featured

Uit de nieuwe editie: Adieu Oranjes! Maar wat dan wél?

//

In dit zomernummer van De Republikein wordt de vraag naar de republikeinse zaak omgedraaid: stel dat de Oranjes vertrokken zijn, en de republiek werkelijkheid is, wat dan? Dat is nog geen gemakkelijke vraag.

 

Want er zijn dan wel weinig soorten monarchieën – variërend van absoluut tot parlementair gecontroleerd – maar er zijn zoveel varianten aan presidentieel leiderschap, dat de keuze tussen die verschillende republikeinse staatsvormen er een is van appels en peren. Toch doet dit nummer van De Republikein een poging na te denken over de toekomst.

 

APPELS EN PEREN

 

Zo geeft de sociaalhistoricus Paul Damen aan dat bij alle modellen het inderdaad appels en peren blijft, en dat aan de andere kant, bij overname van het Duitse model van de parlementaire republiek, met een president die eigenlijk niets heeft in te brengen, dat weinig verschilt van de positie van de koning hier. Zij het, uiteraard, dat die zich wel degelijk macht en privileges heeft toegeëigend, reden te meer om hem af te zetten.

De emeritus hoogleraar rechten Ulli d’Oliveira schetst de verschillende juridische scenario’s die tot een republiek zouden kunnen leiden, waarbij ingrijpende wijziging van de Grondwet nog wel het minste probleem zou zijn. Ries Roowaan en Maurits van den Toorn, beiden historicus, zoomen in op het meest dichtstbijzijnde stelsel, dat in de Verenigde Staten, waar het systeem in wankel evenwicht tussen de verschillende machten af en toe doormoddert, maar wél overeind blijft. Toch is het totaal ongeschikt voor ons land.

 

STOFZUIGER

 

Jarenlang China-correspondent Jan van der Putten zet uiteen waarom China zich dan wel een volksrepubliek noemt, maar dat er allesbehalve enige inspraak van dat volk aan te pas komt. In zijn bijdrage, een longread, schetst de journalist Syp Wynia, jarenlang aan Elsevier’s verbonden, dat de teloorgang van de Oranjes steeds meer aan de oppervlakte komt, maar de regering-Rutte eigenlijk niets doet om dat te voorkomen.

De publicist Roel van Duijn beschrijft hoe de eerste boeren- en arbeidersstaat, de Sovjet-Unie, thans Rusland, niet eens meer een consistente ideologie bezit om de dictatuur te legitimeren. Classicus Anton van Hooff duikt in het verleden, en geeft aan dat vanaf de oudheid de ene republiek niet de andere is. Striptekenaar Gabriël Kousbroek tenslotte is van mening dat de huidige monarch beter kan vervangen worden door een verbouwde stofzuiger – niemand zou, mits het apparaat goed is geïnstrueerd, enig verschil bemerken. Vaste cartoonist Joep Bertrams vreest dat de huidige koning het begrip ‘podcast’ niet helemaal bevatten kan.

 

KONING RIJK

 

En verder biedt De Republikein uiteraard de vaste rubrieken aan. Op de pagina’s Rep & Roer, waar monarchieën in de lengte of breedte worden doorgezaagd, o.a. de vraag naar de erfelijke Oranje-obesitas, waarom Prins Harry zich steeds weer in de nesten werkt, en sowieso de begrafenis van zijn grootmoeder Elisabeth onbedoelde ellende aanrichtte, waarom royaltywatcher Jeroen Snel beter snel kan zwijgen over Oranje badpakken, en minister Kaag haar krokodillentranen voor zich moet houden.

Voorts een spreadpagina met de in Scheveningen gelande Willem I, waarmee alle ellende begonnen is, omdat hij de tot koning gebombardeerde, berooide Oranjetelg het begrip ‘koninkrijk’ voornamelijk invulde als ‘koning moet rijk worden’. Ulli d’Oliveira vraagt zich af welke chicanes er indertijd aan te pas moesten komen om de buitenlandse prinses Emma toch tot koningin te kunnen maken.

 

BBB

Bij de achtergrondverhalen valt van NIO-historicus Gerard Aalders te lezen hoe tijdens het Lockheed-schandaal door premier Den Uyl toch nog zeer veel onder het royale tapijt geveegd moest worden om de monarchie te redden. Over het heden schrijft publicist August Hans den Boef een analyse over de winst van de BoerBurgerBeweging en wat er allemaal rammelt aan hun programma en strategie. Uiteraard treft u in dit nummer de columns aan van Gerard Aalders, Henk Westbroek en ‘Republiek’-voorzitter Floris Müller.

 

Mis geen enkele editie meer van dit unieke kwartaalblad en neem een abonnement.

 

Oranje heerst tot over het graf

//

De uitbreiding van de koninklijke grafkelder in Delft druist in tegen Artikel 1 van de Grondwet en tegen het sinds 1829 geldende verbod om mensen in kerken te begraven. Toch trekt het kabinet hier vier miljoen euro voor uit.

 

Op de omslag van de nieuwe editie van De Republikein  prijkt de twee ton zware granieten steen die de grafkelder der Oranjes in de Nieuwe Kerk te Delft afsluit. Die afsluitsteen, geplaatst tijdens het koningschap van Wilhelmina, draagt – vertaald uit het Latijn – de tekst ‘Hier verwacht Willem I, de Vader des Vaderlands, de wederopstanding’.   Willem rust in een praalgraf, de kelder is verder gevuld met zijn al dan niet gebalsemde opvolgers en aanhang.  De kelder raakte overvol, reden dat het  vorstenhuis recent  een nieuwe ondergrondse vleugel toegewezen kreeg, zodat alle toekomstige koningskinderen en hun koude kant postuum verzekerd zijn van een prominente plek op de Dag des Oordeels. Om ruimte te scheppen voor de uitbouw van de Oranje-grafkelder (kosten voor ’s lands schatkist 4,1 miljoen euro, de Oranjes passen 4 ton uit eigen zak bij, nog niet eens goed voor 50 procent van de btw)  moesten eerst wel de graven worden geruimd van 581 onderdanen die zich ooit blauw hadden betaald voor zo’n ereplek onder de kerk. Eerder werden al 237 burgers met niet blauw-bloed worden uitgegraven om ruim baan te maken voor de bijgezette royals. En dit terwijl het begraven in en onder kerken al sinds  1829 verboden is. Daarmee is de uitbreiding van de Oranje-grafkelder een perfecte illustratie van hoe strijdig de Nederlandse monarchie is met het gelijkheidsbeginsel in Artikel 1 van de Grondwet, maar ook met de tijdsgeest als het gaat over de hygiënische basisbeginselen van hedendaagse lijkbezorging, schrijft August Hans den Boef. ‘Navolging, daarover maak ik mij zorgen. Want het Oranjeprivilege is een exponent van status en macht. Denk aan al de patsers die de afgelopen jaren een landgoed hebben gekocht. Die willen natuurlijk ook een grafkeldertje aanleggen. Juridisch gaat dat niet automatisch, maar – reli, reli – een door meneer pastoor gewijd grafkapelletje is waarschijnlijk geen probleem. Daarmee geven de Oranjes voor de zoveelste keer het verkeerde voorbeeld.’

De miljoeneninvestering van het Rijk in de grafkelder staat in schril contrast met het besluit van het kabinet Rutte om het zoeken naar de resten van Johan van Oldenbarnevelt om financiële redenen te staken. De raadspensionaris werd op last van zijn gewezen protégé stadhouder Maurits op 13 mei 1619 onthoofd op het Binnenhof en in de kelder van de Hofkapel om de hoek bijgezet in zijn familiegraf. De resten van ’s lands eerste premier moesten nu ergens onder het gebouw van de Eerste Kamer liggen. Op voorstel van SP-Kamerlid Van Raak  begon een zoektocht naar de overblijfselen, die aanvankelijk werd gesteund door premier Rutte, die dat later weer introk, want toen was het opeens te duur. Bijkomend motief voor het stopzetten van de speurtocht was wellicht dat de Oranjes nog altijd in de maag zitten met de moord op Van Oldenbarnevelt. Een standbeeld ter herinnering aan de grote voorman van de republiek mocht niet op het Binnenhof worden neergezet, want anders zou Wilhelmina er door van de slag raken. ‘Het blijft onbevredigend dat een Oranje-stadhouder als Willem V, die zelfs door zijn eigen familie als een sufferd wordt beschouwd, royaal rust in de koninklijke kelder, terwijl de eerste premier werd weggestopt achter een muur in een archiefruimte vol stalen voorraadkasten’, schrijft  De Republikein-hoofdredacteur Paul Damen. ‘ Zo is de stichter van onze staat vakkundig op een zijspoor gezet.’

En verder in dit nummer:

Koningsdag wordt dit jaar in Rotterdam gevierd, alsmede het 10-jarige ambtsjubileum van Willem IV. Volgens burgemeester Aboutaleb heeft Rotterdam een ‘diepe band’ met het koningshuis. Onze Rotterdamse correspondent Manuel Kneepkens zet daar vraagtekens bij, zoals ook bij de geraamde kosten van 4 miljoen euro voor het feestje. ‘Dat wordt natuurlijk meer, want keer op keer is gebleken dat de gemeente Rotterdam de kunst van het begroten niet machtig is’.  De laatste keer dat Rotterdam door de zittende Oranje-monarch werd bezocht op – toen nog – Konininnedag, was in 1992, meer dan 30 jaar geleden. ‘Beatrix had dus niet zoveel op met Rotterdam, maar wel heel veel met één bepaalde Rotterdammer, de zakenman-ondernemer Ruud Lubbers. Hij was meer met haar getrouwd dan met mij, liet Ria Lubbers zich eens ontvallen.’ Voor de rest ontwaart Kneepkens niet zo bar veel Oranje-liefde in Rotterdam.  Rotterdams diep betreurde ‘prins’ Pim Fortuyn was niet voor niets lid van het Republikeins Genootschap en in 1918 ging Rotterdam als enige grote gemeente massaal mee in P.J. Troelstra’s antimonarchistische ‘Novembercoup’. Kneepkens: ‘Het is niet Rotterdam, maar de burgemeester van Rotterdam die een diepe band met ons Koningshuis ervaart.’ Voorzitter Floris Müller van Republiek roept  in zijn column op tot massale deelname aan de republikeinse demonstratie in Rotterdam op Koningsdag. ‘ Daar is alle reden toe, als een van de rijkste families van ons land de armste stad ervan bezoekt.’

Jack-Jan Wirken schrijft over het proces dat Republiek – voorheen Republikeins Genootschap – samen met de stichting De Republikein (uitgever van tijdschrift De Republikein) heeft aangespannen om de macht van de koning in te perken. Volgens advocaat Ewout Jansen is de positie van de koning als voorzitter van de Raad van State in flagrante tegenspraak met het principe van de scheiding der machten waaraan Nederland zich via het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens heeft gecommitteerd. De prominente koninklijke rol bij de rechtspraak – bij de benoeming van rechters, het ‘in naam van de koning’-stempel bij de tenuivoerlegging van rechterlijke vonnissen,  en de beeltenis van de vorst in de rechtszaal – zet grote vraagtekens bij de onpartijdigheid van de rechter zodra Willem-Alexander zelf partij is bij een rechtszaak, bijvoorbeeld in een klacht tegen opdringerige media. Bij de eerste ronde van de rechtszaak haalde Jansen op vooral formele gronden bakzeil, maar inmiddels is besloten tot hoger beroep. Een eerdere rechtszaak tegen stelselmatige discriminatie van vrouwen door de SGP biedt de benodigde jurisprudentie als het gaat om ontvankelijkheid van  de klacht, waarop het in de eerste ronde stuk liep.

Columnist Gerard Aalders rekent uit hoeveel vakantie de koning heeft. ‘Als we de lege plekken in zijn publiek toergankelijke agenda bekijken komen we uit op een weekje op vijftien. Een paar maanden in de zomer, een kleine maand rond oud en nieuw, twee weken skivakantie in Lech en dan nog eens een paar weekjes  rond Pasen.’ Daar staat tegenover dat de koning in theorie als staatshoofd permanent in functie is, maar dat is puur symbolisch, aldus Aalders. ‘ Willem-Alexander is de vakantiekoning bij uitstek.’

In zijn column staat Henk Westbroek stil bij de DNA-salon in Paleis Huis ten Bosch, alwaar het DNA van Willem-Alexander en zijn echtgenote als alternatief behang aan de muren prijkt. Nu blijkt dat dit beeld is geretoucheerd, om te voorkomen dat de koninklijke erfelijke materiaal op straat komen te leggen. Westbroek:   ‘Ik begrijp volkomen dat onze vorsten niet de behoefte hebben om alles wat ze tot mens maakt met ons te willen delen. Maar wat me teleurstelt is dat ze ons niet willen laten weten wat het genetische geheim is waardoor zij juist wel en wij juist niet de erfelijke bekwaamheid bezitten om staatshoofd te zijn.’

Maurits van den Toorn bespreekt het nieuwe boek van historicus Dik van der Meulen: Bernhards oorlog, het leven van een prins in balllingschap. ‘Wat bij lezing van Bernhards oorlog opvalt is dat het gedrag van de hoofdpersoon behoorlijk onbenullig is.  De prins in in Londen vooral bezig met futiliteiten. Trots meldt hij aan minister Dijxhoorn van Defensie dat hij een kleermaker heeft gevonden die zijn onderscheidingen op zijn uniform kan naaien.  De minister vindt het kinderachtig.’  Van der Meulen komt ook met enkele intrigerende verhalen. ‘Zo noemt hij een notitie van de Duitse generaal Halder waaruit zou blijken dat de Duitsers kort voor 10 mei 1940 op hoog niveau hadden gepolst of Nedcrland bezwaar zou maken tegen een Duitse doortocht door Zuid-Limburg. Een “informant” in Den Haag zou vervolgens hebben gezegd dat dat niet zo’n probleem zou zijn. Wie o wie?’

In zijn kroniek van de oorlog in Oekraïne uit Roel van Duijn zijn zorgen over het bereiken van het ‘culmininatiepunt van de oorlog’. Formeel zijn Rusland en de NAVO niet in oorlog met elkaar, maar dat is een dunne grens en Van Duijn waarschuwt voor de fatale gevolgen als NAVO-soldaten direct bij het conflict worden betrokken. ‘In die val mogen we niet trappen, want dan slaat onze helpoorlog om in een planetaire pil van Drion.’

Historicus Ries Roowaan staat stil bij de bevindingen van econoom Nouriel Roubini, a.k.a. ‘ dr. Doom’, onder meer vanwege de weinig opbeurende analyses van de wereldeconomie in zijn bestseller Mega-threaths: Ten Dangerous Trends That Imperil Our Future, And How To Survive Them.  Roubini voorziet de komende jaren een ‘great Stagflationary Dept Crisis’  als gevolg van geaccumuleerde staatsschuld, gierende inflatie, klimaatcrisis, vergrijzing en de Russische invasie van Oekraïne. Een uiterst complexe of zelfs onmogelijke opgave.

