artikelen - Page 10

Een parlement van zwijgers

Een parlement van zwijgers

Het koningshuis blijft een moeizaam onderwerp de Tweede Kamer. Discussie over de democratische wenselijkheid van de monarchie wordt zo goed als vermeden. De positie van de koning wordt zonder vragen te stellen verdedigd, heeft geen prioriteit of is electoraal niet interessant, leert een rondgang in het politieke centrum van Nederland.

Tekst Floris Müller

Ga zitten. En vraag wat je wil vragen.’ Een bevriend kamerlid heeft toegezegd om met mij in gesprek te gaan over de rol van de monarchie en de aanstaande verkiezingen onder strikte voorwaarde dat zijn naam en partij geheim blijven. ‘Ik wil mijn handen hier enkele maanden voor de stembusgang niet aan branden’, aldus de dertiger. Die houding verbaast mij en heb ik tot op heden nog niet meegemaakt bij een volksvertegenwoordiger.

Het is even na vijven op een zonnige vrijdag in januari. Premier Rutte heeft enkele uren eerder zijn wekelijkse persconferentie afgerond, de meeste politieke medewerkers uit de kamer zitten inmiddels in de trein naar huis. Wij beginnen aan een vroege borrel in een grand-café in de schaduw van het parlement aan het Plein in Den Haag. ‘Ik denk dat het overgrote deel van de Kamerleden in meer of mindere mate republikeinse overtuigingen ondersteunt’, legt hij uit. ‘Het Koningshuis en het handelen van de Oranjefamilie zijn moeilijk te verdedigen in een democratische samenleving, dat merken wij bij ieder debat over het instituut’.

Ongemakkelijke stilte

Een collega stapt binnen in het etablissement. ‘Hey,… jullie beginnen vroeg!’ Mijn vriend grapt: ‘Dit is een republikein!’ De anonimiteit waaraan hij zojuist nog groot belang hechtte, lijkt in enkele seconden aan belang verloren. ‘Oh, gevoelig onderwerp’, lacht zijn enthousiaste collega. ‘Ga je een revolutie ontketenen?’

Had u mij op eenzelfde manier benaderd als het andere democratische waarden betrof? Het Oekraïne-Referendum bijvoorbeeld…Of de Amerikaanse verkiezingen?’, bijt ik terug. Het gezicht van de volksvertegenwoordiger betrekt. ‘Stemmingsbederver’, lijkt hij te willen zeggen. Er volgt een ongemakkelijke stilte. Met een knik neemt de politicus vervolgens afscheid om zich bij anderen in het grand-café te voegen. Als hij gaat zitten murmelt hij wat onverstaanbaars en wijst hij met een hand in onze richting. Het koningshuis is een ‘ondeugend’ onderwerp, zo leer ik van mijn tafelgenoot. ‘Iedereen heeft er een mening over, maar geen enkel politicus wil zich er openlijk over uitspreken’.

Moeizame meerderheid

Dat gezegd is het Koningshuis afgelopen jaren wel meerdere keren naar voren gekomen in Den Haag: in maart 2016 bijvoorbeeld, werd premier Rutte ter verantwoording geroepen door de Kamer over de anderhalf miljoen euro aan onkosten voor het onderhoud aan de ‘Groene Draeck’. In het najaar werd in het parlement vergaderd over de onkostenvergoedingen die de Oranjes zich jaarlijks laten gireren. Dankzij onthullingen in de pers kwam ook de compensatie voor de belastingplicht voor Beatrix, Willem Alexander en anderen in de familie aan de orde, waarover in 1970 in het geheim ‘een akkoord’ bleek te zijn bereikt. Het initiatief voor dit soort debatten ligt niet bij de politiek. De Kamer komt vrijwel alleen in actie na onthullingen in de media en de publieke verontwaardiging die daarop volgt. ‘Daarbij is in de Kamer maar zelden een meerderheid te vinden om het koningschap te moderniseren’, weet de woordvoerder van D66.

Politieke verantwoordelijkheid

Het mag dan ook niet verwonderlijk heten dat het koningshuis en democratische veranderingen in de meeste verkiezingsprogramma’s voor de stembusgang van 2017 ontbreekt. Regeringspartij VVD schrijft ‘de monarchie de beste staatsvorm voor Nederland te vinden’ en aldus geen reden te zien voor verandering. Een reeks e-mails aan de liberalen in het parlement levert niet veel meer op. ‘Ons standpunt is duidelijk’, snauwt persvoorlichter Michiel Peters als antwoord op een serie inhoudelijke vragen.

Ook coalitiegenoot PvdA lijkt alles bij het oude te willen laten. De sociaaldemocraten stelden tijdens het debat over de fiscale voordelen voor de Oranjes weliswaar snel aanpassingen te willen doorvoeren, in de aanloop naar de stembusgang echter houdt de partij zijn kaken stijf op elkaar. In het verkiezingsprogramma van de PvdA wordt zelfs met geen woord gerept over de financiën van de koning, laat staan over de wenselijkheid van het instituut in een democratische samenleving. Jeroen Recourt, die bij de sociaaldemocraten belast is met zaken die het koningshuis aangaan, reageert ook niet op verschillende telefoontjes en mails.

De wekelijkse kopjes koffie van de premier met de koning hebben een bedwelmende werking’, lacht mijn vriend. ‘Als politiek verantwoordelijken voor de koninklijke familie gaan de regeringspartijen – ook in het licht van de aanstaande verkiezingen – iedere discussie uit de weg’. De zwijgzaamheid en onduidelijke antwoorden van het kabinet, leiden echter op lange termijn tot irritatie bij het volk en in de media, meent de D66-woordvoerder. Het rookgordijn zoals dat door de premier en anderen in het kabinet en door coalitiepartijen wordt opgeworpen heeft een tegenovergesteld effect, stelt hij.

Prioriteit

Overigens is het niet alleen ‘vak K’ dat liever niet over de monarchie spreekt. Ook bij de meeste oppositiepartijen blijft het na vragen stil. Het CDA – een partij die in haar politieke geschiedenis meermaals naar voren heeft gebracht een uitgesproken voorstander te zijn van de Oranjes en het koninklijke instituut – ziet geen reden tot verdere discussie in het licht van de verkiezingen. E-mails aan de fractie blijven onbeantwoord.

En ook Geert Wilders en zijn getrouwen in de kamer gaan niet in op een uitnodiging om over de monarchie van gedachten te wisselen. Het koningshuis wordt ook niet genoemd in het programma voor de aanstaande verkiezingen. ‘De partij wil met een heel beperkt aantal populaire onderwerpen de bühne op’, legt mijn bron uit. ‘Stellingname over de koning lijkt niet direct extra stemmen op te leveren’.

Vuurwerk

Dat gezegd, lijkt de geblondeerde populist de grootste kans te bieden op actieve discussie over de monarchie. ‘Het is geen geheim dat de PVV-leider niet goed overweg kan met de kroon. Hij is ervan overtuigd dat Beatrix hem bewust omzeil heeft tijdens de informatieronden na de laatste verkiezingen in 2012. Dat heeft hij haar persoonlijk bijzonder kwalijk genomen’, aldus het anonieme kamerlid. De vraag is hoe dat zich ontwikkelt onder Willem Alexander als de verkiezingsuitslag in maart bekend wordt.

Ik verwacht behoorlijk wat vuurwerk komende jaren tussen Wilders en de kroon. Nu al leiden uitspraken van Willem Alexander over immigratie en samenwerking in Europa tijdens de jaarlijkse kerstrede tot behoorlijke ergernissen bij de PVV-voorman’, vervolgt mijn zegsman. ‘Wellicht dat Wilders in dit kader ruimte ziet om de positie van de monarch verder ter sprake te brengen.’

Ceremonie

Als enige van de grote partijen in het parlement spreekt D66 zich in haar verkiezingsprogramma wél uit over hervorming van de monarchie. De partij streeft, naar wat zij noemt ‘een ceremonieel koningschap’ – de Oranjes als ‘verbindende’ factor in de sterk verdeelde polder. ‘Het moderniseren van onze democratie is altijd een belangrijk punt geweest voor onze partij’, de zegsman van de partij. Daarvoor ‘benoemt’ en ‘agendeert’ de fractie voortdurend de omstreden begroting en politieke invloed van de monarch. Volledige afschaffing, daar wil D66 nog niet aan.

D66 maakt zich overigens geen illusies over de haalbaarheid van het toch al danig afgezwakte commentaar op het koningshuis. ‘We zijn voor een meerderheid afhankelijk van andere partijen. Die zijn huiverig voor vernieuwing en modernisering van het instituut.’

