Adriaan Boiten

Interview met Els Witte: Koning van België is bindmiddel

In België is ‘afscheidingsrepublicanisme’ een zaak voor Vlaamse nationalisten en voor de rest non-existent in de politieke verhoudingen, aldus de invloedrijke Belgische historica Els Witte. Adriaan Boiten interviewde haar.

Tekst Adriaan Boiten

Een interview met Els Witte kan niet anders dan een aantal verrassingen opleveren die het zwart-wit-beeld van de geschiedenis weerleggen. De hoogleraar, momenteel met emeritaat om onderzoek te doen naar het Belgische republicanisme van na 1830, neemt geen genoegen met de voor de hand liggende antwoorden en graaft dieper in de materie dan menig vakgenoot. Ze noemt haar methode slow history. Ze maakt zich er niet populair mee bij historici die zich graag scharen aan de kant van de winnaars van de geschiedenis. Ze wijst meer dan eens op het complexe karakter van veranderingen en op de krachten van continuïteit en synthese. Zo diepte ze uit de bronnen op dat het niet veel had gescheeld of prins Willem van Oranje, zoon van de Nederlandse koning Willem I, in 1830 werkelijk koning van België was geworden (werd vergeten). Toch kan Witte niet beschuldigd worden van sympathie voor de Oranjezaak: ze blijft het Nederlandse vorstenhuis consequent de Nassaus noemen, in de wetenschap dat de ‘Oranjes’ in 1702 in mannelijke lijn waren uitgestorven en dat het heersende vorstenhuis feitelijk Nassau-Dietz heette. Het is een kleine steek onder water van een anders beminnelijke wetenschapper.

Hoe kijken de Belgen momenteel aan tegen hun koningshuis en de republiek?

‘In België heeft de koning meer macht dan bij u in Nederland. Sinds een aantal jaren is de koning in Nederland niet meer betrokken bij de kabinetsformatie. In België heeft koning Filip nog steeds een grote rol in de regeringsvorming. Het federale staatsmodel van het land maakt die functie des te urgenter vanwege de verdeeldheid tussen Nederlands- en Franssprekenden. De koning is een bindmiddel. De enige grote partij die de republiek wil is de Vlaams-nationalistische NV-A. Het republicanisme heeft daardoor bij ons in België een nationalistische bijklank gekregen, die lijnrecht ingaat tegen het bestaande federale model.’

Toch is de natie begonnen als een ‘gekroonde republiek’ – de term die liberalen gebruikten voor de Constitutie van 1831.

‘Dat was tactiek! De republikeinen en radicalen wilden van België in 1830 een echte republiek maken. Ze vormden een minderheid, maar waren niet zonder invloed. Er bestonden republikeinse verenigingen en republikeinse kranten. Louis de Potter – de separatistische leider – streefde naar een federalistische republiek. Andere leiders stonden een republiek voor ogen naar Frans model: een gecentraliseerde eenheidsstaat. De republikeinen waren het sterkst gekant tegen de Nassaus en dus vehement tegen de troonsbestijging van de Nederlandse kroonprins. Er ontspon zich een tactisch politiek spel, waarin de behoudende liberale vleugel van de revolutie de Constitutie ging uitleggen als een “gekroonde republiek” om de aanhangers van de republiek voor zich te winnen. De grondwet legde op die manier wel belangrijke beperkingen op aan de vorstelijke macht. In de nieuwe Belgische grondwetgevende vergadering was de meerderheid aanvankelijk overigens niet afkerig van de troonsbestijging van de prins van Oranje!’

De kans op een koning Willem I van België was dus levensgroot aanwezig?

‘Inderdaad was die kans reëel. Prins Willem werd gesteund door Engeland, Rusland en Pruisen en leek voor deze mogendheden de geschikte kandidaat. De eerste stemmingsronde (november 1830) verliep in het voordeel van de Nassaus. De prins van Oranje stond echter onder druk van zijn vader om de kroon niet aan te nemen en weifelde op cruciale momenten om de volgende stap te zetten en vanuit Antwerpen – een Oranje-bolwerk – naar Brussel op te trekken.’

