artikelen - Page 6

De duivels van Laurent

Niet de brave koning Filip, maar zijn onmogelijke broer prins Laurent fungeert als de tweecomponentenlijm die de Belgische federatie bij elkaar houdt. Onze België-correspondent Ricus van der Kwast brengt een ode aan een prins zonder budget maar met het hart op de tong.

 

Illustratie Dominique Claerbout

 

Ooit wist ik van een prins die niets te doen had en daar depressief van werd. De prins had een schoonvader die ook prins was. Die had evenmin wat te doen, maar had daar geen last van. Ik mocht die depressieve prins wel. Dat was lang voordat ik zo’n twintig jaar geleden naar België toog en over Prins Laurent struikelde.

 

Koningshuizen bekijk ik meestal maar met een half oog, maar Laurent was niet te missen. Om de haverklap haalde hij het nieuws. Ook bij hem was er aan depressieve buien geen gebrek, het zorgde er zelfs voor dat hij in 2014 in een kunstmatige coma gehouden moest worden. Verleden jaar augustus was het weer raak en liet hij zich ziek schrijven, notabene met doktersbriefje. Hij was verwoest door de stress, aldus zijn advocaat. Pas in januari, na vijf maanden, verscheen hij weer in het openbaar. Hij prijkte pontificaal op de cover van de Belgische uitgave van Paris Match. ‘Prince Laurent: plus de 20 ans de casseroles’, kopte de website van de Franstalige publieke omroep RTBF op 8 februari. Zelf was ik in die twintig jaar door drie fasen gegaan in mijn gevoelens voor Laurent. Aanvankelijk mocht ik hem, de rebel met of zonder reden, de buitenstaander. Dat sloeg in de loop der jaren om en ik vond hem alleen nog dom, grof en een sjacheraar. Maar toen ik recente foto’s van hem bekeek, zag ik aangeschoten wild, een man als een beer die angstig, argwanend in de camera keek. En ik voelde begrip en zelfs weer wat sympathie opwellen. Hoe is het allemaal zover gekomen?

Tweederangsmonarchie

Het Belgische Koningshuis heeft op mij altijd de indruk gemaakt van een tweederangsmonarchie. Je hebt het gevoel dat ze niet echt meespelen op het hoogste niveau, waar de lakens worden uitgedeeld door de Oranjes en de Windsors. Het begint al bij de Grondwet. Waar Willem Alexander koning is bij de gratie Gods, is Filip dat bij de gratie van het volk. Het mag vandaag als een holle frase klinken, je ziet het volksere in van alles terug.

 

Allereerst natuurlijk in het geld. Het vermogen van het Belgische vorstenhuis zal met 12,5 miljoen euro schromelijk onderschat zijn, het blijft hoe dan ook lichtjaren verwijderd van de verzamelde rijkdommen van de Oranjes, die met 300 miljoen euro ook onderschat zijn. Ook de kosten van de monarchie liggen in Nederland drie keer zo hoog, ongeacht of je de directe kosten (in België op jaarbasis zo’n 14 miljoen euro) of totale kosten (hier geschat op 40 miljoen euro per jaar) als uitgangspunt neemt.

Je hoort het terug in de taal, in het accent. Ik heb het niet over het Nederlands, dat voor de familie altijd de tweede taal zal blijven. Ik heb het over hun Frans. Dat is niet het Frans uit de rijke gemeenten rond Brussel in Waals-Brabant, maar het is dat van de gewone Brusselaar. Niet plat, maar zeker niet chique.

 

En je ziet het terug in alledaagse dingen. Als ik me aanmeld voor de plaatselijke basketbalclub in een gehucht van amper 1500 inwoners, verbaast het me dat de club het predikaat ‘royal’ draagt. Ik vermoed een geschiedenis à la Koninklijke HFC en zijn oprichter Pim Mulier, sportpionier in Nederland. Maar hier is het niets bijzonders, verzekert men mij, een kwestie van minstens vijftig jaar bestaan en de goede formulieren invullen, vooral netjes invullen. Koninklijk is laagdrempelig in dit land.

Laurent is in 1963 geboren, als derde en jongste kind van Albert en Paola. Door een grondwetswijziging in 1991 waardoor ook vrouwen in aanmerking komen als vorstin zal de troon voor hem definitief uit zicht raken. Hij staat anno 2018 op nummer twaalf in de rangorde van troonopvolgers. Opgroeiend in een disfunctioneel gezin van louter eenlingen voelt hij zich verwaarloosd. Vergeleken met zijn broer Filip en zus Astrid lijdt hij hier veel meer onder. Het verklaart zijn levenslange liefde voor dieren, de enige wezens die hem lijken te begrijpen. In zijn tienerjaren wordt hij onhandelbaar. Hij doorloopt een zigzagtraject langs diverse middelbare scholen dat hij afmaakt op een kadettenschool, waar hij het mikpunt van treiterijen en spot is. Hij bezoekt vervolgens een paar jaar de Koninklijke Militaire Academie. Hij wordt helicopterpiloot, duiker in de marine en behaalt er uiteindelijk de rang van Kapitein-ter-zee.

Uitlaatklep

Dan dient zich het volgende probleem aan. Het wordt tijd om iets te verzinnen wat een invulling aan zijn werkende leven kan geven. Om zijn passie voor dieren een uitlaatklep te geven wordt de Stichting Prins Laurent voor het welzijn van huisdieren en wilde dieren opgericht. Men zoekt nog naar een tweede, ernstigere activiteit. Laurent heeft wel wat met ecologie, heeft hij zich eens laten ontglippen: ziehier de Belgische variant van watermanagement. In 1994 wordt voor hem het Koninklijk Instituut voor het Duurzame Beheer van de Natuurlijke Rijkdommen en de Bevordering van Schone Technologie (KINT) in het leven geroepen, gevestigd in zijn woonhuis. Hij wordt de voorzitter en het instituut wordt gefinancierd door de drie gewesten en enkele bedrijfssponsors, voor in totaal een kleine miljoen euro per jaar. Laurent lijkt van de straat.

 

Hij raakt verwikkeld in het marineschandaal dat in 2006 aan het licht komt. Tussen 1996 en 1998 werden marinegelden doorgesluisd via een systeem van valse facturen en uiteindelijk aangewend voor privédoeleinden. Het gaat om een fraude met een totaalomvang van 2,2 miljoen euro. Een deel daarvan, iets minder dan 200.000 euro, is gebruikt voor het opknappen van de Villa Clémentine, de woning die de prins kosteloos bewoont. Van de twaalf beklaagden, goede bekenden van de prins, zullen er twee tot een gevangenisstraf veroordeeld worden, de overigen komen er vanaf met een boete en een taakstraf. De prins zal nooit als verdachte beschouwd worden in deze zaak. In 2007 wordt wel een speciaal Koninklijk Besluit opgemaakt, dat het mogelijk maakt Laurent als getuige te horen. Hij verklaart dat hij wist dat het geld van de marine afkomstig was, maar niet dat het frauduleus verkregen was. Waarom de zeemacht zou moeten betalen voor zijn tapijten en tuinverlichting, heeft hij zich nooit afgevraagd. Vanaf nu liggen de financiën, de dotaties en onkostenvergoedingen van Laurent onder het vergrootglas, evenals de subsidies voor zijn werkzaamheden. Het leidt er toe dat het KINT in 2009 wordt opgeheven.

Puur amusement

Luisteren naar Laurent en zijn capriolen is intussen puur amusement.Als snelheidsmaniak op de weg raakt hij al in 1987 een eerste keer zijn rijbewijs kwijt. Ook nadien wordt hij herhaaldelijk aangehouden. Hij bepleit daarom een apart rijbewijs voor wagens die 300 km/uur kunnen rijden. Die voorliefde voor snelle auto’s gaat niet altijd samen met zijn liefde voor dieren. Maar daar heeft de prins wat op gevonden. Hij rijdt extra voorzichtig in de paartijd, die periode dat dieren zich voortplanten en immers meer kilometers maken.

Het stof blijft achter hem opwaaien en journalisten volgen hem op de voet. Hij zou een verhouding hebben met Wendy Van Wanten, het Vlaamse model dat ook in Nederland bekendheid verwierf dankzij de Pin Up Club. Hij wordt meer dan eens betrapt als hij in een vliegtuig met een ticket economy class in de business class gaat zitten. De laatste jaren laat hij zich vooral van een zachte, spirituele kant zien. De dood fascineert hem. Hij spreekt sinds zijn coma regelmatig met de doden. Ze antwoorden hem ook, woordloos, in tekens, en gidsen hem. Je houdt je hart vast.

 

De diplomatieke en politieke incidenten stapelen zich ondertussen op. Hij overweegt Reza Pahlavi, zoon van de voormalige sjah van Perzië, peter van zijn oudste dochter te maken. Hij maakt omstreden reizen naar Congo, Israël, hij praat voor zijn beurt met diplomaten en politici uit Angola, Sri Lanka. Als hij op 29 juli van het afgelopen jaar op de Chinese ambassade in Brussel de 90e verjaardag van het Chinese leger viert en naderhand foto’s daarvan op zijn Twitter-account plaatst, is de maat vol. De federale regering besluit te snoeien in zijn dotatie van 308.000 euro per jaar: hij moet in 2018 15 procent inleveren. Laurent wil zich kunnen verdedigen in de Kamer. Hij voelt zich aangetast in zijn fundamentele rechten en wil de zaak desnoods voor het Europees Hof voor de rechten van de mens uitvechten.