Floris Müller is journalist en uitgever. Na zijn studies Rechten en Geschiedenis (en later Arabisch) werkte hij voor ANP, RTL Nieuws, NOS en Quote. In 2010 startte hij als uitgever van expatmagazine The International Correspondent en online tekstmarkt Pressmarket. Müller heeft in 2017 zitting genomen in het bestuur van het Nieuw Republikeins Genootschap en fungeert tevens als secretaris van het bestuur.

Wordt 2017 een revolutiejaar?

Tekst: Hans Maessen

 

Is ons huidige staatsbestel  bestand  tegen de opkomst van rechtse, nationalistische  en populistische partijen? De verkiezingen  op 15 maart en de daarop volgende  formatie  zullen  dit moeten uitwijzen. Wordt 2017 vervolgens  een Europees  revolutiejaar  wanneer ook Frankrijk en Duitsland ter stembus  gaan? En overleven de nationale  en supranationale  instituties  deze  democratische beproeving?

Het is crisis en Nederland  is  kwetsbaar omdat het geen  gekozen staatshoofd heeft dat met autoriteit richting kan  geven. Net als in het revolutiejaar 1848 is ons staatsbestel hard toe aan  een fundamentele  hervorming. De burger moet meer invloed krijgen  en de democratie  dient  te worden versterkt met een gekozen staatshoofd.

Onze Grondwet werd fundamenteel herzien in 1848. Ook toen was  er een staatkundige  en politieke crisis. Door de Grondwet te veranderen  werd een revolutie  voorkomen. De Koning droeg macht over aan  de burgerij. Sindsdien is de Grondwet niet fundamenteel  gewijzigd, afgezien  van de invoering  van het  algemene  kiesrecht aan het begin  van de  twintigste  eeuw.

Met de verkiezingen  voor de Tweede  Kamer wordt de politieke  macht verdeeld. Tijdens de formatie  die  op de verkiezingen  volgt wordt het machtsspel  voortgezet. Het is goed  dat de Koning niet langer een  rol speelt in het formatieproces.  De Tweede  Kamer heeft enkele  jaren geleden verstandig beslist dat ze de formatie  zelf kan vormgeven. Politici  voelden  aan dat  Willem-Alexander deze rol niet aan  kan.  Heel  elegant  is  toen besloten,  juist de formatie vóór de troonswisseling  aan te grijpen om het primaat  van de formatie  bij de Tweede  Kamer zelf te leggen.  De macht van de monarchie  werd hiermee  sterk gereduceerd.

Waarschijnlijk  gaan  we een  slepend  en gecompliceerd  formatieproces  tegemoet.  Het is  zeer wel mogelijk dat er op enig moment staatkundig  en moreel  leiderschap nodig  mocht zijn om het formatieproces  te begeleiden. Willem-Alexander is niet op die taak  toegerust.  Hij kan en mag ook geen standpunt innemen, want hij zegt alleen  dat wat de minister-president hem toestaat. Wanneer een formatieproces  vastloopt kan een gekozen staatshoofd die  boven de partijen staat, moreel gezag geniet en beschikt over een beperkt mandaat, uitkomst bieden.  Andere democratieën  laten zien dat dat goed werkt. Bij ons  kan het  gemis  aan  zo’n gekozen staatshoofd met een  mandaat  zich in de komende  formatie  wreken.

Er bestaat in Nederland  anno 2017 een grote bereidheid  de democratie  te voorzien van nieuwe impulsen.  De Nederlanders  willen  de  bestuurlijke  elite  meer  ter verantwoording kunnen roepen, al is niet  geheel  duidelijk wie die  elite precies is.  Voor mij is  het wel duidelijk  dat de Koning aan het hoofd staat  van die  elite.  Hij vertegenwoordigt de gevestigde orde.  Wie in Nederland  tot de elite  wil toetreden moet zich dan ook niet al te actief  verzetten tegen de Koning en het systeem dat hij representeert.  De Koning staat  daarmee zowel staatkundig  als  politiek  het democratische proces in de weg.

De tijd is rijp voor verandering. Net als in 1848 dreigt een  revolutie. Onder druk van Thorbecke gaf Willem II ruimte aan de democratie en daarmee  voorkwam  hij een crisis. Ook nu kan een  verlichte Koning tonen wat het beste is voor zijn land : door af te treden  kan hij de  democratie  een  nieuwe kans geven.

 

Hans Maessen is voorzitter van het Nieuw Republikeins Genootschap

Kerstrede Koning was taalkundig ongeluk

Tekst: Simplicissimus

Het behoort tot de privileges van een koning dat hij niets zelf hoeft te doen, maar voor alles zijn lakeien heeft. Ook toespraken hoeft hij niet zelf te schrijven, maar enkel voor te lezen – wat niet zelden al moeilijk genoeg blijkt. Alleen zijn kersttoespraken schrijft Willem-Alexander zelf. Voor het denkwerk dat normaal gesproken aan het schrijven van een toespraak voorafgaat, heeft hij dus een heel jaar de tijd. Maar sinds zijn meest recente kersttoespraak weten we dat hij hierover pas rond Kerstmis zijn gedachten laat gaan: ‘Het vieren van Kerstmis kan […] ons aan het denken zetten.’

Omdat Kerstmis ondanks de vele onschuldige slachtoffers van Herodes’ infanticide nu eenmaal het feest van de vrede is, kon Willem-Alexander het niet nalaten naar de oorlog in Syrië te verwijzen: ‘Dicht bij de plek waar de kribbe stond, heersen nu angst en geweld.’ Vooral ‘veel kleine kinderen’ zijn hiervan het slachtoffer, waarmee Herodes – bedoeld of onbedoeld – herleeft in de persoon van Bashar al-Assad. Geweld, ontberingen, oorlogen en terroristische aanslagen beheersen het nieuws en de vrede lijkt verder weg dan ooit. ‘Kerstmis 2016 roept dan ook tegenstrijdige gevoelens op’, aldus de koning. Alsof de burgeroorlog in Syrië niet al meer dan vijf jaar woedt, alsof ‘gewone mensen’ niet al veel langer ‘onvoorstelbare ontberingen’ lijden en alsof er voor 2016 geen ‘terroristische aanslagen’ plaatsvonden. Wanneer Willem-Alexander aangeeft dat hij heeft geworsteld met ‘deze’ kersttoespraak, dan niet vanwege ‘tegenstrijdige gevoelens’, maar omdat hij domweg niets zinnigs te melden had.

Willem-Alexander schetst een wereld vol tegenstellingen en extremen waarin groepen zich ingraven in hun eigen gelijk waardoor een dialoog niet meer mogelijk is. Maar net als de Galliërs in de avonturen van Asterix en Obelix weet ook het kleine Nederland zich dapper staande te houden tegenover de boze buitenwereld: ‘Als er één land […] verbondenheid en solidariteit kent, is het wel Nederland.’ In de donkere dagen voor Kerstmis bekruipen echter zelfs de koning twijfels: ‘Kunnen we het nog: samen vreedzaam problemen oplossen?’ Gelukkig hoeven zijn onderdanen zich geen zorgen te maken, want het ‘vermogen om samen verder te komen’ is ‘sterker dan welke terreurdaad ook’. En zo wordt de toehoorder/lezer van zijn kersttoespraak voortdurend heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees – ‘himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt’.

Willem-Alexander bedient zich in zijn kersttoespraak veel van metaforen, wat voor deze taalvirtuoos niet zonder gevaar is. Zijn metafoor van de ‘vredesengel’ die ‘zijn vleugels over de wereld uitspreidt’, is ronduit lachwekkend – zelfs voor een kersttoespraak. Ook met zijn omschrijving van de boekdrukkunst als ‘het internet van de 16e eeuw’ slaat hij de plank mis. De boekdrukkunst is net zomin het internet van de 16e eeuw als de diligence de hogesnelheidstrein van de 18e eeuw is.

Als goede vorst waarschuwt Willem-Alexander zijn onderdanen nog voor de gevaren die dreigen wanneer ‘beleving het zicht op de werkelijkheid verdringt’. Hierbij verliest hij zich zozeer in zijn eigen beeldspraak dat hij niet beseft dat je het zicht op iets helemaal niet kunt verdringen (‘ontnemen’ of ‘belemmeren’ had wel gekund, maar zo ver reikt de koninklijke woordenschat niet). Dergelijke talige ontsporingen zijn onvermijdelijk wanneer je iemand nooit zijn eigen toespraken laat schrijven, om hem vervolgens één keer per jaar met Kerstmis de vrije hand te laten.

De vriendschap van Prins Bernhard en Pieter Menten

Wat was de band tussen oorlogsmisdadiger Pieter Menten en Prins Bernhard? Hun vriendschap begon in de jaren ’30 in een mondain Pools ski-resort, maar schoot de prins Menten na de oorlog ook te hulp om hem voor vervolging te behoeden?

