Artikelen - Page 12

Grenzen aan de vrijheid van expressie

Mocht Wilders in een volle zaal de aanwezigen opzwepen met zijn ‘minder Marokkanen’- uitspraak? De drie rechters zeiden aan het slot van het proces: nee, dat mocht niet. Tot chagrijn van Wilders, die de rechters in een tweet ‘knettergek’ noemde. De wetenschap blijkt verdeeld over de veroordeling.

Tekst Gijs Korevaar

De juridische studievereniging Justus Lipsius van de Leidse universiteit organiseerde eind december een debat tussen de Amsterdamse emeritus hoogleraar politieke theorie Meindert Fennema en Paul Cliteur, professor encyclopedie van de rechtswetenschap te Leiden.

Meindert Fennema verdedigde het naar eigen zeggen ‘extreme standpunt’ dat racisme niet strafbaar moet zijn. Het beledigen van groepen, van godsdiensten of wat dan ook, niet strafbaar, de vrijheid van meningsuiting gaat boven alles. ‘De meeste mensen durven niet zo ver te gaan. Ook collega Paul Cliteur niet’, aldus Fennema. ‘Ik ben tegen het artikel over aanzetten tot discriminatie en groepsbelediging op basis waarvan Wilders is veroordeeld. Maar zolang die wetten bestaan, moeten die worden gehandhaafd’.

De Amsterdamse emeritus hoogleraar wil de regels voor de vrijheid van meningsuiting graag opgerekt zien. Een mens – en zeker een politicus – moet alles kunnen zeggen. Er is natuurlijk wel een grens aan die vrijheid. Niemand mag oproepen of aanzetten tot geweld. Dat staat al in de wet. Fennema: ‘Ik wil er een tweede criterium aan toevoegen: oproepen of aanzetten tot uitsluiting. Dat gaat over uitsluiting van de natie. De natie – het land – is een vereniging en er is zeker ballotage, maar er bestaat geen royement. Burgerrechten kan je niet afnemen. Een religie is eigen keuze. Misschien heb je niet gevraagd om moslim te worden, maar het blijven is een keuze. Je kan er van af. Je kan een Marokkaan echter niet vragen om geen Marokkaan meer te zijn. Je kan een Nederlands paspoort nooit innemen. Ja, behalve als iemand in vreemde krijgsdienst is getreden’. Daarom is Meindert Fennema ook zo fel in zijn oordeel over de website waar mensen Sylvana Simons oproepen het land te verlaten. Dat valt volgens Fennema in die laatste categorie – aanzetten tot uitsluiting – en zou strafbaar moeten worden gesteld.

Paul Cliteur profileerde zich de afgelopen maanden als verdediger van Geert Wilders. Hij heeft zelfs op het proces een ‘getuigenis van de waarheid’ afgelegd op verzoek van de rechtbank. Daarover had hij eerder met Wilders’ advocaat Knoops contact gehad. ‘Ik heb met veel genoegen in de rechtbank over vrijheid van meningsuiting gesproken. Het is toch bizar dat een politicus terecht staat voor dingen die hij heeft gezegd, terwijl hij op de dodenlijst van Al Qaida staat. Het blijft vreemd dat drie rechters een oordeel moeten geven over wat een politicus zegt’.

De Leidse hoogleraar zette Wilders in perspectief. ‘Ik denk dat hij onderdeel is van een internationale beweging. Trump natuurlijk, maar ook Marine le Pen, Pegida. Als Wilders wordt vervolgd, zijn er in de wereld wel veel meer mensen die voor de rechter zouden moeten komen. De Franse tekenaars van Charlie Hebdo? De Deense cartoonist met zijn tekening over de profeet Mohammed?’

Kritieke situatie

In het proces waren volgens Cliteur de sterkste argumenten voor vrijspraak moreel. Rechtsfilosofische overwegingen, niet wetstechnisch, aldus de hoogleraar. ‘Daarom ben ik op zoek gegaan naar wetsartikelen op basis waarvan toch vrijspraak mogelijk was. Maar dat heeft het niet gehaald. Is hij terecht veroordeeld? Ik had het wel verwacht. Ik heb de rechtbank nog voorgehouden dat we in een kritieke situatie leven, dat terrorisme een enorm probleem is en dat we de rechtspraak niet voor het karretje van dat terrorisme moeten spannen. We moeten de vrijheid hoog houden. Die verantwoordelijkheid rust op uw schouders, heb ik de rechters gezegd. Maar dat hebben ze niet gedaan’.

Toch blijft Cliteur de vrijheid verdedigen van Geert Wilders om te zeggen wat hij wil. ‘Je moet kunnen zeggen welke migrant je wel en welke je niet wilt toelaten. Het lijkt heel interessant om daar normen voor te ontwikkelen’, aldus Cliteur over de ‘minder minder’ uitspraken van Wilders. ‘Het is een toevoeging aan het publiek debat. Er was een taboe over de cijfers van de jeugdcriminaliteit onder Marokkaanse jongens. Er was geen sprake van dat hij een hele bevolkingsgroep heeft bedreigd. Zijn uitspraken gaan niet over Kamervoorzitter Arib of burgemeester Aboutaleb’.