 

‘Le Prince Laurent est un citoyen comme un autre’, zegt zijn advocaat Laurent Arnauts daarop in een vraaggesprek met La Une. Dat is een fris geluid dat je te weinig hoort over leden van vorstenhuizen. Je ziet hier iemand die zichzelf wil verdedigen. Hij krijgt een dotatie om niets te doen. Hij legt zich daar niet bij neer. Ik begrijp hem. Hij wil een keer schitteren op eigen kracht, dat prachtige uniform met zuurverdiende decoraties aan de wereld tonen. Persoonlijk intrigeert mij de Orde van de Gulden Puntzak het meest. Maar elke keer dat hij wat doet, al is het taart snijden op de Chinese ambassade, loopt hij kans 15 procent van zijn dotatie kwijt te spelen. Tel uit je winst: nog zes keer de deur uit en je kunt op een houtje bijten. Het is om gek en depressief van te worden.

Niet katholiek genoeg

‘Ik heb wat moeten doorstaan door jullie. Allemaal leugens! De mensen verwachten serieuze informatie.’ Het is een uitspraak die je geneigd bent toe te schrijven aan zo’n andere forse vent met blonde kuif, misschien Laurent’s bestemming voor een volgende ongeautoriseerde reis. Laurent zegt het al in 2007, bij één van de gelegenheden waarbij hij journalisten de volle laag geeft. Maar meer nog dan door journalisten voelt hij zich geviseerd door zijn eigen familie. Hij ziet de grondwetswijziging uit 1991, die hem ver terugwerpt in de rangorde van troonopvolgers, het koninklijke besluit uit 2007, dat hem verplicht te getuigen, en de grondwetswijziging uit 2013, die zijn dotaties regelt en bewegingsvrijheid verregaand aan banden legt, als persoonlijke aanvallen. Persoonlijke aanvallen, omdat hij niet katholiek genoeg was naar de zin van Boudewijn, omdat hij niet in de pas loopt. Hij vermoedt achter elk gelekt gerucht een complot van zijn familieleden, foetert openlijk dat zij hem een leven lang gesaboteerd hebben en vergelijkt ze met de Stasi.

 

Het gekke is dat hoe meer paranoïde de beschuldigingen lijken en hoe wilder zijn woedeuitbarstingen worden, hoe meer ik ook geneigd ben hem te geloven. Publiekelijk bespot te worden door je eigen lakeien en hofdichters, het is een lot dat vóór hem waarschijnlijk alleen Brave Sir Robin in Monty Python and the Holy Grail ten deel gevallen is. Het lijkt erop alsof hij, de enfant terrible, als bliksemafleider gebruikt wordt, geofferd wordt om af te leiden van alle andere leden van het koningshuis. Het maakt hem niet minder dom, grof of sjacheraar. Maar de anderen zijn het net zo en komen ermee weg. ‘Economy class’, dat is voor mij het knikpunt. Waar ter wereld vind je een prins die economy class moet vliegen?

 

Waar andere koningshuizen aan volwassen corruptie en miljoenenfraudes doen, sjoemelt Laurent met de kassabonnen van de supermarkt, wat ertoe leidt dat hij in 2014 16.000 euro moet terug betalen. En Laurent een snelheidsduivel? Het is één van de weinige zaken die hij gemeen heeft met zijn vader, wiens overtredingen, die overigens nooit hebben plaatsgevonden, zorgvuldig uit de media gehouden zijn. Ondertussen gaat diezelfde vader tot het uiterste om zijn vaderschap van Delphine Boël te ontkennen, al bestaat daar geen greintje twijfel over. In wat een travestie van een rechtszaak is, één die je doet twijfelen aan de scheiding der machten, oordeelt de Brusselse rechtbank in 2017 dat Albert niet haar wettelijke vader kan zijn, omdat ouderschap niet gereduceerd kan worden tot biologie. Vergelijk dat eens met de heisa rondom Laurent’s vermoede verhouding met Wendy Van Wanten. Wat dan nog? De man was toen verdraaid nog aan toe vrijgezel.

 

Laurent laat zien wat er gebeurt als je een prins loslaat in het wild. Hij laat zien wat er gebeurt als je de bescherming verliest van dat cordon van adviseurs, politici, journalisten dat elk citaat, elke uitglijder van je buffert of wegpoetst.

 

Maar er is meer. Het Belgische Koningshuis bestaat bij de gratie van de Belgische eenheid. De tragiek van de vorst is dat hij daarmee precies dat verpersoonlijkt wat de bron van elk communautair conflict is. Door deze paradox diskwalificeert hij zich meteen als bemiddelaar. Dat was zo in 1950 toen La Question Royale werd opgeworpen en België aan de rand van een burgeroorlog stond. 58 procent van de Belgen was voor de terugkeer van de koning, maar waar een ruime meerderheid van de Vlamingen (72 procent) hem steunde, stemde 58 procent van de Walen tegen. Dat is nog steeds zo in 2017 als een onderzoek van de KU Leuven toont dat nu 66 procent van de Walen de monarchie juist verdedigt, tegen slechts 45 procent van de Vlamingen.

 

Er zijn weinig symbolen die zo sterk zijn dat ze België binden. De Rode Duivels, de nationale mannenvoetbalploeg, zijn zo’n symbool. Als zij in oktober 2015 de eerste plaats op de FIFA-wereldranglijst veroveren, wordt er in het parlement luid geapplaudiseerd voor de voetballers. Alleen de N-VA doet niet mee, wars als de partij is van alles wat pan-Belgisch is. Dat heeft ze geweten. Zij wordt voor haar kleinzielige gedrag teruggefloten door haar voetbalminnende achterban.

 

Er is nog zo’n symbool waar Vlamingen, Walen, Brusselaren, Frans-, Nederlands- of Duitstalig, het roerend over eens zijn: de rol van Laurent als de nationale paljas. Laurent bashing is een geliefde bezigheid, dwars door de gewesten en over de taalgrenzen heen.Zo bekeken bestaat België nog wel even, denk ik. Zo lang de Duivels maar blijven presteren, zolang Laurent zijn streken maar niet afleert. Voor dat laatste hoeven we niet bang te zijn. Laurent is de lijm van een land dat zijn best doet om uit elkaar te vallen. Een bedankje voor hem vanuit Laken lijkt me op zijn plaats. Hij zal er van opvrolijken.

Majesteitsschennis op z’n Gronings

De Groningse journalist Eilert Meeter werd in 1840 veroordeeld tot vier jaar cel wegens het roepen van ‘Weg met de koning!’ Historicus Gerard Aalders beschreef het geval in zijn boek over tweehonderd jaar majesteitsschennis. Momenteel is de Tweede Kamer in conclaaf om het omstreden wetsartikel in kwestie te schrappen.

Tekst: René Zwaap

Wie het staatshoofd beledigt, kan nu nog maximaal vijf jaar gevangenisstraf krijgen en zelfs zijn kiesrecht verliezen. Dat gebeurt op grond van artikel 111 van het Wetboek van Strafrecht, dat ‘opzettelijke belediging’ van de Koning bestraft met een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar of een geldboete. Bij de invoering was dat driehonderd gulden; tegenwoordig is het een geldboete van de vierde categorie, hetgeen neerkomt op 20.250 euro maximaal. Artikel 112 verbiedt de echtgenoot van de Koning en zijn ‘vermoedelijke’ troonopvolger (de kroonprins of kroonprinses) en diens echtgenoot te beledigen. De maximumstraf is hier een jaar minder; de boete blijft echter gelijk. Belediging in geschrifte of per afbeelding (cartoons en spotprenten) wordt in artikel 113 verboden en bestraft met een jaar achter de tralies of een boete van maximaal 8100 euro.

Het debat over de redelijkheid van dit wetsartikel leefde op toen het Openbaar Ministerie (OM) in 2014 actievoerder Abulkasim Al-Jaberi wilde vervolgen, die tijdens een demonstratie tegen Zwarte Piet met ‘Fuck de koning, fuck de koningin, fuck het koningshuis’ voor in potentie 9 jaar gevang bij elkaar schreeuwde. Het OM zag in de zomer van 2015 uiteindelijk onder grote maatschappelijke druk af van vervolging. De Tweede Kamer boog zich onlangs over een wetsvoorstel van D66-kamerlid Kees Verhoeven om het verbod op majesteitschennis uit het wetboek te schrappen. Verhoeven vindt de maximumstraf van vijf jaar buitenproportioneel en stelt dat de Koning gewoon aangifte van smaad kan doen als hij zich beledigd voelt. Tijdens de eerste ronde van het Kamerdebat bleek dat het voorstel zeker nog geen gelopen race is.

Wafelkraam

In dit verband is het interessant te kijken naar een geval in Groningen anno 1840 dat fraai beschreven staat in Weg met de koning!, twee eeuwen majesteitsschennis in Nederland van de hand van historicus Gerard Aalders. In dat jaar deed zich tijdens de Groninger meikermis een geval van majesteitsschennis voor in de wafelkraam van ‘Dove Saar’. De kraamhoudster stond bekend als een vurig Oranjeklant, een portret van prins Willem sierde haar etablissement. Dit bracht echter een groep van ongeveer vijfentwintig studenten in de verleiding een toast uit te brengen op ‘Zijne verheven Nulliteit, Willem Kaaskop’. Geschokt haalde Dove Saar – die kennelijk zo doof nog niet was – het portret van de muur, maar toen begonnen de studenten te roepen dat ze Koninklijke Hoogheid wilden ‘ophangen’ en dat veroorzaakte nog meer consternatie. Even later schalde het ‘Leve de republiek!’ en ‘Weg met de koning!’ door de kraam. Aanwezig was ook de jonge Groningse journalist Eilert Meeter, hoofdredacteur van het eerste republikeinse blad van het land, getiteld De Tolk der Vrijheid, dat speciale aandacht had gewekt bij de handhavers van het gezag. Toen Meeter de volgende dag hoorde dat zijn medekermisgangers waren gearresteerd dook hij onder bij een vriend in Harlingen. Daar werd hij toch al snel gearresteerd, net als zijn uitgever Jan Bolt. Eer kwam een regiment van de cavalerie aan te pas om de orde in Groningen te bewaren. Maar liefst zeventig dagen brachten zij door in voorlopige hechtenis. Al de tijd kon De Tolk niet verschijnen, en dat was wellicht ook het achterliggende motief van de arrestaties geweest. Hun collega-kermisgangers waren inmiddels allemaal vrijgelaten.