Volgens Els Witte ging het momentum wegens dit getwijfel voorbij. Dankzij het dreigement van Engeland om prins Willem met geweld op de troon te zetten, gingen aan Belgische kant de hakken in het zand. Om de republikeinen tegemoet te komen werd eind november 1830  besloten de Nassaus voor altijd uit te sluiten van de Belgische troon.

Els Witte: ‘Prins Willem gaf niet op en er volgden twee pogingen tot staatsgreep, waarvan de tweede bijna lukte. Het republikeinse verzet voorkwam aldus de troonsbestijging, terwijl ook de Oranjeklanten verdeeld waren (koning Willem I steunde immers zijn zoon niet). Uiteindelijk werd Leopold, hertog van Saksen-Coburg, als kandidaat naar voren geschoven. Hij was gelieerd aan het Britse koningshuis en was protestants, dus kreeg de steun van Engeland. Om Frankrijk over de streep te trekken, zou hij huwen met de Franse koningsdochter Louise Marie van Orléans en beloofde hij zijn kinderen katholiek op te voeden. Zo geschiedde dat Leopold koning van België werd.’

Wat deden de republikeinen?

Professor Witte doet hier uit de doeken dat de republikeinen het er niet bij lieten zitten; zij planden een coup tegen Leopold I, die echter mislukte. Ondanks het mislukken van orangistische en republikeinse staatsgrepen, hield de oppositie niet op om tegen de jonge monarchie te agiteren. Els Witte: ‘Republikeinen en orangisten trokken zelfs enige tijd gezamenlijk op! Het mocht niet baten. Uiteindelijk bleef er ook van de “gekroonde republiek” weinig over. Belgische staat had weliswaar een vrij progressieve grondwet, maar werd in de praktijk een sterk monarchistische eenheidsstaat. De revolutie van 1848 –  die in Nederland het parlementarisme introduceerde –  werd in België hard neergeslagen. Democraten en republikeinen werden ter dood veroordeeld, maar kregen uiteindelijk strafvermindering. De politieke strijd om democratie en republiek na 1830 was bij ons in België veel harder dan in bij u in Nederland, waar de republikeinen politiek weinig van zich lieten horen.’

Was er steun voor het Franse bonapartisme, met name in Wallonië?

‘Er bestond inderdaad een groep “réunionisten”, die vooral om economische redenen streefden naar hereniging met Frankrijk. Dat zou echter niet betekend hebben dat België een republiek zou zijn worden; Frankrijk was immers na de revolutie van 1830 een monarchie gebleven. Verder was de herinnering aan de Franse overheersing niet onverdeeld positief. Van 1794 tot 1814 was België deel van Frankrijk. In 1798 brak er een opstand uit tegen de Franse overheersing: de Boerenkrijg. Het was een rebellie van katholieken en aanhangers van het ancien regime. Na 1802 sloot Napoleon vrede met de katholieke kerk en nam het verzet af. Onder Napoleons restauratiepolitiek was geen sprake meer van republikeinse agitatie, terwijl later Willem I wel toestond dat radicale, Fransgezinde republikeinen die de Franse koning aan de deur had gezet, zich in het zuiden van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden  konden vestigen.’

Willem I was dus in feite liberaler dan Leopold I?

‘Dat ook weer niet. Willem I combineerde Verlichtingsprincipes met vorstelijk autoritarisme en het republicanisme was tijdens zijn restauratieregime taboe en dat zal na 1830 niet anders zijn. Ook na 1830 werd het gezien als een bedreiging voor de eenheid van de Belgische natie. Het nationalisme overstemde alle andere politieke stromingen, inclusief het moderne liberalisme.’