In een poging tot ‘herijking’ van de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ oppert ex-Europarlementariër Els de Groen in een essay de invoering van een ‘bestaansmaximum’, bijvoorbeeld door loonmatiging en progressieve belastingen over winsten en vermogensinkomsten. Zo kan de economische ongelijkheid verkleinen en het milieu worden ontlast. Eind 2022 maakte Oxfam Novib bekend dat 125 miljardairs elk afzonderlijk een miljoen keer meer CO2 uitstoten dan de gemiddelde persoon in 90 % van de wereldbevolking. Aan de koninklijke familie,  in de Quote 500 met 1,2 miljard euro op plaats 11,  zou een dergelijke maatregel goed besteed zijn.

Daphne Meijer, gewezen correspondente te Kaboel, vraagt aandacht voor kleinschalige initiatieven in Nederland tegen de hongersnood die zich in Afghanistan aftekent na het vertrek van de Amerikaanse troepen. Op micro-niveau kan de ijzeren greep van de Taliban nog worden omzeild.

In de rubriek ‘Appeltjes van Oranje‘ aandacht voor een wel heel bijzondere inscriptie in het zandsteen van het Koninklijk Paleis op de Dam. Naar verluidt was het niemand minder dan ‘anti-Rook-Magiër’ Robert-Japser Grootveld zelve die het symbool van de Provo-beweging kerfde in het steen: een driehoek met daarin een appel en een stip, als symbool van het Spui als ‘Magies Centrum ‘. Verbazingwekkend is dat de inscriptie alle renovaties heeft doorstaan en eigenlijk zou er nu beschermend plexiglas overheen  moeten.

In de nieuwe rubriek ‘Rep & Roer‘ onder meer aandacht voor de Duitse ‘putschprins’  Heinrich XIII uit het huis van Reuss en het verdwenen BVD-dossier van prins Bernhard.  Ook de nazi-connecties van de Britse ex-koning Edward VIII komen aan bod, plus de vraagtekens bij de titel ‘ jonkvrouw’ van Kasja Ollongren. Ook aandacht voor het recente bezoek van de koninklijke familie aan de Antillen. De eerder gedane aankondiging van de koning van onafhankelijk onderzoek naar de rol van de Oranje in de slavenhandel en koloniale uitbuiting bracht activiste Helena Croes op de eis van 66 miljard dollar aan herstelbetalingen uit  koninklijke zak.

Mis geen enkele editie meer van dit unieke kwartaalblad en neem een abonnement.

 

Nelleke Noordervliet houdt Hans van den Bergh-lezing: ‘Dit land zou ontzettend opknappen van een republiek’

Op vrijdag 18 maart aanstaande houdt schrijfster Nelleke Noordervliet in Utrecht de zevende Hans van den Bergh-lezing in successie. Alle reden voor een interview met deze ‘leading lady’ van de Nederlandse literatuur. Over het ongemak van de koning, de polarisatie van de pandemie en de rehabilitatie van Menno ter Braak.

 

Tekst René Zwaap

Nelleke Noordervliet kon haar oren niet geloven toen ze de koning op tv aan het woord zag over zijn besluit de Gouden Koets ‘voorlopig’ op stal te houden, ‘ totdat het Nederlandse volk er weer aan toe is’. Ze vertelt: ‘Het eerste wat ik me afvroeg: is dit aandoenlijke verhaaltje echt door een professionele speechschrijver in elkaar gezet? Het kwam allemaal zo onbeholpen op me over. De enige manier dat het nog gewerkt had kunnen hebben, was als hij het met vette ironie had gebracht, een beetje in de stijl van Koning Willy op Lucky-tv. Maar ja, daar was het weer het podium niet voor.’

Ook inhoudelijk kon de schrijfster, die in haar werk veelvuldig aandacht besteedt aan het Nederlandse koloniale tijdperk (ook in haar nieuwste roman Wij kunnen dat spelen de ‘politionele acties ‘ in Indonesië een rol) weinig met de koninklijke speech. ‘Het is natuurlijk een waanidee dat die koets met zijn beladen koloniale geschiedenis en die treurige plaatjes op de zijkant ooit nog met goed fatsoen de straat op kan. Het is goed dat dat ding nu in een museum staat en dat moet vooral zo blijven.’

Mededogen

Ze werd al kijkende ook een beetje vervuld met mededogen voor die schutterige koning. ‘Je voelt en ziet aan heel zijn lichaamstaal en manier van spreken dat Willem-Alexander gewoon niet zoveel plezier ontleent aan dat koningschap. Diep in zijn hart is hij een doodgewone Leidse student gebleven en dat hele koningschap zit hem ongemakkelijk als een veel te wijde jas. Toen hij eraan begon zei hij zich te willen laten inspireren door zijn zweverige oma, voor wie het zo belangrijk was ‘’gewoon’’ te zijn. Toen Juliana koningin werd, mocht je mevrouw tegen haar zeggen in plaats van majesteit, en ook de verplichte achterwaartse révérence werd uit het hofetiquette geschrapt. Zijn moeder was weer uit een heel ander hout gesneden, die stond juist weer heel erg op die traditionele vormen en vervulde dat koninginneschap als een soort van secretaresse, zakelijk en plichtsgetrouw, met maar heel weinig echte uitglijders. Maar bij Willem-Alexander is het de ene misslag na de andere, vanaf het prille begin staat de hele zaak bij hem onder druk. Hij heeft het geluk dat hij met die echtgenote zo’n pr-kanon naast zich heeft staan, anders was het al lang finaal misgegaan.  En dat gewoon zijn gaat hem eigenlijk ook niet zo goed af in deze rol. Hij blijft een beetje een houten klaas. Eigenlijk is er natuurlijk ook helemaal niets gewoons aan zo’n koningschap, en het ongemak dat daaraan gepaard gaat spat er bij Willem-Alexander van af. Ik heb het eerlijk gezegd weleens een beetje met hem te doen, afgezien natuurlijk van al het financiële profijt dat hij uit zijn positie trekt.’

Bataafse republiek

Is het einde van de Nederlandse monarchie nakende met het koningschap van brokkenpiloot Willem-Alexander als burlesk sluitstuk? Noordervliet houdt het heel wel voor mogelijk. ‘Uit dat Amalia-boekje van Claudia de Breij wordt wel duidelijk dat de kroonprinses helemaal niet zo ontzettend om die troon staat te popelen. Amalia zegt daar ergens dat Nederland een republiek met een koning is, en dat lijkt me in historisch perspectief een adequate omschrijving. Nederland is begonnen als republiek, was dat ook eeuwenlang, en behaalde met die nooit overtroffen Grondwet van de Bataafse republiek van 1798, die in alles superieur was aan die Grondwet van 1848 waar we het in afgeleide vorm nu nog altijd mee moeten doen, zijn hoogtepunt.  Die Oranje-monarchie is het land alleen maar van buiten af opgedrongen. Het blijft vreselijk jammer dat de Bataafse republiek de machtshonger van Napoleon niet heeft overleefd, dat die zijn broer koning van Holland maakte. Daarna zijn de Bataafse patriotten door de orangistische propagandamachine wel als landverraders afgeschreven, hetgeen een historische falsificatie van jewelste is, maar helaas is dat wel het beeld dat lang heeft overheerst, ze gingen als een soort van NSB’ers avant la lettre de geschiedenis in. Gelukkig zie je in de hedendaagse geschiedschrijving een herwaardering van die Bataafse republiek op gang komen, en naarmate die verder op stoom komt, kunnen we hopelijk snel afscheid nemen van die Oranjes en verder werken aan een zelfbewust en compleet burgerschap. Daar zou dit land enorm van kunnen opknappen. Dan zou de lijn weer kunnen worden opgepakt die met de Acte van Verlatinghe werd ingezet.’

Overgangsvorm

Naarmate de afstand tussen volk en vorst geringer wordt, komt de republiek naderbij. Die gedachte vormt het uitgangspunt van de lezing die Noordervliet op 18 maart in Utrecht zal houden in het kader van de Hans van den Bergh-lezing. Met deze jaarlijkse lezingencyclus ter herinnering aan de grote voorvechter van de republikeinse zaak Hans van den Bergh, wordt de monarchie telkens fundamenteel en in een historisch-politieke context ter discussie gesteld. Na PvdA-politica en ex-minister Hedy d’Ancona, weduwe van de bekende Amsterdamse republikein en beeldend kunstenaar Aat Veldhoen, is zij de tweede vrouw die voor deze lezing gevraagd is.  Noordervliet laat zich al langer kritisch uit over het monarchale stelsel. ‘Een land dat een monarchie in stand houdt, is een land zonder zelfrespect’, schreef zij in een artikel in NRC Handelsblad op 7 januari 2021. Hierin stelde ze ook dat zij de monarchie ziet als een overgangsvorm op de weg terug naar de republiek. In haar lezing zal zij op die gedachte nader ingaan.

In haar rijke œuvre heeft Noordervliet zich veel met de geschiedenis van de Oranjes en de Patriottenbeweging beziggehouden, maar aan een aparte roman die exclusief aan het spanningsveld tussen monarchie en republiek is gewijd heeft ze zich nog nooit gewaagd. Ze is ook niet van plan te doen, vertelt ze. ‘Zo’n roman zou toch al gauw neerkomen op een dystopische vertelling, en dat is een genre waar ik niet zo van hou.’ (Inderdaad wijdde collega-schrijver Adriaan van Dis zich in zijn laatst verschenen KliFi: Woede in de republiek Nederland aan zo’n dystopische toekomstroman).

 Polarisatie

Nelleke Noordervliet debuteerde in 1987 met de historische roman Tine, over de eerste vrouw van Eduard Douwes Dekker, beter bekend als Multatuli. Daarna volgde een stroom van romans, novellen en essaybundels, altijd sterk geëngageerd en vanuit historisch perspectief verteld. In 2018 ontving ze de Constantijn Huygensprijs voor haar gehele oeuvre. Noordervliet is lid van de Akademie van Kunsten. In haar kort geleden verschenen roman, Wij kunnen dat, een liefdesgeschiedenis in hedendaags Rotterdam tussen twee ouder wordende zielen, speelt de corona-pandemie een nadrukkelijke rol. Noordervliet: ‘ De pandemie brak uit toen ik al halverwege was met het schrijven van dit boek, maar ik kon er niet omheen die ook te verwerken. Ik ben erg geschrokken van de polarisatie die het virus heeft losgemaakt. In het begin was er die euforie over een nieuwe saamhorigheid, met al dat applaus voor de mensen van de zorg, maar dat maakte al snel plaats voor een ongehoorde opleving van haat en complottheorieën, waarvan ik me afvraag of we die geest ooit nog wel terug in de fles kunnen krijgen. Hoe doorbreek je de bubbel van het algoritme van de sociale media, waardoor al die rancune zo wordt versterkt? Wat dat betreft is de heropleving voor de belangstelling van het werk van Menno ter Braak [wiens essay Het nationaalsocialisme als rancuneleer dankzij Bas Heijne onlangs met groot succes werd heruitgegeven-rz] veelzeggend en een goede zaak. Ter Braak is het slachtoffer geworden van een literaire vadermoord door W.F. Hermans, die het op een of andere manier nodig vond hem postuum te kleineren. Dat ging zelfs zo ver dat Hermans in zijn Mandarijnen op Zwavelzuur stelde dat Ter Braaks zelfmoord in mei 1940 in feite een vorm van aanstellerij was, dat hij in werkelijkheid niet zoveel van de Duitsers te vrezen had. Nu mag het afscheid van Ter Braak inderdaad niet zo heroïsch zijn geweest, maar ik twijfel er niet aan dat hij in een concentratiekamp zou zijn beland als hij niet voor suïcide had gekozen. Alleen al het feit dat hij het werk van Hermann Rauschning had vertaald, een vroege scherpe criticus van Hitler, zou hem niet worden vergeven.’

Ondanks haar grote zorgen over de veenbrand van het populisme in het politieke bedrijf ziet Noordervliet geen reden om dan maar af te zien van haar hoop op de terugkeer van de republiek. De ook in progressieve kring veel gehoorde overtuiging dat de stabiliteit van het land is gebaat bij een continuëring van de monarchie, omdat de natie anders binnen de kortste keren zou worden opgezadeld met een president Wilders of Baudet, omschrijft zij als ‘ een onzinnige redenering’. ‘Ten eerste denk ik niet dat Nederland als republiek zal opteren voor een almachtige president naar Frans of Amerikaans model. Wat mij betreft zou je eerder uitkomen bij het Duitse voorbeeld, waar de president niet wordt gekozen, maar wordt benoemd in een ceremoniële rol, als een soort van nationaal geweten dat boven de partijen staat. Dat is in ieder geval veel beter dan een vorst die boven alles en iedereen staat.’

 

Laatste kaarten beschikbaar

voor Hans van den Bergh-lezing

 De zevende Hans van den Bergh-lezing wordt op vrijdag 18 maart 2022 vanaf 20.00 tot 21.30 uur gehouden in Utrecht, in de Theaterzaal van Bibliotheek Neude, Neude 11. De lezing is vernoemd naar prof. dr. Hans van den Bergh (1932-2011), bij leven een van de meest prominente stemmen voor een republikeins staatsmodel.  Eigenlijk wordt de lezing ieder jaar gehouden op diens geboortedag, 3 december, maar door de pandemie moest dit tot twee keer toe worden uitgesteld, zodat organisator Republiek nu is uitgeweken naar 18 maart.

Van den Bergh publiceerde onder meer Eén over Oranje of de Republiek der Nederlanden (1989), Klein republikeins handboek (2002, 2013) en Doe het niet, Alex! (2011).  Grote bekendheid genoot hij vele jaren als theaterrecensent van Het Parool en ook was hij hoogleraar cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Als letterkundige bezorgde hij de uitgave van de Volledige Werken van Multatuli. Voor de lezing van Nelleke Noordervliet zijn nog enkele kaarten beschikbaar, te bestellen via deze link.

Verder in dit nummer van De Republikein

Dit artikel verscheen in de jongste editie van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap. Verder in dit nummer: Roel van Duijn over de maskers van Vladimir Poetin en diens erkenning met de fake-republiekjes Donjetzk en Loehansk als opmaat naar de Russische inval in Oekraïne. ‘Misplaatste empathie met Poetin kan ons nog lelijk opbreken.’  Veel aandacht voor de Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië, in het spoor van de recente publicatie van het officiële onderzoek van NIOD c.s.  Over de Grens en het boek De Indische Doofpot van Mauric Swirc. De excuses van premier Rutte aan  Indonesië zouden een gepast vervolg krijgen als Willem-Alexander daar verontschuldigingen aan  vastknoopt voor het door de Indonesiërs nog zo immer innig gehate ‘Cultuurstelsel’. Die systematische uitbuiting was uiteindelijk exclusief de verantwoordelijkheid van diens soevereine voorvaderen Willem I en Willem II. Daarnaast verdient het door Maurice Swirc gememoreerde  voorstel van Prins Bernhard in 1946 om gedetineerde Nederlandse SS’ers in te zetten tegen de Indonesische vrijheidsstrijders beslist nader onderzoek.