Republikeins Genootschap

Ruim een maand na hun vrijlating diende de wafelkraamaffaire voor de Groninger arrondissementsrechtbank. Naast majesteitsschennis werden ze beschuldigd van revolutionaire opruiing en Meeter hing nog een zwaardere straf boven het hoofd omdat er bij een huiszoeking aantekeningen uit de prullenbak waren gewist voor de oprichting van een ‘Republikeins Genootschap’. Onder de regering van Willem I waren geen samenscholingen van meer dan twintig personen toegestaan. Meeter had bedacht om een keten van aparte genootschappen van twintig leden op te richten. Dat kon volgens de aanklager echter worden uitgelegd als het ontketenen van een burgeroorlog, of een poging daartoe, en daarop stond volgens artikel 91 van de Code Pénal de doodstraf. Uiteindelijk eiste de officier van justitie op basis van artikelen uit De Tolk der Vrijheid de maximumstraf van vijf jaar gevangenis ‘welke op het boosaardig lasteren, honen en smaden van Zijne Majesteit den Koning gesteld is’. De rechtbank honoreerde de eis tegen Meeter: hij kreeg de maximumstraf van vijf jaar; uitgever Bolt moest twee jaar achter de tralies. Beiden gingen in hoger beroep bij het Provinciale Hof in Groningen. Meeter, dan 22 jaar oud, voerde zijn eigen verdediging, die hij voorlas van papier. Tijdens het proces in Groningen was hij zo kwaad geworden dat hij soms niet meer uit zijn woorden kwam. Dus las hij liever voor dan uit zijn hoofd te spreken. Bolt gaf Meeters tekst (48 pagina’s) uit en verkocht die voor veertig cent.

Ter verdediging stelde Meeter dat zijn ‘weg met de koning’ onmogelijk als majesteitsschennis kon worden gekwalificeerd. Immers, het had toch even goed kunnen gaan om een koning van de Mammelukken, of Louis Napoleon, de broer van Napoleon, die immers de eerste koning van Holland was geweest. Het mocht allemaal niet baten. Het Provinciale Hof veroordeelde hem tot vier jaar achter de tralies. Bolt kreeg twee jaar.

Audiëntie bij Willem II

Nadat de Hoge Raad het vonnis van het Groningse Provinciale Hof had bevestigd nam Meeter de wijk naar Parijs, waar hij werk vond bij nota bene op de Nederlandse ambassade. Bij verstek werd hij veroordeeld tot nog eens een half jaar cel omdat hij de lezers van de Tolk had opgeroepen petities naar de koning te sturen voor belastingverlaging. Zijn geluk was dat Willem I inmiddels was geabdiceerd en na bemiddeling van de ambassadeur in Frankrijk verleende zijn zoon Willem II Meeter gratie. In september 1841 mocht hij op audiëntie bij de koning, die hem ‘uiterst beminnelijk’ ontving en kende hem een uitkering toe, in ruil voor de belofte dat hij naar het buitenland zou uitwijken en ‘een juist gebruik zou maken van de talenten die de natuur hem had geschonken’. Voortaan diende hij te zwijgen over de koning en zijn zaken.

Meeter kreeg naar hij schrijft in zijn memoires toch steeds weer geld van de koning. Kennelijk chanteerde de goed geïnformeerde schandaaljournalist hem met zijn heimelijk gekoesterde voorkeuren voor de herenliefde. Eilert Meeter week in september 1851 uit naar Groot-Brittannië, waar hij tot zijn dood in 1862 als scheepsbevrachter en vertaler in Briton Ferry werkte. In Londen publiceerde hij in 1857 zijn memoires met de titel Holland, Its Institutions, Its Press, Kings and Prisons. De Nederlandse vertaling – Willem I, Willem II, kranten, kerkers en koningen verscheen pas meer dan honderd jaar later, in 1966.

 

Het verdriet van Groningen & Belgisch royalisme en republicanisme nader bezien

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 14, NR.1, MAART 2018

Het Verdriet van Groningen & Belgisch royalisme en republicanisme nader bezien

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

Ode aan Laurent, broer en bliksemafleider
Ricus van der Kwast

Belgische koning is bindmiddel. Interview met Els Witte
Adriaan Boiten

‘Sire, België is voor u verloren’: het Waterloo van Willem I 
René Zwaap

Het Hart van Duisternis van Leopold II 
Lodewijk Brunt

Gordon Bennett: de man die Stanley naar Leopold zond
Maurits van den Toorn

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: Republiek zoekt partij
René Zwaap

Van het republikeins front: knipkunstenaar Jos Deenen geeft Wilhelmus-les

Oranje boven, Groningen naar beneden
René Zwaap

Icoon van de vrijheid: Plakkaat van Verlatinghe
Anton van Hooff

De jonkvrouw en het referendum
Tseard Zoethout

Hans Hillen: Populisme exit met districtenstelsel
Gijs Korevaar

Het potjeslatijn van Thierry Baudet
Anton van Hooff

Sprookjesboek
Marcel van Roosmalen

Tom Poes en het Kroonjuweel
Manuel Kneepkens

Dichtende hermenlijnvlooien (aflevering 2)
Paul Damen

Voorpublicatie: Niets te kiezen, of: Hoe sterk is de republikeinse burgemeester?
Ries Roowaan

Boekrecensie: de biografieën van Marinus van der Goes van Naters en Max van der Stoel
Maurits van den Toorn

Boeksignalementen

Maurits van den Toorn

Van de voorzitter
Bart Gruson

Appeltjes van Oranje: Majesteitsschennis op zijn Gronings

Column Hans Maessen: het verdriet van Groningen

 

 

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

Youp Republikein van het Jaar

Youp

Het werd dan toch Youp van ’t Hek.  Tijdens de ledenvergadering van het Republikeins Genootschap op 25 november werd hij met één stem verschil boven Gerard Aalders verkozen tot Republikein van het jaar.  Van ’t Hek weet telkens weer de hypocrisie van het koningshuis haarscherp aan de orde te stellen en daarmee het debat over onze staatsinrichting levend te houden.  Aalders heeft met name de mythe rond Prins Bernhard ontkracht en werd met slechts één stem verslagen door van ‘t Hek.

In 2013 werd activiste Joanna van der Hoek de eerste Republikein van het jaar.  In de daarop volgende jaren werden achtereenvolgens Arjen Lubach en Maarten van Rossem verkozen.  En nu dan Youp van ’t Hek.  Drie keer personen uit de culturele hoek, die blijkbaar ongeremd en zonder vrees voor repercussies kritiek op het Koningshuis kan ventileren.  De rest van Nederland houdt zich stil.

Ik heb persoonlijk op Khadija Arib gestemd.  Als voorzitter van de Tweede Kamer heeft zij er voor gezorgd dat op een elegante manier de monarchisten er niet in slaagden de Koning opnieuw een rol in de formatie te laten spelen.  Een cruciale actie in de ontwikkeling van ons staatsrecht.  De opponenten van Arib, kregen in de talk show had Eva Jinek nadrukkelijk een podium aangeboden om de geesten weer rijp te maken voor Koninklijk ingrijpen in de formatie.  Haar gast Jort Kelder vond dat Willem-Alexander aangewezen was om een oplossing te bedenken nadat de formatie met Groen Links was stukgelopen.  Zowel Jinek als Kelder werden dan ook door de republikeinen beloond met een nominatie als Schoothondje van het jaar, degene die het meest dweept met de monarchie.

Het is tekenend dat naast Arib er geen serieuze personen uit politiek of bestuur gekandideerd werden als Republikein van het jaar.  De oorverdovende stilte uit die geledingen van de maatschappij ten aanzien van het republikeinse debat is een omerta.  Praat er niet over als je niet uitgestoten wil worden.  Ook de media doen hier aan mee.  Niet voor niets werd uiteindelijk de NOS verkozen als Schoothondje van het jaar.  De kritiekloze manier waarop ons journaal bericht over onze Koning doet denken aan Noord-Korea.  De NOS loopt volledig aan de leiband van de Rijksvoorlichtingsdienst.   Hier tegenover kreeg RTL-Nieuws een eervolle nominatie als Republikein van het jaar.  De redactie van dit journaal doet zelfstandig onderzoek naar misstanden in de monarchie en trekt menige beerput open.

Nummer twee bij de verkiezing als Schoothondje van het Jaar werd CDA-leider Buma die zich bij menig Nederlander belachelijk maakte met zijn gedram over het Wilhelmus.  Willem van Oranje worden in ons volkslied deugden toegedicht die hij niet bezat.  Zijn verheerlijking is historisch ongepast en biedt nauwelijks inspiratie in onze tijd.  Het is ook geen tekst die erg toegankelijk is om op scholen te bestuderen, gezwegen om het te zingen.  Het lijkt me beter een prijsvraag uit te  schrijven voor een nieuw volkslied met thema’s als vrijheid, gelijkheid en broederschap.  Als republikeinen stellen we ons graag beschikbaar ook uit die inschrijvingen dan een verstandige keuze te maken.