Fennema: ‘Een zaal laten scanderen dat er minder Marokkanen moeten komen, dat gaat niet meer over het oproepen tot een publiek debat. Ik was spastisch als kind in Friesland en ik werd gepest. Dan kwamen er jonge blonde jongens achter me aan rennen en dat had echt niets met een oproep tot debat te maken. Ik kan me dus voorstellen dat Marokkaanse Nederlanders zich bedreigd, opgejaagd, voelden. Dan is de overheid verplicht bescherming te bieden’.

Cliteur: ‘Salafisten hebben een radicale interpretatie van de godsdienst. Die willen in een theocratie leven in plaats van in een democratie. Mag je daar tegen optreden? Ja, dat moet als weerbare democratie’.

Fennema, met een achtergrond als lid van de Communistische Partij Nederland, onderstreepte wel het gevaar van repressie van gedachtegoed, van partijen. In Duitsland is decennialang het ‘Berufsverbot’ van kracht geweest waarmee communisten werden geweerd uit overheidsdienst. Dat systeem bestond niet in Nederland. ‘Ik sluit niet uit dat het links-radicalisme in Duitsland daardoor gewelddadiger is geweest dan hier. Het geweld neemt toe door het verbieden van de waarheid, die deze mensen in pacht denken te hebben. En bovendien: Hoe groter een cordon sanitaire, hoe groter de macht van de leiding van de partij, want de partijleden kunnen nergens anders heen’.

Orangisme versus populisme?

Het anti-koningshuissentiment dreigt in deze bange tijden te worden gekaapt door populisten aan de uiterste rechterzijde. Over wat zij in de plaats van de monarchie zouden willen stellen hoeven we ons geen illusies te maken. Als gevolg van deze dreiging is nu bij velen de illusie ontstaan dat alleen de koning ons scheidt van een populistische dictatuur en dat het koningshuis garant staat voor beschaving. Zij tonen zich daarom allergisch voor het republikeinse streven, net zoals diezelfde bange Hollander direct achter het bankstel springt bij woorden als ‘directe democratie’, ‘volkssoevereiniteit’ of ‘referendum’.

Eeuwen orangistische heerschappij heeft het Nederlandse volk opgezadeld met een ernstig minderwaardigheidscomplex en twijfel aan de eigen handelingsbekwaamheid en het eigen beoordelingsvermogen.

Wat in deze afweging gemakshalve wordt vergeten is dat het orangisme zich dwars door de gehele Nederlandse geschiedenis heen  altijd heeft bediend van alle denkbare populistische machinaties. De machtsbasis van Oranje is gebaseerd op een pact met het gepeupel sinds ‘Vader des Vaderlands’ Willem de Zwijger de sluizen wijd open zette voor de terreur van een protestantse taliban. Het orangisme was nooit iets anders dan een populistisch machtsmiddel. Iedere concessie die het deed aan andere waarden dan primitief eigenbelang moest worden afgedwongen. Van harte ging het nooit.

Het republikeinse streven in Nederland daarentegen valt historisch samen met de hoogste beschavingsidealen. Ik noem in dit verband Hugo de Groot, Spinoza, Johan de Witt, Joan Derk van der Capellen tot den Pol, Multatuli. Maar de lijst is oneindig veel langer.

Het ware republikeinse streven in Nederland is dan ook niet minder dan een beschavingsmissie, en zie daar het werkveld van dit tijdschrift. ‘De Republikein, tijdschrift voor de betrokken burger’ bestaat nu twaalf jaar. Het is indrukwekkend hoeveel journalisten, columnisten, schrijvers, denkers, dichters, historici, sociologen, juristen, filosofen, tekenaars, beeldend kunstenaars e.v.a. geheel belangeloos hun bijdragen leveren aan de continuïteit van deze bijzondere titel. Er is anno 2017 iets aan het gebeuren met het republikeinse streven in Nederland. Het dreigt levensvatbaar te worden!

Daarnaast zijn de banden met het Nieuw Republikeins Genootschap – dat binnenkort zal fuseren met het oudere Republikeinse Genootschap – aangehaald. NRG-voorzitter Hans Maessen werd de vaste columnist van het blad. Er kwam samenwerking op het gebied van een groot onderzoek naar de verborgen kosten van de monarchie waaraan het NRG zich heeft gecommitteerd binnen het verband van de Alliance of European Republican Movements. Dankzij onze webmaster Adriaan Boiten kreeg het blad een geheel vernieuwde website (zie www.derepublikein).

