speelde. De socialist Gustav Noske, alias ‘de bloedhond’, de eerste minister van Marine en Leger van de Republiek van Weimar, ging hier een monsterverbond aan met de meest duistere reactionaire krachten om de oude orde te beschermen.

In 1969 schreef de historicus Sebastian Haffner: ‘De moord van 15 januari 1919 was een voorspel – een voorspel van de duizendvoudige moorden van de Noske-tijd, tot de miljoenvoudige moorden in de daaropvolgende decennia van de Hitler-tijd. Het was het startsein van alle andere. En juist deze is nog altijd onopgehelderd, nog altijd onbestraft en nog altijd onverwerkt. Daarom jankt hij nog altijd naar de Duitse hemel. Daarom stuurt hij nog altijd een verzengend licht in het Duitse heden, als een dodelijke laserstraal’.

Die dodelijke laserstraal licht anno 2019 weer op in Duitsland, en heel Europa knippert met de ogen. Tegelijkertijd is dit Duitsland nog altijd drager van de hoop. Neem bijvoorbeeld de utopische vergezichten van de Berlijnse politicologe Ulrike Guérot, die ervoor pleit de Europese Unie om te bouwen tot één grote republiek van gelijkberechtigde wereldburgers waarin voor nationalisme geen plaats meer is. In haar bevlogen boeken klinkt het poëtische humanisme van Rosa Luxemburg nog door. Republikeins Nederland zou er goed aan doen zich bij dat geluid uit Duitsland aan te sluiten.

(Redactionele inleiding van de Duitsland-special van De Republikein nr 3 jaargang 2019).

Duitse demonen, de premature promotie van Ad van Liempt, Máxima contra de mensenrechten

Verrijkt met vaste columns van niemand minder dan historicus Gerard Aalders (uitverkozen tot Republikein van het Jaar 2018) en de legendarische politieke vernieuwer Roel van Duijn (oprichter van Provo, de Kabouters, Oranje Vrijstaat, De Groenen en auteur van een imposant oeuvre) presenteert kwartaaltijdschrift De Republikein – het snelst groeiende tijdschrift van Nederland – nr. 3 van alweer de 15e jaargang. Aalders behandelt de fiscale mores van de Oranje-clan en signaleert dat Máxima als grootgrondbezitter in Argentinië al behoorlijk is geïntegreerd bij haar zuinige schoonfamilie.

Veel aandacht deze keer voor Duitsland, het land dat als geen ander beslissend is voor de toekomst van Europa. Honderd jaar na de oprichting van de republiek van Weimar, tachtig jaar na het begin van de Tweede Wereldoorlog en dertig jaar na de Val van de Muur lijkt de politieke doos van Pandora weer te openen bij de oosterburen. Is de moord op CDU-politicus Walter Lübcke door een aanhanger van Alternative für Deutschland het startsein voor een nieuwe Duitse tragedie? Of weet het land zich ook na het vertrek van Angela Merkel te handhaven als de middelpuntvliedende kracht van een humanistisch en klimaatvriendelijk Europa? Dat zijn de vragen waar een keur van auteurs zich in dit nummer aan waagt.

