Maurits van den Toorn - Page 3

Nederlandse kabinetsformatie gebaat bij intuïtieve deadline

Gemiddeld twee keer snel als in Nederland wordt in Duitsland een coalitieregering geformeerd. Politicoloog Peter Bootsma ging op zoek naar de verschillen. Het Nederlandse (in)formatieproces doet het tegenwoordig weliswaar zonder inmenging van de koning, maar is wel nodeloos opgetuigd met allerlei toeters en bellen.

 

Tekst Maurits van den Toorn

 

In Nederland duurt het formeren van een kabinet gemiddeld 88 dagen, in Duitsland schaffen ze het in 43 dagen. Dat scheelt nogal, hoewel de politieke systemen met elkaar vergelijkbaar zijn: beide landen hebben coalitieregeringen en er moet dus altijd worden onderhandeld tussen meerdere partijen, met de daaraan verbonden P’s: partijen, programma, portefeuilleverdeling en personen. Politicoloog Peter Bootsma beschrijft in zijn dissertatie Coalitievorming, een vergelijking tussen Duitsland en Nederland waar deze verschillen vandaan komen. Ze zitten in ieder geval niet in het staatsrecht.

De vaak genoemde verklaring voor het verschil is dat er in Nederland veel meer partijen in het parlement zijn vertegenwoordigd dan in Duitsland, door de daar gehanteerde kiesdrempel van 5 procent. Dat is waar, maar toch is het niet de voornaamste reden. Net als in Duitsland zijn er in Nederland niet zoveel partijen – minimaal twee, hooguit vijf – als serieuze kabinetskandidaten aan te merken. Het buiten de boot laten vallen van de minst gewenste partners kost gewoonlijk een week of twee, maar ook de ‘serieuze’ onderhandelingen daarna kosten veel meer tijd dan in Duitsland.

Uitgesproken voorkeuren

Een belangrijker onderscheid is dat de formatie hier pas begint na de verkiezingen, partijen houden voordien alle opties open; het categorisch uitsluiten van de VVD door SP-leider Roemer voor de recente verkiezingen was uitzonderlijk. In Duitsland worden voor de verkiezingen juist wel voorkeuren uitgesproken, zodat de kiezers weten wat er met hun stem gebeurt. De partijen kunnen daarna snel tot zaken komen, er is geen sprake van vergeefse onderhandelingsrondes en elimineringsprocessen. Bovendien zijn er sinds 1983 eigenlijk twee vaste blokken: het rechtse blok CDU/CSU met de liberale FDP en het linkse blok SPD met de Groenen. Als geen van de blokken een meerderheid heeft, komt het tot een Grosse Koalition tussen CDU/CSU en SPD, een regeringscombinatie die na de eerste onwennige keer in 1966-1969 steeds gewoner is geworden (2005-2009, 2013-2017).

De formatie is goed voor de schatkist door het ontbreken van duur nieuw beleid

Nog een verschil: kabinetsformaties worden in Nederland voorzien van steeds meer – oneerbiedig gezegd – toeters en bellen. Naast de formateur en de informateur (een of meer) kwamen er pre-informateurs en verkenners. Steeds meer stapjes die allemaal tijd kosten. De Duitse politiek kent dat allemaal niet: de partijleiders gaan met elkaar aan de slag. Dat is geen staatsrechtelijk verschil, maar een verschil in politieke cultuur: men is het in Duitsland gewoon dat er bij het bijeenkomen van de nieuwe Bondsdag een maand na de verkiezingen een nieuw kabinet is. Bootsma noemt die termijn een ‘intuïtieve deadline’, die overigens niet altijd wordt gehaald, terwijl er in Nederland helemaal geen deadline is bij de vorming van een kabinet. De nieuwgekozen Kamer komt hier al acht dagen na de verkiezingen bijeen, als er hoe dan ook nog geen kabinet kan zijn. Je zou die termijn naar achteren kunnen verschuiven, maar daarmee verander je de politieke cultuur niet zo gauw.

Het ontbreken van een deadline blijkt ook uit de huidige formatie, waarbij de onderhandelende partijen in het geheel geen haast lijken te maken. Dat is duidelijk een reactie op het snelle in elkaar knutselen van het VVD/PvdA-kabinet Rutte-II (52 dagen) waardoor de achterban zich overvallen voelde. De formatie van 2017 zal waarschijnlijk dan ook bijdragen aan het verhogen van de gemiddelde formatieduur. Is dat erg? ‘Het land mot toch geregeerd worden’, was een uitspraak waar VVD-coryfee Van Riel beroemd mee werd toen een kabinetsformatie zich voortsleepte. Hij had zich niet zoveel zorgen hoeven maken: de formatieperiode is goed voor de schatkist door het ontbreken van duur nieuw beleid en als er zich acute situaties voordoen kan het demissionaire kabinet gewoon re(a)geren. Na een kabinetsformatie van meer dan een jaar bestond België ook nog steeds en was het land er niet merkbaar slechter aan toe dan voordien.

Politieke zelfverbranding

Het leukst zijn – voor de wetenschapper natuurlijk – de kabinetsformaties waarin de zaken op een of andere manier verkeerd lopen. De gebeurtenissen tijdens de 208 formatiedagen van het mislukte tweede kabinet-Den Uyl zijn voor de liefhebbers van politiek en psychologische oorlogvoering nog steeds een thriller van hoog niveau, ook al is de afloop bekend. In Duitsland verliep de formatie van 2005 bijna even bizar. In het tv-debat op de avond van de verkiezingen – smaakvol de Elefantenrunde genaamd – vertoonde de zittende bondskanselier Schröder na het verlies van zijn SPD een weergaloos staaltje politieke zelfverbranding door enigszins blasé uit te leggen dat het desondanks volstrekt vanzelfsprekend was dat hij opnieuw Bondskanselier zou worden en niet de nog tamelijk onbekende Angela Merkel van de winnende CDU. Merkel deed er het zwijgen toe en liet mede daardoor Schröder in zijn zelf gegraven kuil vallen. Zelden eindigde een politieke carrière zo abrupt. Fascinerend om te zien, het fragment is te vinden op YouTube. Kijk en geniet – of huiver.

 

Peter Bootsma

Coalitievorming, een vergelijking tussen Duitsland en Nederland

Uitgeverij Boom, Amsterdam

ISBN 9789024 405985

Prijs € 34,90

 

 

Wilhelmina lag dwars bij erkenning Sovjet-Unie

Vijfentwintig jaar moest het duren voordat Nederland de Sovjet-Unie als staat wenste te erkennen. Lag het aan de toorn van Wilhelmina, die grote verliezen had geleden door de communistische machtsovername van 1917 en als kwart Romanov ook een deel van haar familie had verloren? Maurits van den Toorn volgt het spoor terug.