Konden de republikeinen niet teruggrijpen op de kortstondige republiek de Verenigde Nederlandse Staten die in 1790 het licht zag?

‘Deze staat was niet republikeins in de huidige betekenis van het woord. Het was een uitvloeisel van de Brabantse Omwenteling (een opstand tegen de keizerlijke politiek van Jozef II in 1789, die de oude privileges en vrijheid van de ‘Blijde Incomste’ vervallen verklaarde – AB). De beweging bestond uit ‘statisten’ die traditioneel ingesteld waren en steun zochten bij het stadhouderlijke Oranjebewind in het Noorden en de zogenaamde vonckisten die een democratische republiek nastreefden. De statistische leider – Hendrik van der Noot – bood prins Frederik, de broer van de latere koning Willem I, het stadhouderschap van de Verenigde Nederlandse Staten aan. Dit voorstel werd door het hof in Den Haag en raadspensionaris Van der Spiegel niet serieus genomen omdat er te weinig steun voor was in de Zuidelijke Nederlanden zelf. Er brak een burgeroorlog uit tussen beide facties en de confederatie ging ten onder. Wel werd door sommige traditionalisten “1830” gezien als een “tweede kans” op een Belgische staat. Dit sentiment was echter nationalistisch van aard, zeker niet republikeins. We hebben bijvoorbeeld de Belgische driekleur aan de Brabantse Omwenteling te danken: hèt nationalistische symbool bij uitstek.’

Instrumentale functie

Volgens Els Witte konden radicale democraten en socialisten in de 20ste eeuw het taboe op het republicanisme enigszins doorbreken, maar België bleef een constructie om de grote verdeeldheid tussen Nederlands- en Franstaligen te kanaliseren. De koning had daarin een instrumentale functie en nog steeds –  in het federale model –  wordt de koning vooral gezien als bindmiddel. In 1984 is een Hof van Arbitrage  (vanaf 2007 het Grondwettelijk Hof) in het leven groepen om met name taalconflicten op te lossen. Het republicanisme dat soms nog de kop op steekt is Vlaams-nationalistisch van karakter en niet federaal. De ‘constructie’ België laat geen verdere politieke experimenten toe en zeker geen ‘afscheidingsrepublicanisme’.

Els Witte tot besluit: ‘In België zou ook nooit een document als de Akte van Verlatinghe als “Pronkstuk” van de natie kunnen worden gekozen; het houden van een dergelijke verkiezing met nationalistische inslag acht ik zelfs heel moeilijk binnen de huidige verhoudingen.’

 

 

Belgische troon ging

aan Nassaus voorbij

 

De Nederlandse koning Willem I maakte in zijn leven twee keer mee dat een naast familielid de leiding over België kreeg aangeboden. In 1789 ontving zijn broer Frederik van de opstandeling Hendrik van der Noot het aanbod om stadhouder te worden van de Verenigde Nederlandse Staten – een vroeg-Belgische confederatie die al snel aan burgeroorlog ten onder ging. De latere koning Willem I zou dit aanbod naar eigen zeggen nooit vergeten hebben en memoreerde eraan toen hij vorst van een Verenigd Koninkrijk wilde worden. Willem I kon het in 1830 echter niet verkroppen dat zijn zoon Willem koning van België zou worden. De Britse kroonprinses Charlotte werd geacht de gedroomde echtgenoot van kroonprins Willem te zijn. Waarschijnlijk door Willems ‘onnatuurlijke lusten’ ging dit huwelijk in 1814 niet door. In plaats daarvan trouwde Charlotte met Leopold, hertog van Saksen-Coburg. Ze stierf kort daarna, in 1817, in het kraambed. Leopold kwam hier naar eigen zeggen nooit overheen, maar snoepte in 1830 ook de troon van de prins van Oranje af en werd koning Leopold I van België.