Tekst: René Zwaap

‘Dat heb jij wel heel goed gedaan, jochie’,  sprak prins Bernhard in het voorbijgaan tijdens een Beaujolais-party in Loosdrecht  tegen journalist Hans Knoop. Het was 1978 en Knoop had net naam gemaakt met zijn aandeel in de rechtszaak tegen de schatrijke kunstverzamelaar uit Blaricum Pieter Menten. Deze was toen net veroordeeld wegens oorlogsmisdaden in Polen, na een jarenlange, slepende rechtsgang die heel Nederland in de ban had gehouden. Knoop herinnert zich de ontmoeting met de prins tijdens een telefonisch onderhoud met De Republikein:  ‘Het was een ontmoeting van hooguit anderhalve minuut toen ik op weg naar het herentoilet was en Bernhard er net vandaan kwam. We liepen tegen elkaar op, als het ware. Maar het was genoeg voor de prins om me dat complimentje te geven.’

Hotel Patria

 

Een complimentje met een speciale achtergrond, want Prins Bernhard en Pieter Menten blijken kennissen van elkaar. Knoop: ‘Al voor zijn huwelijk met Juliana heeft Bernhard Menten gekend. Hij is een aantal keren met hem wezen skiën in de mondaine Poolse wintersportoord Zakopane. Tijdens hun huwelijksreis in 1937 hebben prins Bernhard en Juliana Menten getroffen in hotel Patria in het Poolse Krynica, dat werd gerund door de beroemde operazanger en filmster Jan Kipura en diens echtgenote Martha Eggert, ook een ster van het witte doek. De prins en de prinses, die het hotel hadden geboekt onder een schuilnaam – de graaf en de gravin Von Sternberg – , maar die toch al snel werden geïdentificeerd door een Poolse journalist,  hielden tijdens hun verblijf in hotel Patria grote feesten waar de hele jetset en adel op af kwamen. Pieter Menten liep daar ook tussen, hetgeen niet zo vreemd was als je je bedenkt dat hij als grootgrondbezitter in Polen al voor de oorlog schatrijk was en hij kind aan huis was in dat hotel.’

De vriendschap tussen Menten en het koninklijke paar is des te meer opmerkelijk omdat Menten volgens een verklaring van de Israëlische journalist Haviv Kanaan, die hem als jongen had gekend in Polen, zou hebben verteld republikein te zijn en uit Holland te zijn vertrokken, omdat hij daar gevaar liep te worden gearresteerd. Tijdens het proces dat tegen hem werd gevoerd ontkende Menten dat verhaal overigens in alle toonaarden en wees hij juist op zijn goede banden met Bernhard.

Rookgordijnen

Hans Knoop: ‘Net als Bernhard was Menten gespecialiseerd in het optrekken van rookgordijnen rond zichzelf. Hij heeft altijd geschermd bepaalde zaken te weten van Bernhard, maar van daadwerkelijke onthullingen is het nooit gekomen. Dus het kon net zo goed allemaal bluf zijn geweest’.

Bluf of niet, de band tussen Bernhard en Menten blijft tot de verbeelding spreken. Zo is daar het verhaal dat Menten direct na de oorlog – toen hij in Nederland  was gearresteerd op verdenking van hulp aan de vijand – op speciale vrijspraak van prins Bernhard is vrijgekomen. Nadat Menten op 16 mei 1945 in Bloemendaal door de Binnenlandse Strijdkrachten was gearresteerd, en opgesloten in het Haarlemse huis van bewaring, zou Bernhard in een brief aan kapitein mr. L. Erades, de Militair Commissaris voor Inbewaringstelling en Vrijlating in het District Haarlem, hebben aangedrongen op diens vrijlating. Althans, dat verklaarde  mevrouw C. Koning-Stroink, de toenmalige chef de bureau van Erades tegenover de Commissie-Schöffer, die in 1977-1978 onderzoek deed naar de oorlogsmisdaden van Menten in Polen.

Mevrouw Koning vertelde de commissie zeer ontzet te zijn geweest over Bernhards brief: ‘Ik holde er ontzet mee naar mr. Erades en hij vertrouwde mij toe om zelf aan de Prins te schrijven, dat als de zaak van de heer P.N. Menten in behandeling was genomen wel zou worden meegedeeld of hij al dan niet in vrijheid zou worden gesteld’.

Hoe het ook zij, Menten zou op 13 oktober 1945 alweer worden vrijgelaten. Of dat te danken was aan de tussenkomst van de prins kon niet worden opgehelderd. Toen mevrouw Koning in januari 1946 het dossier-Menten weer in handen kreeg, was zowel de brief van Bernhard als de kopie van haar antwoord uit het dossier verdwenen.

Stadhoudersbrief

 

Ook speelt Menten een rol in het mysterie rond de mythische Stadhoudersbrief, het aanbod dat Bernhard tijdens de Tweede Wereldoorlog aan Hitler zou hebben gedaan om namens het Derde Rijk gouverneur van Nederland te worden. In zijn in 2014 verschenen boek Niets was wat het leek meldt historicus Gerard Aalders dat de beruchte (dubbel)spionne Leonie Brandt-Pütz Menten  in 1946 heeft verhoord, als ook Mentens Duitse handlanger SS-Oberführer Karl Eberhard Schöngarth Schöngarth, wiens Einsatzkommando  de moordpartijen in Polen uitvoerde waar Menten uiteindelijk voor werd veroordeeld. Schöngarth, die samen met Menten een profijtelijke handel opzette in van Joden geroofde kunst en ander waardevol bezit, kwam direct na de oorlog met verklaringen die Menten vrijpleitten van de oorlogsmisdaden waarvan de Polen hem beschuldigden. Maar toen hij zelf ter dood werd veroordeeld, scheen hij zijn houding tegenover zijn vroegere trawant te hebben gewijzigd. Aalders schrijft: ‘Leonie was bij verhoren van Menten aanwezig, maar die interesseerden haar op dat moment minder. Voor Menten ging ze zich pas interesseren toen die bij haar kwam om documenten te kopen, waarmee hij zich zijn tegenstanders van het lijf hoopte te houden’.

 

Politiek spel

 

Ten behoeve van Mentens advocaten schreef Leonie een ‘Verklaring betreffende P.N. Menten’, gedateerd 15 augustus 1946, Schöngarth, zo blijkt uit het document, had bij verhoren in de zaak-Menten belangrijke verklaringen afgelegd, maar waarover precies laat ze in het midden. Ook was er van ‘verschillende kanten’ geprobeerd Schöngarth valse verklaringen te ontlokken. ‘Verschillende kanten wil zeggen, dat er een groot politiek spel gespeeld werd van de eene kant en kleine spelletjes met bepaalde personen aan de andere kant. Over het politieke spel wensch ik U in landsbelang geen mededelingen te doen’, aldus Brandt in die verklaring.

Schöngarth  zou in 1946 op last van de geallieerden worden opgehangen. Voor zijn executie sprak hij met Leonie Brandt over een brief die Bernhard aan Hitler had geschreven met het aanbod ‘Gauleiter’ van Nederland te worden. Dat werd in 2003 tegenover Aalders bevestigd door Brandt’s toenmalige secretaresse Lientje T, die bij het verhoor aanwezig was geweest. Aalders: ‘Lientje had zich destijds niet verbaasd over het verhaal van Schöngarth, vertelde ze me. Ze had toen zoveel gehoord dat niets haar nog kon verrassen’.

Helaas kon de verklaring van Lientje T. niet nader worden geverifieerd. Verder noemt Aalders het intrigerende feit dat  mr. J.M. de Roy van Zuydewijn, de oom van de voormalige echtgenoot van prinses Margarita, griffier was bij het Bijzonder Gerechtshof waar de zaak-Menten diende. De Roy van Zuydewijn zou zijn gevraagd belastend materiaal over Bernhard weg te werken.

Velser Affaire

 

Behalve in de affaire rond de Stadhoudersbrief heeft de Zaak-Menten ook nog eens vertakkingen met een ander nooit opgehelderd schandaal waarin Bernhard een grote rol wordt toegedicht, te weten de Velser Affaire. Daarin gaat het om verhalen als zou er tijdens de bezetting een complot zijn geweest tussen hooggeplaatste nazi’s, Nederlandse politieagenten en kringen rond Prins Bernhard in Londen om communistische verzetslieden uit te schakelen. Hannie Schaft zou een van de slachtoffers zijn geweest van deze interne sabotage.  Menten deed het voorkomen alsof hij alles van deze affaire wist. Hij stelde dat minister van Justitie Donker, een PvdA’er, hem om die reden in 1952 had beloofd dat hij niet meer zou worden vervolgd. Donker  zou de raadsman van Menten in die tijd, dr. Kortenhorst (ook  bekend als voorzitter van de Tweede Kamer), beloofd hebben dat naar Mentens verleden geen verder onderzoek zou plaatsvinden. De weduwe van dr. Kortenhorst verklaarde tijdens het Menten-proces in de jaren ‘70 dat  minister Donker een brief aan haar man had gestuurd van die strekking. ‘Van Menten zijn we gelukkig af’, had haar man toen gezegd. ‘Hij zal verder zwijgen over de Velser affaire en minister Donker, die ik erg goed ken, zal die Poolse geschiedenis over Menten seponeren’.