Hans Maessen is voorzitter van het Republikeins Genootschap

Schaamteloos cashen

Tekst René Zwaap

Terwijl in Den Haag de commissie-Van Baalen in opdracht van premier Rutte probeerde de ophef over de belastingvoordelen van het koningschap van zijn politieke angel te ontdoen, incasseerde Koning Willem IV een kapitaal geschenk van zijn moeder in de vorm van het luisterrijke landgoed De Horsten. Belastingvrij, want de koning is dankzij powerplay van het kabinet-De Jong eind jaren zestig vrijgesteld van erf- en schenkbelasting. Pogingen van de PvdA om daar een eind aan te maken – terecht merkte PvdA-parlementariër  Van den Bergh indertijd op dat ‘successierecht een gezonde zaak is. Als dat aantasting van het vermogen betekent – het zij zo. Dat is normaal. Zoals het voor iedereen opgaat, geldt dat dan ook hier’ – strandden op  de ‘God, vaderland en Oranje’-kongsi van christendemocraten en liberalen.

Dat rücksichtlose cashen van de fiscale privileges, juist op het moment dat de Tweede Kamer in alle staten was over een vage belastingdeal ten gunste van het koningshuis, kan niet anders worden geïnterpreteerd dan als een opgestoken middelvinger vanuit het paleis richting het parlement. Kennelijk is de BV Oranje nu werkelijk alle schaamte voorbij. Waant men zich beschut door het feit dat de PvdA inmiddels zo goed als in rook is opgegaan? Dat de voorheen zo koningskritische D66-leider Pechtold inmiddels vakkundig lijkt ingepakt in een coalitie die als speerpunt heeft de jeugd van Nederland de glorie van het Wilhelmus bij te brengen?

Nederland is anno 2017 meer dan ooit eerder in de 20e eeuw een bananenmonarchie. De BV Oranje Nassau lijkt overal mee weg te komen – ook dat prins Bernhard jr. inmiddels een grote huisjesmelker te Amsterdam geworden is, en daarbij met droge ogen volhoudt dat hij zijn onroerend goed-imperium geheel op eigen kracht heeft opgebouwd in plaats van als onderdeel van de gespreide investeringsportefeuille van zijn familiesyndicaat. Opa Bernhard sr. had bij leven al een heel aardige verzameling investeringsobjecten in de Amsterdamse grachtengordel bij elkaar gescharreld.

Inmiddels heeft de redactie van dit blad in opdracht van het Republikeins Genootschap een eigen onderzoek naar de kosten van de monarchie in Nederland uitgevoerd. Mede dankzij tips via onze koninklijke klokkenluidersmeldpunt willyleaks@rotestsite.nl wisten we talrijke mazen in het Nederlandse staatsbestel te vinden waardoor uw belastinggeld heel discreet naar de BV Oranje Nassau vloeit. Natuurlijk, de discussie over de staatskundige toekomst van Nederland mag niet alleen een centenkwestie zijn, maar ook de monarchie zou een stuk goedkoper kunnen als het werd bestierd door een andere familie dan die van Oranje Nassau, die het uitknijpen van departementaal Den Haag als een sport is gaan beschouwen en iedere zwakte aan de zijde van de politiek onmiddellijk omzet in harde valuta. Het rapport is deze maand aangeboden aan voorzitter Hans Maessen van het Republikeins Genootschap en publicatie zal op korte termijn plaatsvinden. In het volgende nummer van De Republikein zullen de belangrijkste bevindingen met u worden gedeeld.

In dit voorliggende nummer kozen we voor een nadere blik op de sporen die het Oranje-huis in de Nederlandse letteren heeft achtergelaten. Paul Damen, auteur van de bloemlezing poëzie geschreven door dictators en andere potentaten Bloemen van het kwaad, presenteert het eerste deel van zijn drieluik over ‘hermelijnvlopoëzie’. Van harte aanbevolen! Dit kostelijke verhaal maakt direct duidelijk, dat ook vanuit literair perspectief een zo rap mogelijk opdoeken van de monarchie van de Oranje-clan een goede zaak zou zijn.

Gedichten voor deze tijd: De Koning-Historicus

De Koning-Historicus

 

In mijn studie over Europa (die niemand ooit zag…)

laat ik de twee Wereldoorlogen samensmelten

tot één

Het Interbellum is dan niets dan een Pauze

 

En in die Pauze werd mijn Mama verwekt

Beatrix

de moeder aller koninginnen…

 

Als haar zoon en troonopvolger

verricht ik nu de geijkte ceremonieën

zij het wat losser. Openingen, lintjes knippen.

Het wordt puik betaald. Gelukkig maar

Máxima moet steeds duurder jurken…

 

Maar als ik ooit een werkelijk historische zin

zou uitspreken, bv

 

               Liever (salon)socialist dan (wc)liberaal!

 

word ik schielijk afgevoerd in een Glazen Koets

naar de Staten- Generaal

 

Daar Troont de Rede….

 

Niemand spreekt zich daar zo zwijgend uit als ik!

 

 

Manuel Kneepkens

Moeder aller republieken

De onafhankelijkheidsstrijd van de Verenigde Staten in de achttiende eeuw zou je de ‘moeder aller onafhankelijkheidsoorlogen’ kunnen noemen. Dat verzet tegen Londen kreeg al snel ook anti-monarchale trekken, zo laat Frans Verhagen zien in zijn onlangs verschenen Geschiedenis van de Verenigde Staten.

Tekst Maurits van den Toorn

Hoewel sindsdien tientallen koloniën zich vaak gewelddadig hebben losgemaakt van hun vroegere moederland, blijft de afscheiding van de VS iets bijzonders: niet de inheemse bevolking kwam tegen de Britten in opstand, maar de  immigranten en hun nazaten uit het moederland hadden geen zin meer in de bedilzucht van de andere kant van de oceaan.

Aanvankelijk werd vooral het parlement vanwege de aan de kolonie opgelegde heffingen en belastingen op de korrel genomen (‘no taxation without representation’), maar na de Boston Tea Party in 1773, de boze reactie daarop van de koning en de benoeming van een ‘koninklijke gouverneur’ in Massachusetts, werd George III steeds meer het mikpunt van de kritiek. Het zal hebben bijgedragen aan de afkeer van een monarchaal stelsel. Overigens opvallend hoe alle betrokkenen haast voorgeprogrammeerd met feilloze precisie die dingen deden die de tegenstander in de gordijnen joegen. Ik moest denken aan het huidige Spaans-Catalaanse conflict, dat daar ook trekken van begint te vertonen.

Je kunt de VS ook goed ‘de moeder aller republieken’ noemen. De keuze om de monarchie na 1776 te vervangen door een republiek klinkt ons nu dan wel logisch in de oren, maar was dat toen veel minder. Zie Griekenland en de Zuidelijke Nederlanden, die toen ze begin negentiende eeuw zelfstandig waren geworden, allebei op zoek gingen naar een loslopende prins of koning. Weliswaar was er sinds 1588 de Republiek der Verenigde Nederlanden, maar dat was een geheel van soms elkaar meer tegen- dan samenwerkende soevereine gewesten, met bovendien een erfelijk stadhouder. Founding Father James Madison was in ieder geval niet erg onder de indruk van de Nederlandse Republiek, zo blijkt uit zijn geschriften in de Federalist Papers.

Perfecte scheiding van machten

Het Amerikaanse staatsbestel was beter doordacht, met een in theorie bijna perfecte scheiding van machten. Hoewel die machtenscheiding in 1787 is vastgelegd in de Constitution, wil dat niet zeggen dat het een statisch geheel is. Aanvankelijk ging het vooral om de keuzes van en voor Thomas Jefferson of Alexander Hamilton. Jefferson dacht aan spreiding van macht, een kleine overheid en veel zelfstandigheid voor de staten. Daarmee was hij romantischer van opvatting dan Hamilton (minister van Financiën), die meer in een sterke federale regering zag die kon handelen ten faveure van handel en industrie.

Hamilton was de modernere denker van beide en kreeg met zijn opvatting gelijk, maar dat wil niet zeggen dat de ideeën van Jefferson niet meer leven. Als buitenstaanders ontgaat ons wel eens hoeveel beleidsvrijheid de vijftig staten nog steeds hebben op allerlei terreinen. Bovendien borrelt het verzet tegen een te machtige overheid – in Washington, wel te verstaan – met grote regelmaat op. De recentste aflevering daarvan was de Tea Party. Gaandeweg worden dergelijke verzetsbewegingen in afgezwakte vorm onderdeel van de mainstream politiek, waarna er een of twee decennia later opnieuw verzet oplaait, waar een van de presidentskandidaten-van-dienst dan weer gebruik van kan maken. De continuïteit van veel dingen is groter dan we vaak denken. Andrew Jackson, ook een ondernemer die zich succesvol als outsider tegen het Washingtonse establishment profileerde, ging Trump al in 1828 voor.

Daarmee komen we op de uitvoerende macht, die zich de afgelopen 230 jaar ontwikkeld heeft op een manier die de Founding Fathers nooit hadden kunnen dromen. Het bijna koninklijke presidentschap dat we tegenwoordig hebben, is heel iets anders dan wat hun voor ogen stond. Ze vreesden zeer voor een eenhoofdig leiderschap dat zich zou kunnen ontwikkelen in de richting van een monarchie. Dat ze desondanks de president vergaande bevoegdheden gaven verbaast nogal. Aanvankelijk waren er zelfs geen beperkingen aan het aantal zittingstermijnen. Pas na de vier termijnen van Roosevelt (door historicus Alfons Lammers ooit ‘koning van Amerika’ genoemd) werd in 1947 in het 22e amendement op de Constitutie vastgelegd dat een president maximaal twee termijnen heeft, ongeacht of die aaneengesloten zijn of niet.