 

Chronologie

 

1128: Galbert van Brugge schrijft in zijn kroniek dat de nieuwe graaf van Vlaanderen, de Normandiër Willem Clito, te maken krijgt met een opstand van Vlaamse steden die stellen dat de erkenning van een vorst conditioneel is en dus kan worden opgezegd

1302: De Guldensporenslag te Kortrijk tussen Vlaamse steden en de Franse koning: de Vlaamse rebellen winnen,

1356: De Blijde Inkomst beperkt de macht van de vorst in Brabant en bevat een ongehoorzaamheidsclausule. Koning Filip houdt na zijn troonsbestijging in 2013 Blijde Inkomsten door heel België.

1579: In Vlaanderen  ontstaan calvinistische stadsrepublieken die Filips II als graaf van Vlaanderen afzweren, twee jaar voordat het Noorden hetzelfde doet met de Actie van Verlatinghe

1787: Begin van de Brabantse Omwenteling als reactie op de hervormingspolitiek van de Oostenrijkse keizer Josef II, die de Blijde Inkomst naast zich neerlegt.

1790: Stichting van de kortstondige, confederale Verenigde Nederlandse Staten; prins Frederik wordt verzocht stadhouder te worden te midden van orangistische manifestaties

1792: De eerste Nederlandstalige Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger door Belgische bannelingen in Frankrijk.

1794: België wordt deel van de unitaire Franse Republiek

1802: De Beloken Tijd (Belgisch verzet tegen de Franse overheersing) komt ten einde door de Napoleontische restauratiepolitiek ten koste van 10.000 doden.

1815: De Belgen stemmen tegen de nieuwe grondwet van het Verenigd Koninkrijk, maar die wordt toch aangenomen doordat Willem I besluit de thuisblijvers bij de voorstemmers op te tellen.

1815-1830: Willem I tolereert radicale republikeinen die tijdens de Franse Tijd de Jakobijnen  steunden en door de Franse koning werden uitgezet. Politiek actief kunnen ze niet zijn want het republicanisme wordt niet geduld.

1830: De Belgische Revolutie, waarbij de republikeinen en de radicalen opvallen door een sterk ‘anti-Nassau’ sentiment.

1831: De ‘Nassaus’ worden uitgesloten van de Belgische troon na het echec van Willem, prins van Oranje (de zoon van Willem I). Desondanks wordt België een constitutionele monarchie waarbij de koning van meet af aan de nodige macht krijgt om het land bijeen te houden .

Na 1830: Het (democratische) republicanisme wordt taboe in de jonge monarchie.

 

Het verdriet van Groningen & Belgisch royalisme en republicanisme nader bezien

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 14, NR.1, MAART 2018

Het Verdriet van Groningen & Belgisch royalisme en republicanisme nader bezien

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

Ode aan Laurent, broer en bliksemafleider
Ricus van der Kwast

Belgische koning is bindmiddel. Interview met Els Witte
Adriaan Boiten

‘Sire, België is voor u verloren’: het Waterloo van Willem I 
René Zwaap

Het Hart van Duisternis van Leopold II 
Lodewijk Brunt

Gordon Bennett: de man die Stanley naar Leopold zond
Maurits van den Toorn

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: Republiek zoekt partij
René Zwaap

Van het republikeins front: knipkunstenaar Jos Deenen geeft Wilhelmus-les

Oranje boven, Groningen naar beneden
René Zwaap

Icoon van de vrijheid: Plakkaat van Verlatinghe
Anton van Hooff

De jonkvrouw en het referendum
Tseard Zoethout

Hans Hillen: Populisme exit met districtenstelsel
Gijs Korevaar

Het potjeslatijn van Thierry Baudet
Anton van Hooff

Sprookjesboek
Marcel van Roosmalen

Tom Poes en het Kroonjuweel
Manuel Kneepkens

Dichtende hermenlijnvlooien (aflevering 2)
Paul Damen

Voorpublicatie: Niets te kiezen, of: Hoe sterk is de republikeinse burgemeester?
Ries Roowaan

Boekrecensie: de biografieën van Marinus van der Goes van Naters en Max van der Stoel
Maurits van den Toorn

Boeksignalementen

Maurits van den Toorn

Van de voorzitter
Bart Gruson

Appeltjes van Oranje: Majesteitsschennis op zijn Gronings

Column Hans Maessen: het verdriet van Groningen

 

 

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

Orangisme versus populisme?