Feestelijk ontmoetingspunt

 

Donker en Kortenhorst waren toen al overleden, dus nader opgehelderd kon ook dit verhaal niet. Menten zelf liet doorschemeren dat hij instructies vanuit Londen had gezien waarin stond hoe de linkse verzetsmensen dienden te worden uitgeschakeld. Die instructies waren volgens hem na zijn arrestatie uit zijn huis gestolen. Hans Knoop: ‘Menten was toen hij terugkwam uit Polen in 1943 een schatrijk man. Zijn kunstcollectie  die hij uit Polen meenam was drie treinwagonladingen groot. Zijn toenmalige huis in Bloemendaal was het feestelijke ontmoetingspunt voor hooggeplaatste nazi’s, van Seys Inquart, Rauter tot Schöngarth. Dus hij zal zeker op de hoogte zijn geweest over het een en ander. Maar het blijft opvallend dat van alle geheimen waarmee hij schermde, na zijn veroordeling nooit  een woord naar buiten is gekomen. Dat kan betekenen dat hij of helemaal niets wist, of dat hij toch besloot te zwijgen’.

Menten zat vijf jaar gevangen toen hij op grond van de ziekte van Alzheimer clementie kreeg. Dertig jaar geleden overleed hij in een verpleeghuis. Zijn villa in Blaricum werd later gekocht door megatycoon John de Mol.

Pleidooi voor een weerbare democratie

Wie op grond van het ondemocratische karakter van de monarchie voor de (her)invoering van de republiek in Nederland pleit, zal de democratie moeten toerusten met de middelen om zich teweer te stellen tegen haar vijanden – zowel van links als van rechts. De ondergang van de Republiek van Weimar maakt duidelijk dat de republiek de democratie niet noodzakelijkerwijs tegen haar vijanden beschermt.  

 

Tekst Kurt Haverkort

 

Op 12 februari 2017 is Frank-Walter Steinmeier gekozen tot twaalfde president van de Bondsrepubliek Duitsland. Hoewel voorgedragen door de regeringspartijen cdu/csu en spd, kon hij ook in de andere partijen op brede steun rekenen. (In de praktijk liggen de zaken iets ingewikkelder aangezien het kiescollege, de Bundesversammlung, is samengesteld uit de leden van de Bondsdag enerzijds en een gelijk aantal afgevaardigden van de deelstaten anderzijds, die in tegenstelling tot de Bondsdagleden niet per se worden afgevaardigd op grond van het lidmaatschap van een politieke partij, maar vanwege hun maatschappelijke verdiensten.) Als enige van de in de Bondsdag vertegenwoordigde partijen wees Die Linke de kandidatuur van Steinmeier bij voorbaat af om vervolgens een eigen kandidaat te nomineren: Christoph Butterwegge, emeritus hoogleraar politieke wetenschappen.

De beslissing van Die Linke een eigen kandidaat te nomineren, lijkt op het eerste gezicht een bewijs van haar democratische gezindheid: de verkiezing van een president heeft immers alleen zin wanneer er ook iets te kiezen valt. Maar wie de voorlopers van Die Linke (kpd, sed en pds) kent, weet dat democratische grondbeginselen niet behoren tot de tradities van deze aan het faillissement van de ddr ontsnapte partij. Er viel in de ddr immers bijzonder weinig te kiezen: de zetelverdeling in het parlement (Volkskammer) stond van tevoren vast en de kiezers konden alleen voor of tegen de door de sed samengestelde kandidatenlijst (Einheitsliste) stemmen. Om voor de kandidatenlijst te stemmen, hoefde je het stembiljet slechts dicht te vouwen en in de stembus te deponeren; wilde je tegenstemmen, dan moest je dit in het stemhokje aangeven (dit ontging de alomtegenwoordige veiligheidsdienst natuurlijk niet, waarna represailles volgden). Wie is opgegroeid met deze Oost-Duitse variant van ‘vrije’ en ‘geheime’ verkiezingen waarvan de uitslag bij voorbaat vaststond, wordt met andere woorden niet ineens de hoeder van de democratie door een tegenkandidaat voor het ambt van staatshoofd te nomineren.

 

 

Agenda 2010

 

Over de werkelijke reden voor de voordracht van een eigen kandidaat deed Die Linke niet geheimzinnig: Steinmeiers kandidatuur was voor haar onaanvaardbaar omdat hij als chef van de bondskanselarij betrokken was bij de totstandkoming van de Agenda 2010, de onder bondskanselier Gerhard Schröder ingeluide hervorming van het sociale stelsel en de arbeidsmarkt. De kandidatuur van Butterwegge was dan ook niet geheel toevallig aangezien hij een verklaard tegenstander van Schröders hervormingsbeleid was. Ook hierop lijkt weinig af te dingen, ware het niet dat Die Linke in dit opzicht weinig recht van spreken heeft, gelet op de economische en ecologische verwoestingen die men – zij het onder een andere naam – in ruim veertig jaar ‘socialisme’ in de ddr heeft aangericht. Terwijl de Duitse economie en arbeidsmarkt mede dankzij Schröders Agenda 2010 momenteel floreren, heeft men in het oosten van Duitsland nog altijd te kampen met de desastreuze gevolgen van ruim veertig jaar wanbeleid van de sed. Hoewel de motivering van Die Linke dus weinig steekhoudend is, wentelt de partij zich in haar eigen gelijk, zoals tot uitdrukking komt in het refrein van het Lied der Partei uit betere tijden: ‘Die Partei, die Partei, die hat immer recht.’

Ook bij de verkiezing van de bondspresident in 2010 had Die Linke een eigen kandidaat, Lukrezia Jochimsen, voor het ambt van staatshoofd genomineerd als tegenkandidaat van Christian Wulff (de kandidaat van cdu/csu en fdp) en Joachim Gauck (de kandidaat van spd en Bündnis 90/Die Grünen). Voor de vereiste absolute meerderheid had Wulff maar liefst drie stemmingen nodig. Wanneer Die Linke geen eigen kandidaat had genomineerd, maar zich eveneens achter Gauck had geschaard, was in plaats van Wulff beslist de ‘kandidaat van het volk’ (Gauck) tot bondspresident gekozen. Als voorvechter van de burgerrechten in de ddr was Gauck, die vanaf 1974 in de gaten werd gehouden door de Stasi, voor Die Linke echter onaanvaardbaar. En zo werd de mindere kandidaat (Wulff) – met dank aan Die Linke – tot bondspresident gekozen. Na Wulffs vervroegde aftreden in verband met een affaire uit zijn tijd als minister-president van Nedersaksen werd Gauck, dit keer ook gesteund door cdu/csu en fdp, in 2012 alsnog tot bondspresident gekozen. Aangezien Die Linke Gauck nog steeds niet gouteerde, nomineerde de partij opnieuw een volstrekt kansloze eigen kandidaat, ditmaal Beate Klarsfeld.

 

 

Opmerkelijke gelijkenis

 

Met name de verkiezing van de bondspresident in 2010 vertoonde een opmerkelijke gelijkenis met die van de rijkspresident in 1925 in de Republiek van Weimar. Hierbij verloor Wilhelm Marx (de kandidaat van Zentrum, spd en ddp) in de tweede ronde nipt van Paul von Hindenburg (de kandidaat van de rechts-conservatieve partijen). Wanneer de kpd niet hardnekkig had vastgehouden aan haar volslagen kansloze eigen kandidaat Ernst Thälmann, was Marx en niet Hindenburg de opvolger van de in 1925 plotseling overleden Friedrich Ebert geworden. Niet alleen was Hindenburg geen rijkspresident geworden, maar Adolf Hitler was in 1933 ook niet tot rijkskanselier benoemd (dat Hindenburg in 1932 als rijkspresident was herkozen, doet hieraan niets af). De geschiedenis had een heel andere, minder catastrofale wending genomen! Los van de terreur van Roter Frontkämpferbund en sa illustreert de opstelling van de kpd in 1925 dat de communisten evenals de nationaalsocialisten het spel volgens de regels van de democratie speelden met als uiteindelijk doel de omverwerping van de democratie. Zowel kpd als nsdap streefde naar de ondergang van de gehate Republiek van Weimar, waartoe beide alleen op het eerste gezicht ongelijke partijen desnoods eendrachtig samenwerkten.