Columnist Gerard Aalders vraagt zich af waarom Willem-Alexander nog steeds wegkomt met het koloniale verleden van de Oranjes. ‘Ruim 500.000 mensen werden gedood in de tijd dat Nederland een Oranje als staatshoofd had. De Belgen, wier koning Leopold II zich in de Congo tussen 1880 en 1910 misdadig misdroeg, hebben zich wél rekenschap gegeven van die periode. Willem-Alexander echter gaat schaamteloos voorbij aan zijn eigen achtergrond en geschiedenis.’

Na de ‘diepe excuses’ van premier Rutte aan Indonesië voor het gebruikte geweld tijdens de politionele acties is het tijd dat Nederland zich zelf eens aan de invordering van oude historische schulden zet, aldus Thomas von der Dunk. Ten behoeve van het ministerie van Buitenlandse Zaken maakt de historicus de balans op, en hij geeft vooral een claim tegen Italië op grond van het optreden van de Romeinen tegen de Batavieren een goede kans.

Ex-PvdA-senator Joop van den Berg reageert op het voorstel van premier Rutte voor een comeback van de koning aan de formatietafel. ‘Niemand kan mij het positieve effect van ’s konings optreden uitleggen.’

Ricus van der Kwast maakt de balans op van de schade van twee lange zware pandemiejaren, zowel op het gebied van gezondheid, internationale veiligheid als bestuurlijk. ‘Door vast te houden aan een vals idee van vrijheid en inspraak laten we ons juist opsluiten in hokjes, verliezen we onze individualiteit en zetten we onze democratie op het spel.’

Een debat over een kuur tegen het populisme: inperking van het kiesrecht door middel van een test in elementair burgerschap kan een kuur zijn tegen de snelle erosie van het democratisch draagvlak, betoogt socioloog Johan Oud. Redacteur Maurits van den Toorn van De Republikein deelt de zorg van Johan Oud,  maar stelt dat het voorgeschreven middel van het kiesexamen zijn eigen gevarenzones kent.

In de rubriek ‘Van het republikeins front’ aandacht voor het republikeinse vuur dat in het 70ste jubileumjaar van Elizabeth II opflakkert in het Verenigd Koninkrijk, Australië en andere landen binnen de Britse Gemenebest die nog steeds met de Queen zijn opgezadeld. De Britse publiciste Polly Toynbee gaat ervan uit dat de Britse monarchie deze eeuw niet meer haalt: ‘De steun voor dit disfunctionele stuk antiek neemt met iedere generatie verder af en is fragiel geworden.’

Met zijn ontkenning van de zware mensenrechtenschendingen in China tegen de Oeigoerse minderheid heeft hoogleraar Tom Zwart van het Cross Cultural Human Rights Centre van de Vrije Universiteit zich als onafhankelijk wetenschapper gediskwalificeerd, meent publicist Rolf Wennekes. ‘Wat een ontwaarding van de titel hoogleraar‘.

Raymond van den Boogaard bekeek de nieuwe superproductie waarmee het Duitse RTL de Sisi-cultus uit de jaren vijftig met Romy Schneider nieuw leven inblaast. Het sentimentele fondant van weleer maakt plaats voor uitbundige seks, maar voor het overige blijft het sprookje intact, constateert hij. ‘Wat dat betreft conformeert ook de nieuwe Sisi zich dus aan de historische leugen die achter elke monarchie steekt: die van een buiten tijd en plaats staand instituut van een hogere orde. Iets ‘bij de gratie Gods’, om eens een middeleeuwse formulering te citeren, waaraan het volk zich – aan de kant van de weg of voor het tv-scherm – mag vergapen.’

De nabestaanden van de veelgelauwerde historicus Hermann von der Dunk kregen na diens overlijden een brief van de Kanselarij van de Nederlandse Orden: of het verleende eremetaal in de Orde van de Nederlandse Leeuw subiet kon worden geretourneerd. Alternatief was de betaling van een borgsom.  Reden voor zoon Thomas von der Dunk zich nader te verdiepen in de prijskaartjes die aan de diverse koninklijke onderscheidingen hangen: ‘Het goedkoopst was de eremedaille van de Orde van Oranje-Nassau, voor 46 euro had je die. Althans de versie in zilver, voor de gouden kwamen er nog twaalf euro boven op. Het duurste bleek het Ridder Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw: 3384 euro droog aan de haak. Daar konden we niet aan tippen, die was vast alleen voor zeer kapitaalkrachtige personen. Het Ridderschap bleek zonder dat grootkruis metallurgisch in elk geval nog geen vijfde daarvan waard. Voor welgeteld 590 euro mochten we de “onze” houden.’

Dichter Manuel Kneepkens herkent in mede-Limburger Geert Wilders veel van de traditionele ‘buuttereedner’ tijdens het carnaval in hun provincie van herkomst. Maar daarbij maskeert de geboren Venloër de traditionele Limburgse gemoedelijkheid met een haast calvinistisch-Hollands fanatisme.

Aandacht voor de eerste aflevering van Dissident, het blad van de jongerenafdeling van Baudet’s Forum voor Democratie, waar de allerzwartste reactie gepaard gaat aan ‘seks met veel geluid en veel orgasmes’, conform de wensen van de partijleider in een groot interview.  ‘Dat wordt oordopjes mee bij het komende zomerkamp van de JFvD.’

De Duitse havenstad Lübeck was tijdens het keizerrijk van Wilhelm I en Wilhelm II een zelfstandige republiek. Wellicht een nastrevenswaardig voorbeeld voor ‘de republiek Amsterdam’? De Duitse historicus Michael Hundt laat zien hoe de trotse Lübeckers zelfs niet bezweken voor de grootheidswaan van Kaiser Wilhelm II.

Maurits van den Toorn bespreekt de biografie De Zwijger, het leven van Willem van Oranje door René van Stipriaan.  ‘Van Stipriaan portretteert een man die vooral op sleep wordt genomen door de gebeurtenissen om hem heen en die als reactie daarop aanvankelijk schromelijk boven zijn macht grijpt.’

Roel van Duijn las de autobiografie van GroenLinks-politicus Alexander de Roo, sleutelfiguur in de Europese vergroening. Het boek laat zich lezen als ‘een geschiedenis van de groene partijvorming in de wereld’ .

In de serie ‘Appeltjes van Oranje’ aandacht voor de betrokkenheid van Prins Bernhard en Philips bij een geheim atoomproject in het Argentinië van dictator Juan Perón uitgevoerd door de Oostentijkse kerngeleerde Ronald Richter, die eerder was betrokken bij pogingen om Hitler aan een atoombom te helpen.

Verder columns van Henk Westbroek over de geschrapte passages in de Amalia-biografie van Claudia de Breij, Manuel Kneepkens over de wenselijkheid van een Groene Koets,  Simpliccisimus over nepotisme in de Raad van State en Republiek-voorzitter Floris Müller over de Rijksvoorlichtingsdienst als verlengstuk van monarchale marketing. Natuurlijk ook de vaste Blik van Joep Bertrams.

Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement via deze link.

 

Gouden Koets: Koloniaal trauma in klatergoud

‘De Gouden Koets zal pas kunnen uitrijden als Nederland daar klaar voor is’, aldus koning Willem-Alexander als reactie op het kritische advies van emeritus hoogleraar Jessurun d’Oliveira om het rijtuig nooit meer voor staatsrituelen te gebruiken. De koning houdt dus een slag om de arm. Zijn afwijzing had resoluter gekund.

 

Tekst Jack Jan Wirken

Sinds juni 2021 is de Gouden Koets te bezichtigen in het Amsterdam Museum. De tentoonstelling loopt volgens planning tot eind februari 2022. Maar misschien wel langer, misschien zelfs definitief als het aan Ulli Jessurun d’Oliveira ligt. Hij maakt deel uit van de klankbordgroep van zo’n twintig mensen die, op uitnodiging van het museum, het voertuig en de daaromheen georganiseerde tentoonstelling in een kritisch licht beziet. En dat is nodig; de tijd dat koets als volstrekt on-controversieel werd gezien, ligt achter ons.

Natuurlijk was voor burgers die een regeringsstelsel graag op rationele wijze georganiseerd zien, de koets en wat deze representeert, vanouds een steen des aanstoots. In de laatste decennia is het brandpunt van de kritiek komen te liggen op het linker zijpaneel van het voertuig; de schildering Hulde der Koloniën door Nicolaas van der Waay. De afbeelding van inwoners van ‘De Oost’ en ‘De West’ die dankbaarheid en verering tot uitdrukking brengen jegens de ‘Nederlandse maagd’ doet de geschiedenis geweld aan en wordt breed als vernederend ervaren. D’Oliveira zag er aanleiding in voor een publicatie waarin het burgerschap en de nationaliteit van de afgebeelde ‘onderdanen’ worden onderzocht.

 Verzet

De leeftijd van de koets is bekend, hij werd rond de vorige eeuwwisseling aangeboden aan de jonge Wilhelmina. Dat het verzet tegen de koloniale afbeelding bepaald niet van recente datum is, zit niet in ons referentiekader. Uit een inventarisatie door Annemarie de Wildt, conservator van het Amsterdam museum, blijkt dat het eerste protest al in 1990 te vernemen viel. Bij monde van de kunstenaar Ruben la Cruz. De laatste tien jaar zijn door het Comité Nederlandse Ereschulden en het Landelijk Platform Slavernijverleden suggesties gedaan om het voertuig niet langer te gebruiken op Prinsjesdag. Zoals wel vaker is dit signaal uit de samenleving niet voortvarend opgepakt. Slechts de kennelijk noodzakelijke restauratie vermocht een voorlopig einde te maken aan de inzet van de Gouden Koets.

Vervolgens ligt de vraag op tafel of het voertuig op enig moment weer opnieuw in gebruik moet worden genomen. En ook bij wie de beslissing hierover ligt. In zijn slotbeschouwing gaat D’Oliveira hierop in door te stellen dat de koets weliswaar eigendom is van de vorst (het voertuig is ondergebracht in de Stichting Kroongoederen van het Huis Oranje-Nassau, een stichting waarvan Willem Alexander enig bestuurslid is) maar dat daarmee nog geenszins gezegd wil zijn dat de koning er naar eigen goeddunken over kan beschikken.

De kwestie valt onder de verantwoordelijkheid van de ministers, i.c. de premier, en de schrijver zegt zich amper iets anders te kunnen voorstellen dan de beslissing ‘tot het buiten gebruik stellen van de Gouden Koets voor ceremoniële doeleinden’. Een alleszins aantrekkelijke conclusie maar, gezien de opstelling van Rutte in de Kamerdebatten in de afgelopen tien jaar over kwesties die het koninklijk huis raakten, tegelijk in hoge mate speculatief. De wil (of soms het vermogen) om de koninklijke dadendrang te beteugelen lijkt bij de huidige premier zo goed als afwezig.

 

Juridische werkelijkheid

De controverse rond de symbolische betekenis van de afbeelding op het bewuste paneel roept de vraag op welke juridische werkelijkheid schuilgaat achter het vrome plaatje. Strookt de allegorische afbeelding die welwillende onderdanigheid toont van de ‘inlander’ jegens de kolonisator met de juridische status, met de nationaliteit, van de afgebeelde personen? Waren ze, met andere woorden, zo afhankelijk van de luimen van het moederland, als de afbeelding suggereert? Of lag het iets genuanceerder?

Deze vraag vormt de insteek van het onderzoek dat D’Oliveira heeft ondernomen om zicht te krijgen op de ontwikkelingen in het nationaliteitsrecht en de betekenis voor de inwoners van ‘de overzeese gebiedsdelen’ of, nog mooier uitgedrukt  – we hebben het hier immers niet over Texel of Terschelling- de ‘gebieden van het koninkrijk buiten Europa’. Het gaat de auteur daarbij met name om de concrete betekenis voor de betrokkenen, de inwoners van Indië of van de West, van regels omtrent nationaliteit, afstamming, burgerschap, erfeniskwesties enz. Illustratie hiervoor vormt de ingelaste geschiedenis – als betrof het Saidjah en Adinda – van de nationaliteitsrechtelijke en afstammings- en erfrechtelijke verwikkelingen rond de huwelijken en kinderen van de adviseur van de Indische gouvernementen, Snouck Hurgronje.

Moederland

De gebeurtenissen die het toepasselijke recht in de negentiende en twintigste eeuw in de koloniën vormgaven, ook die van het intergentiele (op Nederlands-Indië toepasbare) recht, hangen vanzelfsprekend nauw samen met die in het ‘moederland’. Daarom begint een overzicht van de relevante ontwikkelingen bij de introductie van het Burgerlijk Wetboek (BW) in 1838. De vraag wie Nederlander is, was een belangrijk thema voor de nieuwe eenheidsstaat. De keuze van het BW viel hierbij op een variant van het ius soli waarbij het territoir bepalend is voor iemands nationaliteit en niet, zoals bij het ius sanguinis, de nationaliteit van de ouders.

Artikel 5 van het BW van 1838 luidt daarom: ’Nederlanders zijn: 1. Allen die binnen het Koninkrijk of deszelfs koloniën zijn geboren uit ouders aldaar gevestigd.’. Een op het eerste gezicht een veel omvattende, een inclusieve, aanpak van de nationaliteitsvraag; alle na 1838 geborenen in Indië en in Suriname en de Caraïben zijn Nederlander. Het getuigde van een ruimhartigheid die sommige rechtsgeleerden te ver ging. De legalistische Opzoomer bijvoorbeeld stak, veertig jaar na de invoering van de bewuste bepaling, zijn ongenoegen niet onder stoelen of banken: ‘Dus zijn alle kinderen in onze koloniën uit daar gevestigde Javanen, Chinezen, enz. geboren, voor ons privaatrecht Nederlanders. Heeft men daar werkelijk aan gedacht?’

Overigens had de inclusieve formulering van het Nederlanderschap niet direct gevolgen voor de positie van tot slaaf gemaakten. De mogelijke consequentie van artikel 5 was voor hen niet aan de orde; de verantwoordelijke minister zette uiteen dat zij, volgens de wet, geen persoon zijn en zich mitsdien ook niet konden ‘vestigen’.