Het anti-koningshuissentiment dreigt in deze bange tijden te worden gekaapt door populisten aan de uiterste rechterzijde. Over wat zij in de plaats van de monarchie zouden willen stellen hoeven we ons geen illusies te maken. Als gevolg van deze dreiging is nu bij velen de illusie ontstaan dat alleen de koning ons scheidt van een populistische dictatuur en dat het koningshuis garant staat voor beschaving. Zij tonen zich daarom allergisch voor het republikeinse streven, net zoals diezelfde bange Hollander direct achter het bankstel springt bij woorden als ‘directe democratie’, ‘volkssoevereiniteit’ of ‘referendum’.

Eeuwen orangistische heerschappij heeft het Nederlandse volk opgezadeld met een ernstig minderwaardigheidscomplex en twijfel aan de eigen handelingsbekwaamheid en het eigen beoordelingsvermogen.

Wat in deze afweging gemakshalve wordt vergeten is dat het orangisme zich dwars door de gehele Nederlandse geschiedenis heen  altijd heeft bediend van alle denkbare populistische machinaties. De machtsbasis van Oranje is gebaseerd op een pact met het gepeupel sinds ‘Vader des Vaderlands’ Willem de Zwijger de sluizen wijd open zette voor de terreur van een protestantse taliban. Het orangisme was nooit iets anders dan een populistisch machtsmiddel. Iedere concessie die het deed aan andere waarden dan primitief eigenbelang moest worden afgedwongen. Van harte ging het nooit.

Het republikeinse streven in Nederland daarentegen valt historisch samen met de hoogste beschavingsidealen. Ik noem in dit verband Hugo de Groot, Spinoza, Johan de Witt, Joan Derk van der Capellen tot den Pol, Multatuli. Maar de lijst is oneindig veel langer.

Het ware republikeinse streven in Nederland is dan ook niet minder dan een beschavingsmissie, en zie daar het werkveld van dit tijdschrift. ‘De Republikein, tijdschrift voor de betrokken burger’ bestaat nu twaalf jaar. Het is indrukwekkend hoeveel journalisten, columnisten, schrijvers, denkers, dichters, historici, sociologen, juristen, filosofen, tekenaars, beeldend kunstenaars e.v.a. geheel belangeloos hun bijdragen leveren aan de continuïteit van deze bijzondere titel. Er is anno 2017 iets aan het gebeuren met het republikeinse streven in Nederland. Het dreigt levensvatbaar te worden!

Daarnaast zijn de banden met het Nieuw Republikeins Genootschap – dat binnenkort zal fuseren met het oudere Republikeinse Genootschap – aangehaald. NRG-voorzitter Hans Maessen werd de vaste columnist van het blad. Er kwam samenwerking op het gebied van een groot onderzoek naar de verborgen kosten van de monarchie waaraan het NRG zich heeft gecommitteerd binnen het verband van de Alliance of European Republican Movements. Dankzij onze webmaster Adriaan Boiten kreeg het blad een geheel vernieuwde website (zie www.derepublikein).

De Republikein heeft alles in zich om uit te groeien tot een volwassen medium. Maar alleen met vrijwilligers lukt dit niet. Een professionaliseringsslag is nodig. Te weinig mensen zijn op de hoogte van het bestaan van dit blad. Te klein is het bereik, te klein de oplage. En daarom doe ik hier een beroep op een ieder die een bijdrage wil leveren aan de groei van dit blad tot een stem die tot in iedere hoek en uithoek van het Koninkrijk kan worden gehoord. U allen heeft nu de unieke kans een bijdrage te leveren aan een grote stap voorwaarts voor republikeins Nederland: een volwassen blad dat een tegengeluid kan bieden aan de steeds meer voor de Gouden Koets gespannen massamedia. De redactie is dankbaar voor iedere suggestie via onze mailadres redactie@rotestsite.nl.