Hiermee is niet gezegd dat Die Linke in navolging van de kpd streeft naar de omverwerping van de democratie, hoewel de Duitse veiligheidsdienst goede gronden heeft politici van Die Linke in de gaten te houden (wie hieraan mocht twijfelen, zij eraan herinnerd dat Die Linke zich onverminderd op Rusland oriënteert, alsof de Sovjet-Unie en de ddr nooit ten onder zijn gegaan). De parallel tussen de verkiezing van de bondspresident in 2010 en die van de rijkspresident in 1925 illustreert dat de Duitse communisten niets uit de geschiedenis hebben geleerd. Het getuigt van een zekere ironie dat Die Linke hiermee het gelijk van Karl Marx bevestigde, die in Der achtzehnte Brumaire des Louis Bonaparte schreef dat grote gebeurtenissen en personen uit de wereldgeschiedenis zich als het ware tweemaal voordoen: de ene keer als tragedie, de andere keer als farce.

 

Hindenburg

 

Met bovenstaande historische parallel wordt evenmin beoogd een vergelijking tussen Wulff en Hindenburg te trekken. Het gaat hier immers niet om beide gewezen presidenten als persoon, maar om het ambt van president. Dit kan het best duidelijk worden gemaakt middels het volgende gedachte-experiment. In het hypothetische geval dat in 2010 iemand als Hindenburg tot bondspresident was gekozen, was het gevolg hiervan niet dezelfde demontage van de parlementaire democratie geweest die uiteindelijk heeft geleid tot de ondergang van de Republiek van Weimar. De Bondsrepubliek is aanzienlijk robuuster dan de eerste Duitse republiek doordat men zich bij haar stichting in 1949 terdege rekenschap heeft gegeven van de tekortkomingen van de grondwet van 1919. In tegenstelling tot Die Linke hebben de opstellers van de Duitse grondwet met andere woorden wél lering getrokken uit de Duitse geschiedenis.

Hoe kon de Republiek van Weimar ontaarden in een dictatuur? Het antwoord op deze vraag ligt deels besloten in de bijzondere positie van de rijkspresident. Deze werd voor de duur van zeven jaar rechtstreeks door het volk gekozen. Overeenkomstig zijn legitimatie door het volk beschikte het staatshoofd over verregaande bevoegdheden: de rijkspresident benoemde en ontsloeg de rijkskanselier en had het recht de Rijksdag te ontbinden, reeds door de Rijksdag aangenomen wetten aan een referendum te onderwerpen en de inwerkingtreding hiervan voor de duur van twee jaar op te schorten. In geval van een ernstige verstoring of bedreiging van de openbare orde en veiligheid kon hij bovendien bij noodverordening regeren en de onder zijn opperbevel staande Reichswehr inzetten om de orde te herstellen. In het bijzonder van deze laatste bevoegdheid is in de laatste jaren van de Republiek van Weimar veelvuldig misbruik gemaakt: van 1930 tot en met Hitlers benoeming tot rijkskanselier in 1933 is uitsluitend bij noodverordening geregeerd waardoor de Rijksdag was uitgeschakeld en de rijkskanselier feitelijk bij de gratie van de inmiddels seniele rijkspresident regeerde. Vanwege deze enorme machtsconcentratie werd de rijkspresident ook wel Ersatzkaiser genoemd.

Hoewel de rijkspresident als Hüter der Verfassung gold, was hij uiteindelijk een belangrijke oorzaak van de ondergang van de Republiek van Weimar. Om de Bondsrepubliek eenzelfde lot te besparen, zijn de bevoegdheden van het huidige Duitse staatshoofd zeer beperkt. De bondspresident, die voor de duur van vijf jaar wordt gekozen, beschikt nauwelijks over politieke macht en zijn verordeningen en beschikkingen zijn slechts rechtsgeldig met het contraseign van de bondskanselier of de verantwoordelijke minister. Anders dan de rijkspresident wordt de bondspresident ook niet rechtstreeks door het volk gekozen, maar door een kiescollege dat uitsluitend voor dit doel bijeenkomt: de Bundesversammlung (zie boven). Een belangrijke reden hiervoor was dat men wilde voorkomen dat er een verkiezingsstrijd om het ambt van staatshoofd zou ontbranden waardoor de bondspresident de speelbal van partijpolitiek zou kunnen worden. (Met haar kritiek op Steinmeier en haar kandidatuur van Butterwegge bewees Die Linke dat ze als enige partij er niet voor terugdeinst het ambt van staatshoofd voor haar politieke doeleinden te instrumentaliseren.)

De ondergang van de Republiek van Weimar en omgekeerd het succes van de Bondsrepubliek onderstrepen het belang van een weerbare democratie. Maar wat is precies de relevantie hiervan voor Nederlandse republikeinen? Een belangrijk argument voor de republiek is dat deze een absolute voorwaarde voor een democratisch staatsbestel is omdat de monarchie per definitie ondemocratisch is. De ondergang van de Republiek van Weimar maakt echter duidelijk dat de republiek de democratie niet noodzakelijkerwijs beschermt tegen haar vijanden. Wie mede vanwege het ondemocratische karakter van de monarchie voor de (her)invoering van de republiek in Nederland pleit, zal de democratie dan ook moeten toerusten met de middelen om zich teweer te stellen tegen haar vijanden – zowel van links als van rechts. Anders bestaat het risico dat evenals in de Republiek van Weimar met de invoering van de republiek de democratie op het spel wordt gezet.

 

De tragiek van de rechtse provo

Sinds de opkomst van het internet is hij een niet te onderschatten politieke kracht. De rechtse provo. Geen enkel instituut is veilig voor hem. Zijn opgevoerde motor draait 24 uur per dag op walging tegen ‘de linkse kerk’ en de ’Gutmensch’. De rechtse provo verkeert in de veronderstelling dat Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog exclusief is geregeerd door de PvdA. Wanneer in Appelscha een hondje onder de bus loopt, krijgt Ad Melkert de schuld.

De rechtse provo is overtuigd van het aanstaande einde der tijden. En omdat uiteindelijk alles toch kapot zal gaan, neemt hij daar alvast een voorschot op. Hij is Engel der Wrake en ruiter van de Apocalyps tegelijk. Overuren draaiend achter zijn beeldscherm is de rechtse provo continu in de weer zondebokken te benoemen en voor zijn digitale vuurpeloton te plaatsen.

Decennia lang moest hij zwijgen in de goelag van de sociaal-democratie. Nu hij vrijuit spreken kan, schreeuwt hij het uit. Zijn mening is hem zo heilig dat hij zijn woorden het liefst allemaal in hoofdletters schrijft. De publieke omroep en NRC Handelsblad wekken zijn grootste weerzin op. Maar in het dagelijks taalgebruik volstaat hij met ‘de media’, voor welk begrip hij het enkelvoud hanteert. Samen met de PvdA ‘heeft’ de media het altijd gedaan bij de rechtse provo.

Ironie is in zijn universum non-existent. Zoals bij hem alle humor in de ban is gedaan. Het lachen is de rechtse provo al lang vergaan. Hoogstens komt de honende lach van de ultieme verachting nog over zijn lippen. Weltschmerz en nihilisme vechten om voorrang in zijn gekwelde brein. Iedere blik die hij op de knettergekke wereld werpt doet hem zeer. Hij is de profeet die in eigen land niet wordt geëerd. Hij is de eenzame verzetsman in de ondergrondse die in de nacht zijn virtuele bommen onder de spoorlijnen van de linkse elite plaatst. Maar wat als deze gemaskerde wreker helemaal niet alleen staat? Als hij niet die ene roepende in de woestijn is, maar wordt omgeven door een zee van rechtse provo’s?

Wat als hij niet underdog, maar überdog is?

In Amerika schopte een rechtse provo het tot eerste adviseur van de president. Ex-bankier Steve Bannon begon als uitbater van Breitbart, het digitale platform van de Amerikaanse rechtse provo, een nieuw leven als kruisvaarder tegen de elite: ‘Lenin wilde de staat vernietigen, en dat is ook mijn doel. Ik wil alles afbreken, en het hele establishment vernietigen’. Nu is hij ‘chief strategist’  van president Trump. En daar begint zich te wreken dat je als rechtse provo eigenlijk alleen maar tegen dingen bent. In het geval van Bannon tegen Hillary, een ziektekostenverzekering voor arme mensen, de Islam, Mexicanen, de New York Times en wetenschappers die zeggen dat het broeikaseffect bestaat.

Het probleem van een machtige positie is echter dat je wordt geacht ook ergens voor te zijn. En dat blijkt problematisch. Iets opbouwen is eerder iets voor die Gutmensch. En dus voert baas in het Witte Huis nog steeds campagne tegen Hillary en Obama. Bannon’s vroegere ideaal om het hele systeem te vernietigen zou heel wel kunnen uitkomen. Het lijkt er nu vooral op dat de regering-Trump ten onder zal gaan aan dilettantisme.