De ruimhartigheid in de bepaling uit 1838 was geen lang leven beschoren. In 1850 wordt bij wet de kring van hen die zich Nederlander kunnen noemen in sterke mate beperkt: Nederlanderschap vloeide voortaan voort uit het geboren zijn uit ‘ ouders binnen het rijk in Europa gevestigd.’ Diegenen geboren in de koloniën uit ouders die daar ook gevestigd waren maakten dus geen aanspraak op de Nederlandse nationaliteit. Rechtsgeleerde Beijen zegt over de ‘inlanders’ ‘Zij (zijn) aan den Nederlandschen Staat onderworpen (…) maar leden van de rechtsgemeenschap zijn zij niet.’ En Thorbecke geeft in dit verband te kennen: ‘het lidmaatschap der Nederlandsch natie zou, geloof ik, met meer regt aan de Duitschers en Engelschen, dan aan de inlanders van Java of de Molukken worden toegekend.’

Een heldere inkijk in de mentale gesteldheid en het denken over koloniën en hun bewoners in het midden van de 19e eeuw. De geest van inclusiviteit was duidelijk terug in de fles.

Ook in ander opzicht waren de verschillen groot. Europeanen waren onderworpen aan Europees recht, inlanders aan een veelvormig adatrecht elk met hun eigen vormen van rechtspraak en conflictbeslechting. Wie onder het begrip ‘inlander’ viel was niet altijd helder; er was sprake van met inlanders gelijkgestelden. ‘Met inlanders worden gelijkgesteld Arabieren, Mooren, Chineezen en allen, niet genoemd in de vorige zinsnede, die Mohammedanen of Heidenen zijn’. (Regeringsreglement art 9)

Nieuwe nationaliteitswet

Het versnipperde landschap van regelingen rondom nationaliteit en daarmee samenhangende rechtspositie leidde in 1893 tot de invoering van een nieuwe nationaliteitswet waarbij bepalingen uit het BW en uit de wet van 1850 werden ingetrokken. De uitwerking hiervan zag aanvankelijk op een ruime overgangsbepaling die zocht het Nederlanderschap dat hetzij door de wet van 1838 hetzij door die van 1850 was verworven, te continueren. Door een door de regering overgenomen amendement van Tweede Kamerlid Leyssohn Norman werd echter een beperking ingebouwd ‘met uitzondering van de inlanders en de met hen gelijkgestelden in de koloniën’. Zo werd met een pennenstreek aan tientallen miljoenen inwoners van de Indonesische archipel hun Nederlandse nationaliteit ontnomen zonder dat daar een andere nationaliteit voor in de plaats kwam.

Bovenstaande ontwikkelingen vormden het juridische firmament ten tijde van de schildering van Hulde der Koloniën. En, inderdaad, de slavernij was afgeschaft ten tijde van de totstandkoming van het onderhavige paneel. Maar de verhoudingen tussen de inwoners van de koloniën en de ‘boven hen gestelden’ werd geenszins tot uitdrukking gebracht in de zoetsappige, van dankbaarheid druipende, voorstelling.

 

Symboolwaarde

De Gouden Koets roept diverse reacties op variërend van bijval en bewondering tot witte waterverf en een waxinelichthouder. Maar veel bedreigender voor de koets in zijn rol als vervoermiddel voor feesten en partijen en Prinsjesdag is de aanval op zijn symboolwaarde. De focus op zijn kolonialistische en vernederende zijde is te beschouwen als een extrapolatie van een meer omvattend probleem. Het rijtuig staat voor ongelijkheid in de breedste zin van het woord; het verzinnebeeldt een regeringsvorm met een erfelijk staatshoofd, met lakeien en livreiers, met ‘boven ons gestelden’ en onderdanen, met privileges en kansongelijkheid, met intransparante besluitvorming en oncontroleerbare invloed. En het systeem dat door de koets gesymboliseerd wordt leent zich evenmin voor modernisering als het voertuig zelf. De monarchie moderniseren? De spreekwoordelijke luchtbanden onder de Gouden Koets. Het zou mooi zijn als de tot koning gemaakte zelf tot deze conclusie zou komen maar de kans daartoe lijkt niet groot. Ook daarom is het advies van D’Oliveira serieus te nemen. In het museum laten staan, die koets, opdat, in de woorden van de eerder aangehaalde Ruben la Cruz, de jonge generatie die het museum bezoekt ‘lessen over de slavernij kan leren die hun ouders nooit kregen’.

 

De Gouden Koets en zijn koloniale kant, H.U Jessurun d’Oliveira, Amsterdam Museum, 2021, is te lezen via deze link.

Lees ons interview met Ulli Jessurun d’ Oliveira over de Gouden Koets via deze link.

 

Dit artikel verscheen in De Republikein nr 4/2021. Verder in dit nummer:

Een gesprek met historicus Stephan Malinowski over de nieuwe ‘Historikerstreit’ in Duitsland om de restitutie-eisen van het Huis Hohenzollern, de collaboratie van het ex-koningsgeslacht met de nazi’s en de juridische klopjacht die het hoofd van het Huis tegen hem en collega’s voert als zij dat verleden oprakelen. ‘Hohenzollern heeft met zijn claims een Doos van Pandorra geopend.’

Een  interview met jurist Ulli Jessurun d’ Oliveira over zijn monografie De Gouden Koets en zijn koloniale kant en zijn exit-strategie voor Amalia en de rest van de ‘ Triple A’ om te ontkomen aan hun Gouden Kooi.

Schrijfster en ex-europarlementariër Els de Groen begaf zich tussen de demonstranten op kroondomein Het Loo , die hun ijver zagen beloond met een forse bekeuring van twijfelachtig karakter. Zij vraagt zich af hoe groot de ecologische footprint van Willem-Alexander is: zeker is die ‘king size’.

Columnist Gerard Aalders reflecteert op het jongste staatsbezoek aan Noorwegen: ‘Voor vrouwen die nog meer hebben gezopen en gesnoven dan Mette-Marit, is zij een symbool van hoop’.

Maurits van den Toorn onderzoekt de waarachtigheid van de steeds meer gecultiveerde inzet van burgerschap als smeerolie van een vastgelopen politiek systeem. ‘Burgerinitiatieven worden vooral omhelsd als ze aansluiten bij de wensen van de gemeente.’

René Zwaap over het drama van Walter Winchell, de razende reporter die de strijd aanbond met America First, de beweging die voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog aandrong op een aparte vrede tussen de VS en nazi-Duitsland en zelf ook fascistische elementen had. Zijn hechte band met FBI-chef J. Edgar Hoover grensde aan het onbetamelijke en kostte mogelijk het leven aan Winchells enige zoon. In Philip Roth’s distopische succesroman The Plot Against America, over een fascistische machtsovername in de VS anno 1940, speelt Walter Winchell echter niet voor niets een heldenrol.

Adel-kenner Titus von Bönninghausen over de DNA-salon in Paleis Huis ten Bosch en het genealogische gehossel van het koninklijk paar. Naar de letter van het adelwezen is alles aan de koninklijke titelatuur fictie, en ook de Baskische roots van het huis van Zorreguieta komen neer op verzinsels, blijkt bij het doorvlooien van de beide stambomen.

Provo-oprichter Roel van Duijn kreeg Thierry Baudet aan de lijn over zijn kritiek op de complottheorieën waarin de FvD-leider grossiert en besloot tot een weerwoord in boekvorm.

Onze Rotterdamse huisdichter Manuel Kneepkens krijgt uitgeversadvies voor een Houellebecq-roman op z’n Hollands: over een polderrepubliek met een ‘shariah light’.

Classicus Anton van Hooff beschrijft de 16e eeuwse renaissance van de tirannenmoord en vergelijkt deze met de motivatie van de latere anarchistische koningsmoordenaars en jihadisten.

Onder professoren in coronatijd: Ricus van der Kwast over de Belgische ‘geluksprofessor’ Lieven Annemans, met zijn feitenvrije wetenschap een van de favoriete geleerden in de kringen van Willem Engel’s Viruswaanzin (in tegenstelling tot Annemans ultieme tegenvoeter Marc van Ranst), en Sjoerd de Jong presenteert een nieuw avontuur van ‘complotprofessor’ Karel, die voor de rechtbank op zoek gaat naar de chip in het hoofd van de koning.

In de kelder van het Darwin-museum in Moskou deed kunstenaar Fredie Beckmans een curieuze ontdekking. Aldaar rust, opgezet en al, de laatste hond van Stalin. Jachthond Milka was een geschenk van koningin Wilhelmina.

Gastcolumniste Daniela Hooghiemstra voorziet een toekomstige machtgreep van het Huis van de Oranje Postcodeloterij. Henk Westbroek verklaart nu ook de jacht op het volk voor geopend op de Kroondomeinen en Republiek-voorzitter Floris Müller kapittelt ANP-hoofdredacteur Freek Staps om diens gebrek aan verzet tegen de Mediacode.

Boekrecensies van Het Brusselse moeras. Achter de schermen van de macht in Europa van Tijn Sadée en Bert van Slooten en Friso; het tragische leven van Johan Willem Friso door Ronald de Graaf . En natuurlijk De Blik van Joep Bertrams.  Abonneren via deze link, nabestelling losse nummers via klantenservice@virtumedia.nl

 

Roel van Duijn: De terugkeer van de held Navalny

‘Ze sluiten één man op, om miljoenen mensen te intimideren’, zei de Russische dissident Aleksej Navalny nadat hij in Rusland was veroordeeld tot 3,5 jaar dwangarbeid. Zullen zijn beproevingen zijn land uiteindelijk bevrijden van een tiran?

Tekst: Roel van Duijn

 

Aleksej Navalny is een klassieke held, een die de zin van het leven zoekt en vindt.

Sinds meer dan twaalf jaar voert hij een strijd op leven en dood met de regering van Rusland en hij schiet zijn pijlen in de roos. Deze roos is de gemeenste ziekte van het land: de doorziekende corruptie. Keer op keer werd Navalny bij demonstraties en onder voorwendsels gevangen gezet. Zijn gezicht werd bekogeld met een bijtende vloeistof zodat het groen kleurde en een oog werd verblind. Bij zijn laatste veroordeling, vanwege zogenaamde diefstal van geld bij houthandel, een gefakete aanklacht, werd hij tot drie en een half jaar voorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld. Bij het schrijven is het al veilig te voorspellen dat wanneer u dit leest hij ergens ver weg gevangen zit. Want wat heeft hij op zijn kerfstok? Hij heeft een aanslag overleefd doordat men hem op het nippertje naar de dokter heeft laten gaan, brutaal genoeg in het buitenland.

Waarmee hij zich definitief tot held geslagen heeft, is dat hij de moed heeft gevonden naar Moskou terug te vliegen. Wetende wat hem te wachten stond. Uniek is dat.

Zijn er in de Russische geschiedenis meer voorbeelden van zo’n heldhaftige terugkeer naar het moederland?

Chodorkovski

Ballingen genoeg in die geschiedenis, maar Litvinenko, de voormalige spion die naar Londen vluchtte bleef daar en werd er door zijn voormalige collega’s vermoord. Chodorkovski, eigenaar van het oliebedrijf Yoekos die niet wilde toetreden tot de oligarchen kring rond Poetin en financieel de oppositie steunde, verdween zeven jaar in een gevangenis bij de Chinese grens, zag zich na zijn vrijlating in 2013 gedwongen naar Zwitserland te verhuizen. Maar hij mist de buitengewone moed om terug te keren. Aleksander Solsjenitsin, schrijver, keerde wel terug. Hij was in 1974 verbannen uit de Sovjet Unie omdat hij in zijn boeken Een dag uit het leven van Ivan Denisositsj en Goelag Archipel het ploertige systeem in de kampen meesterlijk had blootgelegd. Hij keerde in 1994 gelauwerd met de Nobelprijs terug om een onderscheiding in ontvangst te nemen, Die weigerde hij, maar hij kon er tot zijn dood een leven vol eerbetoon leiden. Wat hem tot een held gemaakt had, waren zijn boeken, maar niet zijn terugkeer. Die was warm en risicoloos.

Lenin

Er was nog een ander, die niet welkom was en toch teruggekeerd is. Dat was Vladimir Iljitsj Lenin, evenals Navalny advocaat van beroep. Hij was als communistische leider in 1907 het tsaristische politiegeweld ontvlucht en hij had zich in Zwitserland gevestigd-zoals recenter Chodorkovski dit gedaan heeft. Lenin was marxistisch theoreticus en leraar en toen hij in april 1917 terugkeerde slaagde hij er binnen een jaar in Rusland om te vormen tot een ander land. Overal in het voormalige Rusland, dat nu Sovjet Unie door hem genoemd was, verrezen standbeelden toonden zich schilderijen van hem. Hij was een officiële held geworden, maar er was toch een groot verschil tussen zijn terugkeer en die van Navalny. Hij had evenals Navalny de steun van Duitsland ervaren, maar de steun voor Lenin had niets te maken met eerbied voor de mensenrechten. De steun voor Lenin was onderdeel van de Duitse oorlogsvoering. Dat land zat in die late fase van de wereldoorlog pijnlijk in de knel tussen het westelijk en het oostelijk front. Om in Frankrijk opnieuw sterk aan te vallen verzonnen de keizer en zijn generaals een list om Rusland uit te schakelen. Zij zonden Lenin met een twintigtal kameraden die wilde dat Rusland zou ophouden te strijden, met een verzegelde trein naar Sint Petersburg. Niet zonder geld. Hij kreeg omgerekend 70 miljoen euro mee om propaganda te maken voor het staken van de oorlogsvoering, de omverwerping van de voorlopige revolutionaire regering van Kerenski en de opbouw van zijn partij. De herkomst van al dat geld, waarmee Lenin in een klap zijn andersdenkende partijgenoten overvleugelde, moest strikt geheim blijven. In mijn ogen was Lenin door de steun van het dictatoriale Duitsland bij zijn terugkeer een pion in het spel van de oorlogvoerende vijand en geen held. Een ware held vaart uitsluitend op eigen kracht en dapperheid. En dat is het bijzondere van Navalny’s onbeschermde terugkeer.

Geluk voor Lenin was dat niemand wist van het geld van de Duitsers. Pech voor Navalny is dat de leugens van Poetin, dat hij een westerse spion is en dat de aanslag op hem niets dan een stunt van Navalny zelf was, door veel Russen wordt geloofd. Maar de ware held gaat door roeien en ruiten. En een deel van de Russen pikt dat op en het ontroert hen. Terwijl Ruslandkenners voor de terugkeer van Navalny nog schreven dat er in het land een algemene apathie heerste, sloeg de dufheid door zijn vermetele terugkeer om in opstandigheid.

Wat is nu het magische van de terugkeer van een held?