 

Tekst Maurits van den Toorn

 

Nadat de bolsjewieken in 1921 de burgeroorlog hadden gewonnen, legden bijna alle landen zich bij het onvermijdelijke neer. Ze erkenden na verloop van tijd de nieuwe Sovjetstaat, al was het niet van harte. Alle landen? Nee, een klein landje aan de Noordzee bleef moedig weerstand bieden aan de realiteit en weigerde die te erkennen. De praktijk was ook in dat kleine landje ondertussen soepeler dan de leer, want er werd wel handel gedreven. Pecunia non olet, wisten de Romeinen immers al.

Dat de oktober/novemberrevolutie van 1917 met afschuw werd gadegeslagen had niet alleen te maken met angst voor het overslaan van de onrust naar het westen. Het ging ook om financiële belangen, want het nieuwe bewind staakte de betaling van rente en aflossing op Russische staatsobligaties en door de staat gegarandeerde spoorwegleningen. Ook aandelen waren in één klap niets meer waard. De Sovjets hadden niets te maken met die kapitalistische fratsen, zo vond het nieuwe bewind. Bovendien kwam het natuurlijk lekker goedkoop uit.

Dergelijke schuldpapieren waren in Nederland heel populair. De Vereniging voor de Effectenhandel schatte dat er hier te lande voor bijna een miljard gulden aan Russische staatsobligaties was geplaatst (omgerekend naar huidige waarde zo’n acht miljard euro). De bezitters van die papieren, in veel gevallen kleine beleggers, konden naar hun geld fluiten. Overigens kregen Groot-Brittannië in 1986 en Frankrijk in 1997 alsnog een beperkte schadeloosstelling. Dat lukte doordat beide landen nog geblokkeerde tegoeden uit de tsaristische tijd hadden, zoals goud. Nederland beschikte niet over zo’n ruilmiddel.

Verdrag van Rapallo

Het Sovjetbewind mocht dan gevreesd en gehaat zijn, het was realiteit en werd gaandeweg door steeds meer landen formeel erkend. Geruchtmakend was in april 1922 het Verdrag van Rapallo, waarmee Duitsland en de USSR elkaar erkenden en vergaande afspraken over samenwerking maakten. Dat kan worden gezien als een bondgenootschap tussen twee politieke outcasts, die weinig andere mogelijkheden hadden. In november 1923 erkende ook Italië – weliswaar sinds kort onder leiding van Mussolini, maar in veel opzichten nog een ‘normaal’ land – de Sovjet-Unie. Groot-Brittannië en Frankrijk volgden in 1924, China en Japan in 1925. Spanje en de Verenigde Staten erkenden het bewind in 1933, veel Balkanlanden in 1934 en België in 1935. Spanje verbrak trouwens na de overwinning van Franco de relaties weer.

De koningin dreigde met aftreden bij ja-stem Nederland

In Den Haag bleef het ondertussen oorverdovend stil, voor de buitenwereld dan. In november 1918 verliet waarnemend gezant Willem Jacob Oudendijk als laatste Nederlandse vertegenwoordiger de Sovjet-Unie en kwam er een einde aan de formele relaties tussen beide landen. Binnenskamers woedden er in de volgende jaren discussies over de omgang met het nieuwe bewind. De scheidslijnen lagen voor de hand: de confessionele partijen waren fel tegen het goddeloze bolsjewistische monster, de socialisten en natuurlijk vooral de communisten waren aanzienlijk welwillender gestemd, terwijl de liberalen vooral de handelsbelangen in het oog hielden. Het bedrijfsleven pleitte met het oog op dat laatste al snel voor een vorm van erkenning. Dat was vooral gemotiveerd door de economische terugval begin jaren twintig, want toen de economie vanaf 1924 weer aantrok en de handel met de Sovjetstaat weinig bleek op te leveren, ebde belangstelling uit die hoek weg. De directeur-generaal van de Koninklijke/Shell, sir Henry Deterding, publiceerde in 1927 zelfs een fel anti-Sovjet manifest. Voor die uitbarsting waren meerdere aanleidingen: behalve het kwijtraken van Shell-concessies in het land had Deterding ook persoonlijk financiële verliezen geleden. Bovendien was hij op dat moment getrouwd met Lydia Pawlowna Koudoyaroff, afkomstig uit Russische emigrantenkringen, en ontpopte hij zich gaandeweg tot nazi-sympathisant.

Het maakte allemaal weinig uit, de opeenvolgende ministers van Buitenlandse Zaken – Van Karnebeek (1918-1927), Beelaerts van Blokland (1927-1933), De Graeff (1933-1937) en Patijn (1937-1939) – trokken hun eigen plan. Dat gebeurde vooral door hun persoonlijke afkeer van de bolsjewieken (onhebbelijk volk dat zich in deftige diplomatenogen niet wist te gedragen) en werd gevoed door informatie uit antibolsjewistische emigrantenkringen (gevluchte adel en andere mensen die wél wisten ‘hoe het hoorde’). Daarbij kan de bewindslieden een zekere halsstarrigheid worden verweten; naarmate ze langer in hun houding volhardden werd het steeds moeilijker om van opvatting te veranderen. Ze werden daarbij geholpen door de Nederlandse neutraliteitspolitiek, beter gezegd afzijdigheidspolitiek, die de luxe bood om zich van een onaangenaam verschijnsel als de Sovjet-Unie zo min mogelijk aan te trekken. Wat ook meespeelde was angst voor de communistische propaganda en agitatie van de Komintern, vooral in de koloniën. Twee communistische opstanden op Java en Sumatra in 1926 en 1927 bleken achteraf niet veel om het lijf te hebben en waren bovendien niet of nauwelijks gesteund door Moskou, maar ze wakkerden de vrees voor het rode monster wel aan. Ben Knapen oordeelt in zijn dissertatie De lange weg naar Moskou, over de Nederlandse relatie met de Sovjet-Unie in de periode 1917-1942, desondanks hard over het beleid van Van Karnebeek, dat hij ‘schuchter, angstig soms, en fantasieloos’ noemt.

 Twijfelachtige familietrekjes

Er is altijd veel te doen geweest over de blokkade voor erkenning die koningin Wilhelmina zou hebben opgelegd. Dit vanwege haar familieband met de in 1918 door de bolsjewieken vermoorde Romanovs. Die band bestond – via grootmoeder Anna Paulowna (1795-1865), de echtgenote van Willem II – uit overgrootvader tsaar Paul I (1754-1801). Die was excentriek of, duidelijker geformuleerd, krankzinnig. Na een bewind van vijf jaar werd hij door een groep hovelingen in zijn slaapkamer vermoord ‘om erger te voorkomen’, zoals het in een Sovjet-geschiedenisboek werd genoemd. Pauls zoon en opvolger Alexander I bestrafte de moordenaars niet, wat over zijn rol te denken geeft. Wilhelmina identificeerde zich dus met (verre) familie met op z’n zachtst gezegd twijfelachtige trekjes.