De tragiek van de rechtse provo is dat hij geen vrienden heeft.

Kathalijne Buitenweg (GroenLinks) wil gekozen koningin

Van de partijen in de Tweede Kamer voert alleen GroenLinks een openlijk republikeinse agenda. Ook het oude ideaal van een ‘gekozen koningin’ is weer helemaal terug van weggeweest. Maar het was niet om die reden dat Kathalijne Buitenweg, de nummer twee van de GroenLinkslijst, bedankte voor een lintje. En ze legt uit hoe je als republikein toch deel kan nemen aan de fameuze ‘Eikenhorstgesprekken’ van het koninklijk paar.

 Tekst Gijs Korevaar

Kathalijne Buitenweg is republikeinse, maar het is voor haar geen topprioriteit. Er zijn belangrijkere problemen in Nederland die eerder om een oplossing schreeuwen dan de constitutionele monarchie. Armoede, ongelijkheid, discriminatie, gelijke kansen. Het is voor die zaken dat de voormalige Europarlementariër haar rentree maakt in het politieke bedrijf. Een systeemdiscussie over monarchie of republiek moet dan maar even wachten.‘Het heeft voor mij geen prioriteit, maar het is natuurlijk wel zo dat het koningschap niet meer van deze tijd is’.

Op een uitnodiging enige tijd geleden om deel te nemen aan een ‘Eikenhorstgesprek’ – zoals de brainstormbijeenkomsten heten die koning en koningin met enige regelmaat beleggen in hun woonhuis in Wassenaar – is zij wel ingegaan. Het leek haar een interessante bijeenkomst die zij niet wilde missen. Het ging daar onder andere over Europa en ontwikkelingssamenwerking. ‘Maar ik voelde me wel genoodzaakt om vooraf te zeggen dat ik heel graag zou komen, maar dat ik eigenlijk een republikeinse ben. Mensen vinden het denk ik fijn dat er iemand is verbindt. Als de koning of koningin ergens komt, brengen zij iets bijzonders, iets extra’s. Maar we moeten gewoon een koningin kiezen. Geen president of zo, zoals in Frankrijk. Maar gewoon een koningin die met delegaties meegaat, die op bijeenkomsten verschijnt’.

 

Begonnen als grap

 

Dat gekozen koninginneschap begon ooit als een grap bij GroenLinks.Bij de oprichting van de partij in 1989 werd een standpunt over de monarchie zorgvuldig gemeden, omdat daarover onenigheid bestond bij de diverse politieke bloedgroepen. Waar de PSP mordicus tegen de monarchie was, weigerden CPN en PPR het idee van een republiek te omarmen. In 1993 leidde dat tijdens het partijcongres tot een gekscherend compromis van de ‘gekozen koningin’, dat daarna weer haastig van het programma werd afgevoerd, zoals er sowieso geen republikeins standpunt meer wed ingenomen. Nu staat in het verkiezingsprogramma weer dat Nederland op termijn een republiek worden. Om daar wat meer ’toeters en bellen’ dan wel ‘glitter en glamour’ aan te geven, spreekt Buitenweg graag van een gekozen koningin. Van het idee van een president krijgen veel Nederlanders toch koudwatervrees.

De politica, getrouwd met de Amsterdamse oud-wethouder Maarten van Poelgeest – partijgenoot – zit aan de keukentafel met een kopje thee. Zij straalt haar gebruikelijke energie uit, lijkt klaar voor de campagne, de verkiezingen van 15 maart en het Kamerwerk daarna. ‘Er is meer ruimte thuis nu mijn man geen wethouder meer is en de kinderen ouder’, vertelt zij. En vervolgens fel: ‘Maar stel je die vraag over ruimte thuis ook aan een man?’

 

Geen automatisme

 

Zij zat van 1999 tot 2009 tien jaar in het Europees Parlement voor GroenLinks. ‘Je krijgt dan automatisch een lintje. Samen met GroenLinks-collega Joost Lagendijk heb ik dat geweigerd. Want je krijgt het alleen maar omdat je tien jaar je werk hebt gedaan. Werk dat ik heel erg leuk vind. Als je ergens anders tien jaar goed werk verricht krijg je dat lintje niet. Ik vind dat een lintje moet worden gegeven omdat je iets bijzonders hebt gedaan. Niet automatisch’.

Na haar tijd in Brussel en Straatsburg trok zij zich terug uit de politiek. Zij verdeelde haar tijd tussen de universiteit van Amsterdam – zij promoveerde er vorig jaar op de vraag over bevoegdheden en vertegenwoordiging van het Europees Parlement – en verschillende bestuursfuncties. Ook werd zij lid van het College voor de rechten van de mens en voorzitter van de branchevereniging maatschappelijke kinderopvang. In die functies heeft zij zich vooral gebogen over discriminatie en uitsluiting. Moslima’s die geen stageplek kunnen vinden en dus hun studie niet kunnen voltooien. Geen werk vinden door een hoofddoek. ‘Vooral de hoorzittingen van het college vond ik heel leuk. Ik heb inmiddels mijn ontslag ingediend nu ik me opnieuw politiek heb geprofileerd. Het college mag geen onderdeel van een politieke partij zijn’.

‘Bij de kinderopvang heb ik verder gezien dat kinderen al vanaf jong geen gelijke kansen krijgen. Het kind van werkende ouders gaat vaak naar de dagopvang. Het kind van niet-werkende ouders gaat soms een paar uurtjes naar de peuterspeelzaal, en dan pas vanaf tweejarige leeftijd. De kinderen groeien zo niet gezamenlijk op. En die komen elkaar ook later als ze groter zijn niet tegen. Dat komt omdat de kinderopvang nu wordt gezien als dienstverlening aan ouders, die werken. Het is geen basisvoorziening waar iedereen recht op heeft. Dat moeten we veranderen’.

 

Was dat de aanleiding voor de terugkeer in de politiek?

Kathalijne Buitenweg: ‘Ik moest voor de kinderopvang veel in Den Haag zijn, praten met mensen, lobbywerk. En ja, dat heeft het politieke vuur weer aangestoken. Ik wil de ongelijkheid in de samenleving tegengaan. Discriminatie op de arbeidsmarkt. Discriminatie van zwangere vrouwen, gelijke kansen voor kinderen’.

 

De komende verkiezingen gaan vooral over cultuur en niet over economie, stelt een columnist. Eens?

Kathalijne Buitenweg: ‘De afgelopen jaren is de ongelijkheid toegenomen. De mensen zijn armer geworden, terwijl zij zien hoe anderen steeds rijker worden. Door de politieke keuzes zien mensen hun wijk verloederen, de wijkagent verdwijnen. Dat heeft geleid tot verharding en polarisatie. Mensen hebben minder vertrouwen in de toekomst, zorgen voor hun baan, hun kinderen. Laten zien dat het echt anders kan. Dat is waar voor mij de verkiezingen om draaien’.

 

 

‘Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods’: Hedendaags Byzantisme

De pluralis maiestatis is het product van de kanselarij van Romeinse keizers. De manier waarop de senaat in Rome zich klein maakte voor de keizerlijke grootheidswaan maakte zonneklaar dat monarchie en rechtstaat principieel onverenigbaar zijn. Niettemin lijdt ook de Nederlandse koning nog steeds aan dit multiple personality-syndroom.

Tekst Anton van Hooff

‘Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten…’

Bij deze aanhef van een koninklijk Besluit wrijft de lezer zich de ogen uit: waarom staat daar ‘wij’? Er is toch maar één erfelijk staatshoofd dat zich koning noemt? Vanwaar die vermenigvuldiging, die wordt voortgezet in de werkwoordsvorm ‘doen’ (te weten).

Dit zogeheten majesteitsmeervoud is altijd gebruikt door koningen, keizers en andere potentaten. Zo verklaarde Magaret Thatcher: ‘We have become grandmother’.

Nu wordt de eerste persoon meervoud in het dagelijks spraakgebruik ook wel gebruikt om ‘ik’ te verzachten. Zo zegt de leraar: ‘Voor de volgende keer maken we als huiswerk….’ Zelf maakt hij dat natuurlijk niets, maar hij sluit zich als het ware aan bij de lijdende leerlingen met dat inclusieve ‘we’ – niet ‘wij’! Dit ‘sociatieve’ meervoud werd al vroeg bij bisschoppen een subtiele manier om met gezag namens een geheel te spreken.