Mythologie

De Amerikaanse mytholoog Joseph Campbell (1904 – 1987) heeft zich verdiept in honderden mythen en klassieke volksverhalen en volgens hem draaien al deze geliefde geschiedenissen om de terugkeer van de held. Steeds weer, zegt hij, ziet de hoofdpersoon zich door een innerlijke roeping of een streek van het lot zich genoodzaakt om zijn veilige omgeving te verlaten. Om in het onbekende land een vuurproef te doorstaan en met het resultaat triomfantelijk terug te keren. Zelfs in eenvoudige sprookjes als vrouw Holle kom je het tegen. het arme meisje gaat weg van huis, vervult de taken die vrouw Holle haar opdraagt, loopt door de poort waaruit goud regent en keert rijk terug naar huis. Vertrek, inwijding en vervulling van de opgave, terugkeer. Dat is het grondschema.

Zo ook blogger Navalny.

Zijn vertrek uit Rusland moet voor hem aanvankelijk een mysterieus zijn geweest. Schreeuwende pijn in een vliegtuig, ziekenhuis hier, ziekenhuis daar. In coma weet hij niet eens dat hij in Berlijn is, zijn vertrek was immers ongewild. Dit past in het grondschema van het heldenverhaal: bij het vertrek van een held spreekt het noodlot graag een woordje mee. Zijn opgave is om te genezen van een Novitsjok-vergiftiging; inderdaad deze levert de held dit supersterke staaltje en bovendien ontmaskert hij een van de daders van de aanslag. Bij zijn terugkeer wordt hij gepakt komt hij meteen voor de rechter en wordt veroordeeld, maar een paar dagen later hoort hij van de massale demonstraties in het hele land. Ook nu hij veroordeeld is tot gevangenisstraf zullen die demonstraties niet ophouden. Navalny’s terugkeer voldoet met glans aan het mythologische schema en hij heeft daarmee een snaar in de menselijke ziel geraakt.

En er is nog iets wat aan deze 44-jarige man uit Moskou helemaal klopt. In het mythologische grondschema komt de held met een schat terug naar huis. In Navalny’s geval is dat de film over het geheime paleis van Poetin, de vijand die verslagen moet worden. De film is een schat, want hij is 100 miljoen maal geklikt en heeft vele anti-Poetin demonstranten gemotiveerd om de straat op te gaan, ondanks politie, ondanks straf.

Wil dat ook zeggen dat hij zal winnen? Dat we een jaar ingaan waarin niet alleen Trump maar ook zijn dictatoriale vriend Poetin, als de corrupte fraudeur die hij is, het veld moet ruimen?

Vladimir Poetin arresteert, straft, foltert en voorlopig kan hij zijn politie betalen. Voor verkiezingen hoeft hij niet bang te zijn, want met een knikje naar de voorzitter van de kiescommissie regelt hij de uitslag. Navalny mag niet meedoen zolang Poetin aan de macht is. Hij kan ok de vrouw of vrienden van Navalny beletten zich kandidaat te stellen. En de media, de televisie voorop, heeft hij onder zijn duim. Hoe kan de gevangen Navalny zijn macht ooit breken?

Lenin keerde terug in april 1917 en in juli laaide een arbeidersopstand in Petersburg op die werd neergeslagen. Lenin moest weer uitwijken, nu naar Finland. Een schijnbare nederlaag, maar een paar maanden later keerde hij nogmaals terug en nu zegevierde de officiële, maar onechte held Lenin.

Het verloop van de terugkeer van Lenin laat zien dat de echte held Navalny niet onmiddellijk succes hoeft te hebben, om op de langere duur wel degelijk aan het hoofd van een ander Rusland te staan. De eigenaar van het geheime paleis zal er alles aan doen om Navalny de voet dwars te hebben. Een nieuwe opdracht aan zijn geheime dienst om hem met het zenuwgas te vermoorden zal hij liever niet nog eens geven, dat loopt in de gaten. Maar hij zal de man die hij “Niemand” noemt wel dwangarbeid laten verrichten of op een arctisch eiland invriezen. Is Niemand dan uitgeschakeld?

Dat Poetin hem die naam gegeven heeft kan hem lelijk opbreken. Toen de held Odysseus bij de cycloop in diens grot gevangen zat stelde hij zich aan hem voor onder de naam Niemand. Op een nacht voerde Odysseus de cycloop dronken en zijn kameraden en hij staken het monster met een aan de punt brandende boomstam zijn ene oog uit. Listig kon de held vervolgens aan de verblinde reus ontsnappen en het hielp deze niet zijn collega cyclopen om hulp te schreeuwen, want toen die hem vroegen wie hem verblind had brulde hij: “Niemand!” Odysseus keerde nu veilig naar zijn vrouw in Griekenland terug en hij had de kracht om alle bezetters van zijn huis af te slachten.

De volmaakte held Navalny is door het vuur gegaan. Hij heeft zichzelf een aureool van onkwetsbaarheid gegeven en hij heeft wel degelijk kans. Succes hoeft niet te betekenen dat hij zelf de macht zal veroveren. De Joodse held Mozes stierf voordat hij zelf het beloofde land kon betreden. Martin Luther King wees op de avond voor zijn dood erop dat hij waarschijnlijk niet lang meer bij zijn mensen zou zijn. Het succes van een held is dat hij een nieuwe geest brengt en dat daardoor zijn streven orkaankracht krijgt.

Dat althans leren ons de universele heldenverhalen, van vrouw Holle tot de Odyssee, over de toekomst van Aleksej Navalny in Rusland.

 

Roel van Duijn (1943) is een gewezen politicus en wethouder van de gemeente Amsterdam. In de jaren ’60 was hij oprichter van de invloedrijke Provo-beweging. Nu is hij historicus en auteur van vele boeken, van welke als laatste verscheen  ‘Een zoon voor de Führer, de Nazi-Utopie van Julia op ten Noort’. Van Duijn woont in Amsterdam en Fulda in Duitsland en is vaste columnist van De Republikein. 

 

Zie ook de muzikale ode van dichter Serge van Duijnhoven en het collectief Dichters Dansen Niet aan Navalny in deze clip.  De advocaat van Navalny liet de makers weten dat haar cliënt in zijn gevangenis diep geroerd was door deze steunverklaring uit Nederland.

 

‘De Koning is feilbaar, de ministers zijn onverantwoordelijk’: Heeft de monarchie nog toekomst?

Volgende week verkrijgbaar: de kingsize decembereditie van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap, met veel aandacht voor de constitutionele consequenties van de Griekse misstap van Willem-Alexander.

Emeritus hoogleraar H.U. Jessurun d’Oliveira buigt zich in een fundamenteel essay over de slaagkans van het constitutionele reddingsplan voor de monarchie dat hoogleraar Paul Bovend’Eert lanceerde op het moment dat koning afkoerste op een vertrouwensbreuk in de publieke opinie. D’Oliveira: ‘Er ontstond zowaar een anti-monarchale stemming in het land; een strovuurtje ongetwijfeld, maar niet eerder in de afgelopen vijftig jaar zag ik zo’n algemene stemmingsomslag. Zelf vond ik het ook een nuttige praktijkles over het leerstuk van de ministeriële verantwoordelijkheid’. Bovend’Eert stelt voor de rol van de koning in de Grondwet op vrijwel alle essentiële te kortwieken en hem ook financieel aan banden te leggen. Zal het genoeg zijn? ‘De voorstellen geven aan dat ook in de staatsrechtswetenschap frisse winden kunnen waaien ten aanzien van de monarchie, en dat soms heersend hooggestemd lakeiendom heeft plaatsgemaakt voor kritische beschouwingen zonder veel eerbied voor de aureolen van de monarchie’.

Gerard Aalders dankt Willem-Alexander voor de gratis reclame voor zijn onverbiddelijke beststeller Oranje Zwartboek. Niettemin hebben Republikeinen nog een lange weg te gaan in Nederland, meent hij.Opvallend was dat zelfs de meest fervente Oranjevereerders geen goed woord voor de reis over hadden. Iedereen moest thuisblijven vanwege die rotcorona, maar zij trokken zich nergens wat van aan. Wel meeklappen voor de zorg en zogenaamd empathie tonen, maar solidair zijn met het van alle pleziertjes verstoken volk? Ho maar. In een kneuterige videoboodschap ging het koningspaar – ‘betrokken, niet onfeilbaar’ – door het stof. Onmiddellijk daarna begon, alweer volgens het boekje, het Grote Vergoelijken. Hoe houterig en onoprecht de excuses van de koning, met Máxima verbeten zwijgend aan zijn zijde, ook overkwamen’.

 Gijs Korevaar doet close reading van de lichte kritiek die ‘onderkoning’ Thom de Graaf uitoefende op het sociale mediagedrag van de royals. ‘In het tijdperk van de sociale media en veranderde opvattingen over het privédomein, blijft nagenoeg niets meer verborgen. Elke privé-handeling, elk woord van de koning of zijn naasten, kan een publieke of politieke discussie oproepen. Dat is uit een oogpunt van transparantie als gouden standaard in een democratie, vermoedelijk onvermijdelijk’.

Frank van der Elst, Cor Schouten en Hans Slot dragen bouwstenen aan voor een nieuwe Republiek der Nederlanden, onderdeel van het programma van de Partij voor de Republiek. ‘Bij de huidige regeling van de inrichting van de staat gaan we bij de ordening van de gang van zaken in Nederland uit van een top down-benadering. Het lijkt echter voor de hand te liggen om uit te gaan van de soevereiniteit van de Nederlanders als bevolking. Dus bottom up!’

Paul Damen onthult hoe Oranje schraapzucht kon leiden tot een fatale uitholling van het nationaal kunstbezit. ‘Dankzij het inhalige gehannes van de Oranjes ging een enorme schat aan schilderijen voor ons land voorgoed verloren. En ja, toegegeven: ook de Nederlandse staat heeft daar steken laten vallen. We hadden schathemeltjerijk kunnen wezen als de staat wat meer moeite had gedaan en met name de Oranjes niet hun met belastinggeld betaalde kunst in eigen beheer had gegeven’.

Els de Groen interviewt schrijfster Etchica Voorn over de betekenis van Black Lives Matter en het Nederlandse onvermogen de erfenis van de slavernij echt onder ogen te zien. ‘Duitsers krijgen het Nazi-verleden en de Holocaust met de paplepel ingegoten, maken er boeken en films over en gaan met elkaar in debat. Maar als je in Nederland slavernij ter sprake brengt, krijg je al gauw het verwijt de racismekaart te trekken. Een vreselijke zin! Of mensen houden je voor dat zwarte Afrikaanse koningen ook slaven hebben verhandeld’.

Roel van Duijn over de geopolitieke consequenties van de broederbond tussen Gerhard Schröder en Vladimir Poetin en de gaslijn van Nordstream II. ‘Het is een Europees project, verdedigt Schröder zich, wanneer hem verweten wordt dat hij zich door Nordstream 2 voor Russische belang inzet. Een belang dat niet socialistisch is, niet democratisch, maar wel de Russische staatskas spekken zal. En daarbij de positie van Oekraïne tegenover Rusland verzwakt, omdat de nieuwe pijplijn het Siberisch gas door de Oostzee naar Europa zal brengen, in plaats door Oekraïne, dat daardoor zal ophouden een strategische tussenschakel tussen Rusland en Europa te zijn’.

Onze columnist Henk Westbroek blikt terug op zijn republikeinse jeugd in de jaren zestig.

Bart Gruson schrijft over het andere Guernica: de Carretera de la Muerte, een dieptepunt van de Spaanse Burgeroorlog, en constateert dat een nieuwe, derde Spaanse republiek nu meer dan ooit onder handbereik ligt.

Ricus van der Kwast neemt afscheid van Donald Trump en ziet hem als een bliksemafleider voor Europees onvermogen op het terrein van Corona en vele andere vraagstukken.

Thomas von der Dunk schijft over de Duitse vorsten die stonden te popelen om de stadhouderloze Republiek.

René Zwaap signaleert dat het Huis van Hohenzollern anno 2020 niet alleen dingt naar restitutie van Huis Doorn maar ook op het oorlogspad is met een juridische intimidatiecampagne van Duitse historici en journalisten die wagen te schrijven over de banden van het Pruisische vorstengeslacht met Hitlers Derde Rijk.

Manuel Kneepkens vraagt zich af of de lyriek nog altijd de moeder van de politiek kan zijn na de onthullingen van de fascistische jeugdzondes van Lucebert.

August Hans den Boef las de Nederlandse vertaling van Jahrestage, het magistrale Duitse epos van Uwe Johnson.

Sjoerd de Jong presenteert een nieuw avontuur van complotprofessor Karel, die tijdens een parlementaire enquête naar het coronabeleid van de regering terecht komt in een kafkaëske nachtmerrie.

Als altijd ruim aandacht voor nieuwe boeken. Maurits van den Toorn las het pleidooi van hoogleraar Douwe Jan Elzinga om een einde te maken aan de Troonrede in huidige vorm. Ries Roowaan las de Rutte-biografie van Petra de Koning.

Mohamed el-Fers schrijft over de twee hoofden van Marijke Meu en andere funeraire geheimen van het Huis van Oranje-Nassau. Floris Müller, de nieuwe voorzitter van het Republikeins Genootschap, legt zijn mediastrategie uit om zijn organisatie meer te doen zijn dan een ‘bozeoudemannen-club’ . Natuurlijk ook met de Blik van Joep. Mis geen editie meer van dit unieke blad en neem een abonnement.

Commentaar Roel van Duijn: Angst en waanzin in het Witte Huis

Zal Trump onder het uitroepen van de noodtoestand de toegang tot het Witte Huis voor Joe Biden blokkeren? Roel van Duijn over de strapatsen van een kat in het nauw, en de overeenkomsten tussen Trump en Silvio Berlusconi.

 

Tekst: Roel van Duijn

 

Hoe kan Donald Trump zijn tegenstander zo lang mogelijk uit het Witte Huis houden?

Allereerst probeert hij dat op magische wijze, door zijn aanhang op te zwepen met schokkende beweringen. Allemaal variaties op de bezwering  dat hij de eigenlijke winnaar is en Biden de  zwendelende verliezer. Door dit vele malen daags te herhalen laat hij zijn miljoenenaanhang  popelen om hem recht te doen.

De meeste leiders van de  Republikeinen ondersteunen deze propaganda zwijgend. Minstens tot 6 januari. Op die dag bepalen de uiterst belangrijke verkiezingen in de staat  Georgia of hun partij de baas blijft in de Senaat.

Verliezen zij in Georgia, dan drijft dit kat Trump verder in het nauw en stuwt dit zijn angst en  waanzin nog opwaarts.

De officier van Justitie van het district Manhattan, Cyrus R. Vance jr.,  verheugt zich op de dag dat Trump niet langer de  presidentiële bescherming geniet die hij nu nog heeft. Hij wacht hem grijnzend op. Hij heeft Trump al twee jaar geleden gedagvaard wegens  misdadig financieel gedrag, dat toen nog door de beschuldigde, als  president, kon worden geblokkeerd. Dat weten niet alleen de lezers van de New York Times en dus dreigt er nu voor Trump wel degelijk de schande van een veroordeling en mogelijk zelfs gevangenisstraf.