Of zou er nog een reden voor haar halsstarrigheid zijn geweest? Gezien de populariteit in Nederland van Russische spoorwegobligaties is het niet uit te sluiten dat ook de Oranjes daarmee in 1917 flink het schip zijn ingegaan. Mogelijk was de koppigheid van Wilhelmina dan ook (mede) financieel gemotiveerd. Grote kans dat we daar nooit achter zullen komen; de Vereniging voor de Effectenhandel meldde destijds al dat lang niet alle eigenaren aan het onderzoek hadden meegedaan.

Knapen nuanceert in zijn boek de rol van Wilhelmina en stelt dat Van Karnebeek verantwoordelijk was en niet de koningin. Formeel is dat waar, maar het is ook een nogal legalistisch standpunt dat geen rekening houdt met de serviele houding die bewindslieden plegen aan te nemen zodra het koningshuis ten tonele verschijnt. Overigens verschilden de opvattingen van Wilhelmina en Van Karnebeek niet erg van elkaar.

Hoewel de de jure erkenning dus werd geblokkeerd, ontstond er uiteindelijk toch een modus vivendi. Buitenlandse Zaken cq Van Karnebeek had daar geen bezwaar tegen. Kennelijk verwachtte hij dat geformaliseerde handelscontacten geen bron voor het verspreiden van propaganda zouden worden. Mogelijk speelde ook een zeker dedain voor zoiets platvloers als economie mee. Het betekende dat het ministerie van Economische Zaken gaandeweg meer invloed kreeg op de relaties met de Sovjet-Unie.

De handel daarmee bleef overigens beperkt van omvang en vormde in de jaren twintig en de eerste helft van de jaren dertig (veel) minder dan één procent van de totale Nederlandse export; de cijfers voor de import zijn vergelijkbaar. Pas in het midden van de jaren dertig nam de export toe tot ongeveer twee procent van het totaal, nog steeds veel minder dan ten tijde van het tsaristische bewind. Waarschijnlijk werd dat deels veroorzaakt door de crisisgerelateerde daling van de export naar andere landen, al profiteerde Nederland vanaf 1934 ook van de vermindering van Russische aankopen in nazi-Duitsland.

De angst voor agitatie in de koloniën speelde ook een rol

Vanaf 1932 werden beperkte exportkredietgaranties verleend, in 1934 ontstond het pseudo-officiële Centraal Bureau voor den Handel met Sovjet-Rusland (met subsidie van Economische Zaken), terwijl reizen van enkele particuliere handelsvertegenwoordigers door de overheid werden betaald. Geen echte handelsmissie dus, maar wel een kanaal ter bevordering van de wederzijdse in- en uitvoer, zonder de jure erkenning.

Zeven provinciën

Over dat laatste ontstond opnieuw gedoe nadat de VS in 1933 als een van de laatste landen de Sovjet-Unie ook had erkend. Moest Nederland nu ook niet eens? De regering weigerde opnieuw, volgens minister De Graeff vooral omdat officiële legaties broeinesten zouden worden van propaganda. De angst voor revolutionaire agitatie – denk aan de muiterij op de Zeven Provinciën in februari 1933 en het Jordaanoproer in juli 1934 – was groot.

Nederland lag ook dwars bij de toetreding van de Sovjet-Unie tot de Volkenbond in 1934. Het kabinet-Colijn liet zich daarbij meeslepen door christelijk gemotiveerde anticommunistische sentimenten. Hoewel aanvankelijk het streven was om zich van stemming te onthouden, voelde de regering zich uiteindelijk gedwongen de achterban met een duidelijk signaal tevreden te stellen. Nederland stemde dus tegen, samen met de andere achterblijvers Portugal en Zwitserland. Ook de vorstin speelde ineens weer een rol: Wilhelmina zou hebben gedreigd met aftreden als Nederland voor zou stemmen. Bron daarvoor is minister De Graeff van Buitenlandse Zaken, die dit later in een persoonlijke brief schreef. Een oncontroleerbare bewering, maar gezien de koppigheid en impulsiviteit van de vorstin niet onwaarschijnlijk.

Zelfs na de Duitse inval in de Sovjet-Unie juni 1941 duurde het nog ruim een jaar voor Nederland overging tot erkenning, daarbij ‘geholpen’ door pressie vanuit Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Het kostte veel ministers enige tijd om na 25 jaar van consequent volgehouden starheid over hun eigen schaduw heen te springen. De sociaaldemocraten, niet belast door dit verleden, hadden een veel pragmatischer opvatting over erkenning. Minister Albarda van Verkeer en Waterstaat pleitte er al in september 1941 voor, toen nog allerminst zeker was dat de Sovjet-Unie de Duitse inval zou overleven. Hij schreef aan premier Gerbrandy: ‘Eén blik op de kaart en ik moet lachen. Dat geweldig groote Russische Rijk, grooter dan het oude Europa, en dat kleine Nederland als eenige om neen te zeggen.’ En de essentie van de situatie op dat moment: ‘Is onze houding ook niet zeer eigenwijs tegenover al onze bondgenooten, die toch waarlijk  ook geen onchristelijke barbaren zijn?’

Minister Van Kleffens van Buitenlandse Zaken was voldoende Realpolitiker om tot erkenning over te gaan. Aardig detail: in verband met mogelijke erkenning had in 1923 een jonge referendaris op het ministerie van Buitenlandse Zaken een rapport geschreven over de verschillen tussen de jure en de facto erkenning. Zijn naam: Eelco van Kleffens.

Gezantschap bij de paus

Om niet van communistische sentimenten te worden verdacht kon in een moeite door ook het in 1871 afgeschafte gezantschap bij de paus in ere worden hersteld. Een eerdere poging tot herstel daarvan was in november 1925 in de Nacht van Kersten gesneuveld, samen met het eerste kabinet-Colijn. Twee al lang voortsudderende kwesties waren daarmee in één klap opgelost.

Vervolgens bleek de vorstin voor de zoveelste keer dwars te liggen, onder meer door eisen te stellen aan het maximale aantal mensen dat op een Russisch gezantschap zou mogen werken. Irreële dwingelandij, ook omdat er in Londen sowieso geen Russisch gezantschap zou komen. Het vergde nog enig subtiel massagewerk van diverse ministers, maar de vorstin kreeg haar zin dit keer niet en met ingang van 10 juli 1942 hadden de twee landen diplomatieke betrekkingen met elkaar. Van Kleffens vond het een blamage dat het zo lang had moeten duren en wilde er zo min mogelijk ruchtbaarheid aan geven. Zwitserland blameerde zich nog vier jaar langer en erkende, als laatste democratisch geregeerd land, de Sovjet-Unie in 1946.