Gelukkig verdwijnen niet alleen goede maar ook slechte presidenten. Tegenstanders van een republiek, die zich in hun afkeer daarvan bevestigd zien door de verkiezing van incompetente of onbetekenende lieden als Rutherford Hayes, Ulysses Grant (een goede generaal maakt nog geen goede president), Chester Arthur (ooit van gehoord?) en vooruit maar, Donald Trump, hebben daar geen repliek op. Dat hadden de Founding Fathers heel goed in de gaten, met hun verse herinnering aan de onafhankelijkheidsoorlog: van een slechte of gekke president kom je heel wat makkelijker af dan van een dito koning.

Ondanks de steeds sterker geworden uitvoerende macht zien we regelmatig dat die macht nog steeds tegen grenzen aanloopt, in de vorm van rechters die besluiten ongrondwettig verklaren en volksvertegenwoordigers in Senaat en Huis van Afgevaardigden die zich niet laten ringeloren en tegen wetsontwerpen stemmen. Dat is precies wat in 1787 de bedoeling was en in die zin functioneert het Amerikaanse staatsbestel nog steeds . Het is goed om daar in deze actuele en goed geschreven geschiedenis van de USA (die uiteraard over veel meer gaat dan alleen de staatsinrichting) weer eens op gewezen te worden, te midden van de opgewonden tweets uit het Oval Office.

 

Frans Verhagen:

Geschiedenis van de Verenigde Staten

Uitgeverij Boom, Amsterdam

Boek ISBN 978 90 5875 814 9

€ 39,90

E-boek ISBN 978 90 5875 815 6

€ 17,90

Zwarte bladzijden met tinten oranje

Zou het een modeverschijnsel zijn, een soort zelfhaat om in de geschiedschrijving vooral oog te hebben voor de verfoeilijke kanten van het eigen verleden? Of is het een reactie op de vooral protestants en oranje getinte geschiedschrijving? In zijn boek Zwarte Bladzijden uit de vaderlandse geschiedenis ontvouwt Rob Hartmans een breed palet aan gruweldaden begaan in naam van vorst en vaderland.

 

Tekst Maurits van den Toorn

 

De Engelse filosoof Roger Scruton muntte het begrip ‘oikofobie’ oftewel ‘een ziekelijke afkeer van het eigene’. Je gaat bij het zien van de titel Zwarte bladzijden uit de vaderlandse geschiedenis van Rob Hartmans haast vermoeden dat daar inderdaad sprake van is. Toch valt dat mee, de auteur maakt in een prettig-ironisch geschreven inleiding duidelijk waarom hij juist aan de minder fraaie kanten uit ons verleden aandacht besteedt: ‘Wanneer we onze hedendaagse maatstaven klakkeloos op het verleden toepassen, zitten we vrijwel de hele tijd afkeurend met ons hoofd te schudden. Je moet dus wel kijken naar de waarden en normen die in een bepaalde tijd golden, maar dat wil niet zeggen dat je geen enkel oordeel kunt vellen. Het is belangrijk om te kijken of er in die tijd zelf al protesten te horen waren, of er toen al kritiek was op bepaalde zaken die wij nu afkeurenswaardig vinden’.

 

Chinezenmoord

Hartmans behandelt een breed palet van zwarte bladzijden, met usual suspects als Jan Pieterszoon Coen (op wiens hardvochtige optreden op Banda ook in zijn eigen tijd al kritiek te horen was), de slavenhandel en de Atjehoorlog, maar ook een aantal minder voor de hand liggende keuzes, zoals de (op z’n minst deels van hogerhand gestimuleerde) Chinezenmoord van 1740 in Batavia, het Zuid-Molukse terrorisme, de krakersoorlog en de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh, met een kritische beschouwing over het populisme en de manier waarop de Nederlandse samenleving daarop heeft gereageerd. De nuchterheid lijkt bij velen nog altijd ver te zoeken, wat blijkt uit het eeuwige gezeur over de “Nederlandse identiteit”, constateert Hartmans.

Of de periode 1795-1813 ook bij deze zwarte bladzijden hoort is twijfelachtig – Hartmans zelf lijkt er ook niet helemaal goed weg mee te weten. Het was immers ondanks opportunisme, baantjesjagerij en samenwerking met de steeds dwingender Franse overheerser een periode waarin het vermolmde staatsbestel werd onderworpen aan een grote verbouwing tot de op moderne leest geschoeide gecentraliseerde staat die in verschillende opzichten de basis vormde waar we nog steeds op voortbouwen. Bovendien blijkt uit recent historisch onderzoek dat zeker niet iedereen klakkeloos collaboreerde, om dat besmette begrip te gebruiken, met de Franse bezetter.

Een paar van die zwarte bladzijden zijn ook oranje bladzijden. Dat geldt voor de executie van Van Oldenbarnevelt, een ‘gerechtelijke moord’ op bevelhebber van stadhouder Maurits, die een soort staatsgreep pleegde door in enkele steden ‘de wet te verzetten’, oftewel  het stadsbestuur te vervangen door mannen die meer op zijn lijn zaten. Een aardig detail over het lakeiengedrag dat wordt vertoond zodra er royalty in beeld komt (het komt niet uit Hartmans’ boek): de gemeente Den Haag heeft in 1934 (!) lang getwijfeld of er wel een standbeeld van Oldenbarnevelt moest komen, omdat het wellicht pijnlijk voor het koningshuis zou zijn.

Ook verbonden met ‘oranje’, hoewel iets minder direct, is ook de moord op de gebroeders De Witt in 1672, de apotheose van de allang woedende strijd tussen staats- en prinsgezinden. Willem III werd stadhouder na herroeping van het ‘eeuwig edict’ uit 1667 waarin de Staten van Holland het stadhouderschap hadden afgeschaft. Raadpensionaris Johan de Witt verloor zijn machtspositie, zijn broer Cornelis werd op vermoedelijk valse beschuldigingen gevangengezet, waarna beiden in Den Haag werden gegrepen en vermoord door een razende menigte, die mogelijk opgehitst was door ‘hooggeplaatsten’. Directe betrokkenheid van Willem III is nooit aangetoond (het Haagse gemeentebestuur hoefde zich dan ook geen zorgen te maken over een standbeeld voor de twee broers), maar de moord op zijn tegenstanders kwam hem wel goed uit. Dat bleek wel uit het vervolg: de daders zijn niet bestraft, enkele betrokkenen maakten mooi carrière en kregen later een jaargeld van de prins.

Moeten we ons als dragers van een Nederlandse paspoort na lezing van dit boek gebukt onder zondebesef door de wereld begeven? Dat lijkt me niet, Nederlanders hebben zich in de mate van wangedrag niet wezenlijk onderscheiden van pakweg Engelsen of Fransen, zeker niet als het ging om het optreden in de koloniën. En eerlijk gezegd voel ik me ook niet verantwoordelijk voor iets dat anderen pakweg twee eeuwen geleden hebben misdaan, net zo min als ik trots kan zijn op, laten we zeggen het winnen van de Tachtigjarige Oorlog. Maar het is wel goed om je er weer eens van bewust te worden dat de zwarte bladzijden er zijn, en na te denken over de manier om ermee om te gaan.

 

Rob Hartmans:

Zwarte bladzijden uit de vaderlandse geschiedenis

Uitgeverij Omniboek, Utrecht

ISBN 9789401910385

Prijs € 20

 

Leiden in last om Claus in uniform

Als hoofdredacteur van het Leids Universiteitsblad haalde Manuel Kneepkens zich de woede van de rector magnificus op de hals vanwege een artikel over de consternatie die was ontstaan over het voorgenomen huwelijk van Beatrix met ex-Wehrmachtofficier Claus von Amsberg. Een Oranje herinnering.

 

Tekst Manuel Kneepkens

Het academiejaar dat ik aankwam in Leiden (1960) was het jaar waarin Beatrix van Oranje-Nassau bezig was cum laude af te studeren. Anders dan jaren later bij haar zoon Willem-Alexander haalde niemand het toentertijd in zijn hoofd om de scriptie, die haar dat predicaat cum laude had op geleverd, op te vragen. Wat dat betreft is de journalistiek inzake het koningshuis toch wat assertiever geworden. Overigens is het resultaat hetzelfde gebleken: nul komma nul. De universiteit bij monde van geschiedenisprof. Henk Wesseling, de scriptiebegeleider van Willem-Alexander – weigerde botweg. En onder de W.O.B., de wet openbaar bestuur, werd het document niet geacht te vallen.

Beatrix woonde toen aan het Rapenburg, vlak naast het Academiegebouw.

Of ze daadwerkelijk in Leiden was, de Kroonprinses, en niet bv. weer eens op  wintersport was of ergens een lintje aan het knippen, kon je weten omdat dan haar sportwagen , een Jaguar, voor haar ‘studentenhuis’ geparkeerd stond.

Daar ook bevond zich zo nu en dan een man in een regenjas op opvallende onopvallende wijze tussen de bomen. Haar beveiliger.

Je kon Beatrix in die dagen ’s ochtends met ferme tred vandaar de brug over

het Rapenburg over zien gaan , de Kloksteeg in, op weg naar ‘het Gravensteen’, het Juridische Instituut. Vaak op gepaste afstand gevolg door de Regenjas.