30 processen

Er wachten hem dan ongeveer 30 processen vanwege  bank- en verzekeringsfraude, belastingontduiking en waarschijnlijk ook van verkrachte vrouwen, terwijl  zijn schuldeisers hem op de hielen zitten en bedragen in de orde van een miljard dollar van hem willen zien. Ook het Mueller-onderzoek over Trumps samenwerking met Rusland kan weer de kop opsteken.  Dit vooruitzicht maakt Trump nu nog onberekenbaarder dan  iemand die gewoon niet tegen zijn verlies kan.

Vertrouwend op de  enorme macht die hij  in deze laatste weken nog altijd heeft, zou Trump opnieuw zijn toevlucht kunnen nemen tot de National Emergenies Act van 1976, die een president in staat stelt de noodtoestand uit te roepen die hem de gewenste  bevoegdheden geeft. Trump heeft dat al eerder gedaan, toen hij zich op deze manier de macht gaf om een greep uit het defensiebudget te doen voor de bouw van zijn muur langs de zuidgrens. Hij heeft dat gedaan met een beroep op de nationale veiligheid, die volgens hem  in gevaar was.  Nu zou hij het kunnen doen in de aanloop naar de  twintigste januari, de onverbiddelijke dag van de installatie van Biden.

Door het gebruik van de noodwet kan hij enkele dagen een extreme spanning  oproepen, waardoor gewelddadigheden kunnen losbarsten. Dat geweld kan hij vervolgens ook weer in naam van de nationale veiligheid gebruiken voor een nieuwe greep naar de noodwet. Bijvoorbeeld om de transitieprocedure te blokkeren. Uiteindelijk zou het hooggerechtshof, bolwerk van Trump, het gebruik van de noodwet moeten rechtvaardigen. Maar als het zover zou komen zal ook het hooggerechtshof daarvoor niet genoeg argumenten kunnen vinden. Het kwaad is dan inmiddels wel geschied: de tegenstellingen tussen rood en blauw worden steeds moeilijker overbrugbaar.

Zakenimperium

Er is in de moderne  geschiedenis geen politicus met wie Trump zoveel gemeen heeft als de Italiaanse ex-premier Berlusconi. Rechts, populistisch en macho.  Lonkend naar racisten en fascisten.  Poetinvrienden. Berlusconi bestuurde Italië als een zakenimperium, precies zoals Trump dat met  de VS  heeft gedaan. Enig verschil is, dat Berlusconi een  vriendelijker karakter had en heel goed kon zingen.

Berlusconi wist zijn veroordeling wegens seksueel misbruik van een minderjarige meisje en omkoping, tot zeven jaar gevangenisstraf, nog terug te draaien tot een taakstraf. Zijn politieke macht had hij uiteindelijk moeten opgeven toen hij uit de  senaat werd gestemd om zijn veroordeling wegens belastingontduiking.  Maar dat nadat Berlusconi drie maal regeringsleider is geweest.

Geen taakstraf

Zal Trump  er in 2024 erin slagen om de regeringsmacht terug te winnen, net als de Italiaan  in 2001 en  2008? Hoezeer Trump ook op Berlusconi lijkt, zo maffioos als Italië is Amerika niet. Het is waar dat er in Italië sinds Berlusconi een sterk populisme heerst, met de Vijf Sterrenbeweging en de uiterst rechtse Salvini. Maar Italië heeft geen partij die zo sterk is als de democratische in Amerika en de rechterlijke  en ambtelijke macht staan daar, ondanks vier jaar Trump, toch sterker overeind. Trump zal er niet met een taakstraf van af komen.

Op de ranglijst van  corrupte landen van Transparency International staat de VS een stuk hoger dan Italië (plaats 22 resp.  52). De officier van justitie in Manhattan laat zich niet omkopen en de kritische media zullen niet zwijgen over Trumps frauduleuze  levenswandel.

Ook in 2024 zal de leugenaar niet terugkeren als president.

Maar zeker in de aanloop naar zijn  val  zal hij, al dan niet met  noodwet,  door wraakzuchtige complottheorieën de democratie nog gevaarlijk ondermijnen.

 

Roel van Duijn, 17/11/2020

 

Waardeer dit commentaar!

Als je dit commentaar waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je een onafhankelijk medium met een eigen geluid zich verder te ontwikkelen.

Mijn gekozen donatie € -

De geboorte van de Partij voor de Republiek: een experiment in gedachtevorming

Op Prinsjedag is het zo ver. Dan presenteert de Partij voor de Republiek haar concept-partijprogramma ‘Tien over Oranje’, een 10-stappenplan ter omvorming van de Nederlandse monarchie in een moderne republiek. Het opheffen van de monarchie dient in dit plan als katalysator van staatskundige, politieke en sociale innovatie, met als uitgangspunt de klassieke republikeinse idealen vrijheid, gelijkheid en broederschap.

Iets meer dan tweehonderd jaar zucht Nederland nu onder het loden gewicht van een monarchie die het op last van de Europese grootmachten in de maag kreeg gesplitst. Een land dat werd geboren als vrijheidslievende republiek en dat gedurende een groot deel van zijn geschiedenis ook was, werd in zijn verdere ontwikkeling gehinderd met een staatsrechtelijk misbaksel dat in alles precies het tegendeel was van de sociaal-republikeinse idealen die tot dan toe de boventoon hadden gevoerd. Nu is de tijd gekomen deze betreurenswaardige loop van de geschiedenis terug te draaien en de draad weer op te pakken van het republikeinse proces. Juist in een tijd waar het democratische proces dreigt te stokken en de kloof tussen burger en bestuur onoverbrugbaar lijkt geworden, is het goed als Nederland zichzelf opnieuw uitvindt. Het republikeinse ideaal van het dienen van de res publica, de publieke zaak, en het stimuleren van actief burgerschap, kan een uitweg bieden uit de doodlopende steeg van populisme en groeiend antidemocratisch sentiment.

Geen vechtscheiding
De republiek zal onvermijdelijk de staatsvorm van de toekomst zijn, en de transitie die daarvoor nodig is, moet worden voorbereid, aldus de PvdR. In de woorden van Manuel Kneepkens, een van de oprichters van de PvdR: ‘Wij moeten afscheid nemen van de Oranjes, op de wijze waarop Gandhi afscheid nam van de Engelsen. Het moet, daar helpt geen moedertje lief aan, maar we doen het wel op beschaafde wijze. Als “vrienden”. Geen vechtscheiding! Tenslotte hebben wij en de Oranjes een lange geschiedenis met elkaar. En de huidige koning is niet zo vreselijk als Bea. Dat maakt het afscheid voor het Volk een stuk lastiger. De afschaffing van het stukje ondemocratie dat het koningshuis is, is een bijvangst. Het gaat er ons om de stagnatie van het democatiseringsproces in Europa te overwinnen’ .

Het eerste manifest van de partij leverde genoeg positieve reacties op om te komen tot het idee dat een progressieve, pro-Europese republikeinse partij levensvatbaar kan zijn binnen het Nederlandse politieke bestel en als belangrijke aanjager zou kunnen fungeren van discussies die het politieke establishment tot nog toe angstvallig uit de weg is gegaan.

De PvdR is een initiatief van dichter-jurist Manuel Kneepkens, voormalig gemeenteraadslid en oprichter van de Rotterdamse Stadspartij, emeritus hoogleraar stadssociologie van de Universiteit van Amsterdam Lodewijk Brunt, media-entrepreneur Teun Gautier en journalist René Zwaap, hoofdredacteur van tijdschrift De Republikein.

Basisidee van de PvdR is dat afschaffing van de monarchie geen doel op zichzelf is, maar onderdeel moet zijn van een bredere democratiseringsagenda op zowel nationale als Europese schaal. Het door de PvdR geagendeerde perspectief van de omvorming van de Europese Unie tot een federatie die is ingericht als een Europese republiek met zoveel mogelijk autonomie voor de aangesloten eenheden, is binnen de in zichzelf gekeerde politieke verhoudingen in Nederland een absoluut novum. Vanuit die achtergrond streeft de PvdR op de lange baan ook uit te groeien tot een transnationale Europese partij.

Tot nog toe kregen republikeins georiënteerde partijen geen voet aan de grond in Nederland en bleven zij politieke eendagsvliegen en splintergroeperingen in nanometers. Dat de PvdR deze stap toch wil wagen komt voort uit de overweging dat het denken over de republiek in Nederland nodig van impulsen moet worden voorzien. Het Republikeins Genootschap (RG), de grootste republikeinse organisatie van het land, vervult een belangrijke rol als ontmoetingsplatform van aanhangers van de republikeinse gedachte, maar kent tegelijkertijd ook zijn beperkingen, daar het politiek neutraal wil blijven en daarom geen andere boodschap kan communiceren dat de monarchie moet worden afgeschaft.

Politieke keuzes
Aangezien aanhangers van de republikeinse gedachte zowel ter linker- als ter rechterzijde van het politieke firmament kunnen worden gevonden, blijft het RG een collectief dat zich alleen verbindt op grond van een gedeelde weerzin, maar blijft het noodzakelijkerwijze ver van het innemen van inhoudelijke politieke keuzes in opbouwende zin. Dat bleek bijvoorbeeld toen in 2016 – 2018 een groep leden van het (toen nog Nieuw) Republikeins Genootschap probeerde een manifest op te stellen waarin zou worden aangegeven wat er zoal zou moeten gebeuren dan wel anders geregeld zou kunnen worden in de staatsinrichting van het land wanneer de omslag naar een republiek zou worden gemaakt. Op voorspraak van de voorzitter van het Republikeins Genootschap werd dat concept afgestemd door de leden. Een gemiste kans, zo vinden de leden van de genoemde werkgroep, die zich deels bij de Partij van de Republiek hebben gevoegd. Hun inventarisatie van staatkundig vernieuwingspotentieel is in het concept-partijprogramma van de PvdR verwerkt.

Volgens de PvdR dient de vraag te worden beantwoord hoe de republiek der Nederlanden eruit moet zien en wat het doel van die republiek moet zijn. Dat betekent dat er politieke keuzes moeten worden gemaakt. De PvdR is in die zin een experiment in gedachtevorming en alleen al op die grond de moeite van het proberen waard. PvdR-medeoprichter René Zwaap: ‘Alleen al het naakte bestaan van deze partij is heel wat waard. Want wat is een monarchie waard als er geen fatsoenlijke republikeinse partij in kan bestaan? De enige andere politieke partij in Nederland die zich anno 2020 tooit met het republikeinse ideaal, de Republikeinen, koppelt daaraan zo’n xenofobische en anti-Europese agenda aan dat je er spontaan monarchist van zou worden. Om de naam van de Nederlandse republikeinen hoog te houden was daar wel een tegenhanger voor nodig.’

Voor meer informatie: www.republiek.eu

De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning. Deel XIII: De Prijs Der Onschendbaarheid

In deel XIII van ons feuilleton verleggen we onze aandacht even naar het koninklijk paleis, tot waar de faam van onze speurder inmiddels is doorgedrongen. We ervaren dat ook in een koninklijk huwelijk niet altijd alles over rozen gaat.


Tekst: René Zwaap


HOOFDSTUK XIII

DE PRIJS DER ONSCHENDBAARHEID

De Koning zette net zijn computer aan toen vanuit een hal van het paleis keihard een tango van Carlos Gardel begon te schallen.

Hij zuchtte diep terwijl hij vanuit het raam uitkeek over het groene gazon, waar de vogeltjes hem hadden toegezongen.

Gardel in de vroege ochtend was slecht nieuws. Dat betekende dat zijn vrouw in de ban was van heimwee naar haar Zuid-Amerikaanse vaderland, en als dat het geval was wilde ze dat altijd zo luid mogelijk duidelijk maken. De stem van Gardel had al de hele nacht door het paleis geschald, en nu, na slechts enkele uren pauze, leek het hele helse ritueel weer opnieuw te beginnen.

Een lakei roepen om het verzoek over te brengen of het allemaal wat zachter kon, had geen enkele zin, zo had hij inmiddels wel geleerd. Ze zou de man levend verscheuren. Er zat niets anders op dan het zelf te proberen.

Zuchtend liep de koning de trap op, onder de portretten van zijn roemruchte voorvaderen, die hem in zijn beleving misprijzende dan wel spottende blikken toewierpen, soms gezeten op hun edel strijdros.

‘El dia que me quieras’, zong Gardel, en naarmate de koning dichterbij de bron van het geluid kwam begonnen zijn knieën steeds meer te knikken. Soms vroeg hij zich af wat hem bezield had, hoe hij het had aangedurfd zich vrijwillig in dit mijnenveld te begeven. Hij had gedacht dat hij het aankon, maar naarmate de jaren vorderden, was er een twijfel in zijn gedachten geslopen, niet meer uit te bannen, en bij iedere irritatie werd die sterker.

Hij herinnerde zich hoe hij zich had gevoed met de heftige gevoelserupties van zijn betere wederhelft, hoe hij had gedacht dat zij voor hem de sleutel was naar het ervaren van het werkelijke leven. Hij had zichzelf altijd zo gelijkmatig bevonden, zo middelmatig, nooit uitschieters ervaren, een soort dommelend bestaan geleefd. Bij haar was vreugde vrolijker dan hij ooit voor mogelijk had gehouden, en ook verdriet was bij haar tastbaar en concreet, nooit een vaag zeurend vragen, maar een stroomstoot die je tot in de diepste vezel raakte. Maar nu was er die twijfel. Was het eigenlijk niet ook iets heel moois, die Hollandse gelijkmatigheid? Zeker, het was minder spectaculair, maar het was ook minder inspannend. Je kon toch ook niet altijd op het topje van je emotionele kunnen leven? Er moet toch op zijn minst een pauzestand zijn?

De koning klopte op de deur van het slaapvertrek van zijn vrouw. Niemand antwoordde. Zijn kloppen moest ook nauwelijks hoorbaar zijn met die harde muziek. Heel voorzichtig opende hij de deur op een kier.

De ruimte was donker, bedompt van tranen en verschraalde wijn en met een muur van sigarettenrook gevuld.

‘Querida, gaat het wel goed met je?’, vroeg de koning door de kier, met luide stem om boven de muziek uit te komen.

‘Ga weg!’, klonk het vanuit de duisternis. ‘Laat me met rust!’

‘Maar liefje, kan die muziek wat zachter? Ik werk vandaag thuis en ik kan me niet concentreren’.

‘Werken, werken, werken! Altijd maar werken! Je bent koning, hombre! Je hoeft helemaal niet te werken!’