Shell-topman Deterding publiceerde  in 1927 een anti-Sovjet manifest

Die late Nederlandse erkenning had trouwens bijna vijftig jaar later nog een staartje bij het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. De erkenning had immers pas plaatsgevonden ná de annexatie van Estland, Letland en Litouwen in 1940, terwijl dit landen waren die Nederland in 1921 had erkend. Die annexatie (op grond van het Molotov-Ribbentrop-pact uit 1939, maar volgens de Sovjet-geschiedschrijving was dat ‘op eigen verzoek’ van de drie landen gebeurd) speelde geen rol in de discussies over de erkenning van de Sovjet-Unie. Was het over het hoofd gezien of wilde men de nieuwe bondgenoot niet voor het hoofd stoten? Nederland maakte in ieder geval geen voorbehoud ten aanzien van de Baltische staten, zoals de Duitse Bondsrepubliek in 1953 wel zou doen. Gevolg daarvan was dat Buitenlandse Zaken in 1991 graag wilde weten ‘hoe Moskou de volkenrechtelijke aspecten van de onafhankelijkheid ziet’ alvorens tot erkenning van de drie opnieuw zelfstandige staten over te gaan. Uiteindelijk meldde minister Van den Broek van Buitenlandse Zaken aan de Kamer dat de erkenning door de Russische Federatie als voldoende duidelijk antwoord werd beschouwd.

Morele superioriteit

Rest de vraag waarom Nederland 25 jaar nodig had tot erkenning over te gaan. Immers: de bolsjewieken werden ook elders niet erg gewaardeerd, andere landen worstelden net zo goed met de schuldenkwestie en angst voor communistische agitatie in de koloniën was er ook in Frankrijk en Groot-Brittannië. Het grote verschil was de langdurige Nederlandse politiek van onzijdigheid en afzijdigheid, waardoor het mogelijk was de grote boze buitenwereld buiten te sluiten. De schaarse buitenlandse politiek was vooral een middel ter profilering (belijdenis van standpunten en het behagen van de achterban) in de binnenlandse arena. Voeg daarbij een politieke kaste die de wereld bezag vanuit een zekere morele superioriteit (deftige heren die de bolsjewieken maar ordinair volk vonden) en – Knapen wijst erop – het tot 1939 ontbreken van sociaaldemocratische deelname aan de regering. Niet voor niets ging België als een van de laatste landen in 1935 over tot erkenning toen de socialisten in de regering zaten. Tenslotte is er de koppigheid van Wilhelmina; weliswaar zijn niet alle beweringen over haar houding in deze kwestie verifieerbaar, maar ze lag diverse keren aantoonbaar dwars. Anders dan in Groot-Brittannië, waar de regering koning George V in 1930 ronduit dwong de gezant van de Sovjet-Unie te ontvangen, ontbrak die daadkracht bij de Nederlandse ministers.

Waar het uiteindelijk om gaat is of de late erkenning van de Sovjet-Unie eigenlijk wat uitmaakte. Waarschijnlijk niet; Sovjet-premier Vjatjeslav Molotov had het in 1935 over ‘onbetekenende landen’ in uithoeken van Europa die nog steeds niet tot erkenning waren overgegaan. Grote kans dat hij daar ook Nederland mee bedoelde. De wederzijdse handel in haring en hout, baggermolens en bloembollen ging ondertussen gewoon door.

 

Bronnen voor dit artikel zijn onder meer:

N.A. van Horn, Russische schulden aan Nederland na de revolutie. In: BMGN, 108 (1993)

H.H. Jongbloed, Nederlands-Sovjetrussische diplomatieke betrekkingen. De moeizame geschiedenis van het akkoord van 10 juli 1942. In: BMGN, 95 (1980)

Ben Knapen, De lange weg naar Moskou; de Nederlandse relatie tot de Sovjet-Unie, 1917-1942. Amsterdam, 1985

Dossier – Verborgen kosten koningshuis

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 13, NR.2, JUNI 2017

THEMA: Nederland is belastingparadijs voor de miljarden van Oranje

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

De verborgen kosten van het koningshuis
René Zwaap

Essay: Goethe contra de private geldschepping
Walter Lüssi

Max Westerman: ‘Handelsmissies met koning leveren niets op’
Max Westerman

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: ‘Een duister stel’ schrijft geschiedenis
René Zwaap

Van het republikeins front: Terug naar Västerås

Van gekozen burgemeester naar gekozen staatshoofd
Gijs Korevaar

Republikeins Genootschap herrijst uit zijn as
Ulli d’Oliveira

Dubbelportret 1: Kenne Grégoire schildert Willem-Alexander
Kenne Grégoire

Dubbelportret 2: Jan Maliepaard over zijn Koningin Minima
Jan Maliepaard

Column: Strijdige belangen
Simplicissimus

Column: De dag dat de barbaren kwamen
Ries Roowaan

King Kong en de Stadhoudersbrief
Manuel Kneepkens

Hoe Wilhelmina de Sovjet-Unie bestreed
Maurits van den Toorn

Rusland: 100 jaar revolutie in een eeuwig wingewest
Anton van Hooff

Boekrecensie: coalitievorming in Nederland
Maurits van den Toorn

Adoptiekeizers deden het beter dan geborenen
Anton van Hooff

Lezerspost

Appeltjes van Oranje: Operatie Lock
René Zwaap

Column Hans Maessen: Wat niet weet…

 

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

1977: de boze stiefmoeder van alle formaties

 

Juliana zette (tevergeefs) haar zinnen op het tweede kabinet-Den Uyl en haar dochter hielp Wim Kok aan de macht. In het boek Kabinetsformaties 1977-2012 van het Nijmeegse Centrum voor Parlementaire Geschiedenis wordt de rol van het staatshoofd stevig nagepluisd. Stevenen we na de komende verkiezingen af op een reprise van het formatiedrama van 1977?

 

Tekst: Maurits van den Toorn

208 dagen. Iedereen die een beetje in de Nederlandse politieke geschiedenis thuis is, weet direct waar dat naar verwijst, net als de getallencombinaties 8-7-1 en 7-7-2. Het zijn de kerngetallen uit de formatie van het tweede kabinet-Den Uyl in 1977, respectievelijk het aantal dagen dat de formatie duurde en de verdeling van de ministersposten over de drie partijen PvdA, CDA en D66. Klein detail daarbij is dat het kabinet er helemaal niet kwam, de berg baarde in dit geval zelfs niet eens een muis (of juist wel, als je het kabinet Van Agt/Wiegel zo zou willen betitelen).

De verhitte gang van zaken met protagonisten die elkaar bijkans naar het leven stonden, een stoorzender in de vorm van Aantjes, die in het geniep achter de rug van Van Agt om contacten met Den Uyl onderhield (wie zou nog durven ontkennen dat politiek een krokodillenbedrijf is?) en de pers die vrolijk meeformeerde, het blijft een politieke thriller van hoog niveau, ook al is de afloop bekend. Het verhaal is van dag tot dag te volgen in het onlangs verschenen Kabinetsformaties 1977-2012 van het Nijmeegse Centrum voor Parlementaire Geschiedenis. Het boek beschrijft met grote grondigheid de kabinetsformaties van de afgelopen 35 jaar (1977-2012) en is een waardige opvolger van de eveneens uit de boezem van de Nijmeegse universiteit afkomstige boeken over de formaties 1946-1965 van F. Duynstee en die van 1959-1973 van P.F. Maas.