 

Blozende sinaasappelwangetjes

Ik vond Beatrix niet onappetijtelijk toentertijd, met die blozende sinaasappelwangetjes met een kuiltje erin en die enigszins deinende loop van haar. (Waarschijnlijk veroorzaakt door een lichte bekkenverbuiging, het gevolg van te veel paardrijden, aldus een toenmalig jaargenoot van me, een wijsneuzig student medicijnen.)

Beatrix droeg toen het haar ook nog tamelijk normaal en niet zoals later in die merkwaardige gietijzeren pruikvorm als van de Kaartenkoningin (‘ Kop eraf !’) in Alice in Wonderland. Ze deinde daar dan over de kasseien van de Kloksteeg met zo’n rieten mandje aan haar arm, het èle-mandje geheten . Èles zo heetten toen in Leiden de leden van de VVSL, de Vereniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden. En die meisjesvrouwen droegen allemaal zo’n mandje, alsof ze allemaal Roodkapjes waren op weg naar Bedlegerige Grootmoedertjes om daar te gaan mantelzorgen avant la lettre in plaats van naar het ochtendcollege Burgerlijk Recht.

Nu het incident. Ik stond met een  handjevol  eerstejaarsrechten in de pauze een kopje thee te drinken in de hal van het Gravensteen. Verderop stond de Prinses, omringd door wat jaargenoten. Opeens kwam de Regenjas als uit het niets te voorschijn en richtte zich tot ons: ‘Heren, het zou zomaar kunnen, dat het de Prinses behaagt om een praatje met u te maken. Als zij zich dan tot u richt, denkt u er aan dat u niet antwoordt met Beatrix en je en jij, maar met Koninklijke Hoogheid en u, daar staat zij op’.

De kiem voor mijn huidige republikeinse gezindheid moet daar toen zijn gelegd. Niet veel later was daar plotseling Claus… en Leiden in Last!

Want…was de Universiteit niet gesticht door Willem van Oranje en alleen daardoor al diep verbonden met het Koningshuis? Kritiek op het koningshuis was absoluut uit den boze in Leiden. Maar een mof als prinsgemaal van de toekomstige koningin, dat was evenzo onverteerbaar. De Telegraaf had namelijk een foto afgedrukt van Claus von Amsberg in Wehrmachtskostuum. Gevolg: grote consternatie. Beelden zijn nu eenmaal dringender dan woorden.

Uit het overwegend rechts te noemen docentencorps van de Leidse universiteit stond zowaar een aantal hoogleraren op die publiekelijk protesteerden tegen het voorgenomen huwelijk , de groep-Bachrach. Er bestond toen in Leiden van universiteitswege het Pro en contra-gezelschap dat discussies organiseerde over actuele onderwerpen. Om de affaire Claus-Beatrix kon men niet heen.

Er werd een debatavond georganiseerd. Ik was toen hoofredacteur van het LUB, het Leids Universiteitsblad, d.w.z. van het studenten-LUB. Het kwam eens in de veertien dagen uit. In de week daartussen kwam het blad uit als… het Docenten-LUB. Dat stond toen onder leiding van de latere D66-coryfee, prof. Glastra van Loon. Beide bladen bestaan niet meer. Zij zijn opgevolgd door het huidige blad van de Leidse universiteit Mare.

Ik stuurde mijn huisgenoot op Rapenburg 24, Jan van der Putten, naar het Forum voor een verslag van de avond. Feitelijk kun je zeggen dat diens carrière als journalist min of meer met dat stuk is begonnen. Want Jan is weliswaar als classicus afgestudeerd, maar zijn hart lag al in zijn studententijd bij de journalistiek.

Hij zal zijn glanzende carrière als journalist beëindigen als correspondent China voor De Volkskrant en is ook heden nog actief als schrijver van boeken over China en als medewerker van De Groene Amsterdammer. Ik vroeg hem toestemming om bijgaand relaas Sinterclausavond (zie hieronder) opnieuw te publiceren. En daar heb ik mijn reden voor, zoals zal blijken. Een toestemming, die ik natuurlijk prompt kreeg. Wel merkte Jan op dat hij ‘zijn jeugdwerk’ bar slecht geschreven vond. Tja… herlees ik mijn werk, dan lees ik een grafschrift, heeft eens Marsman opgemerkt…

Het nummer was nog niet uit of ik werd door de secretaresse van de Rector

Magnificus gebeld met het dringende verzoek nog die dag bij de hotemetoot langs te komen. Dat deed ik. De man bleek in alle staten. Voor hem op het bureau lag het nummer van het LUB met een paar woeste strepen bij het artikel Sinterclausavond. ‘Koningin Juliana is reüniste! Zij krijgt uw blaadje bij het ontbijt! U dient publiekelijk uw excuses te maken voor deze schandelijke tekst! En als hoofdredacteur per direct af te treden’.

‘Wat is er zo schandelijk aan deze tekst?’

‘Dát u mij dwingt mij het woord uit te spreken! Dat van die venerische ziekte, natuurlijk …ongelofelijk ! Schandalig!’

‘De verslaggever heeft niets anders gedaan dan opgeschreven wat er die avond gezegd is’.

Dit had nooit geschreven mogen worden, meneer! U biedt uw excuses aan. U treedt af. Mijn kamer uit’.

‘Maar, meneer de rector, Art 7 van de grondwet – dat heb ik hier in Leiden geleerd, trouwens – verbiedt censuur. U wilt het studenten-LUB de mond snoeren. Ik bied geen excuses aan en ik treed ook niet af’.

‘De deur uit!’

 

Verdienmodel

Een uur later had ik Stenfert Kroese aan de telefoon, de uitgever van het LUB, maar tevens ook van alle Leidse universitaire boekuitgaven – daar zat zijn verdienmodel… –  en hij smeekte mij af te treden. Natuurlijk had ik gelijk, maar de rector had gedreigd de samenwerking te stoppen – geen tekst zou er nog van universiteitswege naar zijn bedrijf komen – als hij, Stenfert Kroese, er niet voor zorg zou dragen , dat ik aftrad…

En ja, als ik volhardde in mijn principiële houding, als dat inderdaad gebeuren ging dan zou hij vrijwel geheel zijn personeel moeten ontslaan. Want dan was er nauwelijks nog werk voor zijn uitgeverij. Voor dit argument ben ik toen door de knieën gegaan. D.w.z. ik ben afgetreden. Excuses heb ik geweigerd te maken. Excuses moet je maken als je iets verkeerds hebt gedaan.

Aan het LUB heb ik toen nog stiekem een heel jaar meegewerkt onder het pseudoniem Dubrakjee ( Du Perron-Ter Braak- Jezus…)

 

 

Sinterclaus-avond

 

(Uit het Leids universiteitsblad studentennummer 4 november 1965

31e jaargang – nummer 7)

 

Amsterdam was tegen geweest, dat was duidelijk. Leiden was allebei. De zaal klapte na een briljant of pathetisch betoog of na een puntig aforisme, ongeacht of er vóór- of tegenstanders aan het woord waren geweest. Bedoelde voorzitter dominee Eekhof dát, toen hij al direct bij het begin zo dringend verzocht om Leidse Waardigheid?

Het was geen échte pro et contra-vergadering geworden, want dan zou er een stemming moeten plaatsvinden en dat was blijkbaar o, zo gevaarlijk, zeker in deze o, zo oranjetraditionele stad. Het wás nu trouwens ook al gevaarlijk. Niets voor niets bracht de presiderende dominee aan de Curatoren zo nadrukkelijk dank.

Dezelfde Curatoren, die doodsbenauwd waren geweest dat het uit de hand zou lopen, o.a. door de vrees van een plechtig bezoek van een pronte provoploeg uit Amsterdam. Een ongetwijfeld waardige knokploeg werd achter de hand gehouden. Misschien waren er, net zoals in Amsterdam, rechercheurs in burger aanwezig. Custos Erades was in ieder geval zeer bedrijvig.

Er heerste dus een paniekerige sfeer. Toen Maarten Biesheuvel quasi-kwaad een zakboekje naar de forumtafel wierp, waarachter Pedro van Hoek juist over de geslachtelijke kwaliteiten van het Oranjehuis aan het oreren was, gaf de voorzitter de zaal een stevige uitbrander die iedereen de schrik in de benen deed slaan. Als er nóg eens met propjes zou worden geschoten, zou de hele klas naar huis worden gestuurd ! Nou dan pas je wel op. Het incident Biesheuvel werd door de meesten niet begrepen. Een plaatselijk blad schreef dat de enige uitzondering op het ordelijk verloop van de bijeenkomst betrof een uitlating van het forumlid A.P. van Hoek, die een minder vriendelijke opmerking over prins Hendrik(!) plaatste, hetgeen door een van de aanwezigen niet werd genomen.

Biesheuvel vroeg later het woord. Dat kon hij alleen krijgen als hij naar voren wilde komen; hij mocht niet op zijn plaats blijven. Al gauw werd duidelijk dat iedere spreker die zich verstaanbaar wilde maken wel naar voren moest komen! Symptomatisch voor de in ieder geval zorgen dat-er-niets- gebeurt-sfeer.

 

Het Forum

Theoretisch zaten er in dit forum evenveel vóór- als tegenstanders van het huwelijk Beatrix-Claus. In de praktijk kwam vóór op 4 en tegen op 2, want Reina Prinsen Geerligs prijs-winnaar Van Hoek slaagde er niet in, zo hij dat al wilde…, zijn argumenten-pro te verkopen. Ik zie hem als een van de beste sprekers-contra, ware het niet dat zijn aanpak veel weg had van de onthulling van een chronique scandaleuse en dit deed bepaald afbreuk aan de serieuze, zelfs ‘beklemmende’ (prof. Daalder) discussie van deze avond.