 

Leve de Republiek, leve de Republikein!

 

René Zwaap

Hoofdredacteur ‘De Republikein’

De islamitische republiek. Een conservatieve revolutie

Uit: De Republikein, no. 4, december 2006, jaargang 2

De islamitische politica is doordesemd van een radicaal anti-monarchisme. In combinatie met theocratische denkbeelden heeft dat geleid tot een unieke versie van het republikanisme. De Iraanse geestelijke Ruholla Khomeini heeft als eerste een republiek gegrondvest op de idealen van deze politieke islam. Hij greep terug naar de oude polis Medina van de profeet Mohammed.

In 1989 sprak de geestelijke Ruholla Khomeini, de stichter van de islamitische republiek Iran, tijdens één van zijn laatste publieke lezingen, de hoop uit dat onderdrukte moslims wereldwijd ‘onafhankelijke en vrije republieken’ zullen stichten. Het Arabisch-Perzische woord voor republiek is jomhuri, wat zoveel betekent als de islamitische geloofsgemeenschap in zijn publieke verschijningsvorm. De republiek valt in deze opvatting samen met een islamitisch zelfbestuur.

De republikeinse idee van Khomeini is geïnspireerd door de Koran, de sunnah (de handelingen van Mohammed), de hadith (de woorden van Mohammed) en de fiqh (islamitische jurisprudentie). De kern van dit religieuze republikanisme is dat een islamitisch volk alleen zichzelf kan besturen in een islamitische staat volgens islamitische wetten. De leider van de gemeenschap dient een voorbeeldige moslim te zijn; een waarachtige plaatsvervanger (“kalief”) van de profeet Mohammed. Een dergelijke moslimleider wordt niet geboren, maar bewijst zijn uitmuntendheid door studie en moreel gedrag en dient te worden gekozen door een shura (representatieve vergadering) op basis van ijma (consensus). De kalief wordt aan de ummah (gemeenschap) gebonden door de bay’ah (een wederzijdse eed van trouw). Deze eed verplicht zowel de leider als het volk te streven naar hisba (algemeen welzijn) door middel van fadila (publieke deugd). Een ieder is daarbij gelijkelijk in zijn vrijheid beperkt door de sharia; de islamitische wet.

Arabisch anti-monarchisme
Het islamitische republikanisme komt niet uitsluitend voort uit de waarden en de geest van de traditionele islam, zoals hierboven geschetst. Het anti-monarchisme is een regelrechte erfenis van de Arabische stammencultuur die al vóór de islam bestaan heeft.

De traditionele stamleiders, shayks of sheiks, werden gekozen om hun morele leiderschap, niet vanwege hun afkomst. De Arabieren hebben van oudsher een afkeer van het erfelijke koningschap. De sheik is pas geschikt als hij muruwah toont; totale inzet voor het collectieve belang. De eenheid van de stam staat daarbij voorop. Armen, kinderen, ouderen en zwakkeren verwachten bescherming van hun leider.

De islam heeft het morele karakter van dit leiderschapsidee verder versterkt. In de plaats van de wetten van de stam kwam de goddelijk wet, waaraan iedereen gehoorzaamheid verplicht is. De monarchie wordt gezien als een instituut dat niet past bij een systeem waarin god de allerhoogste alleenheerser of ‘monarch’ is. Niemand mag zich verheffen boven de medegelovigen, want iedereen is gelijk in de ogen van god. De ervaring leert immers dat exceptioneel, moreel leiderschap schaars is en zeker niet erfelijk voor handen. Het voorbeeld van een ideale moslimstaat vormde de stadstaat Medina, onder de heerschappij van Mohammed.