 

Grilligheden

 

Als je zo door de recente parlementaire geschiedenis wandelt, is voor alles duidelijk dat formaties allemaal hun eigen grilligheden hebben, geen enkele lijkt op een andere. Er is dan ook weinig staatsrecht rond de kabinetsformatie, het meeste is gebaseerd op (soms slechte) ervaringen. Om de missers van een vorige formatie te voorkomen zijn er door de jaren heen steeds meer stappen genomen – de formateur wordt tegenwoordig bijna altijd voorafgegaan door een, twee of drie informateurs, nog recenter is de instelling van een pre-informateur of verkenner – en steeds meer documenten opgesteld. Al na korte tijd behoren al deze stappen en stukken tot het standaardgereedschap van een formatie. Wie ze allemaal nog eens wil nalezen raadplege het in 2012 verschenen De kabinetsformatie in vijftig stappen van Carla van Baalen en Alexander van Kessel, ook de redacteuren en coauteurs van het hier besproken boek.

De samenstellers hebben het geluk dat ze een stevige binnenkomer hebben met 1977, door zijn lange tijdsduur een mijlpaal, niet ten onrechte betiteld als ‘de moeder van alle kabinetsformaties’ (eerder de boze stiefmoeder, maar goed). Door de snelle val van het kabinet Rutte I kon ook de formatie van het huidige kabinet in 2012 worden meegenomen. Ook een mijlpaal, want voor het eerst was dit een formatie waarbij het staatshoofd formeel buiten spel is gebleven. Dat staatshoofd, zo verzekeren voorstanders van de monarchie altijd, heeft geen macht, hoogstens invloed. Naar aanleiding van de beschrijvingen is er wel het een en ander over die invloed en de (on)wenselijkheid daarvan op te merken.

Zo was Juliana’s poging om, na het voor de eerste keer mislukken van de formatiepoging door formateur Den Uyl, CDA-aanvoerder Van Agt tot formateur benoemen – hij had het lef om te weigeren, een unicum – volgens het CDA regelrecht afkomstig uit de koker van de PvdA. Volgens dat scenario zou Van Agt ook mislukken, waarna de weg vrij was voor het door de vorstin gewenste tweede kabinet-Den Uyl. Naïviteit van Juliana of bereidheid om het spel van de door haar (naar verluidt) zeer gewaardeerde Den Uyl mee te spelen? ‘Van Agt op Justitie, dát kan toch niet’, zei Juliana volgens Ed. van Thijn in het manuscript van zijn Dagboek van een Onderhandelaar, een uitspraak die in de gepubliceerde versie is verdwenen (waarom eigenlijk?). Misschien maakte Juliana een niet al te handige keuze uit de uiteenlopende adviezen. Die onzekerheid illustreert precies hoe raar het is, zo’n ‘procesbegeleider’ achter de schermen van wie je je maar moet afvragen in hoeverre die werkelijk neutraal is.

 

Beatrix

Ook koningin Beatrix heeft meermaals haar verreikende invloed op de totstandkoming van een kabinet laten gelden. Beroemd is haar onverwachte keuze uit 1994 om na het mislukken van de ‘paarse’ onderhandelingen niet een nieuwe informateur te benoemen, maar PvdA-leider Kok de opdracht te geven een regeringsprogramma op hoofdlijnen samen te stellen. De partijen die zich daarin konden vinden, konden zich er vervolgens bij aansluiten. Uiteindelijk kwam zo alsnog het eerste paarse kabinet tot stand, een van de succesvollere kabinetten sinds 1945. Bij de formatie van 2010 wekte de keuze van de majesteit om eerst Tjeenk Willink en en in een volgende ronde Lubbers tot informateur te benoemen verbazing, omdat die keuze niet was gebaseerd op de verschillende adviezen die waren uitgebracht.

Eerlijk is eerlijk: de manoeuvre uit 1994 had succes, en wat mij betreft is er veel te zeggen voor pogingen om te ontkomen aan een door de PVV gesteund of gedoogd kabinet. Desondanks blijft het een vreemde gang van zaken dat de vorming van een kabinet van democratisch gekozen partijen wordt gestuurd en beïnvloed door iemand die buiten de democratie staat en daar bovendien geen verantwoording voor kan en mag afleggen.

Ook in de politiek ontstond daar onvrede over en de Tweede Kamer besloot tot een wijziging van het Reglement van Orde: voortaan wordt de informateur door de Kamer benoemd. Die nieuwe regel uit maart 2012 kon al bijna meteen in praktijk worden gebracht door de val van het gedoogkabinet in april van dat jaar. En ziedaar: de formatie verliep zelfs uitermate vlot, geholpen door een verkiezingsuitslag die nauwelijks een andere combinatie mogelijk maakte én twee partijleiders die het goed met elkaar konden vinden.

In 2017 kan het wel eens lastiger uitpakken als er een kabinet uit drie, vier of misschien zelfs vijf partijen in elkaar gezet moet worden. Laten we hopen dat degenen die dat moeten fiksen goed met elkaar overweg kunnen, anders krijgen we een herhaling van 1977 – en in het ergste geval moet men ‘met hangende pootjes’ (dixit Van Mierlo in 1971) de hulp van het staatshoofd inroepen. Noodgedwongen koning Willem-Alexander aan z’n eerste formatie-ervaring helpen zou een nog grotere blamage zijn dan 208 dagen lang formeren.

 

Carla van Baalen en Alexander van Kessel (red.):

Kabinetsformaties 1977-2012

Uitgeverij Boom, Amsterdam 2016

ISBN 978 94 6105 466 1

Prijs € 34,50

 

De Republikeinse Verkiezingsgids 2017

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 13, NR.1, MAART 2017

THEMA: De Republikeinse Verkiezingsgids 2017

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

Gekozen koningin maakt comeback bij GroenLinks
Gijs Korevaar

Republikeinse Verkiezingsgids: republikeins electoraat heeft iets te kiezen
Maurits van den Toorn

PVV is rijp voor rechterlijk verbod: grenzen van de tolerantie
prof. mr. H.U. Jessurun d’Oliveira

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: Orangisme versus populisme?
René Zwaap

Van het republikeinse front: verborgen kosten koningshuis
Team Willyleaks

Een parlement van zwijgers
Floris Müller

De tragiek van de rechtse provo
René Zwaap

PVV gedwee op weg naar het paleis
René Zwaap

Grenzen aan vrijheid van expressie
Gijs Korevaar

Zwitserse verbazing over stemchaos in de polder
René Zwaap

De participatie van de burger in de bestuursstaat
Mani Matter

De kerstrede als taalkundig ongeluk
Simplicissimus

Pleidooi voor een weerbare democratie
Kurt Haverkort

God, Nederland en Oranje
Lodewijk Brunt

Bataafse mythe werd staatkundige realiteit
Anton van Hooff

Boekrecensie: De boze stiefmoeder van alle kabinetsformaties
Maurits van den Toorn

Appeltjes van Oranje: De vriendschap van prins Bernhard met Pieter Menten

Column Hans Maessen: wordt 2017 het nieuwe 1848?