De hechte band tussen het voormalige keizerlijke huis Hohenzollern en Hitler staat weer volop in de schijnwerpers met de claim die prins Georg van Pruisen van de Hohenzollern-clan legde op tal van paleizen en kunstvoorwerpen in bezit van de Duitse overheid. De Hohenzollerns eisen restitutie van door de DDR onteigend bezit. Zo vordert prins Georg eeuwig woonrecht voor zijn familie van het paleis Cecelienburg in Potsdam, het 174 kamers tellende slot waar in 1945 met de conferentie van Potsdam de toekomst van naoorlogs Duitsland werd bezegeld. De Duitse wet laat voor de claim echter geen ruimte als bewezen kan worden dat het Pruisische vorstengeslacht een vitale rol speelde in het Derde Rijk. Volgens de gerenommeerde Duitse historicus Stephan Malinowski, auteur van een standaardwerk over de samenwerking tussen de Duitse royalty en de NSDAP, leidt het geen twijfel dat de Hohenzollerns een belangrijke steunpilaar waren voor Hitler. De historicus werd echter door prins Georg, de achter-achter-kleinzoon van de laatste Duitse Kaiser Wilhelm II, voor de rechter gedaagd, net als de regering van de deelstaat Brandenburg, dat de eerste claim van de prins à raison van 1,2 miljoen euro had afgewezen. Beide processen moeten nog voor de rechter worden uitgevochten. Daarmee wordt de positie van de Duitse royalty in het Derde Rijk straks inzet van een grote juridische krachtmeting, schrijft hoofdredacteur René Zwaap van De Republikein. In hetzelfde artikel aandacht voor het huis van Lippe, het Duitse adellijke geslacht dat met 21 nazi’s in de gelederen gerust als Hitlers hofleverancier kan worden gezien. Een van hen was de latere prins der Nederlanden Bernhard zur Lippe-Biesterfeld, die volgens naspeuringen van auteur Albert van der Schoot nog lid was van de NSDAP toen hij op 5 januari 1937 in Den Haag in Den Haag zijn aanstaande huwelijk vierde met kroonprinses Juliana. Van der Schoot onderzocht in zijn boek Kapitein Walther Boer en het galaconcert hoe het toch mogelijk was dat tijdens deze plechtige viering het nazistische Horst Wessellied ten gehore kon worden gebracht door het Haagse Residentieorkest, terwijl de Duitse gasten de Hitler-groet brachten. Volgens Van der Schoot is er maar één conclusie mogelijk: het was koningin Wilhelmina zelf die het groene licht gaf voor deze Nederlandse knieval voor het Derde Rijk. Ook ontdekte Van der Schoot dat niet alleen dirigent Peter van Anrooy, maar ook Sam Swaap, de joodse concertmeester van het residentieorkest, openlijk heeft geprotesteerd tegen het spelen van het nazilied.

In zijn debuut als vaste columnist van De Republikein buigt Roel van Duijn zich over de mogelijkheid dat Duitsland straks een groene kanselier krijgt. ‘Het zou een wonder zijn als het in dit land lukt, maar alles wijst erop dat dit wonder dichterbij komt’, schrijft Van Duijn. Hij heeft ook een tip voor de persoon die Merkel namens de Grünen zou kunnen opvolgen: de trefzekere voorzitter van de fractie in de Bondsdag, Katrien Goering-Eckhardt.

De moord op CDU-politicus Walter Lübcke doet het ergste vrezen voor de status van naoorlogs Duitsland als humanitair en democratisch gidsland, schrijft voormalig europarlementariër en auteur Els de Groen. In Dresden en Chemnitz ontluikt een neofascisme dat de stabiele armoe van Honecker idealiseert. De Groen wijst op de gevaren van de ‘Ostalgie’ en staat stil bij de moord op Lübcke, die bekend stond om zijn ruimhartige houding jegens vluchtelingen. Els de Groen: ‘Het is de eerste naoorlogse politieke moord in Duitsland uit rechts-extreme motieven. Duitsland huivert. In het gepolariseerde klimaat – voor en tegen migratie – lopen de spanningen op. Eigenlijk is er sprake van een dubbele crisis. Klimaat als luchtgesteldheid lijdt onder overconsumptie door mensen die het goed hebben, terwijl het sociale klimaat te lijden heeft onder migratie van mensen die het slecht hebben. Het zijn kwesties die bij voorkeur samen opgelost moeten worden, maar dat vereist een Wende veel ingrijpender dan die uit 1989’.

In een kingsize verhaal van schrijfster Katarina Holländer wordt de lezer meegenomen naar begraafplaats Friedrichsruh in de gemeente Aumühle bij het Saksenwoud, alwaar het mausoleum van de ‘IJzeren Kanselier’ Otto von Bismarck dwars door de decennia heen een magische aantrekkingskracht heeft uitgeoefend op foute Duitsers. De begraafplaats blijkt de spiegel van een ganse natie. Hitlers opvolger admiraal Dönitz ligt hier begraven, als ook Georg Ritter von Schönerer, die als een van Hitlers grootste inspiratiebronnen geldt. De begraafplaats is daardoor veranderd in een bedevaartsoord voor neonazi’s en aanhangers van de AfD. Maar ook de RAF had op de begraafplaats een geheim wapendepot. Daarnaast blijkt de onder mysterieuze omstandigheden om het leven gekomen CDU-president van Sleewsijk Holstein Uwe Barschel in Aumühle innige banden te hebben onderhouden met admiraal Dönitz, die het laatste deel van zijn leven in Aumühle sleet, en was de laatste kampcommandant van Auschwitz jaren ondergedoken bij de Von Bismarcks op Friedrichsruh.

Roel van Duijn stuitte in Fulda, de kleine Duitse stad tussen Berlijn en Frankfurt am Main, op een monument voor de Nederlandse koning Willem I, voluit Willem Frederik van Oranien-Nassau (1772-1843), die na de vlucht van zijn vader stadhouder Willem V door Napoleon deze voormalige bisschopsstaat, een kleine vier jaar als compensatie had toegewezen gekregen, samen met Dortmund, Corvey en Weingarten. Een verzameling van kruimelstaatjes die tezamen de pompeuze titel Fürstentum Oranien-Nassau kregen. Een geschenk van de grote Bonaparte aan een verjaagde prins. ‘Waarom in hemelsnaam, kwam de almachtige Franse heerser van Europa op het idee de balling deze op het eerste gezicht bizarre geschenken te geven?’, vraagt Van Duijn zich af. Fulda blijkt de oefenschool van deze verlichte despoot geweest, maar daar, in dat gesloten katholieke staatje, heeft hij nu een aanmerkelijk positievere indruk achtergelaten dan in het huidige Nederland. ‘Ach, had hij maar in Fulda kunnen blijven’, verzucht Van Duijn.

Raymond van den Boogaard bekeek de Duitse superproductie Babylon Berlin, de duurste tv-serie ooit in Europa vervaardigd, waarin de republiek van Weimar met al zijn intriges en interne spanningen herrijst. Van den Boogaard vergelijkt de serie met Rainer Werner Fassbinders legendarische Berlin Alexanderplatz en ziet de opwindende serie als een vorm van postuum eerherstel voor Weimar. ‘Binnen deze nieuwe context wordt de Weimarrepubliek niet langer als een te mijden vreselijk voorbeeld gezien, maar meer als een democratisch Duits experiment dat misschien ook anders en beter had kunnen aflopen’.

Ries Roowaan schrijft over het succes van de Duitse vertaling van J.J. Voskuils ‘soap voor intellectuelen’ Het Bureau. Lang gold Het Bureau onder Duitse uitgevers als onvertaalbaar en te Nederlands. Vertaler Gerd Busse legde zich daar niet bij neer. Ook de oosterburen kunnen nu kennismaken met de ambivalente verhouding van Voskuil tot het Oranjehuis. Vooral een scène waarin toenmalig kroonprinses Beatrix als sekssymbool van een van de hoofdpersonages van het kantoordrama fungeert, werkt ook in het Duits hoogst intrigerend.

Lodewijk Brunt maakt in een lange bespreking korte metten met Ad van Liempt’s veelgeprezen biografie van kampcommandant Gemmeker van het kamp Westerbork. Van Liempt promoveerde bij de Rijksuniversiteit Groningen op dit boek, maar volgens emeritus hoogleraar Brunt heeft de universiteit zichzelf met de promotie danig voor schut gezet. Brunt over het proefschrift van Van Liempt: ‘Een promotiecommissie van enig niveau zou zijn werkstuk pertinent hebben geweigerd als dissertatie. Het project-Gemmeker is gebaseerd op een grote en grove leugen, namelijk dat Ad van Liempt de eerste zou zijn geweest die een biografie schreef over Gemmeker. Zijn voorgangers worden onder de grond geschoffeld, alsof ze nooit bestaan hebben. Hij beklaagt zich over het vele leeswerk dat hij heeft moeten verrichten voor zijn werkstuk, maar al dat leeswerk was al door anderen gedaan, hij heeft er niets inhoudelijks aan bijgedragen. Liefdeloos knip- en plakwerk. De dissertatie is onder de maat, in ieder denkbaar opzicht. Slordig en rommelig, zonder lijn of structuur, geen enkele originele gedachte. Alles wat hij te berde brengt over Gemmeker en het kamp Westerbork, vind je bij eerdere auteurs uitvoerig terug, maar stukken beter: beter geschreven, beter doordacht, beter gedocumenteerd’.

EN VERDER IN DIT NUMMER

Auteur August Hans den Boef buigt zich over drie recente gevallen van ‘Oranje onfatsoen’. De manier waarop koning Willem IV tegenover NOS-koninklijk huis-verslaggeefster Kysia Hekster het omstreden gesprek van Máxima met de Soedische kroonprins Mohamed Bin Salman verdedigde, maakte in de ogen van De Boef een klucht van de ministeriële verantwoordelijkheid. Gerard van der Zwan buigt zich over hetzelfde omstreden gesprek van Máxima en komt tot de conclusie dat Den Haag zijn campagne om uit te groeien tot de hoofdstad van het internationaal recht wel op de buik kan schrijven. ‘Het streven Nederland als rechtsstaat te positioneren en Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld verhoudt zich niet met pogingen tot het publicitair witwassen van foute regimes’.

Is in de ‘Minder Marokkanen’-zaak tegen Geert Wilders inderdaad de trias politica geschonden? Emiritus-hoogleraar H. U. Jessurun d’Oliveira maakt een eind aan een hardnekkig misverstand. ‘Het Openbaar Ministerie, dat beslist over het al dan niet vervolgen van zaken, is gewoon een orgaan van de uitvoerende macht. Weliswaar is het op een zekere afstand van de dagelijkse politiek van het ministerie gezet, maar het is de minister die verantwoordelijk is voor het OM. Daarom kan de minister ingrijpen en opdrachten geven’. Toch vermoedt hij dat er in de zaak koppen zullen rollen.

Tot 1970 bestond er in Nederland stemplicht. Anton van Hooff zou die graag heringevoerd zien, maar niet met boetesystemen of andere dwingelandij. Er zijn zoveel creatievere manieren om de burger naar het stemhokje te bewegen, meent hij.

Maurits van den Toorn bespreekt het boek Het verhaal van de grondwet; zoeken naar wij van de Leidse hoogleraar Staatsrecht Wim Voermans. 189 van de 193 lidstaten van de Verenigde Naties beschikken inmiddels over een geschreven grondwet, maar een garantie voor democratie is dat niet. Ook Noord-Korea, China en andere landen van twijfelachtig democratisch allooi hebben er een. Het Verenigd Koninkrijk, ondanks alles toch een democratie, doet het juist zonder. Voermans schreef er een meeslepend boek over.

Het is voor aanhangers van de republikeinse gedachte in Nederland nog altijd onverteerbaar dat PvdA-premier Joop den Uyl in 1976 besloot prins Bernhard in het Lockheed-schandaal de hand boven het hoofd te houden. In de nieuwe Den Uyl-biografie De Gedrevene reconstrueert journalist en historicus Dik Verkuil de affaire die het koninkrijk op zijn grondvesten deed trillen. Gijs Korevaar sprak met hem. ‘Den Uyl was een beetje bang voor Bernhard’.

Voor zijn spektakelstuk Willem van Oranje trok theatermaker Ab Gietelink van het toneelgezelschap Nomade naar Dillenburg, het Duitse stamslot van de Vader des Vaderlands, en probeerde hij zich te verplaatsen in de volstrekte misère die De Zwijger daar na het aanvankelijke mislukken van de Opstand moet hebben ondergaan. Gietelink vindt de wijze waarop de Nederlandse politiek zich nu afkeert van het Catalaanse onafhankelijkheidsstreven en het referendum in hoge mate in tegenspraak met alles waarvoor Willem van Oranje stond.

De column van Republikeins Genootschap-voorzitter Hans Maessen is dit keer gewijd aan de Queen en Brexit.

Illustraties van Joep, Fredie Beckmans en Gabriel Kousbroek

Nr. 3/2019 van ‘De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & burgerschap’ is te koop bij de geselecteerde boekhandel of na te bestellen bij de uitgever via klantenservice@virtumedia.nl. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.