Het verval
Na de dood van de profeet Mohammed in 632 na Christus werd de prille moslimgemeenschap bestuurd door de “rechtgeleide” leiders (rashidun), die als waarachtige plaatsvervangers werden beschouwd. Er heerste sociale harmonie en de moslims behaalden grootse militaire triomfen. De kleine moslimstaat Medina van Mohammed groeide in nog geen drie generaties uit tot een enorm wereldrijk. De parallel met de geschiedenis van Rome is daarbij opvallend. De oude Romeinse republiek kon het complexe bestuur van een groot rijk niet goed aan en werd na bittere strijd vervangen door een monarchie. Deze omslag vond in de moslimwereld ook plaats. Voor de islamitische moralisten begon het verval van de ‘geest van Medina’ (de deugdelijke staat van Mohammed) reeds in 661. De laatste ‘goede leider’, Ali, verloor in dat jaar een burgeroorlog met de monarchistische Umayyaden, die een dynastie stichtten om het nieuwe, uitgestrekte rijk te besturen volgens de gewoonten van het Nabije Oosten.

Perzische monarchen
In dat deel van de wereld hadden de koningen absolute macht over hun onderdanen. De grote beschavingen werden er bestuurd als persoonlijke domeinen (patrimoniaal koningschap). De koning was de vader van zijn volk en had de plicht te luisteren naar goede adviseurs. Het volk zelf bezat geen macht, laat staan soevereiniteit.

De verovering door de moslimlegers van Perzië in de tweede helft van de zevende eeuw had grote gevolgen voor de islamitische politica. Voortaan zou de patrimoniale traditie het politieke leven van de moslims bepalen. De islamitische vorstendommen ontwikkelden zich onder deze invloed tot monarchieën met een hoog ontwikkelde hofcultuur. De pragmatisch ingestelde soennieten (de meerderheid van de moslims) accepteerden het koningschap, zolang de monarch de islamitische wetten niet overtrad en de ummah beschermde.

De puriteinse sjiieten, die vooral in Perzië te vinden waren, worstelden met de amorele machtspolitiek van de moslimdynastieën. Zij beschouwden de laatste ‘rechtegeleide’ kalief, Ali, als hun morele en geestelijke leider. De sjiitische geestelijkheid begaf zich voor eeuwen in splendid isolation en hield zich afzijdig van de politiek – om zuiver in de leer te kunnen blijven. Hierdoor kon het koningschap zich in Iran zeer lang handhaven, hoewel het op gespannen voet bleef staan met de strenge morele opvattingen over leiderschap van de sjiitische geestelijkheid. De politieke islam bevond er zich zogezegd in een langdurige sluimertoestand. Uiteindelijk week de Iraanse monarchie pas in 1979 voor een zuiver islamitisch politiek systeem.

Westers kapitalisme
Onder invloed van de patrimoniale monarchie waren de idealen van de islamitische republiek in ongerede geraakt. Zolang de sjah binnen zijn wereldlijke domein bleef, zich niet met de geloofsgemeenschap bemoeide en de sharia gehoorzaamde, heerste in Iran een vrome apathie.Aan het einde van de 19de eeuw kwam een einde aan de betrekkelijke rust, toen de sjah de grenzen voor internationale ondernemingen opende. Het westerse kapitalisme bedreigde de gevestigde belangen – óók van de geestelijken – en de sociaal-economische onrust die dat veroorzaakte kreeg een politieke lading door de herleving van het anti-monarchisme.

De sjiitische traditie heeft altijd meer kans gegeven aan kritiek en zelfstandig denken (ijtihad) dan het traditionele soennisme. Hierdoor ontstond er een beperkte ruimte voor alternatieve opvattingen. Na 1850 brengt het land de eerste echte moslim-humanist (Mizza Malkom Khan) voort en de eerste moderne moslim-republikein (Mizza Ysef Khan). Het groeiende verzet van het volk en de geestelijkheid tegen de pro-westerse monarchie gaf de hervormers de wind in de rug. Er ontstond een moderne massabeweging die de macht van de sjah wilde indammen door middel van een grondwet.