 

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

Clinton vs Trump: De ultieme strijd der seksen

De kans is redelijk groot dat we in november een ‘Mater Americana’ krijgen. Of komt er toch een Amerikaanse president die net zo impulsief is als onze koning Willem III, maar dan met atoomwapens? Het duel tussen Hillary Clinton en Donald Trump is de ultieme strijd der seksen, met als inzet de wereldmacht.

Tekst:  Maurits van den Toorn

Gekozen vrouwelijke staatshoofden en dito regeringsleiders zijn inmiddels niet zo heel erg bijzonder meer. Om ons tot de huidige situatie in Europa te beperken: Angela Merkel en Theresa May kent iedereen wel, maar we hebben ook Erna Solberg (premier van Noorwegen), Beata Szydło (premier van Polen) en Dalia Grybauskaitė (president van Litouwen). En vroeger was er natuurlijk Margaret Thatcher, en elders in de wereld Corazón Aquino, Indira Gandhi en Golda Meir, om alleen maar de bekendste te noemen. En Brazilië, het grootste land van Zuid-Amerika, het continent dat al sinds Evita Perron niet vies is aan vrouwen op de hoogste positie, had tot voor kort de onfortuinlijke Dilma Rousseff als president, maar die werd naar eigen zeggen het slachtoffer van een complot van rechtse boze mannen. Maar een vrouw die kans maakt om POTUS – jargon voor President of the United States – te worden is nieuw.

En dat terwijl er in de Amerikaanse geschiedenis weinig presidentskandidaten zo ongeliefd zijn geweest als Hillary Clinton. Dat zal zeker ook hebben bijgedragen aan het onverwacht grote succes van Bernie Sanders. Clinton wordt gezien als vertegenwoordiger van het establishment (‘de kliek in Washington’) en het grootkapitaal, die 300.000 dollar vroeg (en kreeg) voor een toespraak. Het wordt haar kwalijk genomen dat ze (te) ambitieus, technocratisch, afstandelijk en kil is – typisch de verwijten die een vrouw wél maar een man niet zo gauw naar zijn hoofd krijgt. Ze is als het ware te weinig moederlijk.

Eigenwijs

Wezenlijker is dat ze niet wordt vertrouwd. Alles wat ze eerder als minister van Buitenlandse Zaken verkeerd heeft gedaan wordt eindeloos uitvergroot en herkauwd. Vooral de aanval op de Amerikaanse diplomatieke vestiging in Benghazi (Libië) in 2012, waarbij vier Amerikaanse slachtoffers vielen, en het gebruik van de eigen mailserver in plaats van de beveiligde server van het State Department, worden steeds weer opgerakeld.

In beide gevallen ging het om (ernstige) inschattingsfouten en bij de kwestie rond de mailserver ook om eigenwijsheid. Dat is ernstig, maar de kwesties raakten vooral beladen door het gedoe eromheen. De standaardreactie op kritiek ligt in de sfeer van ‘dat heb ik nooit gedaan en ik ben er bovendien al mee opgehouden’: eerst ontkennen, dan bagatelliseren en naarmate er nieuwe feiten boven tafel kwamen steeds een stapje verder terug doen. Zo houd je een affaire wel in de lucht. En zelfs nadat de FBI had besloten geen strafvervolging in te stellen was het nog niet klaar, er kwam wéér een klunzige en rommelige persconferentie over de e-mailaffaire. Het doet denken aan de Watergate-affaire, waar uiteindelijk niet het delict zelf, maar de volkomen verkeerde manier van reageren Nixon de das omdeed.

Clintons gedrag wekt geen betrouwbare indruk – zie je wel, ze liegt alweer! – en elke affaire versterkt haar toch al gesloten houding. Als Hillary het in november inderdaad tot president-elect schopt, zal ze een veel krampachtiger en gesloten POTUS worden dan de relaxt en open overkomende Obama.

Boeman

Over tegenstander Donald Trump hoor je nooit het verwijt dat hij te weinig een vaderfiguur zou zijn. Nu is hij ook wel de laatste bij wie je aan het begrip ‘pater familias’ denkt. De zakenman en miljonair is eerder een boeman waar de kinderen bang voor zijn.

trump

Ook Trump wordt gehaat en gevreesd, als presidentskandidaat maar ook als zakenman. In die laatste hoedanigheid is hij trouwens helemaal niet zo succesvol als hij zelf beweert: de lijst met mislukkingen en faillissementen is ellenlang en soms omringd met de geur van fraude. Niet alleen z’n eigen bedenksels floppen regelmatig, ook bestaande bedrijven kwamen na overname soms al binnen korte tijd in de problemen. Zijn grootste ‘prestatie’ in dit opzicht was Trump Airlines: in 1988 ontstaan door voor 365 miljoen dollar de al 27 jaar redelijk succesvolle Eastern Air Shuttle over te nemen, in 1992 na een opeenvolging van verkeerde beslissingen opgedoekt.

Slechte berichten over hem zijn er ondertussen in overvloed, zoals het niet of maar gedeeltelijk betalen van mensen (zelfs zijn ghost writer kreeg maar een deel van het beloofde honorarium), een verbod op vakbondslidmaatschap in zijn hotels en het niet of pas na lang zeuren betalen van – uiteraard met veel publiciteit – toegezegde giften aan goede doelen zoals veteranenorganisaties.

De krant USA Today wist uit te vinden dat Trump en zijn bedrijven in totaal in zo’n 3500 rechtszaken verwikkeld zijn of zijn geweest, in iets meer dan de helft van gevallen als klager. Ook als we in aanmerking nemen dat Amerikanen sneller naar de rechter lopen dan Europeanen – in de Verenigde Staten zijn er 40 advocaten per 10.000 inwoners, in Nederland 10 – dan is dit een extreem hoog aantal.

Onderschat

Het raadselachtige van Trump is vooral dat hij overal mee wegkomt, elke verschutting die een normale politicus noodlottig zou zijn geworden leidt hooguit tot een tijdelijke dip in zijn populariteit. Niets aan de man van Teflon is voorspelbaar. Aanvankelijk werd hij door vriend en vijand stelselmatig onderschat. Zo plaatste de site The Huffington Post berichten over Trump eerst niet onder het kopje ‘politiek’ maar onder ‘amusement’. Ook de Republikeinse partijtop én de mededingers naar de presidentskandidatuur zagen hem als een pias voor wie het snel ‘af door de zijdeur’ zou zijn.