Aan haar dictie kon de koning horen dat de alcoholconsumptie van voorgaande nacht haar uitwerking nog niet gans verloren had.

‘Het is verschrikkelijk! Wat een inferno!’

‘Waar heb je het over, liefje?’, vroeg de koning, terwijl hij nu eindelijk de moed vond de deur geheel te openen en de kamer te betreden.

Zijn vrouw lag op haar bed, nog gekleed in de helblauwe avondjapon die zij de avond ervoor tijdens het diner met het bezoekende Deense koningspaar had gedragen. Haar diadeem hing scheef over haar ogen. Op de vloer lagen enkele halflege flessen wijn, venijnig uitgedrukte peuken waren overal in de ruimte te bespeuren.

‘Alles is verschrikkelijk. Dit land. Dit paleis. Dit weer. De mensen. En jij ook!’, begon ze te jammeren.

De koning zette zich nu op de bedrand en legde zijn hand op haar enkel, die zij haastig introk.

‘Waarom ben ik verschrikkelijk?’, deed hij een poging tot dialoog.

Ze rolde zich om, lag nu op haar buik, en verstopte haar hoofd onder een kussen.

‘Omdat je ook zo’n Hollander bent!’, klonk het zeer welgemeend. ‘Zo’n saaie, oppervlakkige, stomvervelende schijt-Hollander!’

De koning kon een lachje niet onderdrukken.

‘Maar schat, er is helemaal niets Hollands aan mij. Je weet toch hoe ons clublied gaat? “Ben ik van Duitschen Bloet?” Dat gaat over mij! Voor de rest heb ik ook nog eens een stevige Russische component. Russisch, hè, die gaan ook reuze diep, emotioneel gezien!’

Hij maakte even een stop, zich beradend op een vervolgstap.

‘Neem nu Gardel hier. Ik kan daar intens van genieten. Ik krijg er kippenvel van. Hier, kijk maar’. Demonstratief toonde hij zijn arm.

‘Er is geen Hollander die de tango begrijpt!’, protesteerde zijn vrouw, nu vanonder het kussen verschenen en met een arm over de bedrand tastend naar een wijnfles. ‘Jullie begrijpen het niet, want jullie voelen het niet!’

Een beetje gekrenkt stond de koning op van het bed.

‘Nou, dan moet je het zelf maar weten’, zei hij gedecideerd, en hij liep richting deur.

‘Ja, ren maar weer weg, lafaard!’, riep zijn vrouw, en ze wierp het kussen in zijn richting. ‘Jullie zijn allemaal lafaards! Er is maar één echte man in deze natte hel, en dat is senhor Dick Stein!’

De koning kon nu zijn geamuseerdheid niet meer onderdrukken.

‘Stein? Dat is een warenhuisdetective, potverdikkeme! Die bewaakt de pantybakken!’

‘Hij heeft mijn leven gered!’, bracht zijn vrouw in.

‘Je bedoelt die arme drommel die hij besprong op Koningsdag? Die man maakte alleen maar gebruik van zijn demonstratierecht! Die deed geen vlieg kwaad! Het was volkomen disproportioneel geweld! Het heeft ons alleen maar slechte pers bezorgd’.

Zijn vrouw stak nog een sigaret op en nam een gulzige haal, terwijl ze met de vrije hand een wegwerpgebaar in zijn richting maakte.

‘Senhor Stein heeft cojones! Maar daar heb jij de ballen verstand van!’

Ze lachte schamper, klaarblijkelijk in haar nopjes met haar woordspeling.

Dreigend wees ze naar de koning. ‘Ik doe geen stap meer de deur uit zonder senhor Stein! Begrepen? Ik wil senhor Stein!’

‘Goed dan’, zuchtte de koning. ‘Als je dat per se wilt. Ik zal hem laten bellen’.

***

Toen de koning terug kwam in zijn kantoor trof hij zijn broer de prins zittend aan zijn bureau.

‘Hé, Big Brother, alles kits?‘, vroeg deze, met de immer ironisch opgetrokken mondhoek die zijn handelsmerk was. Tergend langzaam stond hij zijn plaats af.

‘Je hoort het’, zei de koning kortaf, terwijl hij zijn zetel terugveroverde. ‘Het is weer eens raak. Knettergek word ik ervan’.

Zijn broer tuurde even naar het plafond, alsof hij de muziek van Gardel zo beter kon horen.

‘Als je er echt genoeg van hebt kun je haar natuurlijk altijd de nek omdraaien’, opperde hij vilein . ‘Niemand die je wat maakt’.

‘Hoe bedoel je?’, wilde de koning weten.

‘Nou, je bent toch onschendbaar? Geen rechter die je kan veroordelen. Hoogstens draait er zo’n arme drommel van een minister voor op. Ministeriële verantwoordelijkheid uiteindelijk. Lees die Grondwet nu eens, man! Echt de moeite waard, en het gaat bijna alleen over jou’.

De koning knikte flauw. Recht was nooit zijn sterke kant geweest. Juridische teksten kon hij met de beste wil van de wereld gewoon niet lezen. Uiteindelijk had hij geschiedenis gestudeerd. Mooie verhalen over echte mensen, die las hij graag. Maar dat gortdroge jargon van wetteksten, die vreselijke formuleringen? Het was al erg genoeg dat hij die moest ondertekenen.

‘Aan de andere kant, ik zou het je niet willen aanbevelen’, vulde zijn broer na enig peinzend zwijgen aan. ‘Slecht voor je populariteitscijfers, zo’n partnermoord, en die staan er al niet zo bijster florissant voor’.

‘Wat brengt je hier?’, wilde de koning weten, ook om het gesprek in een andere baan te leiden.

‘Ja, nou, we hebben een probleempje’, zei de prins. ‘Of beter gezegd: jij hebt een probleem’.

‘Jippie, nog één’, mompelde de koning.

Zijn broer had zich ontfermd over de zakelijke belangen van de familie en de koning had zich meer dan eens bedacht dat hij daarmee eigenlijk een veel sterkere positie bekleedde dan hijzelf. En dat was niet altijd een geruststellende gedachte, want zijn broers lievelingsboek was De Vorst van Machiavelli, en hij gedroeg zich ook daarnaar. De koning was daarom altijd op zijn hoede met zijn broer, en nu had hij alle reden om nog extra op zijn hoede te zijn.

‘Ja’, zei zijn broer. ‘Het gaat om die aandelen in de Koninklijke Olie…’

Hij maakte even een pauze om de onaangename verrassing die zich aftekende in het gezicht van de koning ruimer baan te geven.

‘Jij bent in je koninklijke wijsheid zo vrij geweest om via de Rijksverzwijzigingsdienst te melden dat je daar helemaal geen belang had…Maar dat is niet helemaal conform de waarheid…In die zin…het is waar, maar het is ook niet waar….’

‘Hoe kan iets waar zijn en tegelijkertijd niet waar?’, riposteerde de koning, geïrriteerd opkijkend van de agenda die hij voor zich had opengeslagen terwijl zijn broer sprak.

‘Nou, formeel heb jij persoonlijk inderdaad geen aandelen in de KOM. Maar de stichtingen die jouw aandelen voor jou beheren barsten ervan. Het is de basis van het familievermogen.’

‘Verkoop ze dan’, zei de koning geïrriteerd.

‘Dat zou niet verstandig zijn’, zei de prins. ‘Met al die publiciteit over die toestand in Cabinda in verband met die moord op die oude kraakster is het aandeel KOM nu behoorlijk in waarde gezakt. Bovendien zijn die aandelen door de decennia heen altijd de meest zekere component van onze beleggingen geweest en daarmee de meest zekere bron van inkomsten. En nu kreeg ik vanuit de KOM-leiding informatie binnen dat de waarde van de maatschappij binnen zeer korte tijd enorm zal toenemen, omdat er in datzelfde Cabinda weer een olieveld van enorme proporties op het punt staat te worden ontdekt. Dus als we verstandig zijn, kopen we nu juist zoveel mogelijk aandelen in de KOM op, nu de prijs laag is en het rendement binnen de kortste keren door het plafond schiet’.

‘En als dat allemaal uitkomt, sta ik voor schut’, bracht de koning daar tegenin.

‘Wie zou daar achter kunnen komen?’, antwoordde zijn broer. ‘Niemand. De zaak is volkomen afgedekt’.

‘De KOM staat op het punt in Den Haag te worden aangeklaagd, juist wegens Cabinda’, zei de koning, trots op zijn actuele inzicht in dit hoofdpijndossier. ‘Die zaak kan heel vervelend worden voor alle betrokkenen’.

‘Zo ver komt dat niet’, zei zijn broer. ‘Ik heb die zaak onder controle’.

‘Beledig ik je erg als ik zeg dat me dat niet totaal gerust stelt?’, riposteerde de koning.

De prins hield zijn meest ironische grijns tevoorschijn.

‘Jij bent de koning. Jij mag alles’, zei hij, en hij stond op om weg te gaan.

‘Je kunt gaan’, zei de koning.

‘Ik ging al ‘, zei de prins.

‘Dat zie ik. Maar nu mag je ook’.

***

Nadat de prins de ruimte had verlaten, belde de koning zijn secretaris.

‘Bel Stein’, zei hij. ‘Hij gaat met ons mee naar Italië’.

Daarna stopte de koning oordopjes in en toog aan het werk.

Zal Dick Stein zich staande weten te houden in het geweld van de koninklijke twisten rond zijn persoon? En zal hoe moet het nu verder met de zaak die Esther Blom had willen beginnen tegen de Koninklijke Oliemaatschappij (KOM)? U leest het allemaal in de volgende aflevering van De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning.

Voor de vorige aflevering van dit feuilleton volgt u deze link

Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.

Een Duit voor Dick?

Als u dit feuilleton waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!

Mijn gekozen donatie € -

Zelfbenoemde koningen

Geen druppeltje blauw bloed en toch koning worden? Napoleon bewees al dat het kon, en tal van gelukszoekers uit Europa probeerden het in de loop van de 19e eeuw in de meest exotische oorden. De gevolgen waren vaak rampzalig. De Republikein presenteert een galerij van de Doe het zelf-koningen, met Orélie-Antoine de Tounens, koning van Araucanië en Patagonië, Julius Popper, koning van Vuurland, Otto Witte, koning van Albanië, Josiah Harlan, prins van Ghor, Max Schlemmer, koning van Laysan en James Jesse Strang, de mormonenkoning van Beaver’s Island.

Tekst: René Zwaap

Hoe Orélie-Antoine de Tounens, koning van Araucanië en Patagonië, het beste te kwalificeren? Als een geopolitiek genie of als een megalomane gek? Waarschijnlijk had hij iets van beide in zich. Deze zoon van verarmde Franse landadel uit de Dordogne werd in 1860 gekroond tot een enorm rijk in Zuid-Amerika, zo groot als Frankrijk, Duitsland en Italië samen. Zijn nabestaanden vechten nog altijd om hun koninkrijk, dat hen officieel is toegewezen.

In het midden van de 19e eeuw begint in Zuid-Amerika de massamoord op het laatste onafhankelijke inheemse volk van het continent, de Mapuche van Araucanië en Patagonië. De Mapuche zijn een trots krijgersvolk, dat van af de 16e eeuw de Spaanse veroveraars de stuipen op het lijf heeft gejaagd. Maar ze zijn geen partij tegen de kanonnen en mitrailleurs waarover de legers van Chili en Argentinië beschikken, gesteund door huurlingen van Europese bedrijven die in het uitgestrekte, verlaten zuiden van Latijns-Amerika een schat aan grondstoffen en mineralen willen binnenhalen.

Onder commando van de gespecialiseerde ‘indianendoders’ generaal Rocha (Argentinië) en generaal Saavedra (Chili) worden binnen enkele jaren tienduizenden Mapuche over de kling gejaagd. De wereld kijkt zwijgend toe. Niemand trekt zich het lot van de Mapuche aan, behalve één Fransman. Orélie-Antoine de Tounens arriveert in 1858, 33 jaar oud, in Chili. Hij wordt vergezeld door één bediende. Over financiële middelen beschikt hij nauwelijks. Hij is van jongs af aan gefascineerd door de Mapuche, die door de filosoof Voltaire zijn bezongen als de ultieme ‘nobele wilden’.

Daarnaast koestert De Tounens al vanaf zijn prilste jeugd koninklijke ambities. Hij is een bewonderaar van Napoleon – die uiteindelijk ook op eigen kracht keizer werd – en droomt van herstel van de Franse koloniale macht. Vanuit het Chileense Santiago zoekt hij contact met de opperhoofden van de Mapuche. In 1860 komt het daadwerkelijk tot een ontmoeting. Het toeval wil dat de Mapuche de legende koesteren dat er in tijden van grote nood een blanke man met een grote baard zal verschijnen die het volk van de ondergang zal redden. De Mapuche zien in De Tounens deze Messias. De Fransman moet er dan ook indrukwekkend hebben uitgezien met zijn ravenzwarte baard, lange haren, en zijn aristocratische verschijning, gehuld in een indiaanse poncho.

Staatsrechtelijk gelijk
Hoewel De Tounens geen woord van de Mapuche-taal spreekt, weet hij de verzamelde krijgsheren toch te overtuigen. Staatsrechtelijk heeft de getalenteerde jurist het gelijk aan zijn zijde: formeel is het gebied bezuiden de Biobio-rivier niet ingelijfd door Chili. Hij adviseert de Mapuche hun natuurlijke rechten op te eisen. Maar voor dat doel hebben ze een Europese koning nodig, te weten hij zelf. En zo wordt de Fransman op 17 november 1860 door de verzamelde stamhoofden van de Mapuche gekozen tot koning van Araucanië. Twee dagen later voegt hij ook Patagonië – geclaimd door Argentinië – bij zijn rijk. Koning Orélie troont over een rijk dat strekt van de 42ste breedtegraad tot aan Vuurland, een gebied van meer dan 4000 kilometer in lengte, zich uitstrekkend van de Atlantische Oceaan tot aan de Pacific.

Koning Orélie heeft grote plannen. Hij wil van zijn koninkrijk een immigratieland maken voor zijn Franse landgenoten. Zij zouden daar in vrede en welvaart kunnen samenleven met de Mapuche. Maar de machthebbers in Chili, die al jaren loeren op het land van de Mapuche, zijn andere opvattingen toegedaan. Generaal Saavedra zet uit eigen zak een prijs op het hoofd van de Fransman. Twee jaar na zijn kroning, tijdens een rondreis door zijn rijk, wordt De Tounens verraden en ontvoerd. Dramatisch genoeg is het zijn Franse bediende die hem verraadt. Het scheelt maar een haar of de Chilenen zetten De Tounens terstond voor een vuurpeleton. De Franse ambassade grijpt net op tijd in. Tijdens het proces tegen Orélie put de Chilleense pers zich uit in hoon voor de ‘krankzinnige avonturier’. De Mapuche worden beschreven als alcoholistische wildemannen, een gevaar voor de beschaafde wereld.