Vanaf 1906 was Iran een paar jaar een constitutionele monarchie. Als voorbeeld voor de constitutite werd de grondwet van België uit 1830 gebruikt. In 1911 werd de oude Iraanse monarchie echter weer hersteld, mede onder druk van conservatieve geestelijken die zich afzijdig wilden blijven houden van de politiek.

Khomeini’s herstel
Pas in 1979 lukt het Ruholla Khomeini om de sjah te verdrijven en de islamitische republiek uit te roepen. Ook deze keer na een opstand van het Iraanse volk en geestelijkheid tegen een in hun ogen veel te pro-westerse sjah. Khomeini’s staatsopvatting is een merkwaardig mengsel van theocratie, aristocratie en democratie. Wat het meest opvalt, is het volstrekt onliberale karakter van de republiek. De meeste macht valt toe aan de marja-at taqlid (de hoogste geestelijkheid, te vergelijken met het pausdom). De president, de Raad van Hoeders (een machtige Senaat van geestelijken) en de volksvertegenwoordiging staan allen onder het morele en geestelijke leiderschap van de marja-at taqlid. De publieke leidraad van Iran wordt gevormd door de fiqh (de islamitische jurisprudentie op basis van de sharia). De Iraanse staatsvorm heet dan ook “velayat-i faqih”: regering door jurisprudentie. De draad van het “rechtgeleide” Medina wordt weer opgepakt.

De sharia is naar de opvatting van deze republikeinen te vergelijken met de Algemene Wil van de westerse filosoof uit de achttiende eeuw, Jean-Jacques Rousseau. De basis van de islamitische republiek is echter niet de soevereiniteit van het volk, maar de soevereiniteit van de sharia. Zoals het gedachtegoed van Rousseau terug te vinden is in de communistische en fascistische volksrepublieken, zo geeft de vereenzelviging van de fiqh met de volkswil aan de islamitische republiek een totalitair en tegelijkertijd populistisch karakter.

Conservatief republikanisme
Het islamitische republikanisme heeft een onmiskenbaar conservatief karakter – het grijpt terug naar het verleden, naar de ideale polis van Mohammeds Medina. Louis Cantori, een politieke filosoof uit de Verenigde Staten, wijst op de overeenkomst met het westerse neo-republikanisme, dat voortborduurt op de waarden van de Romeinse republiek. Cantori zet het neo-republikanisme af tegen het liberalisme, dat na de achttiende eeuw dominant is geworden in het westen. Het klassieke republikanisme benadrukt de sociale en politieke verantwoordelijkheden van de burger (in plaats van het individualisme door het liberalisme), geeft aan de maatschappij een moreel doel (een streven naar een ‘goede samenleving’) en legt minder nadruk op het individuele geluk, zoals liberalen doen.

Een groot verschil met het neo-republikanisme is dat het islamitische republikanisme geworteld is in een geloofsgemeenschap en niet in een politieke gemeenschap. Religieuze wetten zijn er belangrijker dan burgerlijke wetten. De islamitische staat wil niet liberaal zijn, maar belangrijker dan dat: vooral niet seculier zijn.

Het is ironisch dat de ‘conservatieve republiek’ van Khomeini de revolutionaire afrekening vormde met een periode van 1300 jaar dynastiek bewind en hierdoor een progressief karakter draagt. Daar waar bijvoorbeeld de Turken onder leiding van Mustafa Kemal ‘Atatürk’ hebben gekozen voor een westerse, seculiere republiek, heeft Khomeini het aangedurfd om de politieke islam te wekken uit zijn lange winterslaap en het islamitische republikanisme tot een ‘inspirerend ideaal’ te maken voor veel (jonge) moslims wereldwijd.

Adriaan Boiten