Kandidaten als Cruz, Rubio en Bush gingen in de maanden daarna met hun strategie de mist in. Niet de klassiek-conservatieve stokpaardjes zoals verzet tegen abortus en het homohuwelijk beroerden de kiezers, maar zorgen over de economie en immigratie. Dat palet wist Trump zo uitstekend te bespelen dat het hem, mede door het succesvol afzeiken van zijn bleekneuzige en brave tegenkandidaten, de Republikeinse nominatie opleverde. Een keiharde vechter als Ted Cruz was helemaal niet bleekneuzig of braaf, maar alles en iedereen viel weg tegen wervelwind Trump. Want wat je ook van de man vindt: hij slaagt erin de aandacht te trekken.

Allerhande commentatoren en politieke analisten die echt heel zeker wisten dat zijn gedrag  presidentiëler zou worden als hij zijn Republikeinse mededingers had geëlimineerd, kwamen bedrogen uit. Het schelden en tieren tegen alles en iedereen gaat gewoon door, soms nog feller dan eerst. En iedere keer als voorspeld werd dat Trump nu écht zijn hand zou hebben overspeeld – bijvoorbeeld door het beledigen van de rechter met een Mexicaanse achtergrond die zich over de kwestie van de frauduleuze Trump University buigt – bleek het na hooguit een dipje in de polls niets uit te maken.

De reacties van Trump op de toespraak van Khizr Khan op de Democratische conventie brachten voor het eerst iets meer teweeg. De zoon van Khan kwam als militair in Irak om het leven; vader Khan hield daar een indrukwekkend verhaal over, duidelijk makend dat ook hij als moslim Amerikaanse waarden hoog houdt en een offer voor het land had gebracht. Trumps minachtende reacties – zoals gebruikelijk per tweet – vielen niet goed, vooral niet omdat hij door het zwartmaken van de familie Khan en het bagatelliseren van hun leed indirect ook minachtend deed over de krijgsmacht, en dat moet je in de Verenigde Staten echt niet doen. Het leverde hem een substantiële daling in de polls op.

Stijlvol

De New York Times kwam onlangs met een lijst met daarop, handig op alfabet geordend, alle beledigingen van Trump aan het adres van zo’n 250 personen en instanties. Het is niet iedereen gegeven zo stijlvol te beledigen als Gerard Reve, maar ook als je de lat wat minder hoog legt, is het van een schokkend laag niveau, het is geschreeuw van de straat. Als dit werkelijk het beste is dat een van de twee grote politieke partijen van een land met ruim 320 miljoen inwoners te bieden heeft, ziet het er niet goed uit voor de Verenigde Staten.

Je kunt Obama verwijten dat hij als Democraat niet onpartijdig is, maar wat hij zei naar aanleiding van de beledigingen aan het adres van Khan snijdt hout: ‘There comes a point where you have to say “somebody who makes those kinds of statements doesn’t have the judgment, the temperament, the understanding to occupy the most powerful position in the world”.’ Inmiddels raken ook steeds meer Republikeinen daar – een tikje laat – van overtuigd: een aantal senatoren heeft openlijk afstand genomen en vijftig (!) Republikeinse prominenten waarschuwden begin augustus in een open brief in The New York Times dat Trump ongeschikt is voor het presidentschap, sterker nog: een gevaar voor het land is. Op de valreep heeft zich zelfs nog een onafhankelijke kandidaat gemeld, een zekere Evan McMullin van wie we na 8 november 2016 nooit meer iets zullen horen.

Maar de Trump-stemmers – misschien kun je beter zeggen zijn fans – zitten er niet mee. De boze, oudere en laag opgeleide blanke mannen die het electoraat vormen waar hij het (deels) van moet hebben, vinden het mooi dat het allemaal ‘eindelijk eens wordt gezegd’, ook al is het racistisch en sexistisch. En de beledigingen waar de rest van de natie over valt? Ofwel de fans zijn het met Trump eens, ofwel ze geloven de berichten in de media niet, ofwel ze nemen helemaal geen kennis van wat de mainstream media berichten omdat ze alleen nog websites en sociale media van hun keuze als informatiebron hebben. Een ‘links’ blad als The New York Times of The Washington Post lezen ze sowieso niet meer, als ze het ooit al hebben gedaan.

De vrucht van maandenlang schelden was op de Republikeinse Conventie te zien: een menigte die uitzinnig over Hillary staat te scanderen ‘Lock her up! Lock her up!’ Met het trekken van historische parallellen moet je altijd oppassen, maar het zijn dezelfde sentimenten die in pakweg 1943 in het Berlijnse Sportpalast werden aangesproken. Sla YouTube er maar op na.

Rekensom

Inmiddels hebben nog maar een paar weken te gaan voor de verkiezingen. Wat gaat het worden? We zijn geneigd om de aanhangers van Clinton en Sanders bij elkaar op te tellen, maar de heisa aan het begin van de Democratische Conventie heeft duidelijk gemaakt dat die rekensom niet klopt. Sanders mag dan inmiddels wel zijn voormalige rivaal Hillary – vermoedelijk knarsetandend – warm aanbevelen, veel van zijn aanhangers denken er nog steeds anders over. Het gevolg is dat ze misschien helemaal niet gaan stemmen, of dat ze hun stem op heel iemand anders uitbrengen.

Anders dan wij wel eens denken is de keuze groot genoeg, Evan McMullin is bepaald niet de enige ‘derde kandidaat’ zoals hij in sommige media werd gepresenteerd. In totaal hebben zich 1817 mensen bij de  Federal election Commission aangemeld om mee te doen als presidentskandidaat. Daaronder bevinden zich bloemrijke figuren als Dog Eating Maniacal Fish Brained Ugly Commandant Be Electe Moose Lookalike Fool That Will (Republikein) en Luther T. The Merciless Lieutenant Ridiculous Warlord Stock (partij onbekend) die het kiesbiljet niet eens halen. Dergelijke halvegaren vormen geen bedreiging, maar serieuzere third party candidates van bijvoorbeeld de Green Party of de Libertarian Party zijn weliswaar net zo kansloos, maar ze zouden in een van de swing states nét voldoende stemmen van Sanders-adepten kunnen trekken om Hillary Clinton van de overwinning af te houden. Dat is ook de strategie van McMullin ten aanzien van Trump. Het kan leiden tot direct verlies, of zoals in 2000 tot een Bush-Gore scenario (een uitslag die too close to call is en via hertellingen en gerechtelijke uitspraken moet worden bevochten; Bush won toen onder meer dankzij een scherpzinnige jurist, een zekere Ted Cruz).

De vraag is ook of het zwarte en hispano-electoraat dat Clinton heet te steunen ook werkelijk massaal gaat stemmen. Zeker bij het armere deel van deze bevolkingsgroepen is voorstelbaar dat men niet geneigd is de moeite nog te nemen om zich uit te sloven voor een politiek stelsel dat keer op keer teleurstelt en mensen links laat liggen. Wat maakt het uit of je door de kat of door de hond wordt gebeten?

hillary

Het is kortom geen kat in ’t bakkie voor Clinton en de Democraten. De mogelijkheid dat we opgescheept worden met een Amerikaanse president die net zo impulsief is – of zeg maar gewoon gek – als onze koning Willem III, maar dan met atoomwapens, is geen prettig vooruitzicht. Dan liever Hillary, hoe on-moederlijk ze ook mag zijn.

De presidentskandidaten en Nederland

Is de toekomstige president van de USA land eigenlijk een beetje bekend met Nederland? Hillary Clinton werd als minister van Buitenlandse Zaken door haar staf in ieder geval uitgebreid geïnformeerd over het ‘fascistische’ gehalte van Geert Wilders. Trump lanceerde in Rotterdam zijn eigen wodka-merk, dat natuurlijk uitmondde in een faillissement.

Vast staat dat Hillary Clinton hier zeker vijf keer is geweest. De eerste keer in 1997 als First Lady, oftewel FLOTUS, toen ze samen met de president op toer was in Europa ter viering van vijftig jaar Marshallhulp. Ze kwam een dag eerder dan Bill en hield een toespraak in Amsterdam. Het beroemdst aan dat bezoek was het al maanden van tevoren zorgvuldig geregisseerde spontane poffertjeseten in Delft.

De tweede keer was een bezoek in 2003 ter promotie van haar toen net vertaalde autobiografie Mijn Verhaal. Dat bezoek van de voormalige First Lady duurde een halve dag. Het beperkte zich tot het Amstel Hotel in Amsterdam – er was geen signeersessie voor het gewone volk – en bestond uit een lunch met figuren die net als Hillary zelf vooral ‘voormalig’ waren, zoals voormalig staatssecretaris Vermeend (PvdA), voormalig staatssecretaris Van Leeuwen (LPF) en voormalig Philips-topman Pieper.

Als Secretary of State kwam Clinton drie keer langs. Voorjaar 2009 was ze bij een internationale conferentie over Afghanistan en in januari 2010 sprak ze in de aanloop naar een Afghanistan-conferentie in Londen met de ministers Verhagen en Koenders, in het bijzonder over de positie van vrouwen daar. Grappig: dit bezoek staat niet in het overzicht van het State Department, maar Hillary heeft het zelf in een mail over ‘When I was in the Netherlands last week’. Zoveel gereisd dat de landen even door elkaar liepen wellicht? In december 2011 ontmoette ze haar Nederlandse collega Uri Rosenthal en hield ze een toespraak op de door het ministerie van BuZa georganiseerde conferentie over internetvrijheid.

Wikileaks

In principe interessanter is wat haar als Secretary of State aan feiten over ons land onder ogen is gekomen. Een rondje Wikileaks biedt inzicht.

In januari 2010 schrijft ze aan president Obama over haar ontmoeting met Verhagen en Koenders. Belangrijker is in dezelfde mail het volgende: ‘There appears to be a real difference of opinion in the Dutch coalition government about the anticipated withdrawal of their troops later this year. They are trying to square the move with the reality that development still requires security and trying to determine how they will reconfigure their continuing engagement in Afghanistan (and significant support) when they withdraw their troops from Uruzgan province – as seems likely given the vote in Parliament’.

In november en december 2010 ontvangt ze twee uitgebreide mails van de Amerikaanse journalist Max Blumenthal, die is gespecialiseerd in het conflict tussen Israël en de Palestijnen. De eerste gaat over de kort tevoren gehouden Nexus-conferentie The Return of the Ghosts, gewijd aan over het opkomend populisme, die ‘was inspired by the rise of far-right politician Geert Wilders’. Blumenthal schetst treffend de gang van zaken in het eerste kabinet-Rutte: ‘Wilders has essentially placed the Dutch coalition government in a stranglehold. (…) While Wilders dictates at will to the government, he remains independent of it, comfortably avoiding the consequences of policies he has helped to shape.’ Het bevat verder een uitgebreid verslag van de conferentie, met kritiek van Blumenthal op de manier waarop de ‘Dutch cultural elite’ met meel in de mond praat als het over dergelijke moeilijke onderwerpen gaat. Hillary is er content mee, ze heeft het doorgestuurd met de opmerking ‘A very smart piece – as usual’.

De tweede mail van Blumenthal gaat over de reacties in veel landen op wat wordt ervaren als de dreiging van de islam. Uiteraard wordt ook hierin Wilders genoemd, voornamelijk vanwege zijn gesprek met de toenmalige Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Avigdor Lieberman. Hij wordt in het stuk ‘Europe’s most prominent anti-Muslim figure’ genoemd. Ook dit heeft de minister ongetwijfeld gelezen, want ze heeft de mail doorgezonden met de opmerking ‘Pls print for me’.

Ook de laatste twee mails uit begin 2012 hebben betrekking op Wilders. De ene is een beschrijving door de Amerikaanse ambassade in Den Haag van de gang van zaken binnen het kabinet-Rutte en de invloed van gedoger Wilders (‘There has developed a sphere of fear, self-censorship and censorship’). De andere is een memo (‘confidential’) met een document van Rob Riemen, directeur van het Nexus instituut en auteur van een boek over Wilders waarin hij onomwonden fascist wordt genoemd. Uiteraard gaat ook dit memo daarover.

Om het verhaal compleet te maken: wat heeft Trump eigenlijk met Nederland? Praktisch niets, voor zover bekend is hij hier nooit geweest. Het enige is dat de eind 2005 met veel tamtam geïntroduceerde en al snel weer geflopte Trump Vodka in Nederland werd gemaakt door distilleerderij Wanders. In de beste Trump-traditie ging de in Rotterdam gevestigde firma in 2011 op de fles.

Democraten en Republikeinen

De twee grote partijen hebben goedbeschouwd tamelijk vreemde namen, want wie zou in de Verenigde Staten nu geen democraat of republikein (willen) zijn? Een autocratisch-royalistische partij zou geen schijn van kans maken.

Het begon rond 1790 allemaal met de Federalist Party van Alexander Hamilton en John Adams die voorstander was van een sterke regering. In oppositie daartegen ontstond in 1792 de Democratic-Republican Party van Thomas Jefferson en James Madison, die juist een zwakke federale regering en sterke staten nastreefde en opkwam voor agrarische belangen, vooral de plantages in het zuiden.

Na het verdwijnen van de Federalisten rond 1812 was het enige tijd de enige politieke partij van het land. In 1828 ontstond er een conflict over het benoemen van een opvolger van president James Monroe, met als gevolg een scheuring. Het ene deel van de partij ging door als Democratic Party, het andere deel vormde in 1854 de Republican Party. Grappig is dat juist de jongere Republikeinen de aanduiding Grand Old Party oftewel GOP hebben gekregen.

Als het om presidenten gaat hebben de partijen elkaar weinig na te geven. De Democraten hebben tot nu toe inclusief Barack Obama in totaal vijftien presidenten gehad. De Republikeinen kunnen achttien presidenten op het lijstje bijschrijven, onder wie een van de grootste: Abraham Lincoln (1861-1865).