Meervoud van de majesteit

De onverbloemde pluralis maiestatis is het product van de kanselarij van Romeinse keizers. Eerst was het ‘wij’ logisch. Het kwam namelijk regelmatig voor dat keizers in duo’s of trio’s samen de macht uitoefenden. Hun edicten spraken dus terecht van ‘wij’. Zo vaardigden Constantijn de Grote en Licinius in februari 313 in Milaan een edict uit waarin ze het christendom verklaarden tot een geoorloofde godsdienst, religio licita. Het amechtig makende bureaucratenproza begint met ‘Toen gelukkigerwijze zowel ik Constantinus Augustus als ik Licinius Augustus te Milaan waren samengekomen en wij alles wat tot welzijn en publieke veiligheid strekte, in behandeling namen, beseften wij onder de andere zaken die voor veel mensen tot voordeel zouden zijn, en waarvan wij geloofden dat ze in de eerste plaats geregeld moesten worden, namelijk de eerbied voor de godheid, dat wij zowel aan de christenen als alle anderen de gelegenheid moesten geven de religie te volgen die ieder maar wilde.’

Al eerder had Gordianus III (regeerde 238-244) als een ‘wij’ edicten uitgevaardigd, maar aangezien hij dertien was toen hij keizer werd, kan hiermee nog het collectief dat hem omringde, zijn aangeduid.

Keizer Iustinianus afgebeeld in de basiliek van San Vitale in Ravenna

Geen twijfel is echter mogelijk bij Iustinianus (keizer 527-565). Hij regeerde volstrekt alleen en autocratisch, sprak over zichzelf in het majesteitelijk meervoud en vaardigde wetten uit ‘in de naam van Onze Heer Jezus Christus’. Het is dit byzantinisme dat Europese vorsten hebben bedreven, tot en met Willem-Alexander van Oranje Nassau. Ook de Gods genade (gratie) geeft de keizer al rugdekking: in liefde voor de mensheid heeft de goddelijke Voorzienigheid, Providentia, hem aangesteld.

Hoe het in de Romeinse geschiedenis zover is gekomen, illustreert perfect de principiële onverenigbaarheid van monarchie en rechtsstaat. Ten tijde van de Republiek (ca. 500-27 vC) berustte de soevereiniteit bij het Romeinse volk, de Populus Romanus. Alleen dat kon wetten, leges, sanctioneren, zoals die over landverdelingen, de leges agrariae. Bij stemming gaf het volk rechtskracht aan het wetsvoorstel dat was opgesteld en ingediend door (jaarlijks gekozen) ambtsdragers. Over dat voorstel en over alle politieke zaken mocht de senaat, waarin oude aristocraten en (ex)magistraten zitting hadden, formeel niet meer dan een advies uitbrengen. In de praktijk legde zo’n Senatus Consultum van de vroede vaderen veel gewicht in de schaal. Slechts een enkele keer had de volksvergadering de euvele moed een senaatsadvies te negeren. Maar in de formule Senatus Populusque Romanus, Senaat en Volk van Rome, werd uitgedrukt dat volksvergadering en senaat samen de staat uitmaakten. Nog steeds staat de afkorting SPQR op het straatmeubilair en riooldeksels van de stad Rome.

Toen de vorst kwam

In beginsel veranderde er niets toen Augustus in 27vC formeel erkend werd als de eerste burger met een algemene taak toezicht te houden op de staat. Maar volgens onze geschiedenisboeken begon toen het keizerschap, zij het in zijn milde vorm, die van het principaat. Een princeps was in het algemeen een ‘eerstnemer’ (primum en het werkwoord capere), dus de persoon van het initiatief. Zo was de princeps van de senaat degene die op grond van zijn waardigheid, meestal anciënniteit, in de vergadering het eerst mocht reageren op een voorstel van een magistraat. Natuurlijk was zijn mening heel bepalend voor de richting van het debat en de besluitvorming. Als Augustus en zijn opvolgers als eersten in de senaatszaal hun oordeel hadden uitgesproken, was er voor de senatoren nauwelijks ruimte om een afwijkende opinie te berde te brengen. Onder tirannieke keizers als Nero was weerspannigheid levensgevaarlijk, maar ook onder de zogeheten ‘goede’ keizers voegden de hoge heren zich grif naar de (veronderstelde) wil van de keizer. Geen wonder dat het woord princeps in de Europese talen ‘prins’ werd, in de zin van ‘vorst’. Bij ‘’prins’ denken de meesten nu aan ‘koningskinderen’. Dat komt omdat die al in de wieg worden opgeladen met vorstelijke waardigheden. Ook drs. W.-A. van Oranje Nassau was en is nominaal prins van de streken van zijn achternaam.

Als princeps was de keizer in alle opzichten dominant. Kandidaten die hij aanbeval waren zeker dat de benoeming door de senaat niet meer dan een formaliteit was. Het was namelijk de senaat die het stemrecht had, want onder het keizerlijk bewind verkommerde de volksvergadering snel. Formeel ging haar wetgevende bevoegdheid over op de senaat, maar in de praktijk was dit orgaan even tandeloos als de Opperste Sovjet. Het werd een applausmachine van senatoren die met elkaar wedijverden in het vinden van nieuwe vleierijen voor de keizer.

Majesteitsschennis

Een beruchte stok om onwelgevallige senatoren te slaan was een aanklacht wegens majesteitsschennis. In de Republiek was het de schending van de verhevenheid, maiestas, van het Romeinse staat geweest, bijvoorbeeld door officiële gedenkdagen niet in acht te nemen. Onder de keizer werd het begrip verengd tot wat het nog steeds inhoudt, schending van zijne majesteit de vorst. Zoals in Noord-Korea het niet afstoffen van de foto’s van de geliefde leiders een vergrijp is, werd in Rome iemand aangeklaagd omdat hij zich had aangekleed voor een portretkop van de keizer. Verklikkers speurden naar zulke uitingen van disrespect. Menigmaal liet een despotische keizer in geposeerde mildheid de berechting aan de senaat over. Dat orgaan beijverde zich dan om de gekwetste heerser ter wille te zijn door een doodvonnis te vellen. Soms voegde de tiran vervolgens smaad toe aan het onrecht door het vonnis te verzachten tot verbanning naar een afgelegen eiland.

De keizer schept recht

De keizer begon ook meer en meer recht te scheppen. Hij deed dat door een edict, dat in beginsel niet meer was dan wat het woord zei, een uitspraak. Maar meer en meer werden edicta wetten. Toen Caracalla in 212 per edict alle vrije bewoners van het Imperium Romanum tot Romeins burger maakte vaardigde hij natuurlijk in feite een rijkswet uit met verregaande consequenties.

Ook schiep de keizer recht door zijn antwoorden op vragen hem uit alle hoeken van het rijk door allerlei ambtsdragers werden gesteld. Zijn ‘terugschrijven’, rescriptum, gold als richtlijn voor het beleid in soortgelijke gevallen. Vermaard is het antwoord dat keizer Traianus aan Plinius de Jongere gaf toen deze hem als gouverneur van Bithynië vroeg wat hij met die lastige christenen in zijn provincie moest beginnen. Niet actief vervolgen, wel een proces aandoen aan lieden die worden aangeklaagd, maar niet ingaan op anonieme aanklachten, was het antwoord.

Tenslotte was er het keizerlijke gerecht. Al de apostel Paulus beriep zich op zijn Romeinse burgerschap om naar Rome te gaan om daar berecht te worden. Vonnissen van de keizer hadden precedentwerking voor het hele rijk. Sommige keizers namen de zaken die voor hun rechterstoel kwamen zo serieus dat ze er dagen mee bezig waren. Zo gold Antoninus Pius (keizer 138-161) als een ‘komijnensplitser’, Grieks voor ‘mierenneuker’. De keizer placht ook in rechtszaken te overleggen met zijn privéraad. Dit consilium bestond uit vrienden die hij uit zijn loopbaan had meegenomen, uit enkele senatoren, de gardeprefect en ook wel een prominent rechtsgeleerde. Er was dus geen scheiding van de machten. De keizer regeerde, vaardigde wetten uit en sprak recht.

Bij de gratie Gods

De ‘goede’ keizers van de tweede eeuw namen bewust terughoudendheid in acht. Tot aan de keizer-gladiator Commodus lieten ze de senaat zoveel mogelijk in zijn waarde. Verering als godheid wezen ze af. Pas na hun dood kregen ze de apotheose, waardoor ze divus werden met eigen tempels en priesterschappen. Natuurlijk profiteerde de opvolger, in de meeste gevallen de adoptiefzoon, van zo’n heiligverklaring, want hij was voortaan ‘zoon van de goddelijke’, zoals muntschriften en ere-inscriptie verkondigden. Maar in de loop van de derde eeuw, een tijd van crises, werd de keizer al tijdens het leven betiteld als ‘heer’, dominus, goddelijk, divinus, en alles wat met de keizer samenging was heilig, sacer. De latere christelijke keizers na Constantijn konden dat natuurlijk niet maken, maar zij regeerden bij de gratie Gods. Hun ongehoorzaam te zijn was nog erger dan een misdaad, het was zonde.