Een zin als: ‘Er zijn sterke aanwijzingen dat Willem III tegen 1880 venerisch al zo ver heen was, dat hij onmogelijk voor de conceptie van Wilhelmina kan hebben zorg gedragen’ hoort zonder meer niet thuis in een Beatrix-Claus debat 85 jaar post conceptionem.

De Volkskrant-journalist J. van Schaveren gooide zijn verdediging over de ethische  boeg. Europa wordt één, de Duitsers – althans hun geld –  zijn welkom in ons land, in Rotterdam is een Duitse week gehouden. A.F. Luyendijk: ‘Onzin, die Duitse week was leuk georganiseerd , maar lang niet iedereen stond te juichen’.

Daags daarop redacteur Luyendijk in de NRC: ‘Hij (de heer Van Schaveren) vestigde ook de aandacht op de handelsbetrekkingen met Duitsland, op de samenwerking met Duitsland in de E.E.G. en op de ontwikkeling in Rotterdam, die naar hij zei, niet te denken is zonder het Duitse achterland.

Forumlid Van Maris: ‘De Duitsers zorgen voor Rotterdams achterland, hetzelfde achterland dat Rotterdam bombardeerde’. Uit de zaal werden onvriendelijke dingen tegen de heer Van Schaveren. Het had eleganter gekund.

Het bewogen betoog dat prof. Drion de zaal inslingerde vormde geen front

met dat van de Volkskrant-redacteur. Uit meer punten bleek dat de voorstanders van dit huwelijk het heel moeilijk hebben met het zoeken naar argumentatie.

Prof. Drion zei dat hij een eventueel verlies van de monarchie zou betreuren, ‘maar we zullen het wel overleven’.

Toen hij het warme, menselijke hart liet spreken, ontdooide hij bijna het gladde ijs waarop hij zich begaf. Het ging over de vraag of de koningin staatsrechtelijk niet te ver was gegaan met haar uitspraak (over de verbintenis Beatrix-Claus. M.K. ) tijdens het Felderhof-TV-interview : ‘En ik verzeker u, het is goed!’

De volksvertegenwoordiging had zich immers nog niet kunnen uitspreken.. .

Prof Drion: ‘In andere gevallen zou ik als jurist geprotesteerd hebben, maar deze koningin mocht deze woorden spreken zonder onze constitutie in gevaar te brengen’.

Volgens Van Hoek draaide deze woorden van de koningin de klok terug tot vóór 1848.

Van Maris: ‘Historische omstandigheden hebben in het algemeen de positie van het Oranjehuis bepaald. Eveneens historische omstandigheden maken ’t onaanvaardbaar, dat de heer Von (?)Amsberg naast de troon komt te staan.’ Niet iedereen begrijpt het.

De Rijks-daalder

Prof. Daalder is zoals bekend hier ter stede hoogleraar in de wetenschap der politiek en redacteur van het Docenten-LUB. De huwelijksvoorstanders mogen blij zij dat hij geen actieve rol speelt in de politiek, want dan houdt van hun standpunt geen puntje stand! Gelukkig is van een Rijks-daalder nog geen sprake. Hij hield een briljant en lucide betoog, niet alleen in eerste instantie toen men studeertafelwerk kon vermoeden. In tweede zitting was zijn niveau ongewijzigd, toen hij op onverwachte vragen inging. Zijn analyse van de gebeurtenissen gaf geen plezierig beeld te zien: ‘Er zijn nu al tekenen, dat Joodse landgenoten zich opnieuw bewust worden van het feit, dat zij zich voortaan in hun verhouding tot het Hof in de eerste plaats Jood zullen voelen en niet Nederlander’.

Het Parool had die dag de ‘geheime’ brief van Nederhorst gepubliceerd; een nieuw bewijsstuk in het requisitoir van mr Daalder te Leiden in het proces rond een omstreden huwelijk. In dit forum kwam overigens de houding van prinses Beatrix weinig uit de verf; maar dit werd door Nederhorst op zijn eigen unieke wijze hersteld.

Prof. Daalder bracht duidelijk de beklemmende sfeer over waarin deze hele kwestie is komen te verkeren.

De woorden van de heer Luyendijk zijn het beste te vinden in zijn eigen NRC-stukje. In de Volkskrant treffen we niets aan.

De wijze waarop door de beide hoogleraren van het forum gesproken werd over de heer De Quay , de man van de Nederlandse Unie van 1940 – 1941 en later minister-president, zou men tijdens het bewind van het kabinet-De Quay moeilijk voor mogelijk hebben kunnen houden.

Een aardig gezicht bood de eerste rij. Leidse Studenten Raad-voorzitter Kees Schuyt scheidde de hoogleraren Bachrach (van de anti-groep-Bachrach) en Berkhof (van de pro-groep-Verzijl.

‘Er zijn belangrijker kwesties. Het is niet de moeite waard om je hierover op te winden! Maar waar ik me werkelijk nijdig om kan maken, is…’

Daarom besteden we er toch maar aandacht aan.

 

J.M.P.B. van der Putten

 

 

 

 

 

De Boekverkoopster: ‘Het paleis verwacht geen rekeningen’

’s-Gravenhage, 1 juni 2002

 

Interviewer: In de serie ‘Mensen rond de troon’ praten we vanavond in Den Haag met mevrouw Theresa Kaft. Mevrouw Kaft is boekverkoopster en zij heeft een boekwinkel in Den Haag. Nu zult u zeggen, wat is daar zo bijzonder aan en waarom wordt mevrouw Kaft geïnterviewd in de serie ‘mensen rond de troon’. Wel, het bijzondere is dat de boekwinkel van mevrouw Kaft gelegen is aan het Noordeinde in Den Haag en wel dicht  bij het werkpaleis van hare majesteit.

De eerste vraag, die ik dan ook aan mevrouw Kaft wil stellen is of hare majesteit ooit bij haar in de winkel is geweest. Mevrouw Kaft, is dat het geval?

Kaft: Jazeker, hare majesteit is één keer in de winkel geweest, maar dat is nu al weer een paar jaar geleden.

Interviewer: Eh, en heeft de majesteit toen een boek bij u aangeschaft?

Kaft: Nou, nee, zo ver ik mij herinner niet.

Interviewer: U kunt uzelf dus geen hofleverancier noemen?

Kaft: Oh ja, dat wel. Dat Hare majesteit slechts eenmaal in de winkel is geweest en toen niet heeft gekocht wil nog niet zeggen dat ze geen boeken van mij afneemt. Meestal stuurt ze één van haar personeelsleden. Die komt dan eens in de twee weken om de nieuwste boeken in te zien.

Interviewer: Oh, dus u heeft al veel boeken aan het hof geleverd?

Kaft: Ja, dat is denk ik inderdaad het geval.

Interviewer: Mevrouw Kaft, u zegt dit op een toon alsof u er onder lijdt. Menig boekverkoper zou toch de hemel danken wanneer zij het koningshuis als klant zou hebben, een rijkere klant kun je je toch niet wensen. Wie wil zich niet hofleverancier kunnen noemen?

Kaft: Ach weet u, zo zou ik er vroeger ook over gedacht hebben, maar met de ervaring die ik de laatste jaren heb opgedaan zou ik niets prettiger vinden, dan mij geen hofleverancier te hoeven noemen. Ik zou het een voorrecht vinden wanneer ik niet aan het hof hoefde te leveren.

Interviewer: Tsja maar, wat bedoelt u? Geen hofleverancier. Waarom niet?

Kaft: Ach, als u dat wilt weten, dan wil ik u het wel vertellen. Het begon allemaal toen hare majesteit werd gekroond en zij vervolgens besloot in den Haag te gaan wonen. Tot die tijd had ik een goedlopende zaak. In het gebouw dat de majesteit nu als werkpaleis heeft zat tot die tijd het Institute of Social Studies, het opleidingsinstituut voor studenten uit ontwikkelingslanden. Dagelijks bezochten studenten van het instituut mijn winkel. In de loop van de tijd stemde ik mijn collectie daar op af. Op een gegeven moment had ik een collectie over de ontwikkelingssamenwerking opgebouwd, die je in heel Nederland niet kon vinden, maar kort na de kroning vertrokken de studenten uit het gebouw en nam hare majesteit Noordeinde nummer 68 in gebruik als werkpaleis.

Interviewer: Oké, u verloor de markt van arme studenten maar kreeg daar toch een nieuwe afzetmarkt voor terug en wel een rijke koninklijke familie?

Kaft: Was dat maar zo, qua inkomsten had ik liever die arme studenten uit de Derde Wereld gehouden in plaats van die rijke koninklijke familie.

Interviewer:  Maar waarom? Lezen de Oranjes dan geen boeken?

Kaft: Oh, dat wel. Ik zie ze nog komen in één van de eerste weken nadat de majesteit mijn winkel had bezocht. Een man in livrei komt de winkel in en zonder een woord te spreken – zelfs geen begroeting – begint hij de schappen te inspecteren om na een uur tegen mij te zeggen dat de collectie niet overeenstemt met de wensen van de nieuwe bewoners van het werkpaleis.

Interviewer: Dat werd zo tegen u gezegd?

Kaft: Ja, er werd ook nog bij gezegd dat het paleis verwachtte dat ik de collectie zou aanpassen. Tsja, wat doe je dan, je vraagt netjes, als ware het een lezersonderzoek, ‘en wat voor boeken wenst hare majesteit te lezen?’ Het antwoord was dat majesteit veel boeken leest over oorlog, andere staatshoofden en de jacht. Welke oorlog en wat voor jacht vroeg ik informatief. Het antwoord was nogal onthutsend. Elke oorlog en alle soorten jacht, antwoordde de livrei.