Spektakelstuk
Maar De Tounens maakt een spektakelstuk van zijn rechtszaak. Hij toont zich een welsprekende verdediger van de Mapuche en klaagt de georganiseerde volkerenmoord door de Chilenen aan. Zijn prestige stijgt. Uiteindelijk belandt de zelfbenoemde koning in een krankzinnigengesticht. In 1863 arriveert hij terug in Frankrijk.. Van opgeven wil hij echter niet weten. ‘De Chileense aanval tegen mijn persoon heeft mijn rechten niet verzwakt, hooguit heeft het tot uitstel geleid’, schrijft de koning in ballingschap in het eerste deel van zijn mémoires. ‘Op dit moment wachten de mensen die mij tot hun koning – en meer nog: tot hun verlosser – hebben gekozen mijn terugkomst gespannen af, om onder mijn commando samen op te trekken op het pad van de vooruitgang’.

In 1869 vaart De Tounens terug naar Araucania, ditmaal via Buenos Aires. De Mapuche, die hadden begrepen dat hun koning was geëxecuteerd, ervaren zijn terugkomst als een magische wederopstanding. Met volle energie werpt koning Orélie zich op de vorming van de Mapuche-natie. Hij richt een eigen krant op, La Corona de Acero (De IJzeren Kroon), ontwerpt een vlag en een schrijft een volkslied voor zijn rijk, en zoekt ondertussen verwoed naar steun van buitenlandse regeringen. Zijn regering bestaat uit de beste Mapuche-generaals, aangevuld met Franse kolonisten.

Twee jaar later is hij door zijn laatste financiële middelen heen en vertrekt hij wederom noodgedwongen naar Frankrijk. In 1874 is de koning weer terug in Chili, ditmaal met munitie en wapens bij zich, gedoneerd door diverse Franse sympathisanten. Bij aankomst in Bahia Blanca wordt hij echter meteen door de autoriteiten herkend – ondanks zijn valse paspoort – en als persona non grata weggestuurd. In 1876 doet De Tourens de derde en laatste poging zijn koninkrijk te redden. Dit maal wordt hij in Patagonië beroofd door lokale boeren en aan de Argentijnse autoriteiten uitgeleverd. Geveld door ziekte en uitputting gaat hij terug naar Frankrijk, waar hij twee jaar later, op 17 september 1878, komt te overlijden, als een berooid man.

De koning van Auracanië en Patagonië sterft kinderloos, zodat zijn erfelijk verklaarde titel overgaat op zijn nabestaanden. Zijn nazaat Gustave-Achille Laviarde, alias koning Achille I, probeert de Amerikaanse president Cleveland te winnen voor de strijd voor een onafhankelijk Araucanië, zonder succes. De familie geeft de strijd echter niet op. In 1950 gaat de kroon van het rijk van koning Orélie over op diens achterneef prins Philippe. In 1971 oordeelde een rechtbank in Parijs dat de familie van De Tourens inderdaad recht heeft op de titel koning van Auracanië en Patagonië. In concreto bestaat dit koninkrijk alleen uit een museum ter ere van De Tounens en zijn opvolgers, gevestigd in het Musée des Rois d’Araucanie in Chourgnac d’Ans, de geboorteplaats van koning Orélie.

Koning Popper
De Tounens was niet de laatste Europeaan die in het onherbergzame zuiden van Latijns-Amerika een koninklijke toekomst voor zichzelf zag weggelegd. Hetzelfde deed Julius Popper, een joodse Roemeen die een eigen koninkrijk vestigde op het Isla de Tierra del Fuego – Vuurland – in het uiterste zuiden van Patagonië. Popper, geboren in een intellectueel milieu in Boekarest, studeerde mijnbouwkunde in Parijs, waar hij een unieke methode ontwikkelde voor de winning van goud met een door hem ontworpen graafmachine. Hij werkte als ingenieur in Havana en in het Amazone-gebied voordat hij in 1885 in Buenos Aires arriveerde. In Vuurland vermoedt hij enorme goudvoorraden en hij weet de Argentijnse president Celman te interesseren voor een expeditie onder zijn leiding. De bootreis naar Vuurland gaat gepaard met de ene na de andere ramp. Bijna de gehele bemanning sterft nog voor aan komst onder pijlen van indianen of bezwijkt aan de honger. Maar uiteindelijk vindt Popper toch goud, en wel op het schiereiland El Parámo, dat hij meteen claimt in naam van de Roemeense koningin Carmen Silva.

Julius Popper wordt verantwoordelijk gesteld voor de genocide op de Selk’nam-indianen van Vuurland.

De Argentijnen zijn des duivels, maar moeten machteloos toezien hoe de in één klap steenrijke Popper een eigen staat sticht in El Parámo. Popper laat munten slaan met zijn eigen beeltenis en ontwerpt postzegels met zijn hoofd erop. Zijn mini-staat heeft een eigen legermacht – aangevoerd door zijn broer – en koning Popper spreekt zijn eigen wetten uit. Als in 1890 de Argentijnse economie instort en de nationale munt de peso hyperventilerend snel in waarde zakt, gelden de gouden munten van Poppers mini-staat als een veilige belegging. Zijn Compañia de Lavaderos de Oro del Sud groeit met de dag. Zachtzinnig is zijn bewind niet. De Selk’nam-indianen van Vuurland worden bijna volledig uitgeroeid onder zijn bewind. Net als hij op het punt staat zijn rijk nog verder uit te breiden – gedacht werd o.m. aan de verovering van Antarctica – sterft Julius Popper op 5 juni 1893 op 35-jarige leeftijd in Buenos Aires. De omstandigheden van zijn dood zijn nooit opgehelderd. Van zijn imperium bleef niets over. Het avontuurlijke leven van koning-dictator Popper werd verfilmd door de Italiaanse regisseur Miguel Littin in de rolprent Tierra del Fuego.


Koning Otto

De Berlijnse wereldreiziger Otto Witte was beslist niet van adel, maar werd toch wereldberoemd als koning van Albanië. Een functie die hij in de wacht sleepte met list en bedrog en die hij op de kop af vijf dagen mocht bekleden.

In 1913 keek Albanië, net onafhankelijk geworden, uit naar een koning. Het oog was gevallen op een neef van de Turkse sultan, prins Halim Eddine. Otto Witte was op dat moment in dienst bij de Turkse militaire inlichtingendienst en kreeg lucht van deze plannen. Omdat hij uiterlijk sterk op de prins leek – in ieder geval beschikte hij over dezelfde martiale snor – besloot hij zijn geluk te beproeven. Vanuit Istanbul stuurde hij een telegram aan de opperbevelhebber van het Albanese leger, waarin stond dat prins Halim Eddine de uitnodiging accepteerde en terstond naar het land zou afreizen. Twee dagen later arriveerde Witte per boot in Albanië, uitgedost in operette-uniform. Hij werd feestelijk ingehaald door een militaire erewacht. Aan het hoofd van de Albanese troepen toog hij naar het paleis van Tirana, waar hij tot koning werd gekroond. Een van de eerste koninklijke besluiten behelsde de inrichting van de paleisharem.

De Albanezen waren des duivels toen het bedrog uitkwam. Met behulp van de haremdames wist Witte aan het vuurpeloton te ontkomen. Op een vissersboot vluchtte hij naar Bari, met medeneming van een fors deel van de Albanese schatkist. Eenmaal terug in Duitsland kreeg hij het aan de stok met de autoriteiten, omdat hij zichzelf hardnekkig koning van Albanië bleef noemen. Hij werd zelfs korte tijd opgenomen in een krankzinnigengesticht, maar via de rechter wist hij zijn gelijk te behalen. Witte was inderdaad tot koning der Albanezen gekroond, moest deze erkennen. De omstandigheden die daartoe hadden geleid deden niet terzake. Koning Otto reisde de daaropvolgende jaren stad en land af als kermisattractie. Op zijn oude dag was hij nog zeer gepikeerd toen hij als enige Europese vorst niet werd uitgenodigd voor de bruiloft van prins Reinier en Grace Kelly in Monaco. Een jaar later, in 1958, kwam hij te overlijden in Hamburg. Hij werd 86 jaar. Op zijn graf staat: ‘Otto Witte, ehemaliger König von Albanien’.

Na zijn kortstondige koningschap werd Otto Witte een kermisattractie.

Josiah Harlan
Opzienbarend zijn ook de verrichtingen van de Amerikaanse tandarts Josiah Harlan, die het in 1838 schopte tot koning van Ghor, in het uiterste noorden van Afghanistan. Harlan vertrok op jonge leeftijd naar India, op zoek naar faam en fortuin. Hij was een gepassioneerde wetenschapper, die al vroeg vier antieke talen sprak, waaronder Sanskriet. Hij was diplomaat, spion, wetenschapper, militair en arts tegelijk. Hij was van alle religieuze markten thuis, bediende ook in politiek opzicht zo veel mogelijk partijen en vergaarde snel kapitaal.

In Punjab trad Harlan in dienst van de schatrijke koning van de Sikhs. In de winter van 1839 trok hij aan het hoofd van vierduizend man, 600 kamelen en een olifant door de Hindu Kush-vallei. Hoog in de Himalaya plantte hij – Amerikaans patriot tot en met – de vlag van de VS op een bergtop. Het was tijdens deze expeditie dat hij het tot prins van Ghor zou schoppen. Dat was te danken aan zijn diensten voor de plaatselijke Hazaran-stam, een van oorsprong Mongools volk in het ruige noorden van Afghanistan. Maar lang mocht Harlan niet genieten van zijn pas verworven status. Nog dat zelfde jaar werd het Britse leger in Afghanistan in de pan gehakt, en ook Harlan diende het land te verlaten. Eenmaal terug in de VS vestigde hij zich als tandarts in San Francisco, waar hij diverse boeken over zijn avonturen als Prins van Ghor schreef. Hij beschuldigde de Britten in India van uitbuiting en wrede koloniale praktijken, reden dat zijn werk in Engeland verboden lectuur werd. In 1871 bezweek hij, 72 jaar oud, aan een hartaanval. Zijn belevenissen in Afghanistan raakten in de vergetelheid, totdat in 2004 het boek The Man Who Would Be King: the first American in Afghanistan verscheen, van de Engelse journalist Ben MacIntyre.

Tandarts Josiah Harlan schopte het tot prins van Ghor.

Ook zeeman Max Schlemmer, een Amerikaans met een Duitse achtergrond, riep zichzelf eind negentiende eeuw uit tot koning. Hij deed dat op Laysan, een piepklein onbewoond eiland in de Hawaï-archipel. Schlemmer arriveerde er in 1894 als werknemer van een Japans bedrijf dat gouden zaken deed met de winning van guano, zeevogelpoep, gebruikt als bemestingsmiddel in de landbouw. Een vanuit de VS georganiseerde staatsgreep had een einde gemaakt aan het oorspronkelijke Hawaïaanse koningshuis en de eilanden stonden open voor avonturiers van allerlei slag. Allereerst verwierf Schlemmer de exclusieve rechten op de guanowinning, vervolgens vestigde hij zich op Laysan met familie en personeel en uiteindelijk riep hij zichzelf uit tot vorst. Maar erg gelukkig was zijn koningschap niet. Omdat de guanovoorraad al zo goed als afgegraven was, moest koning Max omzien naar andere inkomsten. Het werd de verenhandel. Hij exporteerde voor tonnen aan veren en vleugels naar het buitenland, zodat de vogelstand op Laysan binnen enkele jaren was uitgeroeid. Dus moesten ook de schildpadden en de zeerobben op het eiland eraan geloven. Tot overmaat van ramp besloot Schlemmer vervolgens konijnen te gaan fokken. Die plantten zich in recordtijd voort en hadden binnen enkele jaren het gehele eilandje kaalgevreten.

Koning Max Schlemmer zorgde eigenhandig voor de ondergang van zijn eiland.

Toen een onderzoekscommissie van de Amerikaanse Bird Reservation op Laysan neerstreek, bleek het bedekt met de lijken van honderdduizenden vogels. Het ooit zo weelderig begroeide eilandje was veranderd in een miniwoestijn, het koninkrijk van Max I uitgelopen op een ecologische nachtmerrie. Toch mocht hij op Laysan blijven, hoewel zijn sollicitatie als natuuropzichter om begrijpelijke redenen werd afgewezen. Om te overleven slachtte Schlemmer de laatste albatrossen en ook de eieren van de allerlaatste zeeschildpad gingen in de pan. Ten prooi gevallen aan honger en andere ontberingen vertrok het gezin Schlemmer in 1913 van het eiland. Hun boot liep vast op een rif. Aan boord van een Amerikaanse kruiser werden de koninklijke drenkelingen naar Honululu overgebracht. De laatste koning van Laysan stierf in 1935 in San Francisco, waar hij werkte als klusjesman in een appartementencomplex.

Mormonenkoning Jesse Strang stierf op dezelfde wijze als zijn idool Julius Caesar.

Met de meeste zelfbenoemde koningen loopt het slecht af. Zo ook met James Jesse Strang uit New York. Deze postbode had al vanaf zijn jeugd de brandende ambitie om het eens tot koning te schoppen. ‘Jammer genoeg ben ik voorlopig niets meer dan een boerenkinkel’, schreef hij in 1832, 19 jaar oud, in zijn dagboek. ‘Ik had tegen deze tijd al lid van het parlement moeten zijn, of een generaal, wil ik ooit de gelijke zijn van Caesar of Napoleon.’ Met zijn gezin sloot Stang zich aan bij de mormonenkerk. Nadat Joseph Smith, oprichter van de sekte, in de gevangenis was vermoord, stapte Strang naar voren als diens wettige erfgenaam. Het leidde tot een scheiding der geesten binnen de mormonengemeenschap. Met 250 getrouwen trok Strang naar Beaver’s Island, diep in de bossen bij het meer van Michigan, waar hij zich op 8 juli 1850 uitriep tot koning. Bij de lokale bevolking – veelal vissers uit Ierland – maakte hij zich niet populair met zijn voorliefde voor lijfstraffen, en ook de door hem uitgevaardigde belastingen vielen niet goed. Daarnaast verordonneerde hij polygamie voor zijn onderdanen: zelf had Strang vijf echtgenotes en twaalf kinderen. Opstand brak uit toen Stang overging tot een verbod op de productie van whisky, een bloeiende bron van inkomsten voor de eilandbewoners. Het gevolg was een whisky-oorlog, waarbij zelfs de Amerikaanse marine moest ingrijpen. In 1856 werd koning Strang onder een regen van messteken vermoord door veertig man uit zijn eigen aanhang. Zo leek zijn dood in elk geval wel op die van zijn idool Julius Caesar.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel op prijs stelt en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je een klein en onafhankelijk tijdschrift in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -