referendum

Oud-topambtenaar Huub Linthorst: ‘Referendum enige weg voor de republiek’

Oud-topambtenaar Huub Linhorst schreef met Dagboek van een kroonprins – hoe Nederland bijna een republiek werd een uiterst vermakelijke roman met een serieuze juridische ondertoon.

RENÉ ZWAAP

Op politiek gebied mag de herinvoering van de republiek in Nederland nog ver weg lijken, in de vaderlandse literatuur zit de gedachte duidelijk in de lift. In 2021 kwam Adriaan van Dis met zijn roman KliFi, woede in de republiek Nederland, een vooruitblik naar een toekomst zonder Oranje-heersers, die ook niet over rozen bleek te gaan. Een jaar later boog Herman Koch zich in zijn Het Koninklijk Huis: een modern koningsdrama over dezelfde materie, en ook in dat werk dient de republiek niet bepaald als aanlokkelijk perspectief.  Beide auteurs lijken de republiek vooral te zien als een voorbode van rampspoed. Heel anders is dat in het kersvers verschenen Dagboek van een Kroonprins (ondertitel: Hoe Nederland bijna een republiek werd), geschreven door oud-topambtenaar Huub Linthorst, dat draait rond de fictieve kroonprins Frederik, die al van jongs af aan gruwt van het archaïsche en absurde ambt dat op hem wacht en besluit het systeem van binnenuit te saboteren – met succes, zij het wat laat.

Huub Linthorst (1945) kan terugkijken op een lange loopbaan als jurist bij de rijksoverheid. Hij was onder meer werkzaam bij de Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving op het ministerie van BZK en sloot zijn ambtelijke loopbaan af als directeur Wetgeving en Juridische Zaken bij het ministerie van Economische Zaken. De kennis die hij zo opdeed over de juridische ongerijmdheden van het constitutioneel koningschap in de Lage Landen klinkt in deze roman volop door en dat maakt Dagboek van een Kroonprins tot uiterst vermakelijke lectuur met een serieuze ondertoon.

VRIJWILLIGE TROONSAFSTAND

Huub Linthorst: ‘Voor de monarchie heb ik altijd een bijzondere belangstelling gehad, maar het idee voor dit boek deed ik eigenlijk op door een column van Daniela Hooghiemstra in NRC. Zij schreef daarin dat als de monarchie in Nederland nog eens ten einde zou komen, dat waarschijnlijk zou gebeuren als de Oranjes er zelf de brui aan gaven. Dat leek me een mooi uitgangspunt voor een roman. Ik probeerde me voor te stellen wat dan het beste als motief zou kunnen fungeren voor zo’n vrijwillig afscheid van het koningschap. Dat kon in mijn ogen alleen maar de liefde zijn. Naar het schijnt had Willem-Alexander al voor het koningschap willen bedanken als hij van het kabinet indertijd geen toestemming zou hebben gekregen om met Máxima te trouwen, dus dat ging al die kant uit. Al kan je je natuurlijk afvragen of de dame in kwestie nog wel met hem in het huwelijk had willen treden als zij geen koningin zou worden. Met soortgelijke  problematiek worstelt ook prins Frederik, de hoofdfiguur van mijn roman, die zich ook telkens moet afvragen of de avances die hem bereiken wel voor hem als mens zijn bedoeld, of voor zijn functie, en het daarachter liggende kapitaal en prestige’ .

Een fraaie episode in het liefdesleven van prins Fred is de geheime romance die hij beleeft met de Belgische kroonprinses, met wie hij een erotische ontmoeting heeft in de bomvrije kelder onder de tennisbaan van Paleis Huis ten Bosch. Linthorst: ‘Die kelder bestaat echt, maar de  romance is een product van mijn verbeelding’.

Prins Fred treedt niet ebenbürtig in het huwelijk met zijn Belgische tegenvoeter, maar kiest voor een hobbelig levenspad als sociaal advocaat,  waarbij hij voortdurend in de clinch ligt met zijn standsbewuste moeder, bemoeizuchtige premiers en een ambitieuze zus die als influencer op YouTube haar volgers inzet voor een gooi naar de troon.

Linthorst: ‘Veel van de zaken waar prins Fred zich in ons constitutioneel stelsel aan stoort zijn ook de mijne, zoals  het koningschap “bij de gratie Gods”, het benoemen van rechters bij koninklijk besluit en het recht spreken onder een portret van de koning, het voorzitterschap van de Raad van State van de koning en de eed van trouw aan de koning, die niet alleen ministers en de leden van de Eerste en de Tweede Kamer moeten afleggen, maar ook ambtenaren, allerlei bestuurders, rechters en zelfs advocaten. Even absurd is dat gratie nog steeds wordt verleend – of niet – door de koning. Weliswaar onder ministeriële verantwoordelijkheid, maar dat maakt het niet minder achterhaald en raar. In een moderne democratische rechtsstaat zou het toch vanzelfsprekend moeten zijn dat dit een taak is voor de rechter.’

BIJ DE GRATIE GODS

Na zijn pensionering was Linthorst als vrijwilliger medewerker van de D66-fractie in de Tweede Kamer, waar hij meeschreef aan het succesvolle voorstel tot schrapping van het artikel in  het Wetboek van Strafrecht over majesteitsschennis  en het schrappen van de aanhef ‘bij de Gratie Gods’ bij iedere wet en koninklijk besluit. Linthorst: ‘Bij de indiening van dat voorstel viel mij al op dat de ontvangst, ook in progressieve kring, nogal afwijzend was. Heel uitdrukkelijk was dat zelfs het geval bij de woordvoerder van de PvdA-fractie. Ik vermoed daarom dat het met het recente republikeinse streven van de PvdA onder Timmermans niet zo’n vaart zal lopen. Uiteindelijk zag D66 af van het verder in procedure brengen van het wetsvoorstel om de deelname van de ChristenUnie aan een nieuw kabinet mogelijk te maken. Ik denk dat de enige manier waarop Nederland ooit een republiek kan worden, net zoals in mijn roman het geval is, loopt via een referendum. Maar om dat mogelijk te maken, is eerst nog een wijziging van de procedure voor grondwetsherziening nodig. Hopelijk kan mijn boek daarvoor de nodige inspiratie bieden’.

‘Dagboek van een Kroonprins’, ISBN 978 94 9336 478 3, 337 blz., is voor € 24,95 euro verkrijgbaar in de boekhandel of rechtstreeks bij de uitgever.

 

ZWITSERSE LESSEN

/

In Nederland is de vrees nog groot dat met de invoering van het correctief referendum de poorten van de hel wijdopen gaan. Maar in het referendumland bij uitstek Zwitserland  blijkt directe democratie steeds vaker een uitweg uit de doodlopende steeg van het populisme.  

 

RENÉ ZWAAP

‘Hoi Alice und grüezi mitenand!’ Zo begon de voormalige Zwitserse Bondspresident Ueli Maurer, parmantig opgesteld voor een Zwitserse vlag, op zijn allergemoedelijkste ‘Schwitzerdütsch’ zijn videoboodschap aan het verzamelde congres van de Alternative für Deutschland (AfD). Het was aan de vooravond van de Duitse Bondsdagsverkiezingen en met ‘Alice ‘ bedoelde de 74-jarige oud-politicus van de Schweizerische Volkspartei (SVP) natuurlijk Alice Weidel, de ‘iron lady’ van de AfD, onder wier leiding de voormalige extreemrechtse splinterpartij is uitgegroeid tot de grote nieuwe speler in de Duitse politiek.

Weidel onderhoudt nauwe banden met Zwitserland. In de Zwitserse bedevaartstad Einsiedeln in het ‘oerkanton’ Schwzy woont ze samen met haar twee kinderen en haar Zwitserse partner, filmregisseuse en actrice Sarah Bosshard, die in Sri Lanka is geboren en als adoptiekind in Zwitserland is beland. Weidel maakte er nooit een geheim van dat het beginselprogramma van de AfD bij de oprichting van de partij in 2015 in hoge mate schatplichtig is aan dat van de SVP. Beide partijen zijn klant van het pr-bureau GOAL AG in het Zwitserse Andelfingen, dat ook de Oostenrijkse zusterpartij FPÖ van de zelfbenoemde ‘Volkskanzler’ Herbert Kickl bijstaat en momenteel in de aandacht staat van de Duitse Justitie vanwege omstreden miljoenenschenkingen aan de verkiezingskas van de AfD.

BRANDMUUR
De warme woorden van Ueli Maurer in zijn kleine peptalk voor de verzamelde AfD’ers kwamen op een moment dat in tal van Duitse steden tienduizenden mensen de straat op gingen uit protest tegen het pact dat CDU-leider Friedrich Merz in de Bondsdag had gesloten met de AfD voor verscherpingen van het Duitse asielbeleid. Tot dan hield het CDU zich gebonden aan de zogeheten Brandmauer, het ‘cordon sanitaire’ dat nog stamt uit de dagen van Angela Merkel, waarbij iedere vorm van politieke samenwerking met de AfD werd uitgesloten. Maurer keerde zich in zijn speech frontaal tegen deze protesten. ‘Da sollen plötzlich liebe Freunde, die wir seit Jahren kennen und schätzen, extrem geworden sein?’ vroeg hij zich af. En: ‘Duitsland dreigt het verkeerde pad op te gaan. Dat is gevaarlijk.’

Een paar jaar geleden weigerde SVP-godfather Christoph Blocher nog in een tv-programma plaats te nemen naast AfD-medeoprichter Alexander Gauland, van wie de uitspraak stamt dat de periode van Hitler-Duitsland als niet meer dan een beetje ‘Vogelschiss’ op ‘duizend jaar succesvolle Duitse geschiedenis’ moet worden beschouwd. Maar inmiddels is die schaamte voorbij. Alice Weidel, zelf kleindochter van een nazi-rechter in het bezette Polen, ageert al jaren tegen de ‘schuldcultus’ die na de Tweede Wereldoorlog aan het Duitse volk is opgelegd. Ze loopt daarbij in de pas met Björn Höcke, de leider van de AfD in de Oost-Duitse deelstaat Thüringen, die de gedenkplaats van de slachtoffers van de holocaust in het hart van Berlijn omschrijft als ‘het monument der schaamte’. In januari dit jaar werd Weidel geïnterviewd door haar nieuwe fan Elon Musk, en daarbij legde ze uit dat Hitler in werkelijkheid een socialist dan wel een communist was.

IDENTITAIR

In een bijdrage aan het Zwitserse internetmagazine Republik wijst de Duitse journalist Marco Maurer op de groeiende overeenkomsten tussen AfD en SVP. In beide partijen zijn enthousiaste geluiden te horen over het gedachtegoed van de Oostenrijkse ‘identitaire’ publicist Martin Sellner, auteur van een boek met een recept voor verplichte massadeportatie uit Europa van ingezetenen van allochtone herkomst. Sellner trad op 25 november 2023 als redenaar op bij een besloten bijeenkomst in het Duitse Potsdam, waar tal van AfD-leden aan deelnamen. Toen de bijeenkomst door toedoen van het journalistencollectief Correctiv bekend werd, leidde dat tot massale betogingen in tal van Duitse steden.

Maar de jongerenafdeling van de SVP in het Zwitserse kanton Aargau protesteerde fel toen dezelfde Sellner in maart 2024 tijdens een redevoering daar door de politie als ongewenste vreemdeling werd opgepakt en uitgewezen. Sellner was in Aargau op uitnodiging van de Zwitserse extreemrechtse protestbeweging Junge Tat, die telkens weer in de publiciteit weet te komen met spectaculaire acties, door bijvoorbeeld op het centraal station van Zürich te klimmen met protestleuzen tegen de ‘omvolking’. Bij de SVP heerste grote verlegenheid toen bleek dat de SVP-president van de partijafdeling in de stad Winterthur twee leden van de Junge Tat als medewerker bleek te hebben ingehuurd. ‘Inhoudelijk spreekt Junge Tat precies dezelfde thema’s aan als wij,’ verklaarde de voorzitter van de SVP-jongeren in Aargau. In Republik stelt Marco Maurer dat recente verkiezingsplakkaten van de SVP qua toonzetting eerder uit de nadagen van de Weimar-republiek lijken te stammen dan uit het gutbürgerliche Zwitserland.

NEUTRAAL

De omarming van de AfD door Ueli Maurer staat in een zekere Zwitserse traditie. Zwitserland heeft sinds 1815 met het Verdrag van Parijs de grondwettelijke plicht neutraal te zijn. Na de val van Napoleon zagen Engeland, Rusland, Oostenrijk en Pruisen het als geopolitiek belang dat Zwitserland nooit meer partij zou kiezen tussen de grootmachten. Zwitserland is daarom geen lid van de NAVO, maar het beschikt wel over een eigen leger en tot diep in de jaren zestig drong de legerleiding aan op de ontwikkeling van een eigen, Zwitserse atoombom. De Zwitserse neutraliteit is dus zeker geen pacifistisch fenomeen.

Hoewel gebonden aan een strikte neutraliteit, leefden er met name onder de elite van het Duitssprekende volksdeel sterke gevoelens van aanhankelijkheid aan de meest reactionaire politieke sentimenten die leefden in het Duitse buurland. Die zadelden de Zwitsers op met een grotendeels nog immer onverwerkt verleden. De legendarische journalist Niklaus Meienberg (1940-1993) specialiseerde zich in het omwoelen van die morele last en kwam daardoor telkens weer op ramkoers met de machtigen van het land, en niet in de laatste plaats ook bij de uitgevers en hoofdredacties van de bladen waarvoor hij schreef. De uitgever van de Tagesanzeiger legde hem een levenslang publicatieverbod voor alle media van het concern op nadat hij een ironisch artikel had geschreven over de absolute monarch van Liechtenstein, Zijne Doorluchtigheid Hans Adam II.

Recente verkiezingsposter van de Schweizerische Volkspartei (SVP): linkse en Europese wormen in de Zwitserse appel.

In 1987 stuitte Meienberg bij toeval op een verzameling brieven, geschreven door de Zwitserse generaal Ulrich Wille aan diens echtgenote, Clara Willen-Von Bismarck. De publicatie daarvan leidde tot een nationaal schandaal. Niet alleen bleek de generaal tijdens de Eerste Wereldoorlog als bevelhebber van de Zwitserse strijdkrachten geheel op handen van de Duitse krijgsmacht, van wier glorierijke overwinning hij diep was overtuigd, hij bleek ook nog eens een rabiate antisemiet en ideologische steunpilaar van de kinderroof door de Zwitserse autoriteiten onder de zigeuners van Zürich. De zoon van de generaal, ook Ulrich geheten en net als vader officier in het leger, was op 30 augustus 1923 gastheer van de veelbelovende Duitse politicus A. Hitler in de illustere villa Schönberg aan het Meer van Zürich, zodat deze voor een select gezelschap van Zwitserse militairen, bankiers en ondernemers fundraising kon doen voor zijn eerste poging tot staatsgreep in München in november dat jaar. Meienberg ontdekte daarnaast dat er binnen het Zwitserse leger grote zorgen bestonden dat generaal Wille behept was met aderverkalking en als ‘seniel’ moest worden beschouwd.

Het boek dat Meienberg op basis van zijn ontdekkingen schreef, Die Welt als Wille & Wahn, is tot op de dag van vandaag een doorn in het oog van de SVP. Naar aanleiding van het honderdste sterfjaar van generaal Wille publiceerde de voormalige SVP-politicus Christoph Mörgeli in februari dit jaar in weekblad Weltwoche (met als hoofdredacteur de eveneens aan de SVP verbonden Roger Köppel) een artikel ter protest tegen ‘de polemische vulgaire diagnose’ van Meienberg en stelde hij dat de arme generaal ‘slachtoffer was van een van de grootste politieke intriges van de twintigste eeuw’.

Intrigerend beeld in Meienberg’s boek over generaal Wille: de Nederlandse prins Hendrik op bezoek – toch niet in hetzelfde jaar dat Adolf Hitler bij de Willes te gast was?

EU-REFERENDUM

De Schweizerische Volkspartei is al meer dan twintig jaar de grootste partij in Zwitserland en behaalde bij de laatste nationale verkiezingen in 2019 iets meer dan een kwart van de stemmen. De partij brak door in 1992, toen die zich bij een referendum over de toetreding van Zwitserland tot de Europese economische ruimte als enige grote partij in het nee-kamp schaarde en het soevereine Zwitserse stemvolk het voorstel tot toetreding met een krappe meerderheid van 50,3 procent afwees. Het was het finest hour van SVP-oprichter Christoph Blocher, die van 2004 tot 2007 lid was van de Zwitserse Bundesrat, en als hoofd van de firma Ems-Chemie een van de rijkste inwoners van Zwitserland werd.

Blocher is inmiddels met pensioen en vond in Roger Köppel zijn kroonprins. Onder leiding van uitgever-hoofdredacteur Köppel veranderde de Weltwoche van een gerenommeerd links-liberaal weekblad in de spreekbuis van de SVP: pro-Trump, pro-Poetin, tegen de EU, tegen ‘Umweltdiktatur’ en tegen Zelensky. Sindsdien werkt de SVP zich op tot een mondiale motor van de populistische politiek. In 2018 verwelkomde Köppel in een volgepakte hal in Zürich Trump’s voormalige propagandachef Steve Bannon als de nieuwe politieke Messias. Een jaar later liet hij in zijn blad Thierry Baudet kritiekloos leeglopen over de ‘ klimaatleugen’ en verleden jaar ontving hij zijn Hongaarse idool Viktor Orbán voor een spreekbeurt in het chique hotel Dolder in Zürich. De hoofdredacteur schept er groot genoegen in zijn oude linkse journalistenvrienden het bloed onder de nagels vandaan te halen. Epateren is echter aan inflatie onderhevig, dus jaar na jaar scherpt hij zijn opvattingen aan.

Recent kondigde Köppel aan dat hij leiding zal geven aan een nieuw SVP-referendumvoorstel ter torpedering van een broos raamverdrag dat de Zwitserse Bundesrat wil afsluiten met de Europese Unie. De Europees-Zwitserse relatie is sinds enige jaren aan erosie onderhevig en daar heeft Zwitserland aanzienlijk meer onder te lijden dan de EU: geen Europees geld voor onderzoeksprojecten van de vermaarde Eidgenössische Technische Hochschule (ETH) in Zürich, geen deelname van Zwitserse studenten aan internationale uitwisseling van het Erasmus-programma , importbeperkingen voor Zwitserse uurwerken, et cetera. In plaats van een EU- lidmaatschap sloten de Zwitsers in de loop der jaren 120 verschillende economische verdragen met Brussel. Maar die verdragen kwamen allemaal onder druk te staan toen de Europese Commissie van Bern eiste dat die allemaal zouden worden ondergebracht in één Raamverdrag. Na vijftien jaren van onderhandelingen kwam er uiteindelijk een massief document op tafel, maar een Zwitserse handtekening bleef uit.

VAZALSTAAT

Direct volgden importbeperkingen vanuit Brussel voor Zwitserse medische instrumenten en Zwitserse kaas. Recent bereikte de Bondsraad dan toch een akkoord met de EU, maar voordat dat kan worden bekrachtigd is eerst nog een referendum nodig. De SVP is van plan het voorstel door het stemvolk te laten torpederen. Köppel verkondigt dat dat Zwitserland zal degraderen tot een ‘vazalstaat’ als het door Europese rechters kan worden teruggefloten. Hij bepleit ook de uittreding van Zwitserland uit het Schengen-verdrag. Een nieuwe Wilhelm Tell lijkt opgestaan, dit keer niet in verzet tegen een hardvochtige Oostenrijkse landsheer, maar tegen Brusselse bureaucraten.

Feit is echter dat de SVP de laatste jaren stelmatig bakzeil haalt bij zulke anti-Europese referenda. In 2018 sneuvelde bijvoorbeeld de SVP- initiatiefwet ‘Schweizer Recht statt fremde Richter’. Strekking van dat voorstel was dat Zwitserland zich moest losmaken uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, om te voorkomen dat Europese rechters in Straatsburg hun neus in Zwitserse aangelegenheden zouden steken. De SVP probeerde zo volkenrechtelijke obstakels weg te nemen om de politieke troefkaart van xenofobische sentimenten uit te spelen. 66,2 procent van het stemvolk wees het voorstel af. In 2020 sneuvelde eveneens het SVP-voorstel ‘Für eine massvolle Zuwanderung’, ook wel het Begrenzungsinitiative genaamd, dat een einde zou maken aan onder meer het vrije verkeer van personen tussen de EU en Zwitserland, met 61,7 procent tegenstemmers.

POLITIEK LABORATORIUM

De angst dat directe democratie het ideale instrument is voor de rattenvangers van de populistisch-rechtse politiek blijkt de laatste jaren – niet altijd, maar toch in toenemende mate – onterecht. De Amerikaanse Daniel Kinderman ziet Zwitserland daarom als ‘een politiek laboratorium’: de rauwe retoriek van de SVP glijdt af van de tefal-laag van het welbegrepen eigenbelang van het electoraat. Een grote rol bij die pacificatie van het populisme speelt ook de zogeheten Konkordanz, de verplichting in de zevenkoppige Bundesrat die het landsbestuur vormt – met het presidentschap per jaar roulerend onder de leden – ieder besluit gemeenschappelijk te nemen. Vanzelfsprekend betekent dat eindeloos compromissen zoeken, immer veel water bij de wijn en vooral veel traagheid. Maar het verkleint het populistische speelveld aanzienlijk, aangezien er geen ruimte is voor slechte verliezers die op de loop gaan met het ressentiment. Uiteindelijk is het de burger die per referendum de laatste stem heeft, al is die stem dan ook nog onderwerp van interpretatievrijheid. De invloed van de SVP is op die manier lang zo niet zo groot als haar machtspositie (twee zetels in de Bundesrat) zou doen vermoeden.

Daarnaast is de autonomie van de kantons die het land vormen zo sterk dat een centraal gestuurde populistische machtsgreep ook langs die weg aanzienlijk wordt bemoeilijkt. De Confoederatio Helvetica (CH) bestaat uit 26 kantons. Het jongste kanton, Jura, ontstond in 1967 na lang protest van de overwegend Franstalige inwoners tegen de overheersing door het tweetalige kanton Bern. Het leidde in de jaren zestig zowaar tot de oprichting van een heuse Zwitserse terreurorganisatie: het Front de Libération Jurassien (FLJ), met als drijvende kracht wijnhandelaar Marcel Boillat. Het FLJ begon onschuldig met bekladden van de Berner kantonsvlaggen op de openbare weg. Ook werd in 1963 een poging gedaan om de in het wapen van het kanton afgebeelde beer in de dierentuin van Bern te vergiftigen. Later ging het FLJ naar Algerijns voorbeeld over tot aanslagen met springstof op overheidsgebouwen en spoorlijnen. Boillat werd gearresteerd en tot acht jaar tuchthuis veroordeeld. Maar hij wist in 1967 uit zijn cel te ontsnappen en kreeg politiek asiel in Spanje, waar hij in 2000 overleed. Zijn inspanningen werden wel gehonoreerd: in 1979 werd de Jura na een referendum een zelfstandig kanton.Eigenlijk is Zwitserland een verenigd Europa in miniatuur. Het kleine Alpenland, qua oppervlakte vrijwel gelijk aan Nederland, herbergt maar liefst vier officiële taalgebieden: Duits, Frans, Italiaans en Reto-Romaans. Laatstgenoemde taal is een soort oer-Latijn dat alleen nog wordt gesproken in het kanton Graubünden en voor een gewis uitsterven werd behoed door de instroom van Portugese gastarbeiders, die de taal tamelijk moeiteloos bleken te kunnen oppikken. De grens tussen het Duitstalige gedeelte van het land (goed voor 63 procent van de bevolking) en het Franstalige (20 procent) wordt gevormd door de imaginaire Röstigraben, vrij naar het gerecht van geraspte aardappel uit de oven dat alleen in het Duitstalige gedeelte wordt genuttigd. Ten zuiden van de Gotthardpas leven de Italiaans sprekende Zwitsers; zij vormen 6,5 procent van de populatie.

Dit samengaan van volstrekt van elkaar verschillende culturen binnen één federatie was na het eind van de Tweede Wereldoorlog inspiratie voor Winston Churchill. ‘Churchill bewonderde de stabiliteit van het Zwitserse bestuurlijke systeem, dat met succes de gemeenschappelijke belangen van de bevolking met 26 cultureel verschillende en extreem onafhankelijke kantons in goede banen leidde,’ schrijft de Nederlandse historicus Felix Klos in zijn studie Winston Churchill: vader van Europa (2016).

EUROPA IN KANTONS

Zouden de EU-landen iets kunnen opsteken van het Zwitserse model? Al in de jaren zestig van de vorige eeuw ontwierp de Zwitserse cultuurfilosoof en christendemocraat Denis de Rougemont (1906-1985) een heel kantonstelsel voor een verenigd Europa. ‘Mijn ideaal – mijn Utopie – is dat Zwitserland op een dag toetreedt tot een Europese Unie die op federalistische basis is georganiseerd en afziet van oorlog als politiek instrument,’ schreef De Rougemont in zijn hoofdwerk La Suisse ou l’Histoire d’un peuple heureux (1965). ‘Er bestaat niet de geringste kans dat men dat ons zal aanbieden, wanneer wij Zwitsers er geen voorstel over doen. Maar bestaan er kansen, dat wij zo’n voorstel doen?’

De Zwitserse politica Gret Haller, erevoorzitter van de Schweizerische Gesellschaft für Aussenpolitik, bepleitte in haar in 2018 verschenen boek Europa als Ort der Freiheit een Europese versie van het Zwitserse stelsel van directe democratie en regionale autonomie als het ideale democratische alternatief voor de Europese Unie. Verregaande autonomie en zelfbestuur naar Zwitsers voorbeeld zouden redmiddelen kunnen zijn voor hedendaagse hete hangijzers in de Europese Unie, zoals de Catalaanse kwestie.

En zo is het goed nog eens de woorden van Stefan Zweig, tijdens de Eerste Wereldoorlog in ballingschap in Zwitserland, in zijn boek Die Welt von Gestern (1944) in herinnering te roepen: ‘Het Zwitserse idee van het samenleven van verschillende volkeren in dezelfde ruimte, zonder vijandigheid, deze wijze grondregel dat je door wederzijds respect en door oprecht nagestreefde democratie verschillen van taal en herkomst kan verheffen tot broederlijkheid – wat een voorbeeld was dat voor dat hele chaotische Europa van ons! Wijkplaats voor alle vervolgden, al eeuwen het vaderland van vrede en veiligheid, gastvrij tegenover alle opvattingen, terwijl het zijn eigen karakter zorgvuldig bewaarde – hoe belangrijk bleek het bestaan van deze enige bovennationale staat voor onze wereld te zijn.’

René Zwaap is hoofdredacteur ad interim van kwartaaltijdschrift De Republikein. Dit verhaal verscheen in april 2025 in het eerste nummer van jaargang 20 van De Republikein. Meer over Zwitserland in dit nummer: Daphne Meijer brengt de demonisering van het jaarlijkse World Economic Forum in Davos in kaart en in hetzelfde oord beleeft Sjoerd de Jongs’s complotprofessor Karel angstvisioenen met Klaus Schwab en C.G. Jung. Anton van  Hooff over de historische wortels van het Helvetische eedgenootschap en de superieure ironie van Zwitserlands meest geliefde moderne schrijver Friedrich Dürenmatt. Kunstenaar Fredie Beckmans op bedevaart langs Belle van Zuylen, Michail Bakoenin, Jean-Jacques Rousseau en Johannes Calvijn en René Zwaap bezoekt het slot Arenenberg aan de Bodensee, de laatste verblijfplaats van koningin van Holland Hortense Bonaparte-de Beauharnais.   

‘Willem van Oranje had Catalanen en referendum wél gesteund’

Ter voorbereiding van het ‘spektakelstuk’ Willem van Oranje waarmee toneelgroep Nomade momenteel door het land trekt, toog theatermaker Ab Gietelink naar Dillenburg, het Duitse stamslot van Willem de Zwijger.

Ab Gietelink: ‘Tussen 1567 en 1572 woonde Willem op Dillenburg, en het ging hem heel slecht. De opstand leek mislukt. Hij zat financieel aan de grond. Zijn bezittingen in de Nederlanden waren verbeurd verklaard, zijn medestanders de graven van Egmond en Hoorne waren onthoofd, zijn zoon was gegijzeld in Madrid, zijn broers waren omgekomen op het slagveld. Het had erg voor de hand gelegen als hij er het bijltje bij had neergegooid. Dan was de geschiedenis anders gelopen.’
De Duitse edelman had ook nog eens te kampen met een ongelukkig huwelijk. In 1571 beviel echtgenote Anna van Saksen op Dillenburg van een dochter. De vader was echter haar secretaris Jan Rubens, vader van de schilder. Gietelink: ‘Anna werd naar haar familie teruggestuurd en opgesloten in een dichtgemetselde kamer. Rubens kwam goed weg met tien jaar verbanning. Het ware huwelijkse geluk vond Willem pas bij zijn derde vrouw, Charlotte van Bourbon, een ex-non die vanwege haar overgang naar het protestantisme even berooid was als hij.’
In de ogen van Gietelink, die al jaren lid is van het Republikeins Genootschap (‘weldenkende mensen zijn republikein’) moet Willem van Oranje paradoxaal genoeg worden gezien als de grondlegger van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Gietelink: ‘Hij droeg expliciet de soevereiniteit op aan de Staten-Generaal , die daar eigenlijk helemaal geen trek in hadden.’ Die geest van Willem van Oranje zou wat hem betreft meer navolging verdienen. Gietelink: ‘De manier waarop wordt weggekeken van wat de Catalanen wordt aangedaan omdat ze de euvele moed hebben gehad een referendum over hun onafhankelijkheid te organiseren, druist in tegen alles waar de Zwijger voor stond. Puigdemont is een navolger van Willem van Oranje. Hetzelfde geldt voor de manier waarop in Nederland het raadgevend referendum na één tegenvallende uitslag de nek werd omgedraaid. Ik vind het schokkend.’

Het theaterstuk Willem van Oranje is van 19 t/m 21 september te zien op kasteel Doornenburg, op 27 september in Klooster Wittem, van 3 t/m 5 oktober in de Nieuwe Kerk Groningen, van 10 t/m 12 oktober in het Kapucijnerkerk Het Klooster Breda, van 18 t/m 19 oktober in de Grote- of Catharijnekerk Heusden en van 31 oktober t/m 2 november in de Oosterkerk in Hoorn. Info en tickets via theaternomade.nl.

Commentaar: Voorbij Baudet

De komeetachtige transformatie van Forum voor Democratie bij de Statenverkiezingen van een groezelig bierkelder-gezelschap tot de grootste partij in de Eerste Kamer heeft een schokgolf veroorzaakt – en terecht. Het is schokkend te zien hoe kwetsbaar een gevestigde democratie in het digitale tijdperk is geworden voor primaire impulsen. Welbeschouwd zijn niet de dolgedraaide gymnasiast Thierry Baudet en de louche advocaat T. Hiddema de glorieuze overwinnaars van deze verkiezingen, maar een zekere Gökmen T., die door zijn pistool leeg te schieten in een Utrechtse tram het hele politieke landschap van Nederland voor de komende jaren grondig heeft verbouwd.

De opmerkelijke hardnekkigheid waarmee de bevoegde autoriteiten de gruweldaad van dit ontspoorde individu hebben versleten voor een terroristische actie is vermoedelijk in hoge mate debet aan de politieke ‘melt down’ die zich vervolgens heeft afgespeeld. Kennelijk hebben instanties als de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) zoveel behoefte aan meer budget dat zij zich deze kans niet wilden laten ontglippen. Door de gedachte aan een terroristische aanslag nadrukkelijk levend te houden, tegen al gezond verstand in, zetten zij de poort wagenwijd open voor het Paard van Troje van Baudet.

De laatste kon aan het eind van de uitslagenavond zijn overwinning vieren met een potsierlijke speech, waarbij hij het niet kon laten een hommage in te bouwen aan Jean Marie le Pen (een man zo fout dat zelfs zijn eigen dochter hem niet publiek durft te citeren) en het bestond ook het broeikaseffect te ontkennen. Wat betreft dat laatste: reeds zestig jaar geleden waarschuwde de fysicus Edward Teller voor het opwarmen van de aarde door het verbranden van fossiele brandstoffen. Nu was Teller uitvinder van de atoombom en de waterstofbom, dus legt diens oordeel iets meer gewicht in de schaal dan dat van de boreale Baudet, wiens conduitestaat op natuurfysisch gebied gebied niet verder gaat dan de uitvinding van de ego-bom. Mocht Nederland in het loop van deze eeuw tot aan de Veluwe onder water lopen, zullen er heel wat FvD-stemmers verhaal bij Baudet komen halen, maar deze is dan vermoedelijk al liggend op zijn vleugel weggepeddeld naar veiliger oorden.

Verongelijke romanticus
Is Nederland nu ook in de greep gekomen van een nieuwe fascistoïde golf? Vele commentaren wijzen in die richting. Ja, Baudet flirt met het gedachtegoed van Oswald Spengler, de favoriete filosoof van de nazi’s, overal ziet hij een links complot, met zijn nationalistische anti-Brussel-agenda kan hij zo in de rij aansluiten bij het extreem-rechtse reveil van Boedapest tot Berlijn. Maar in de kern is hij toch vooral de verongelijkte romanticus, die zijn Weltschmerz heeft opgeblazen tot een politieke agenda.
Baudet’s verschijning op het politieke toneel is in de kern oud-Hollands schuifdeurentoneel. Ook in die zin is hij de rechtmatige erfgenaam van Pim Fortuyn. Blijkbaar bestaat er bij het Nederlandse electoraat een enorm zwak voor politieke dandy’s met Messias-achtige aandriften. Dit type politici doorbreekt de verveling en maakt politiek tot een spektakelstuk. Ze hebben een magnetische aantrekkingskracht op al evenzeer rancuneuze types, van wie er in Nederland genoeg rondlopen. Zo werd Fortuyn geadopteerd door de onroerend goed-patjepeeër Harry Mens, en Baudet en Hiddema op het schild gehesen door de nationale zeiksnor Johan Derksen. Een beetje fascistische partij heeft echter knokploegen, een anti-democratische agenda en nare vlaggen. Thierry Baudet doet het vooralsnog met Mozart-Kugeln en zakjes lavendel. De ervaring met de LPF leert bovendien dat dit soort partijen te maken hebben met een turbo-verdampingsgraad. Aangestuurd als ze worden door de hitte van het moment, vallen ze in de regel al snel ten prooi aan de ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Politiek is nu eenmaal geen opera.

Ruimte voor referendum
Dus wordt het tijd de zegeningen te tellen. 79 procent van het Nederlandse electoraat stemde afgelopen woensdag niet op een rechts-nationalistische partij. Tegelijkertijd is er in de Eerste Kamer nu opeens alle ruimte ontstaan voor een herinvoering van het referendum. Zoals bekend maakte D66-minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren verleden jaar een eind aan het raadgevend referendum. Maar tegelijkertijd kondigde ze een wedergeboorte van de volksraadpleging aan, en wel via een bindend referendum. Zowel FvD als de PVV zijn grote voorstanders van een bindend referendum naar Zwitsers model, natuurlijk omdat zij hopen dat zij op die manier hun capaciteiten als rattenvangers van de publieke opinie optimaal denken te kunnen benutten. Maar wat als dat nu niet zo is? Wat als het te raadplegen volk verstandiger is dan de politici die denken het te kunnen manipuleren? In Zwitserland, dat strikt per referendum wordt geregeerd, is dat nu al jaren het geval. Telkens probeert de Schweizerische Volkspartei (SVP) – de politieke broedbroeder van PVV en FvD – met allerlei xenofobische voorstellen het soevereine stemvolk te verleiden. Telkens weer krijgt zij het deksel op de neus. Het goed geïnformeerde Zwitserse electoraat lijkt inmiddels onkwetsbaar geworden voor de populistische verleiding. In het al evengoed opgeleide Nederland zou hetzelfde mogelijk moeten zijn. Voorwaarde is dan wel dat er veel zal moeten worden geïnvesteerd in de bescherming van het publiek tegen propaganda en manipulatie. Alle goedwillende, non-destructieve krachten zullen moeten worden gemobiliseerd. Dan liggen alle wegen open voor een grondige verbouwing van het Nederlandse bestel. Spreiding van kennis, macht en inkomen – die nooit in vervulling gekomen droom van Joop den Uyl – zou dan toch nog binnen handbereik komen. Daarmee zou een nationaal politiek trauma uit de weg geholpen zijn en een kweekvijver voor toekomstige populistische rattenvangers drooggelegd. De traditionele liberaal-conservatieve old boys networks zouden dan immers buitenspel staan. En wie weet, als definitief bewijs voor het bezwijken van de oude orde, zou zelfs de herrijzenis van de Nederlandse republiek mogelijk zijn. Deze betreurenswaardige episode met Thierry Baudet zou uiteindelijk niet meer om het lijf blijken te hebben dan een curieuze pauze-act.

Tekst: René Zwaap
Illustratie: Joep

Wilhelmina wilde in 1918 referendum over toekomst koningshuis

In zijn recent verschenen boek De revolutie die niet doorging maakt historicus Rob Hartmans de dramatiek van de ‘Rode Week’ tot in de poriën navoelbaar. De Republikein had een gesprek met de auteur.

Tekst: René Zwaap

Dat de geschiedenis van Troelstra’s novembercoup van 1918 zo in detail kan worden gereconstrueerd, is mede te danken aan diverse nijvere informanten van inlichtingendiensten. De telefoons van verschillende SDAP-kopstukken werden afgeluisterd door GS IV, de afdeling van de Generale Staf die bekend stond als ‘de censuur’. Op de verhitte vergaderingen van de SDAP en vertegenwoordigers van de vakbeweging in Rotterdam kwamen verschillende politiespionnen af. Rechercheur J.H.G. Spillenaar sloot zich in het gebouw van de Arbeiderscoöperatie Voorwaarts aan de Gedempte Slaak op in een kast, waarna hij een uitvoerig rapport over de bijeenkomst inleverde. De Rotterdamse burgemeester A.R. Zimmerman was dan ook volledig op de hoogte van wat er speelde bij de socialisten. De kennis werd ook buiten Rotterdam genereus gedeeld met diverse ambtsdragers. Zo besloot de hoofdcommissaris van politie in Utrecht, de later omstreden vertrouweling van koningin Wilhelmina François van ’t Sant, op basis van de Rotterdamse rapportages de politie van de Domstad uit te rusten met karabijnen.
In zijn recent verschenen boek De revolutie die niet doorging levert historicus Rob Hartmans een meeslepend verslag van de gebeurtenissen van november 1918 die de dramatiek van de ‘Rode Week’ tot in de poriën navoelbaar maakt. In de volksmond heet het dat de Rotterdamse burgemeester Zimmerman in 1918 de rode vlag al aan het stadhuis had laten ophangen. In werkelijkheid was het nog niet zo ver, maar de burgervader van de Maasstad had lokale SDAP-leiders wel laten weten dat hij niet van plan was om bij een eventuele revolutie dwars te gaan liggen. Rob Hartmans: ‘In een vergadering van het college van B&W op maandag 11 november – de dag waarop de wapenstilstand tussen Duitsland en de geallieerden werd getekend – bleef Zimmerman volhouden dat het niet de taak was van het gemeentebestuur om een revolutie tegen te houden. Dat was de verantwoordelijkheid van de regering, en het was zijn streven om te zorgen dat bij een eventuele omwenteling de openbare diensten en bedrijven gewoon zouden functioneren. Dat was ook de reden waarom hij contact had gezocht met plaatselijke SDAP-leiding. Alleen ARP-wethouder J. van der Molen kwam met voorzichtige kritiek op deze wel erg meegaande houding van de burgemeester’.
Burgemeester Zimmerman behoorde overigens zeker niet tot de verlichte geesten van zijn tijd, aldus Hartmans. ‘Hij kwam later als Volkenbondscommissaris terecht in Wenen en daar liet hij zich kennen als een rabiate antisemiet. Zijn toenmalige medewerker Meinoud Rost van Tonningen, het latere NSB-kopstuk, liet zich daardoor danig inspireren’.

Referendum
Ook Wihelmina was onder de indruk geraakt van de woelingen in haar koninkrijk, zo beschrijft Hartmans. ‘De koningin wilde zich graag door middel van een proclamatie tot de bevolking richten, maar de ministers waren unaniem van oordeel dat het hiervoor niet het goede moment was. Men moest eerst maar eens afwachten hoe de zaken zich ontwikkelden, en een uitspraak van de koningin zou best eens olie op het vuur kunnen zijn’.
Uit de aantekeningen die Wihelmina in deze bange dagen maakte, blijkt dat ze speelde met het idee van een referendum, waarbij die kiezers mochten beslissen of ze kon aanblijven of niet. Hartmans: ‘De regering, en vooral de zeer door haar vertrouwde minister Aalberse, wist dit soort dingen uit haar hoofd te praten. Die dagen werd ook de Republikeinsche Partij opgericht, maar nadat deze een telegram naar de regering had gestuurd waarin haar werd gevraagd er bij de koningin op aan te dringen om de republiek uit te roepen, heeft men weinig meer van deze club gehoord. Vooralsnog werden de socialisten als grotere bedreiging gezien’.
Kapitein Van Woelderen van de militaire inlichtingendienst noteerde in zijn dagboek: ‘De actie der Roden wordt hoogst gevaarlijk, gezien de werkeloosheid en slapte van onze partijen’. Deze mening werd gedeeld door het clubje rond Carel Gerretson, die als secretaris van de Bataaafsche Petroleummaatschappij de organisatie van de contrarevolutie op zich nam. De Landstorm, een reserveleger van vrijwilligers, zou pal moeten staan voor vorstin en vaderland. Besloten werd de groep op te splitsen in een ‘politiek’ en een ‘militair bureau’. 25 betrouwbare reserveofficieren in burger werden ondergebracht in de stallen van het Koninklijk Paleis in Den Haag voor het geval dit zou worden bestormd. Hartmans: ‘De angst voor een gewapende socialistische coup was enorm. Gesproken werd over 50.000 Duitse bolsjewisten die op het punt stonden de grens over te trekken. Dat waren volkomen ongefundeerde berichten, maar ze hielden de schrik er goed in’.
Pas toen in het weekend van 16 en 17 november 1918 duidelijk werd dat alle gevaar geweken was, was volgens het kabinet het moment gekomen dat de koningin zich weer in het openbaar kon vertonen. Op maandag 18 november werd de tijd rijp geacht voor het demonstratieve huldeblijk op het Haagse Malieveld, waarbij de hulptroepen van de Landstorm de paarden voor het Koninklijke rijtuig afspanden en het rijtuig verder naar het Malieveld trokken. Hartmans: ‘Het socialistische dagblad Het Volk suggereerde dat de militairen die de paarden van de koninklijke koets hadden vervangen, hiertoe met geld en sigaren waren overgehaald. Vast staat dat de actie wat minder spontaan was dan velen wilden geloven. Dit moet sommige tijdgenoten ook duidelijk zijn geworden toen de koningin de dagen hierna verschillende steden bezocht en het tafereel van mannen die de koets trokken zich telkens herhaalde – behalve in Rotterdam, waar de hoofdcommissaris dit in verband met het vele water te gevaarlijk achtte’.
Zo werd de revolutie van Troelstra – ‘een bij voorbaat kansloze onderneming’ in de ogen van Hartmans – in al dan niet kunstmatig opgewekte Oranje-liefde gesmoord.

De revolutie die niet doorging
Rob Hartmans
Uitgever: Omniboek
Prijs 20 euro
206 pagina’s

Zijn jullie allemaal daar? De macht van de stem

De helft van alle referenda wereldwijd komt voor rekening van Zwitserland. Maar de afgelopen jaren ging de rechts-populistische SVP daar steeds weer mee aan de haal. Totdat het soevereine stemvolk terugsloeg. Katarina Holländer over de zonzijde van directe democratie.

Tekst: Katarina Holländer
Illustratie: Ruedi Widmer

Ik was trots. `Tri-tra-trallala’, las ik. ‘Tri-tra-trallala!’, neuriede Kasper, en dan vroeg hij: ‘Zijn jullie allemaal daar?’ En ik was daar. Voor het eerst had ik een heel boek alleen uitgelezen, en het bracht me in een soort van trance. Ik had mijzelf bevrijd van voorlezers en kon nu voortaan zelf in boeken duiken om te ontdekken wat in hen verborgen lag. Die boeken – volgepakte doosjes waarin hele werelden en verre avonturen staken, die kunstig op hun smalle kant balanceerden en zich tegen elkaar aan drukten, schijnbaar om zich te verstoppen – ze waren voor mij niet langer gesloten.
‘Seid ihr alle da’ was een boek over Kasper, de Duitse versie van Jan Klaassen, maar dan zonder Katrijn. Op het onbezorgd hemelsblauw gekleurde omslag stond Kasper, een onnozele vent, met zijn puntmuts en zijn grote neus, en dat de schrijver ervan Guggenmos heette, kon ik me ook tientallen jaren later nog herinneren. De verhalen zelf herinner ik me niet meer. Maar des te meer het gevoel dat het zelfstandige volbrengen van de lectuur mij bracht: onafhankelijkheid. De eerste smaak van het feit dat ik alleen in de wereld stond. Deze doorbraak bleef mij met dezelfde intensiteit bij als het moment toen ik enkele jaren later, ergens in de tram, me er als bij donderslag van bewust werd dat ieder mens daarbuiten de wereld bezag vanuit zijn eigen hoek, en dat niemand de wereld op dezelfde manier zou kunnen zien als ik, en dat het ook voor mij niet mogelijk was de wereld te bezien vanuit de ervaringen van de anderen: dat de wereld zo gemaakt was.

Wereld van scheuren

De wereld was gemaakt van scheuren. Ik was afgescheurd. Toen ik het Kasper-boek ontcijferde, begreep ik de woorden die daar stonden nauwelijks. Ik las het niet in mijn moedertaal. Dat gaf mijn overwinning zijn bijzondere glans. Was ik niet zelfs de eerste in onze hele familie die een boek in het Duits van het begin tot het eind gelezen had? Mijn moeder las me uit boeken in onze moedertaal de sprookjes uit haar jeugd voor. Maar ik zou in die vreemde taal lezen, want ik zou niet aan die wereld blijven kleven waaruit wij in 1968 de troepen van het Warschau Pact gevlucht waren. Ik moest me richten op de Zwitserse realiteit. ‘Tri-tra-trallala’, spelde ik.

Veel wist ik niet van de wereld waarin we vluchtend waren beland. Maar één ding wist ik: we waren vluchtelingen. We mochten ons hier van ambtswege niet uiten over politieke aangelegenheden. Dat was mij verteld. Ik was een verstandig kind. Maar hoe had ik dat moeten begrijpen? Wat is ‘Politiek’? Was voor mij, de vijf-, zes- , zevenjarige, ‘politiek’ alles wat daarbuiten, met uitzondering van de familie, gebeurde? Was alles dat Zwitsers was ‘politiek’? Was de hele wereld niet voor ons, maar alleen voor de daartoe gerechtigde inheemsen, die in deze geheimen van die wereld waren ingewijd? Maar waren wij niet ‘politieke vluchtelingen’? Mochten we daarom ook van onszelf niets verraden? Was de hele wereld voor ons gesloten? Moesten wij afstand van haar houden? Want daar, waar wij vandaan kwamen, konden wij niet terugkeren. En hier werden we op een of andere manier geduld, als gasten zonder pas hadden we niet dezelfde rechten, en zelfs de grensbeambte scheen niet te weten, of we eigenlijk het recht hadden om op vakantie te gaan, wanneer hij onthutst in onze ‘Statelozendocumenten’ staarde. Met ons was iets niet helemaal in orde.
Wij waren stateloos. De staat waarvan we ons hadden losgemaakt, hoewel die ons had verboden uit te reizen, was voor ons gesloten, en de staat waarin we leefden, was niet de onze. Wij waren voor hem geen factor, hij functioneerde zonder ons, we hadden daar niets over te vertellen, want de staat is met zekerheid politiek. De vrijheid was voor ons geen uitgemaakte zaak. In de CSSR – zoals Tsjechoslowakije toen werd genoemd – waren we bij verstek veroordeeld omdat we het land hadden verlaten, zo leerde ik als kind. Met ons was iets niet helemaal in orde.

Willekeur

Niet in orde was de wens gelijkberechtigd te zijn en niet weerloos overgeleverd te zijn aan de willekeur van de heersers van het moment. En wel in de mate dat deze plotseling wetten van kracht konden proclameren die bestemden dat bepaalde mensen – misschien wel toevallig wij – moesten worden omgebracht. Of dat besloten werd, dat ze naar het buitenland konden worden gestuurd, in de hoop dat men er daar voor zou zorgden dat ze nooit meer terugkwamen. Onze familie had dat meegemaakt: de staat, waar mijn grootouders en ouders hadden geleefd, had besloten ze voor dit doel aan het buitenland uit te leveren. Beide grootouders kwamen van dat Duitse buitenland niet terug, omdat ze daar, geheel volgens plan, werden vermoord.

Gelijke rechten

Voordat we in 1984 in Zwitserland werden ingeburgerd hadden we 16 jaar stateloos te leven. Toen in 1971 de Zwitserse staat zelfs vrouwen stemrecht toebedeelde, zagen wij dat als een curiositeit. Dat gebeurde via een volksraadpleging, waarbij het ‘stemvolk’ exclusief bestond uit mannen met een Zwitsers paspoort. De toekenning van het vrouwenstemrecht speelde zich af in een wereld waarin we weliswaar leefden maar waar we niet volwaardig toe behoorden, en dat riep bij mij de vraag op of we sowieso wel ergens toe konden behoren. Bij ons, zo leek het mij als kind, had de moeder het voor het zeggen en de gedachte dat zij voor het gelden van haar stem zou moeten vechten kwam mij als belachelijk voor. Anders dan bijna alle Zwitserse vrouwen was mijn moeder een werkende vrouw die voor electro-ingenieur had gestudeerd. Dat laatste weigerde men te geloven toen dat Zwitserse paspoort er eindelijk van kwam. Beroep van vader ingenieur in de chemie – dat werd zonder commentaar ingevuld. Beroep van moeder electro-ingenieur – ‘Kunt u dat bewijzen?’
Daarbij kwam dat om ons heen de vrouwen helemaal niet zo bijzonder gelukkig leken te zijn met hun wel erg verlate verworvenheid en het moest nog tot de val van het IJzeren Gordijn duren, voor wiens ongenaakbaarheid we waren gevlucht, tot in 1990 ook het laatste kanton, Appenzell Innerrhoden, gedwongen werd zijn vrouwen hun politieke stem toe te staan en het laatste mannelijke bastion in Europa dan eindelijk was geslecht.

Argwanend tegen vernieuwing

Al snel las ik ‘Asterix’ van René Goscinny en Albert Uderzo, en in het Gallische dorp dat men aan het begin van de strip onder de loep zag, en waarvan werd gezegd ‘We bevinden ons in het jaar 50 v. Chr. Heel Gallië is bezet. Heel Gallië? Nee!’, kon ik niet alleen vanwege de verwoede weerstand tegen de Romeinse indringers in het dorp van de onbuigzame Galliërs iets van Zwitserland herkennen. Hier ging het er altijd een beetje slomer aan toe, grote vernieuwingen werden eerst argwanend bekeken, en het kon wel honderd jaren duren eer men de moed kon opbrengen om deze ondoorgrondelijke wezens met wie men de echtelijke sponde deelde het recht toestond mee te praten in de politiek.
Alles leek afgemeten, euforie was duidelijk een vreemd woord, en van die ontzaglijke rijkdom was er ook niet veel te zien. Tegenover de nieuwkomer presenteerde Zwitserland zich als een gesloten boek in goed leer gebonden, een hardcover met blinddruk – van gouddruk werd afgezien. Het goud, waarmee Zwitserland zo’n faam had vergaard, lag opgestapeld in onderaardse bunkers. Waarom zou het ook zo opzichtig moeten rondglinsteren in de buurt?

Observeren op afstand

Ik groeide op en observeerde wat er om mij heen gebeurde op afstand. De politieke bühne nam ik alleen vaag waar. Geheel volgens de voorschriften was ik ‘onpolitiek’. Dat wij ons als vluchtelingen niet politiek mochten uiten, had in mij niet de begeerte gewekt om, zoals de jongeren om mij heen, politiek actief te worden. Het bezorgde mij alleen het diepgewortelde gevoel buitengesloten te zijn. Daarbij kwam dat de ‘politiek’ in mijn kinderlijke verbeelding de oorzaak was van het verlies van mijn vaderland, mijn moedertaal en de band met de mensen om mij heen. ‘Politiek’ had op die manier niets aantrekkelijks. De ‘demo’s’, die prikkelend emotionele optochten waarbij men elkaar ontmoette en die een hit waren onder de actieve jeugd, stonden voor mij in de kwade reuk van de opgelegde 1 Mei-demonstraties van het reëel existerende socialisme aan wiens onvrijheid we waren ontkomen en waarvoor we ons in het onbekende hadden gestort – het onbekende dat uiteindelijk de gestalte van Zwitserland had aangenomen.

Hier zaten in de bus en op de universiteit mensen naast me die van dit alles nauwelijks weet hadden en zich natuurlijk (zoals niemand die niet het ongeluk had het te moeten beleven) niet voorstellen konden wat het betekende om van je rechten beroofd uitgeleverd te zijn aan een leugenachtige en moordzuchtige dictatuur.
In hun door directe democratie bestuurde land plaatsten zij een woordje of een kruisje op een briefje en zo bestemden ze op mysterieuze wijze de loop der dingen. Met hun stem bepaalden ze welke Kasper wat moest doen in het theater van de politiek: de krokodil slaan, een streek leveren aan de agent of een bos bloemen geven aan de mogelijk onwillige jongedame. Zij, de mensen om mij heen, waren met hun stem de vingers die, verenigd als de hand van het stemvolk, als vox populi onzichtbaar leiding gaven aan de handpoppen van de macht. Het gebeurde niet alleen in hun naam , maar ook volgens hun wil – op grond waarvan ze om de haverklap werden opgeroepen – wanneer de Polit-Kaspers op de wereldbühne hun machtswoorden spraken, wanneer zij manhaftig weigerden, wanneer zij humanitaire hulp verzekerden, wanneer ze zich belachelijk maakten of wanneer ze juist indruk maakten, wanneer ze de duivel de hand schudden of goede raad gaven aan de wachtmeester van dienst. Uiteindelijk waren er goedbedoelde porren en applaus.

De fabel van de directe democratie

Aldus in ieder geval de fabel van de directe democratie. Maar ook Zwitserland was in werkelijkheid niet een sprookjesland, ondanks al die fabelachtige chocolade en hoewel het gras hier werkelijk groener is. De vingers van het stemvolk staken niet altijd in de juiste plaatsen. En die vredigheid en rust waren ook hier vaak geen natuurlijke verschijnselen maar knalhard gekocht. Zo kwam een dezer weken aan het licht dat, in de tijd dat wij hier rust en vrede zochten, het Zwitserse Bundesrat-lid Pierre Graber in het grootste geheim in 1970 een deal met het Palestijnse Bevrijdingsfront PLO had gesloten, terwijl op de achtergrond Jean Ziegler aan de touwtjes trok. In die tijd stapelden de terreurdaden van het PLO in het nabije en verre buitenland zich op. Dankzij de deal bleven de gerenommeerde Zwitserse luchtvaartmaatschappij Swissair en het land van aanslagen verschoond; de internationaal als terroristische organisatie gekenmerkte PLO kreeg in ruil ondersteuning in haar streven naar erkenning door de Verenigde Naties. ‘In feite bevond de Zwitserse diplomatie zich aan de leiband van Palestijnse functionarissen’, oordeelt de Neue Zürcher Zeitung. Zo snel hangen volksvertegenwoordigende handpoppen als marionetten aan dubbele draden.

Vlijtig stemvolk

Niettemin zijn de Zwitsers een vlijtig stemvolk. Naar schatting vindt de helft van alle referenda die wereldwijd worden gehouden plaats in Zwitserland. Meerdere malen per jaar heeft men zich te uit te spreken, op lokaal en nationaal niveau, niet alleen wanneer de volksvertegenwoordigers worden gekozen, de Polit-Kaspers die een tijd lang het theater met het wereldpubliek mogen spelen, maar ook over kinderspeelplaatsen, landbouwkwesties, vakantieperiodes, bouw van tunnels, openingstijden, loonschalen, jachtvliegtuigen, kanalen, slachtverboden, boekprijzen, wegbewijzering of minarettenbouw – eigenlijk louter vragen waarvoor de vereiste vakkennis bij de meeste mensen totaal ontbreekt. Deze stemrondes zijn vaste rituelen van het burgerlijke jaar, net als het een uur naar voren en later een uur naar achteren zetten van de klok. Ieder jaar weer.

Ook na de inburgering voelde ik me nog altijd geen kiezer. Na zovele bepalende jaren van stateloosheid, dat ik me noodgedwongen thuis had gemaakt, leek deze verandering mij niet zo relevant meer. Alles functioneerde toch het beste zonder mij. Al die zaken waarover gestemd werd en waarover ik mij nooit uiten moest ginmgen mij nu niet plotseling iets aan. Mijn stem leek mij volkomen irrelevant. Het verschil tussen niet mogen stemmen en dat kleine stemmetje van mij nu, leek mij futiel. Ik nam de tijd niet om me te verdiepen in de voorgelegde vragen, waarbij ik van de oordelen van anderen afhankelijk zou zijn omdat ik toch niet voldoende geïnformeerd was om een gefundeerd standpunt te betrekken. Zoiets kan mij niet behagen, en nog minder om me te wenden tot partijideologieën. Daar bleef het bij: de staat, dat zijn de anderen.

Extravagantie als staatsfundament

Niemand weet wat Zwitserland bij elkaar houdt. Het kleine gebied, dat over de Alpenkam kruipt, daar zich dan echter nauwelijks van durft te verwijderen en met de taaiheid van bergbewoners als een door gletschers ondersteunde klam tussen het Duitse en het Romeinse taalgebied fungeert, gaat door het leven met vier officiële talen en herbergt een opmerkelijk hoog aandeel buitenlanders, goed voor een kwart van de bevolking. Heel Europa stortte in elkaar voor de ogen van de Helvetiërs. Duitsland stortte in, de Balkan stortte in, Tsjechoslowakije stortte in, het Sovjetrijk stortte in, de Oekraïne stort in. Maar een vaste burcht is de Helvetische confederatie. Zwitserland deelt zich hoogstens een beetje op.
Om dat te volgen moet men al naar een loep grijpen: uit een deel van het kanton Bern ontstond in 1979 op 839 km² aan de Franse grens het kanton Jura. Sindsdien telt men 26 kantons. Maar niemand weet wat deze extravagantie als staatsfundament toch zo behaaglijk bij elkaar houdt. Is het de – relatief jonge- welstand? Is het de vrede, waarvan het zich zo goed en kwaad als het kon met zijn uitgerekte neutraliteitspolitiek wist te verzekeren?
Ik heb daarover zo mijn onspectaculaire these. Ligt het wellicht ook niet, in combinatie met een traditioneel gecultiveerde houding van bescheidenheid, aan een zekere desinteresse in anderen? Hier is geen cultuur van afgunst van kracht, waarmee men zich in samenlevingen die eerst lang door Oostenrijk-Hongarije werden overheerst en daarna door het socialistische broedervolk, altijd zo gaarne bezighoudt, net als bij de Duitse buren. De Zwitsers zwermden niet uit over de wereld om koloniën te vestigen, zulke lijken hebben zij niet in de kelder. Ze beschikten over anderssoortige trucs. Was het niet een soort collectieve onagressieve desinteresse in andere landsdelen dat ex negativo het samenleven mogelijk maakt?

Niet alleen de grote Europese waterscheiding loopt door het land, maar ook de spreekwoordelijke ‘Röstigraben’, het verschil in mentaliteit tussen de Duitssprekende en de Francofone bevolking, die vaak wordt weerspiegeld in politieke voorkeuren. Verschillende culturen komen nauw met elkaar in aanraking. En daar komt de praktijk van de directe democratie in het spel: men moet het zijn buren namelijk niet eeuwig verwijten dat hij iets beters heeft of doet. Men kan het ook bij zichzelf invoeren. Of hem met iets dat nog beter is proberen te overtroeven. Als men zich vereend, hoeft het geen droom te blijven. Het beste wacht men eerst af en laat de ander het proberen: mocht het zich dan bewijzen, kan men het ook zelf wagen. Dat is weliswaar niet erg opwindend, ook niet zo snel, weinig spontaan en ook niet bepaald avantgardistisch, maar ook met veel minder kans op miskleunen en daardoor aanmerkelijk minder riskant.

Deze op zijn minst theoretische mogelijkheid, die echter daadwerkelijk wordt gepraktiseerd, verwijdert de pieken van uitslaande emoties. Je hoeft de anderen niet zo te haten, als jij het jezelf beter kunt laten vergaan. Dan kan je hem op zijn van uitlaatgassen vrije plekje in de tuin laten zitten en vechten voor het recht dat ook voor jouw raam geen snelweg wordt gebouwd. In dit sterk federalistisch gevormde land, dat veel autonomie verleent aan kantons, deelstaten met eigen wetgeving en parlementen, is dat niet zo buitenissig. Weliswaar bereik je niet altijd wat je wilt. Maar tegelijkertijd weet je ook, dat onroerend goed met goede verbindingen doorgaans zijn waarde heeft (je verkoopt het en brengt je levensavond door in Toscane). Zo ben je in dit directdemocratische sprookje op de keper beschouwd mogelijkerwijs meer tevreden. En laat je de buren met rust. Zolang hij met zijn resultaten jouw idylle maar niet te sterk overschaduwt.

Bekend met frustraties

Zo zijn de eedgenoten sinds generaties niet alleen vertrouwd met de mogelijkheden, ja, met de noodzaak en de plicht hun levensomstandigheden en hun omgeving mede vorm te geven, maar hebben zij zelfs de opdracht daartoe. De kinderen krijgen het met de paplepel ingegoten, ‘Abstimmungssonntag’ is in hun jeugd een woord als ‘Sportferien’ of ‘Weihnachtsverkauf’. Men is bekend met de moeite die het kost iets zinvols door te zetten (eerst moet een initiatief worden gelanceerd, dan moet een verzoek worden ingediend, er moeten binnen een aangegeven periode mensen worden georganiseerd die handtekeningen ophalen, deze moeten op een korte termijn in een zekere hoeveelheid worden verzameld, en de uitvoering kan jaren op zich laten wachten, en dan nog kan het resultaat heel anders uitpakken dan gewenst…). Het is mogelijk iets voor elkaar te krijgen maar men vraagt zich vooraf af, of het al de moeite waard is. Terwijl het zoveel eenvoudiger is om op luide toon iets te eisen en te verwachten dat anderen het voor je opknappen! En niet in de laatste plaats is men ook met de frustraties bekend die afwijzing en een ten lange leste overeengekomen compromis met zich meebrengen.

Als men uit een wereld komt waar de mensen vergaand zijn beroofd van de optie hun levensweg en hun omgeving naar hun eigen wensen en verantwoordelijkheid vorm te geven, dan is het effect van de veronachtzaming, verwaarlozing en gedachteloos afwijzen van verantwoordelijkheid maar al te goed merkbaar. Zwitserland is niet verwaarloosd, integendeel, ze is bijna ten dode verzorgd. De bevolking voelt zich voor het land des te meer verantwoordelijk, naarmate ze het meer mede vormgegeven heeft en vormgeven kan.

Onspectaculair ongewoon

Zo’n ervaring brengt iets bedachtzaams met zich mee, iets onopgewondens, een zekere matigheid, maar ook tolerantie van frustratie en zelfcontrole. In 2012 hadden we hier in Zwitserland de gelegenheid te beslissen of het recht op zes weken vakantie voor alle werknemers moest worden verankerd in de Grondwet. Nu, u raadt het al: de mensen stemden ervoor dat ze niet meer vakantie gegarandeerd kregen. Men heeft hier geleerd niet iedere mogelijkheid om wensen te vervullen ook te benutten, omdat men ook voor de gevolgen aansprakelijk is. Dat is wat het directdemocratische Zwitserland onspectaculair ongewoon maakt.

Rechten en vrijheden genieten brengt onvermijdelijk verantwoordelijkheid met zich mee. En het collectief managen van verantwoordelijkheid, dat aan het slot iedereen een beetje tevreden is, dat ze elkaar niet de koppen inslaan (in Zwitserland liggen honderdduizenden wapens van het volksleger thuis in de kast opgeslagen!), dat is een hogere kunst. En een hogere kunst met alle lagen van de bevolking tot stand te brengen, dat is geen kinderspel. Daarvoor is een hoog ontwikkelde en ook goed onderhouden cultuur nodig.

Zou men dezelfde mogelijkheden van de directe democratie aanbieden aan een samenleving die in een verantwoordelijke omgang met vrijheden minder ervaring had, dan kwam er waarschijnlijk iets anders uit. Waarschijnlijk zou de grondtoon dan niet bepaald ‘stabiliteit’ zijn. Zoals het pijnlijk duidelijk is geworden dat het ten val brengen van een dictator niet automatisch leidt tot een bloeiende democratie. Ook directe democratie functioneert niet per se zinvol.

In Zwitserland hoort daar ook nog een soms tot in het absurde doorgevoerd federalisme bij, en de omgang die daarmee van oudsher is gemoeid. Dit alles wordt door een tot nu toe voldoende aantal mensen gehandhaafd, die zich generaties lang hebben bekwaamd om zich een op die verantwoordelijkheid toegesneden zelfbeheersing eigen te maken. Die gewoonte heeft, zoals alles, ook haar schaduwzijden, maar met maximale aanspraken komt men eenvoudigweg niet uit met de hier geboden hoeveelheid aan vrijheid en doet men geen recht aan de verantwoordelijkheid voor het algemeen belang. De brede middelmaat is de gedoodverfde winnaar bij breed gezaaide politieke vrijheid.

Heikel instrument

Daarbij is directe democratie een uiterst heikel instrument, dat ook gevaren in zich bergt. Niet zonder grond is er overal altijd weer angst om een volksreferendum te organiseren, en dat niet alleen binnen de ruimte van de tegenwoordige Europese Unie. Enerzijds zijn mensen nu eenmaal makkelijk in vervoering te brengen. Anderzijds moeten ook machthebbers in staat zijn om de geuite wil van het volk te accepteren en om te zetten in regels en beleid. Ze mogen zichzelf niet op een voetstuk plaatsen, ook niet wanneer de belangen die zij vertegenwoordigen mogelijk in het geding komen. Hun machtshonger en ijdelheden mogen niet uit de katrollen schieten. Wie kent bijvoorbeeld de naam van de Zwitserse Bondpresident? Komt u op zijn naam? Nee, hij is ook niet zo belangrijk.

Zo is het des te opvallender, zo niet verdacht, wanneer een Zwitserse politicus zichzelf nadrukkelijk in de kijker speelt. Christoph Blocher heeft zich in het mediatijdperk uitgerekend met deze ‘onzwitserse’ allure tot Zwitser par excellence weten te stileren en is zo geworden tot de invloedrijkste politicus van het land. Vergelijkbare patronen volgend als Le Pen in Frankrijk, Wilders in Nederland en tal van andere persoonlijkheden uit de rechterhoeken, heeft de nu 75-jarige ondernemer met toenemende vreemdelingvijandige posities de Schweizerische Volkspartei (SVP) tot de grootste stemmentrekker en drijvende kracht van de landspolitiek gemaakt.
Met zijn financiële bijdragen, populistische strategieën en zijn bereidheid zich als bekwame spreker tot de Opper-Kasper van zijn partij te maken, lukte het Blocher de partij hernieuwd te positioneren. In dit eerder koel bezonnen, voorzichtige land wist de SVP het algemene opinieklimaat op te hitsen en te emotionaliseren met demoniserende beschuldigingen aan het adres van ‘de buitenlanders’. De aldus opgewekte angsten werden uitgemolken en berekenend aangeboden aan het volk, aangelengd met iets bruins dat als Zwitserse kwaliteitschocolade werd gepresenteerd, omgeroerd met de pollepel der mythen. En het stemvolk dronk in groten getale.

Gekochte bekeerling

Christoph Blocher heeft zijn partij decennialang een gezicht gegeven. Tegenwoordig probeert de oorspronkelijk van de linkerzijde van het politieke spectrum afkomstige journalist Roger Köppel, hoofdredacteur van het weekblad Weltwoche, die sinds 2015 als parlementariër in de Nationale Raad zit, deze rol met het cynisme van de gekochte bekeerling over te nemen en zich eigen te maken.
In de SVP-keuken werd in 2006 begonnen met het bereiden van een initiatief dat in heel Europa voor beroering zorgde, te weten een voorstel om geen bouwvergunningen te verlenen voor minaretten. Niet dat er toentertijd in Zwitserland zoveel te doen was over de bouw van deze torens, maar met een jarenlang aangewakkerde discussie werd de stemming zodanig opgeklopt dat het volksinitiatief in 2009 uiteindelijk werd aangenomen. In de hele rechtse scene in binnen- en buitenland werd dat als een soort van keerpunt ervaren. Sindsdien speelde de tegen de EU gekante partij haar vreemdelingenvijandige troefkaart met groot succes uit. Alle drie voorstellen die de SVP in dit kader indiende werden aangenomen: in 2010 stemde Zwitserland in met het voorstel ‘Voor de uitwijzing van criminele buitenlanders’, en in 2014 tegen ‘massa-immigratie’, waardoor de toestroom van buitenlanders voortaan aan contingenten onderhevig moet worden gemaakt. Deze laatste beslissing kwam de verhouding tussen Bern en Brussel niet ten goede en is in tegenspraak met het vrije verkeer van personen waarmee Zwitserland als ondertekenaar van het verdrag van Schengen eerder wel had ingestemd.

Stemverhoudingen gewijzigd

Niet in de laatste plaats door toedoen van de SVP hebben de stemverhoudingen zich de laatste jaren sterk veranderd. Sinds de invoering van het initiatiefrecht in 1891, hebben de Zwitsers over honderden van volksinitiatieven moesten beslissen. Traditioneel werden deze bijna altijd verworpen. Het eerste succesvolle initiatief was in 1893 het antisemitisch geïnspireerde ritueel slachtverbod. Sindsdien werden van alle voorstellen slechts 21 ‘vom Souverän’ (de term voor het Zwitserse stemvolk) aangenomen. Honderden werden naar de prullenbak verwezen.
Opvallend is dat van de aangenomen voorstellen meer dan de helft afkomstig is uit de afgelopen 22 jaar. Zo stond het volk de afgelopen jaren telkens weer verbluft te kijken naar het stemresultaat. Toen in 2014 het zogeheten ‘Masseneinwanderungsinitiative’ met een uiterst krappe meerderheid van 50,3 procent ja-stemmen werd aangenomen en een bom legde onder de bilaterale verdragen met de EU, was het veelgehoorde commentaar dat dit resultaat waarschijnlijk verhinderd had kunnen worden bij een hogere opkomst. Het besef, dat dit alles beter niet had kunnen gebeuren, breidt zich nog altijd uit.

Het doorzettingsinitiatief

In 2010 werd het zogeheten Ausschaffungsinitiative (‘Voor de uitwijzing van criminele buitenlanders’) aangenomen. Daarop kwam het parlement in maart 2015 binnen de gestelde termijn met het wetsvoorstel om dit besluit in wetgeving om te zetten, een problematisch voorstel omdat het in tegenspraak was met zowel de Zwitserse Grondwet als het internationale volkerenrecht. Maar de soevereine ‘wil van het volk’ prevaleerde nu eenmaal boven alles. Aangaande dit wetsvoorstel had weer een referendum kunnen worden ingediend, maar niemand deed dat, ook niet de SVP. Die had heel andere plannen: al in 2012 had de partij namelijk weer een initiatief ingediend: het ‘Doorzettingsinitiatief (Durchsetzungsinitiative) waarover op 28 februari 2016 moest worden gestemd. Dit voorstel hield in het Ausschaffungsinitiative ‘door te zetten’ en met alle kracht op te treden tegen criminele buitenlanders – alsof de instituties van de Staat dit niet al deden (ze deden het wel). De SVP wekte de indruk de zaken nu ‘zelf in de hand’ te nemen.

De SVP sloeg geen acht op de procedures van de rechtsstaat en besloot de voorstellen van het parlement niet eens af te wachten. In plaats daarvan begon de partij al handtekeningen in te zamelen voor nog eens een aanscherping. Dat was een in dit theater nog niet eerder vertoonde daad van vermetele koenheid.
Achter de misleidende titel ‘Voor de doorzetting van de uitwijzing van criminele buitenlanders’ (het zogeheten ‘Doorzettingsinitiatief’) ging een poging schuil de Zwitserse rechtsstaat deels buitenspel te zetten, teneinde in bepaalde gevallen de wetgever uit te schakelen en de scheiding der machten te veronachtzamen. In dergelijke gevallen zouden de rechters er helemaal niet meer aan te pas komen, maar vervangen worden door een soort automatisme – zonder acht te slaan op individuele omstandigheden. Daarmee zou het proportionaliteitsbeginsel volstrekt in de wind worden geslagen en ook bagatelgevallen zouden onder de maatregel vallen.
In geval van aanname van dit initiatief zou het bijvoorbeeld mogelijk zijn, dat een in Zwitserland geboren buitenlander, die vanwege een geldstraf tot enkele dagen gevangenis was veroordeeld, het land zou worden uitgewezen. Zou het daarbij gaan om een ingezetene van de EU, zou Zwitserland daarmee handelen tegen de Europese Conventie van de Mensenrechten, het Schengen-verdrag voor vrij verkeer van personen en het Verenigde Naties Verdrag II. Een kwart van de Zwitserse bevolking zou voor de rechter tot tweede klas-burger zijn gedegradeerd – voor het oog van de wet waren niet allen meer gelijk.

‘Zwitsers stemmen over de hardste buitenlanderwet van Europa’: krantenkoppen als deze begonnen in de wereld rond te zingen. Met dank aan de directe democratie was Zwitserland, waar altijd een hoog geïnstitutionaliseerde bescherming van de minderheden had bestaan, bezig met de onttakeling van de fundamenten van zijn eigen democratische structuren. De SVP probeerde de xenofobe stroming van de ja-stemmers van de afgelopen jaren weer te mobiliseren en verder te surfen op de nieuwhelvetische golven.
Het zag er goed uit voor hen. In de herfst gaven enquêtes aan dat 66 procent van de ondervraagden zouden instemmen met het Doorzettingsinitiatief. Pogingen een grootschalig tegenoffensief te financieren faalden jammerlijk, economische verbanden hielden het geld liever in eigen zak, politici toonden zich na alle resultaten van de afgelopen jaren terughoudend.

Mijn eigen apolitieke zelfbeeld zette me de laatste jaren, waarin we in heel Europa een bedreigende radicalisering en een afbraak van de rechten beleven, natuurlijk steeds meer voor het blok. Hoewel ik als inwoonster en belasting betalende burger van dit land jarenlang gedeeltelijk buitengesloten was geweest van zijn democratische structuren, had ik toch ook van deze geprofiteerd. Zwitserland had mijn familie asiel verleend. We waren altijd keurig en binnen het kader van de wet behandeld. Bij alle SVP-voorstellen van de afgelopen jaren had ik mijzelf voorgehouden dat ik me nu dan toch eindelijk aan de tafel zou zetten om de stemformulieren in te vullen.
Ik had het niet gedaan. Maar nu was het uur gekomen. Op dit punt, waar in deze oase van het recht de reikwijdte van het gerecht op het punt stond te worden ingeperkt, was voor mij de grens bereikt en moest ik mijn traagheid en door de kinderjaren ingegeven weerstand zien te overwinnen.

Op het moment dat de gelijkheid voor de wet rücksichtslos dreigde te worden afgeschaft, begon ik in te zien dat ik in deze wereld een helaas zo zelden geboden, minuscule doch kolossale mogelijkheid had mijn stem daartegen te verheffen. Dat men met behulp van democratie en demagogie en manipulatie een democratische rechtsstaat kan afschaffen, dat weten we al.

Ik opende het pakket stembiljetten. Op deze zondag werd behalve voor het Doorzettingsintiatief nog over de volgende voorstellen gestemd: de volksinitiatieven ‘Voor het Huwelijk en Familie – tegen de huwelijksstraf’, ‘Geen speculatie met voedingsmiddelen!’, als ook ‘Verandering van de Bondswet inzake transitoverkeer in het Alpengebied (Sanering Gotthard-verkeerstunnel)’. Daarbij kwamen nog stemmingen van het Kanton Zürich inzake ‘Reductie Erfpacht’, ‘Stroomlijning van Beroeps- en Bezwaarprocedures’, ‘Opleidingsinitiatief’ en het ‘Loondumping-initiatief’. Voor elk onderdeel een separaat formulier.

Ik heb het stembiljet met de weinige letters die daarvoor nodig zijn, ingevuld en op tijd op de post gedaan.
32 jaar heeft het geduurd en er was die calculerende onmenselijkheid voor nodig die gericht is op het creëren van verhoudingen die begonnen te lijken op datgene wat ons in 1968 had bewogen om met een nieuwgeboren baby naar een ongewisse toekomst af te reizen – totdat ik mijn zelfbeeld als zwijgende outsider van me afwierp en mij zelf begon te tellen als onderdeel van het stemvolk van Zwitserland.

Een soeverein volk

Ik geef toe dat het tot een ‘volk’ behoren voor mij een twijfelachtige aangelegenheid is en dat de constructie van volkeren en naties in mijn ogen immer dubieuze materie is geweest. Dit volk echter werd ‘soeverein’ genoemd. Dat klinkt toch ergens goed, dat de soeverein niet een zwaar aanvechtbare eenling is, geen keizer of keizerin, geen koning of koningin, geen dictator of dictatorin. In plaats daarvan een hand gevormd door duizenden of miljoenen van vingers , die zich voor een periode van enkele jaren steken in een daarvoor geschikte pop die dienst kan doen als spreekbuis, onderhandelaar en acteur tegelijk, om de boze krokodil te verjagen en het huis te beschermen. En daarbij zijn stem gebruikt en geen ergere wapens.

Nog nooit vertoonde strijd

Maar niet alleen ik was geschrokken wakker geworden. In de laatste weken voor de stemming op 28 februari 2016 ontketende zich een strijd om de kiezersgunst zoals die nog nooit vertoond was in de Confoederatio Helvetica. Met posts, films, beelden, oproepen, campagnes, toneelstukken, etc. werden alle kanalen gemobiliseerd. Juristen, kunstenaars, politicologen, journalisten, vertegenwoordigers van kerken, verenigingen en organisaties van alle slag , prominenten en onbekende Zwitsers stonden op om hun stem te verheffen en hun visie kenbaar te maken dat deze ondermijning van de rechtsstaat diende te worden gestopt.Taxi’s reden de mensen gratis naar het stemlokaal. Met crowdfunding kon in korte tijd meer dan een miljoen Zwitserse franken worden ingezameld voor een poster- en foldercampagne die gewicht in de schaal legde. In de laatste dagen kon je je op de social media onmogelijk onttrekken aan de ontelbare oproepen en herinneringen toch vooral niet te vergeten te stemmen. Het was duidelijk, hier gebeurde iets.

Hier gebeurde iets. De directe democratie functioneerde. ‘Het volk’, dat de SVP zo graag ziet als de mensen die achter haar staan en het liefst gelijkstelt aan eenvoudige boeren aan de stamtafel, had zich niet in de war laten brengen door de gecompliceerde kwestie en was niet gevallen voor de diffuus makende retoriek. Aan het eind van de rit ging de discussie over structurele consequenties en het onmenselijke uitschakelen van de rechtsspraak. De verontwaardiging groeide: uiteindelijk zei 58,9 procent van het stemvolk nee tegen het Doorzettingsinitiatief. In enkele kantons lag de deelname aan de stemronde op meer dan 70 procent. Het land is geen stamtafel en zijn straten zijn niet allemaal boulevards. Op verheugende wijze kwam Zwitserland tijdens deze stemronde los van de verontrustende trends die spelen rond het kleine land.

Eind februari 2016 keek de wereld plotseling naar Helvetia, dat kleine rotsige vlekje middenin Europa waar je een vergrootglas nodig hebt om het te kunnen zien. Middenin een schijnbaar onhoudbaar naar rechts glijdend continent dat door vluchtelingen uit Syrië en andere oorlogsgebieden wordt overlopen heeft het zijn Kaspers soeverein teruggefloten. Maar dan nog kan men nu niet achterover leunen. De SVP staat al weer in de startblokken met nieuwe aanvallen op vrijheden, integratie en samenwerking. Ze zamelde al weer handtekeningen in voor een revisie van het asielrecht, voor het zogeheten ‘Selbstbestimmungsinitiative’ waarin nationaal recht moet prevaleren boven internationale verdragen (‘Zwitsers recht in plaats vreemde rechters’) en voor een boerka-verbod.

‘Opstand van de elite’

Roger Köppel, het nieuwe carrière-Kaspertje van de SVP, had zich voor het interview, toen het lot van het Doorzetttingsinitiatief al duidelijk werd, al voorbereid met een panklare quote. En zoals het een Kasper betaamt, grijnsde hij al vooraf breed om zijn eigen domme grap. Gevraagd naar zijn reactie op de nederlaag van de SVP, zo geheel in tegenspraak met het krampachtige idee dat het volk altijd achter zijn partij staat, verkondigde hij met dedain: ‘Dat is een opstand van de elite!’.
Wat voor een volk. Een volk dat voor 60 procent uit zijn elite bestaat!
‘Tri-tra-trallala!’

Katarina Holländer (Bratislava, 1964) is publiciste, kunsthistorica en curator. Ze was redacteur van het Zwitserse culturele tijdschrift ‘du’ en was verbonden aan de Neue Zürcher Zeitung. Als curator was ze o.m. verantwoordelijk voor de succesvolle tentoonstelling ‘Ein gewisses jüdisches etwas’, die op vele plekken in Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland was te zien. Nu woont en werkt ze als zelfstandige publiciste in Winterthur.


Ruedi Widmer is politiek cartoonist bij onder meer dagblad de Tagesanzeiger (Taz) en weekblad WOZ in Zwitserland. Met zijn tekeningen leverde hij in 2016 een grote bijdrage aan de campagne tegen het xenofobische Doorzettingsinitiatief.

Republiek zoekt partij

‘Wat was de republiek mooi tijdens de monarchie’, was een gevleugeld gezegde tijdens de Franse revolutie. Het sentiment is ook zonder guillotines anno 2018 invoelbaar. Wie sommige republikeinen in Nederland gadeslaat, kan zelfs een zucht van verlichting niet onderdrukken dat het niet zo’n vaart loopt met die republiek. Het republicanisme schijnt een magnetische aantrekkingskracht uit te oefenen op gepatenteerde warhoofden en politieke delinquenten. Van de weeromstuit zou je bijna zin krijgen in koekhappen op Koningsdag. In diverse gemeenten wisten obscure groepjes onder republikeinse vlag door te dringen tot de kieslijsten. Niets van de publieke zaak is echter aan hen besteed. De politiek lijkt voor hen alleen interessant als uitlaatklep van hun getormenteerde ego’s. Er is gelukkig vooralsnog geen kiesdrempel waar deze electorale nanosplinters overheen lijken te komen, maar intussen bezorgen ze het republicanisme wel een vreselijk slechte naam. Waar blijft toch die Republikeinse Partij met een intelligent hervormingsprogramma? Er is in Nederland een partij voor de dieren, een partij voor de ouderen, een partij voor de moslims, een voor xenofoben, een voor ijdeltuiten en ego-maniakken, waarom dan in vredesnaam niet een partij voor de goedwillende republikein? Daar moet toch een hele stevige lading Kamerzetels in zitten. Of moet de republikein toch maar zijn vertrouwen leggen bij D66, zoals onze gewaardeerde medewerker Manuel Kneepkens in dit nummer betoogt? Kneepkens ontwaart een Tom Poes-achtige list in het voorstel van Thom de Graaf voor de gekozen burgemeester en stelt dat het de opmaat kan betekenen naar een gekozen staatshoofd. Zou het echt? De recente politicide van dezelfde partij op het eigen kroonjuweel van het raadgevende referendum deed weer het ergste vermoeden. Alexander Pechtold verzekerde zijn congres echter dat hij nog steeds gelooft in het referendum. Sterker nog, hij streeft naar een volwaardig, bindend referendum naar Zwitsers model! En laten de Zwitsers nu steeds meer bewijzen dat het referendum ook een wapen tégen populisme kan zijn. Nu nog een Grondwetswijziging die maakt dat zo’n bindend referendum dan ook mag gaan over het opdoeken van de monarchale staatsvorm en Nederland heeft helemaal geen Republikeinse Partij meer nodig. Zo’n partij zou in België al helemaal onbestaanbaar zijn, zo vertelt de gerenommeerde Belgische historica Els Witte in een interview met Adriaan Boiten. Wij richten in dit nummer sowieso veel blikken naar onze zuiderburen en hun ambivalente omgang met het koningschap. Vive la Belgique!

Tot slot nog een rechtzetting: in onze vorige editie kondigde ik hier de publicatie aan van bevindingen van het onderzoek naar de verborgen kosten van het koningshuis, dat de redactie van De Republikein uitvoerde in opdracht van het Republikeins Genootschap. Het RG liet echter weten de presentatie daarvan liever in eigen hand te houden, en wel op 24 april a.s. in Groningen, drie dagen voordat Willem IV neerstrijkt in de stad voor een wel erg geladen Koningsdag-viering. Dus dat houdt u nog van ons te goed.

 

René Zwaap is hoofdredacteur van De Republikein, tijdschrift voor de betrokken burger

De jonkvrouw en het referendum

Minister van Binnenlandse Zaken Kasja Ollongren pleegde politicide op het gedachtengoed van haar eigen partij door het raadgevend referendum af te schaffen. Tseard Zoethout over de regenteske reflex van de D66.

Tekst Tseard Zoethout

Je moet wel van goeden huize komen om juist datgene te willen afschaffen waaraan je partij haar bestaansrecht ontleent: meer democratie, onder meer via het raadgevend referendum. En Kasja Ollongren van D66, nu minister van Binnenlandse Zaken, komt van goeden huize: als afstammeling van een oud adellijk Fins geslacht mag ze de titel van jonkvrouw voeren. Niet dat dit heden ten dage iets uitmaakt. Het gaat om je politieke talent en dat heeft ze, als topambtenaar en rechterhand van ‘glad zeepje’ Mark Rutte (kritiek blijft maar van hem afglijden), toch wel bewezen?

Dat Ollongren zich tegenwoordig in allerlei bochten wringt om het kabinetsbeleid te verdedigen dat lijnrecht indruist tegen alles dat haar partij, historisch gezien, heeft bepleit, toont voor de zoveelste keer overtuigend aan dat we niet leven in een democratie maar in een kommacratie. Het Griekse woord komma komt overeen met ‘de partij’ of – nog beter –  ‘dat wat afgeslagen is’.

Jonkvrouw drs. Ollongren staat symbool voor de stem van een deel (komma), niet van het geheel (demos of volk). Een regent die dóór het volk is gekozen maar er niet vóór het volk is. De burger wordt immers het recht ontzegd om zich middels een referendum ergens voor of tegen uit te spreken, zonder tussenkomst van ‘de partij’. Dat een eerdere referenda – bijvoorbeeld over Oekraïne, uitgeschreven door alternatief rechts zoals FvD van Thierry Bidet en ranzige clubs als Geen Stijl – op debacles voor de kabinetten Rutte uitliepen is nog geen excuus om dit bij uitstek democratische middel af te schaffen.

Evenals de VS – waar op federaal niveau geen referendum bestaat – begint ons land steeds meer eng-nationalistische trekken te krijgen die op gespannen voet met basisdemocratische waarden staan. Van de leus van de Franse revolutie – vrijheid, gelijkheid en broederschap – is weinig over. En door het gebruik van ‘alternative facts’ (fantastische taalvondst maar wel volkomen irrationeel) wordt de wetenschap bijna ten grave gedragen.

Het doet denken aan de kritiek tijdens de Radicale Verlichting in onze Gouden Eeuw, tijdens het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650 – 1672) toen de Zeven Verenigde Provinciën al over haar hoogtepunt heen waren. Kritiek van de broers De la Court, rijke lakenreders uit Leiden, die zich fel tegen de monarchie en voor de democratie uitspraken. Van de filosoof Spinoza, die betoogde dat alleen directe democratie tot de grootste welvaart leidde. En vooral van Franciscus van den Enden die, op basis van het primaat van de rede, alle mensen gelijk aan elkaar stelde, man aan vrouw, koloniaal aan slaaf! ‘Hoedt u voor de welsprekendheid van volksvertegenwoordigers, zij komen vooral voor hun eigen belangen op’, schreef hij al.

Toen werd ons land niet bestuurd door de meest capabelen, maar door regenten en hun vazallen, een tribale activiteit met nogal lachwekkende trekjes. In het Amsterdam van de 17de eeuw waren dat koopmanfamilies als De Bicker en De Graeff. In onze tijd zijn het types als Halbe Zijlstra, de superloyale VVD-politicus die in cowboy-verhalen en Russische samenzweringen gelooft (van Groot-Rusland en de ‘near abroad’ politiek in de jaren ’90 en later had hij blijkbaar nooit gehoord).

Kwalijker is dat zulke draaideurpolitici het altijd beter menen te weten en de referenda hebben afgeschaft (een rechtszaak daarover loopt nog). Nederland is daarmee het enige land in Europa geworden dat zoiets doet. Na de voormalige DDR in 1968. De enige kans die directe democratie rest, is het referendum op de sleepwet. Spreekt u allen op 21 maart uit: het is aan u om te bepalen of Nederland wel of niet tot een parlementaire dictatuur gaat uitgroeien.

Het verdriet van Groningen & Belgisch royalisme en republicanisme nader bezien

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 14, NR.1, MAART 2018

Het Verdriet van Groningen & Belgisch royalisme en republicanisme nader bezien

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

Ode aan Laurent, broer en bliksemafleider
Ricus van der Kwast

Belgische koning is bindmiddel. Interview met Els Witte
Adriaan Boiten

‘Sire, België is voor u verloren’: het Waterloo van Willem I 
René Zwaap

Het Hart van Duisternis van Leopold II 
Lodewijk Brunt

Gordon Bennett: de man die Stanley naar Leopold zond
Maurits van den Toorn

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: Republiek zoekt partij
René Zwaap

Van het republikeins front: knipkunstenaar Jos Deenen geeft Wilhelmus-les

Oranje boven, Groningen naar beneden
René Zwaap

Icoon van de vrijheid: Plakkaat van Verlatinghe
Anton van Hooff

De jonkvrouw en het referendum
Tseard Zoethout

Hans Hillen: Populisme exit met districtenstelsel
Gijs Korevaar

Het potjeslatijn van Thierry Baudet
Anton van Hooff

Sprookjesboek
Marcel van Roosmalen

Tom Poes en het Kroonjuweel
Manuel Kneepkens

Dichtende hermenlijnvlooien (aflevering 2)
Paul Damen

Voorpublicatie: Niets te kiezen, of: Hoe sterk is de republikeinse burgemeester?
Ries Roowaan

Boekrecensie: de biografieën van Marinus van der Goes van Naters en Max van der Stoel
Maurits van den Toorn

Boeksignalementen

Maurits van den Toorn

Van de voorzitter
Bart Gruson

Appeltjes van Oranje: Majesteitsschennis op zijn Gronings

Column Hans Maessen: het verdriet van Groningen

 

 

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

Angst voor referendum is angst voor democratie

In ruil voor een plekje op het regeringspluche nam D66 afscheid van het referendum. Na de deceptie van het Oekraïne-referendum is aan het progressieve spectrum een grote allergie ontstaan jegens het instrument van de volksraadpleging. Ten onrechte, meent Arjen Nijeboer van de NGO Meer Democratie. Nederland heeft niet een halfslachtig maar een compleet referendum nodig. 

Tekst Arjen Nijeboer

Het referendum houdt de gemoederen deze dagen flink bezig. Argumenten voor en tegen vliegen ons in de media om de oren. Wat daarbij meestal mist, is een fundamentele verantwoording van het referendum. Die luidt wat mij betreft ongeveer zo.

Democratie betekent letterlijk ‘volksheerschappij’. In een democratie wordt geen autoriteit erkend boven de verzamelde burgers; het volk is soeverein. Dat betekent noodzakelijk dat burgers onderling in politiek opzicht gelijk zijn. Wetten hebben autoriteit, niet omdat ze worden goedgekeurd door een vorst of één of andere elite, maar omdat degenen die de wetten moeten gehoorzamen – de burgers – deze wetten op één of andere manier hebben kunnen goedkeuren. Met andere woorden, wetten zijn legitiem omdat het vrije afspraken zijn tussen onderling gelijke burgers, de leden van de rechtsgemeenschap.

Het referendum als oervorm is het meest primaire mensenrecht. Stel, een groep mensen spoelt aan op een onbewoond eiland en besluit daar een nieuwe staat te stichten. De een zegt: laten we vertegenwoordigers kiezen die een grondwet opstellen. Een ander zegt: nee, laten we ze loten. Nummer drie is anarchist en wil helemaal geen staat. De vierde wil dat de professoren in het gezelschap alle besluiten nemen. De anderen zeggen eigenlijk niet zoveel. Hoe kunnen deze mensen komen tot een algemeen aanvaard besluitvormingssysteem? Dit kan alleen door alle voorstellen op een rij te zetten en er een referendum over te houden. Elke andere oplossing zou als een machtsgreep van een minderheid over een meerderheid worden ervaren. Pas uit zo’n referendum kan alle legitieme wetsvorming voortkomen, de hele rechtsstaat incluis.

Verdwenen zuilen

Als de burgers tevreden zijn met een zuiver vertegenwoordigend stelsel en geen behoefte hebben aan direct-democratische besluitvorming, dan is een systeem zonder referenda legitiem. Dat was in Nederland tot pakweg de jaren ’60 het geval. Maar sindsdien is onze samenleving ingrijpend veranderd. De zuilen zijn verdwenen en burgers hebben geen automatische binding meer met één partij. Ze zijn mondig en hoger opgeleid. Ze hebben meningen die dwars door alle partijen heenlopen. En sinds de jaren ’70 geven peilingen aan dat een ruime meerderheid bij gelegenheid direct-democratisch wil beslissen. Het referendum is volgens peilingen veruit het populairste instrument voor democratische vernieuwing , populairder dan bijvoorbeeld de gekozen burgemeester en premier of het districtenstelsel.

Een referendum is in feite een moderne vorm van volksvergadering waarbij de deelnemers niet langer fysiek bij elkaar komen. De voorafgaande discussies vinden niet centraal plaats, maar decentraal – via de media, op internet, in je vriendenkring, in het verenigingsleven.  Daarbij is het logisch om burgers in principe dezelfde bevoegdheden en mogelijkheden te geven als parlementariërs. Want de rechten van de volksvertegenwoordiging zijn afgeleid van die van de burgers, en worden via de verkiezingen tijdelijk aan de parlementariërs  ‘geleend’. Het parlement kan nooit meer besluitvormingsrechten hebben dan de bevolking.

Dat betekent dat referenda dus bindend moeten zijn en dat er geen uitgezonderde onderwerpen zijn.  Burgers moeten niet alleen parlementaire wetten kunnen blokkeren, maar ook zelf voorstellen op de agenda kunnen zetten via het volksinitiatief. Ook moeten er, net als bij verkiezingen, geen minimale opkomstdrempels gelden. Opkomstdrempels miskennen het mandateringsbeginsel, want zowel bij verkiezingen als bij referenda geven de niet-stemmers de facto een mandaat aan de wel-stemmers om het besluit te nemen c.q. de volksvertegenwoordiging aan te wijzen. Anders zouden de niet-stemmers door hun niet-deelname elke democratische besluitvorming onmogelijk kunnen maken. Denk aan de boycotacties die in vele landen worden georganiseerd in referendumsystemen met opkomstdrempels.

Weerstand

Na het Oekraïne-referendum van april 2016 is de weerstand tegen directe democratie onder met name de progressieve, spraakmakende elites toegenomen. Er zijn talrijke opiniestukken en commentaren verschenen met allerlei argumenten tegen het referendum. Allereerst de tegenwerping dat een onderwerp als het Oekraïne-verdrag te complex is voor de meeste mensen. Maar over welk onderwerp ook een referendum wordt gehouden, tegenstanders roepen altijd dat het onderwerp te complex is en dat burgers de ter stemming gebrachte voorstellen meestal niet gelezen hebben. Ze laten weg dat politici dat meestal ook niet doen. Een boegbeeld in de ja-campagne voor het Oekraïne-verdrag, Alexander Pechtold,  verklaarde voorstander te zijn zonder het Oekraïne-verdrag te hebben gelezen.

Politici gebruiken net als burgers ‘information shortcuts’: ze varen op het oordeel van (fractie)specialisten en halen hun informatie uit de media, uit stemadviezen van experts en maatschappelijke organisaties, en andere secundaire bronnen. Politici beoordelen wetten en verdragen op hoofdzaken. Precies hetzelfde geldt voor de meeste burgers.  Een politieke keuze is geen wiskunde, maar een keuze die wortelt in ideeën en gevoelens over wat gewenst, rechtvaardig en realistisch is. Op dat vlak zijn politici net gewone mensen.

Bovendien zouden de meeste vragen niet met  ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden zijn. Maar politici stemmen uiteindelijk ook  voor of tegen een wet of besluit. Het enige verschil is dat zij soms – lang niet altijd – voor de stemming nog amendementen kunnen indienen. En dit geldt alleen voor de Tweede Kamer, want de Eerste Kamer die de eindbeslissing omtrent wetten en verdragen neemt, heeft – officieel althans – geen recht van amendement. Bij verdragen is het alleen nog tekenen bij het kruisje.

‘Linking’

Dan de tegenwerping dat bij referenda meestal ‘linking’ optreedt, vermenging van de voorliggende politieke vraag met andere afwegingen. Referenda zouden op die manier niet over het eigenlijke onderwerp gaan. In werkelijkheid vindt die vermenging juist plaats binnen het zuiver vertegenwoordigende systeem. Bij verkiezingen buitelen alle mogelijke standpunten over alle mogelijke onderwerpen chaotisch door elkaar heen, verkiezingsdebatten springen van de hak op de tak, en vier jaar lang deelname aan de ‘publieke discussie’ moet voor burgers leiden tot één ‘keuze’, een soort dierlijke kreet à la ‘Voor de rooien!’ of ‘Tegen de roomsen!’ Bij een referendum is daarentegen in principe een veel zakelijker publiek debat mogelijk dan bij verkiezingen, juist omdat één onderwerp centraal staat. In het referendumland bij uitstek, Zwitserland, is linking bij referenda een onbekend verschijnsel, juist omdat burgers steeds opnieuw bindende referenda kunnen aanvragen over alle mogelijke onderwerpen, en via het volksinitiatief  ook steeds zelf eigen voorstellen aan een referendum kunnen onderwerpen. Wie zich dus zorgen maakt over linking, zou de burgers meer directe democratie moeten bieden in plaats van minder.

Kleine minderheid

Critici stellen verder dat bij een referendum vaak een kleine minderheid beslist, omdat 51 procent van 30 procent van de kiezers (namelijk de opkomstdrempel die momenteel geldt) al de doorslag kan geven. Pardon? In een zuiver vertegenwoordigend bestel kan één enkele persoon de doorslag geven, omdat slechts 225 mensen (de leden van de Tweede en Eerste Kamer, samen 0,00002 procent van de kiesgerechtigden) beslissen. In feite is het nog extremer, omdat in werkelijkheid slechts een handjevol partijleiders en hun getrouwen beslissen: volgens onderzoek van weblog Sargasso ligt de fractiediscipline in de Tweede Kamer bij stemmingen op welgeteld 99,998 procent. In Noord-Korea halen ze dat niet.  Daarbij maken dezelfde critici nooit opmerkingen over verkiezingen met lage opkomsten. Als de opkomstdrempel van 30 procent in de huidige referendumwet ook voor verkiezingen zou gelden, dan hadden de Europarlementsverkiezingen van 1999 in Nederland wegens de opkomst van 29,9 procent ongeldig moeten worden verklaard. Hierbij installeerde een kleine minderheid van de kiezers een wederom kleinere parlementsmeerderheid dat vervolgens 5 jaar carte blanche krijgt om alle mogelijk beslissingen te nemen, ook op onderwerpen die tijdens de verkiezingen helemaal niet speelden.

We hebben nu twee nationale referenda (nou ja, het eerste was eigenlijk een plebisciet: een referendum van bovenaf) gehad over Europese verdragen. Het argument dat zo’n referendum ervoor zorgt dat Nederland in z’n eentje een verdrag voor heel Europa kan blokkeren, is al even onzinnig. In werkelijkheid is dit namelijk geen gevolg van het referendum, maar van de verdragsstructuur van de Europese Unie, die aan elke lidstaat een vetorecht geeft. Het is evengoed mogelijk dat het parlement van Malta het Oekraïne-verdrag blokkeert terwijl de Maltese bevolking voor het verdrag is, maar zich niet kan uitspreken omdat een referendum niet mogelijk is.

Argumenten tegen referenda zijn meestal argumenten tegen democratie als zodanig. Niet voor niets zijn dezelfde stromingen die destijds tegen de introductie van het algemeen kiesrecht waren – de liberalen en christen-democraten – nu ook tegen referenda. Het zijn nu vooral progressievelingen die zich in de media zuur en sceptisch uitspreken over referenda. Dat heeft mijns inziens vooral te maken dat het huidige politieke klimaat rechtser is dan 20 jaar geleden. Maar dat zou niet moeten. Ze zijn toch ook niet tegen verkiezingen, alleen omdat er partijen winnen die hen niet aanstaan?

Bananenrepubliek

De Nederlandse regering wil het halve referendum wat we hebben, afschaffen. Daarmee draait ze de klok in democratisch opzicht decennia terug. De huidige referendumwet gaat terug op het advies van de Commissie-Biesheuvel, die in 1985 positief adviseerde over de invoering van het correctieve referendum (en overigens ook het volksinitiatief). En er is sprake van recidive: eerder (van begin 2002 tot eind 2004) hadden we ook een referendumwet die een niet-bindend correctief referendum mogelijk maakte, maar een Kamermeerderheid ging akkoord met het afvoeren daarvan (o.a. omdat notabene de LPF daarmee akkoord ging). Nederland is daarmee, voor zover mij bekend, naast de voormalige DDR het enige land dat het referendum afschafte na het eenmaal te hebben ingevoerd. We hebben dus al twee keer een referendumwet gehad en twee keer werd c.q. wordt deze door een latere parlementsmeerderheid weer afgevoerd. Nederland gaat daarmee steeds meer op een bananenrepubliek lijken, waar gewone Nederlanders heen en weer worden gepushed door elites die niet weten wat ze willen.

Historische terugvallen naar eenmaal overwonnen toestanden zijn Nederland niet vreemd. We waren ooit één van de eerste republieken ter wereld, en zijn later toch weer teruggevallen – nota bene via interventie van buitenlandse mogendheden – naar een monarchie. En sprekend over het republikanisme valt nog iets op. Er zijn wereldwijd twee staten waar echte directe democratie (hoewel altijd vatbaar voor verbetering) bestaat: Zwitserland en de helft van alle Amerikaanse deelstaten. In Zwitserland hebben ze al vroeg met de adel afgerekend en de VS hebben nooit adel gekend. De VS en Zwitserland zijn ook zo’n beetje de meest republikeinse staten ter wereld. Dat is mijns inziens niet toevallig. In monarchieën leren mensen om met de handen gevouwen omhoog te kijken en zich als lakeien te gedragen zodra rijken en machtigen zich in hun nabijheid bevinden. Daarom zijn republikanisme en directe democratie twee handen op één buik.

Arjen Nijeboer is campagnemanager bij Meer Democratie, de beweging voor fundamentele verdieping van de democratie. Hij is ook bestuurslid bij Democracy International, de internationale coalitie van organisaties voor democratische verdieping. Met Jos Verhulst schreef hij Directe democratie: feiten, argumenten en ervaringen omtrent het referendum, dat in 10 talen verscheen. Meer Democratie voert de komende tijd campagne om de nationale referendumwet te redden. Zie www.meerdemocratie.nl