Interviewer: En vervolgens heeft u zich, de verlangens van de majesteit kennende, er op toegelegd om op de terreinen van oorlog, staatshoofden en jacht een collectie op te bouwen?

Kaft: Ja, maar zo makkelijk gaat dat niet. Je kunt wel van alles in huis gaan halen, maar alles wat je in huis haalt moert wel worden betaald en daarom moet je wel verkopen.

Interviewer: Maar u had toch een goede rijke afnemer, namelijk het koninklijk huis, beter kan het toch niet?

Kaft: Beter kan het toch niet? Slechter kan het niet zult u bedoelen.

Interviewer: Ik begrijp niet waar u het over heeft.

Kaft: Laat ik het u dan uitleggen. Nadat de livrei mij had uitgelegd wat voor boeken het koninklijk huis leest, heb ik mijn collectie over ontwikkelingssamenwerking in de ramsj gedaan en honderden boeken aangeschaft over oorlog, staatshoofden en jacht. Ik heb dat ook aan het paleis laten weten, je moet toch een beetje reclame maken. Een paar dagen laten kwam er een livrei in de winkel. Ook deze keer kon er geen begroeting af. Na vijf kwartier had hij zo’n 25 boeken uit de schappen gehaald en op de toonbank neergelegd. Het viel mij nog op dat er wel erg veel boeken over oorlog en jacht bij zaten. Maar goed, ook voor het koninklijk huis geldt de regel: de klant is koning. Vanuit het magazijn, dat achter de winkel ligt, had ik inmiddels een flinke doos gehaald om de boeken in te kunnen vervoeren. Wanneer de livrei de boeken in de doos begint te doen vraag ik – achteraf gezien nogal naïef – betaalt u contant of zal ik een rekening sturen. Ik kreeg geen antwoord, alleen een glimlach op het gezicht van de livrei. Dus op rekening, dacht ik.

Interviewer: En vervolgens heeft u een rekening gestuurd?

Kaft: Dat klopt, maar het leidde tot niets.

Interviewer: Leidde tot niets?

Kaft: Nee, de rekening werd niet betaald. In eerste instantie denk je dan dat de rekening in het ongerede is geraakt en stuur je een herinnering. Maar ook dat leidde niet tot betaling. En ondertussen verstrijken de weken en hebben de medewerkers van het paleis al weer drie ladingen boeken bij mij weggehaald. Wederom veel over oorlog en jacht. Dus besluit je op een dag om het paleis te bellen, maar zo makkelijk gaat dat niet. Na menig keer te zijn doorverbonden had ik dan eindelijk één van de particuliere secretarissen aan de lijn. Ik leg uit dat ik de boekverkoopster drie huizen verder op het Noordeinde ben en dat er vier maal een lading boeken bij mij is weggehaald. Ik vertel dat er inmiddels vier rekeningen naar het paleis zijn gestuurd, die allemaal nog niet zijn betaald en dat ik graag wil weten wat er mis is.

Interviewer: En wat was daarop het antwoord?

Kaft: Dat was nogal veelzeggend. Er werd gezegd: ‘Oh, u heeft een rekening gestuurd. Dat is niet de bedoeling. Het paleis verwacht geen rekeningen’.

Interviewer: Het paleis verwacht geen rekeningen?

Kaft: Dat werd inderdaad gezegd: ‘Het paleis verwacht geen rekeningen’. Ik werd toen pissig en heb gezegd: ‘En de boekwinkel verwacht geen wanbetalers’.

Interviewer: En zijn die rekeningen toen betaald?

Kaft: Ja, na een paar maanden zijn ze betaald, maar ik moet er wel bij zeggen, niet ten volle. Ze hadden van het totale bedrag 25procent afgetrokken voor, zoals onder mededelingen op de betaalopdracht stond, ‘trouwe klantenkorting’. Als u weet dat ik op boeken gemiddeld ongeveer 20 % verdien, begrijpt u wel dat ik er, met het koninklijk huis als klant, geld op toe moet leggen.

Interviewer: Maar sinds die tijd hebben ze wel netjes betaald?

Kaft: Nee, ze zijn overgeschakeld op een andere strategie.

Interviewer: Een andere strategie?

Kaft: Ja, de volgende keer kwam de livrei wederom een doos vol boeken halen – dit keer meer over jacht dan oorlog – maar toen hij deze had ingepakt zei hij: ‘Majesteit wil graag de boeken op zicht om een goede keus te maken. De boeken die zij niet wil, breng ik bij u terug’. Vervolgens kreeg ik zo’n drie weken later alle boeken terug met de mededeling: ‘Majesteit vindt deze boeken bij nader inzien niet interessant genoeg’.

Daarna vertrok de livrei, de doos vol boeken achterlatend. Toen ik de doos openmaakte, zag ik het meteen: ze waren allemaal gelezen, het ene boek was nog meer beduimeld dan het andere. In een geïllustreerd boek over middeleeuwse jachtpartijen trof ik koffievlekken aan. In een biografie over de Franse oud-president Charles de Gaulle zaten zelfs vetvlekken. Kortom, ik zat met een doos vol boeken die onverkoopbaar waren. Aan wie moet je ze verkopen? Kijk, ik ben geen tweedehands boekverkoopster. Ik kan mijn klanten toch niet opzadelen met boeken waar vetvlekken op zitten?

Interviewer: Wat heeft u toen gedaan?

Kaft:  Tsja, het zit je niet lekker. Heb je de rijkste familie van Nederland tot klant en dan blijkt dat ze te zuinig zijn om een boek te kopen. En weet u, ik moet ook leven. Maar op een zekere dag kwam ik op een idee. Het kwam eigenlijk doordat een oude kennis een bezoek aan mijn winkel bracht. Hij werkt bij de KB.

Interviewer: De KB?

Kaft: Ja, de KB.

Interviewer: Maar wat bedoelt u daarmee?

Kaft: Oh, sorry. De KB is de afkorting van de Koninklijke Bibliotheek, u weet wel dat grote witte gebouw dat naast het Centraal Station staat. Ik vertelde hem van mijn problemen met de zuinigheid van het koninklijk huis en heit feit, dat als het zo door zou gaan ik mijn winkel binnenkort zou moeten sluiten. Nu wil het geval dat de Koninklijke Bibliotheek op veel terreinen een grote collectie verzamelt. Mijn vroegere collega vertelde mij dat op het gebied van oorlog en staatshoofden zij in feite alles aanschaffen wat er verschijnt. Wat betreft de jacht lag dat wat anders, maar daar kon hij wel wat voor bedenken. En zo vertrok hij. Een paar dagen later was hij terug met de boodschap dat hij zijn superieuren had kunne overtuigen dat het verzamelen van boeken over de jacht toch ook een prioriteit zou moeten zijn, vooral omdat de koninklijke familie er zoveel interesse voor heeft en de Koninklijke Bibliotheek ten slotte een koninklijke bibliotheek is.

Interviewer: Maar hoe loste dit nu uw probleem op?

Kaft:  Oh, dat ging vervolgens vrij gemakkelijk. De Koninklijke Bibliotheek verzamelt nu de boeken die het koninklijk huis leest. Ik heb een afspraak met de Koninklijke Bibliotheek dat alle nieuwe boeken die zij kopen eerst bij mij in de winkel komen. Vervolgens leent het koninklijk huis die boeken, leest ze en geeft ze vervolgens aan mij terug onder de noemer dat ze toch niet zijn wat ze ervan hadden verwacht. Vervolgens gaan de boeken terug naar de Koninklijke Bibliotheek waar ze in de collectie worden opgenomen.

Interviewer: En de Koninklijke Bibliotheek heeft er geen bezwaar tegen dat er koffie- en vetvlekken op die boeken zitten?

Kaft: Nee, het is tenslotte een koninklijke bibliotheek en dan moet het toch kunnen, dat de boeken koninklijk vet en koninklijke koffievlekken bevatten.

Interviewer: Mevrouw Kaft, u heeft nu een afspraak met de Koninklijke Bibliotheek. Voor u is het denk ik de enige mogelijkheid als boekleverancier van het koninklijk huis om te overleven, maar waar ik toch nieuwsgierig naar ben is de vraag of u nu alle boeken, die hare majesteit ‘op zicht’ krijgt, ook altijd terug krijgt. Is er niet één keer geweest dat de boodschap van het koninklijk huis was dat ze een boek hebben gehouden omdat ze het interessant vonden?

Kaft:  Nee, ik geloof het niet. Of toch. Oh ja, één keer hebben ze een boek niet teruggegeven maar hebben ze het gehouden. Ik heb dat ook betaald gekregen, uiteraard onder vermindering van de 25 procent ‘trouwe klanten korting’, die het huis van oranje zichzelf toekent.

Interviewer: Weet u ook nog hoe dat boek heette?

Kaft: Hoe dat boek heette? Eens even denken. Oh ja, nu weet ik het weer, het was niet zo maar een boek, het was een studieboek en het heette: ‘Hoe verklaar ik mijn buren de oorlog tijdens een jachtpartij?’

Interviewer: Wat zegt u, hoe heette dat boek?

Kaft: Dat boek heette: ‘Hoe verklaar ik mijn buren de oorlog tijdens een jachtpartij?’

Interviewer: Mevrouw Kaft, hartelijk dank voor dit gesprek.

 

‘De Boekverkoopster’ is een hoofdstuk uit het boek Spuwen in de Koninginnesoep: Elf interviews met ‘Mensen rond de troon’, geschreven door Zet van Wander. Dit boek is te bestellen via http://www.bestselleraanzee.nl/zetvanwander.

 

 

1 4 5 6 7 8 19