Fataal huwelijk

Zo kreeg het fatale huwelijk tussen kerk en staat vorm. Dit caesaropapisme werd in de Byzantijnse opvolgingsstaat van het Romeinse Rijk tot in het extreme doorgevoerd. We zien in Poetins Rusland de herleving van het oude instituut, maar ook West-Europa was en is er niet vrij van. Het Engelse staatshoofd is hoofd van de Anglicaanse Kerk. En in Nederland? Terwijl zijn zuidelijke collega ‘Koning der Belgen’ is, dus zijn soevereiniteit ontleent aan de volkswil, is het Nederlandse erfelijke staatshoofd als ‘Koning der Nederlanden’ vorst van een grondgebied met alles erop en eraan, en dat nog wel ‘bij de gratie Gods’ en in het keizerlijke majesteitsmeervoud.

Oranje-blues

Appeltjes van Oranje (4)

Oranje Blues

door Manuel Kneepkens

 

In deze speciale aflevering van ‘De Appeltjes van Oranje’ staat dichter Manuel Kneepkens stil bij enkele cruciale momenten in de geschiedenis van het koningshuis.

 

Prins Lockheed

Prins, het hermelijn van je huid

niet dik genoeg

dit jachtseizoen

Nu beschermt

het Wereldnatuurfonds je niet

zeldzame diersoort…

Hoogheid

op ’t topje

van de apenrots

Naakt

op de Bilderberg-

conferentie

In het knoopsgat van hoeveel Blondines

bloesemde op

de anjer van je zaad?

Je hebt gegeven & Genomen, Prins

nu zadelt men op je brede rug

van Gelukkige Olifant

Nu verwijt men je

je eeuwige Jaren Dertig-gezicht

verlept bruin – net Sinatra

Al die Slechte Vrienden!

 

De kroning

30 april 1980

Vandaag zijn woorden onvoldoende

schild, Hoofdstad

want je wankelt weer

Jjij met de slopende leegte

van je Junkie-ogen

voor het decor van de vorige eeuw

Zie, wolken traangas

ballen

hun vuisten

boven de Blauwpoortsbrug

Geen woning, geen kroning!

Barricaden

sidderen met heel de onmacht

van de anarchie…

Komt dat zien! Komt dat zien!

Poppenkast op de Dam!

De Kroning van Katrijn !

 

Orang Oetan

Het enige oranje op Huis Ten Bosch

voor een republikein

acceptabel

dat van de lijsterbessen!

Boven het Paleis Huis Ten Bosch

rijst moeizaam de maan

als een zilveren Wilhelmina

In de tempo doeloe-tuin

waar zacht nog de gamelan speelt

dromen kleine prinsjes Orang Oetan

angstig

van …de Republiek

Is straks het enige oranje in Holland

Mamma

dat van Koning Voetbal?

Beatrix glimlacht haar ijzeren glimlach

Zij heeft geen keus!

 

IG Farbens Wintersprookje

O, dat Sprookje van de Sneeuw-

prinses

en haar ski-Prins uit Duitsland…

glanzend in hun slee

langs de boulevards van Holland

de maan als hoffotograaf

Prins & Prinses Vooroorlogs…

o, ’t (lach-)gas

van jullie verdwazing…

Niet èèn Bal dat opent

zonder jullie

kussende lippen

( In doden-

albums, op dodenfoto’s, sepia…)

Noordzee, waarvan ruis je?

Van avondjaponnen uit de Jaren Dertig

zaadglans

van corsages

Kop-

lampen huid ?

 

Prince Charming

Hij nadert, hij nadert uit zee

(“Prins, zeg eens Scheveningen…”)

op het journaal van Polygoon-Profilti

zijn hoofd onder zijn Jaren Dertig-pommadekapsel

gemaskerd met een brilmontuur, fonkelend

jongensachtig

Zij hebben zich verloofd

vannacht

met kaviaar, homard, Champagne!

Zij lacht.

Boven haar hoofd schittert de ochtend

als geverfd door IG Farben

Zijn lippen kussen haar met de morbide motoriek

van een lid, vooroorlogs

uit de elite van de Heimat

Hun toekomstig huwelijk

ontbinden

kan alleen de dood !

Boekrecensie: Een waas van ondergang

 In tijden waarin volk en politici het kompas volledig verloren lijken te hebben, zou het zalvend kunnen zijn ‘Het vervloekte paradijs – waarom politici Europa eindelijk serieus moeten nemen’ van Carolien de Gruyter te lezen. Met ontnuchterend inzicht ontleedt zij de enorme moeilijkheden waarvoor Europa zich geplaatst ziet en trekt zij parallellen met de val van het Habsburgse Rijk. Verplicht leesvoer voor alle leden van de Tweede Kamer.

Tekst: Thom deLagh

 

Haarfijn legt Carolien De Gruyter in ‘Het vervloekte paradijs’ uit hoe de politiek klem is komen te zitten tussen burgers en de geglobaliseerde wereld. De burger is boos, om niet te zeggen woedend, en verlangt simpele oplossingen. Die zijn er natuurlijk niet, maar politici weten weinig anders te bedenken dan de burger tegemoet te komen met even simpele als onrealistische oplossingen en beloven nationale paradijsjes binnen de EU. Ergo, politici behandelen de burger willens en wetens als volstrekte imbecielen. Uiteindelijk komt De Gruyter tot de beangstigende conclusie dat politici die alles versimpelen, gevaarlijker zijn voor de democratie dan de alom verguisde globalisering.

Carolien de Gruyter is Europa-correspondent voor NRC Handelsblad met als standplaats Wenen. Wekelijks publiceert zij op zaterdag een column over de Europese (des)integratie. Deze columns van de afgelopen drie jaar zijn nu verzameld in het boek ‘Het vervloekte paradijs’. Dit geeft de lezer de kans om zich in kort tijdsbestek vertrouwd te maken met de thans ontstane situatie in Europa en werpt tevens een licht op de opkomst van populistische bewegingen in het Westen.

Habsburgse Rijk

De Gruyter wijst op de opmerkelijke overeenkomst tussen vroegere multinationale staten (het Habsburgse Rijk) en de EU. ‘In welke uithoek begint de implosie?’, is de titel van haar column die verwijst naar een uitspraak in Joseph Roths Radetzkymarsch , waarin twee onderdanen van het Habsburgse keizerrijk de actualiteit bespreken. De Gruyter: ‘Het is fictie. Het speelt honderd jaar geleden. Maar je kunt het moeilijk lezen zonder de link te leggen met het doemdenken over de Europese Unie. Afgelopen jaren dachten sommigen al dat de banken, en later Griekenland, Europa de afgrond in zouden trekken. Nu, in de vluchtelingencrisis, wordt de stemming bijna apocalyptisch’.

Het heeft iets van de sfeer van Roth, vindt zij. ‘Een waas van ondergang hangt over Europa. In welke uithoek, vragen steeds meer Europeanen zich af, zal de implosie beginnen? Er zijn overeenkomsten tussen de EU en de laatste decennia van het Habsburgse keizerrijk’.

De laatste decennia was het Habsburgse Rijk totaal in zichzelf gekeerd. Zie bijvoorbeeld Stefan Zweigs ‘Die Welt von Gestern‘ of Robert Musils ‘Der Mann ohne Eigenschaften’. De Gruyter:De bestaande orde draaide vierkant. Iedereen voelde dat er een nieuw systeem moest komen, maar de heersende elite was niet bij machte om de transformatie uit te denken of uit te voeren. Die stagnatie leidde tot cynisme en huichelarij. Elke aanpassing leidde tot nieuwe ontevredenheid en meer gesleutel[…] De Eerste Wereldoorlog, die weinigen verwachtten en niemand wilde, betekende de doodsklap.’

Linkse kerk

Probleem is dat De Gruyter tegenwoordig zelf als onderdeel van de vermaledijde elite wordt gezien. De gemobiliseerde populisten plaatsen haar simpelweg in de zichzelf bevlekkende linkse kerk en overladen haar met haatmails en beledigende teksten op social media. Toch, de zeepbel die vele Europese politici hun kiezers voorhouden, moet worden doorgeprikt. De Gruyters pleidooi voor meer openheid, meer duidelijkheid en vooral meer eerlijkheid ten aanzien van Europa is bevrijdend en ontnuchterend. Maar bovenal maakt het duidelijk hoe de Europese politici zichzelf in een welhaast onmogelijke positie hebben gemanoeuvreerd.

Het vervloekte paradijs

Waarom politici Europa eindelijk serieus moeten nemen

Carolien de Gruyter

Uitgeverij Atheneum-Polak & Van Gennep

251 pagina’s

Paperback € 15,–

 

1 8 9 10 11 12 19