De Republikein heeft alles in zich om uit te groeien tot een volwassen medium. Maar alleen met vrijwilligers lukt dit niet. Een professionaliseringsslag is nodig. Te weinig mensen zijn op de hoogte van het bestaan van dit blad. Te klein is het bereik, te klein de oplage. En daarom doe ik hier een beroep op een ieder die een bijdrage wil leveren aan de groei van dit blad tot een stem die tot in iedere hoek en uithoek van het Koninkrijk kan worden gehoord. U allen heeft nu de unieke kans een bijdrage te leveren aan een grote stap voorwaarts voor republikeins Nederland: een volwassen blad dat een tegengeluid kan bieden aan de steeds meer voor de Gouden Koets gespannen massamedia. De redactie is dankbaar voor iedere suggestie via onze mailadres redactie@rotestsite.nl.

 

Leve de Republiek, leve de Republikein!

 

René Zwaap

Hoofdredacteur ‘De Republikein’

1977: de boze stiefmoeder van alle formaties

 

Juliana zette (tevergeefs) haar zinnen op het tweede kabinet-Den Uyl en haar dochter hielp Wim Kok aan de macht. In het boek Kabinetsformaties 1977-2012 van het Nijmeegse Centrum voor Parlementaire Geschiedenis wordt de rol van het staatshoofd stevig nagepluisd. Stevenen we na de komende verkiezingen af op een reprise van het formatiedrama van 1977?

 

Tekst: Maurits van den Toorn

208 dagen. Iedereen die een beetje in de Nederlandse politieke geschiedenis thuis is, weet direct waar dat naar verwijst, net als de getallencombinaties 8-7-1 en 7-7-2. Het zijn de kerngetallen uit de formatie van het tweede kabinet-Den Uyl in 1977, respectievelijk het aantal dagen dat de formatie duurde en de verdeling van de ministersposten over de drie partijen PvdA, CDA en D66. Klein detail daarbij is dat het kabinet er helemaal niet kwam, de berg baarde in dit geval zelfs niet eens een muis (of juist wel, als je het kabinet Van Agt/Wiegel zo zou willen betitelen).

De verhitte gang van zaken met protagonisten die elkaar bijkans naar het leven stonden, een stoorzender in de vorm van Aantjes, die in het geniep achter de rug van Van Agt om contacten met Den Uyl onderhield (wie zou nog durven ontkennen dat politiek een krokodillenbedrijf is?) en de pers die vrolijk meeformeerde, het blijft een politieke thriller van hoog niveau, ook al is de afloop bekend. Het verhaal is van dag tot dag te volgen in het onlangs verschenen Kabinetsformaties 1977-2012 van het Nijmeegse Centrum voor Parlementaire Geschiedenis. Het boek beschrijft met grote grondigheid de kabinetsformaties van de afgelopen 35 jaar (1977-2012) en is een waardige opvolger van de eveneens uit de boezem van de Nijmeegse universiteit afkomstige boeken over de formaties 1946-1965 van F. Duynstee en die van 1959-1973 van P.F. Maas.

 

Grilligheden

 

Als je zo door de recente parlementaire geschiedenis wandelt, is voor alles duidelijk dat formaties allemaal hun eigen grilligheden hebben, geen enkele lijkt op een andere. Er is dan ook weinig staatsrecht rond de kabinetsformatie, het meeste is gebaseerd op (soms slechte) ervaringen. Om de missers van een vorige formatie te voorkomen zijn er door de jaren heen steeds meer stappen genomen – de formateur wordt tegenwoordig bijna altijd voorafgegaan door een, twee of drie informateurs, nog recenter is de instelling van een pre-informateur of verkenner – en steeds meer documenten opgesteld. Al na korte tijd behoren al deze stappen en stukken tot het standaardgereedschap van een formatie. Wie ze allemaal nog eens wil nalezen raadplege het in 2012 verschenen De kabinetsformatie in vijftig stappen van Carla van Baalen en Alexander van Kessel, ook de redacteuren en coauteurs van het hier besproken boek.

De samenstellers hebben het geluk dat ze een stevige binnenkomer hebben met 1977, door zijn lange tijdsduur een mijlpaal, niet ten onrechte betiteld als ‘de moeder van alle kabinetsformaties’ (eerder de boze stiefmoeder, maar goed). Door de snelle val van het kabinet Rutte I kon ook de formatie van het huidige kabinet in 2012 worden meegenomen. Ook een mijlpaal, want voor het eerst was dit een formatie waarbij het staatshoofd formeel buiten spel is gebleven. Dat staatshoofd, zo verzekeren voorstanders van de monarchie altijd, heeft geen macht, hoogstens invloed. Naar aanleiding van de beschrijvingen is er wel het een en ander over die invloed en de (on)wenselijkheid daarvan op te merken.

Zo was Juliana’s poging om, na het voor de eerste keer mislukken van de formatiepoging door formateur Den Uyl, CDA-aanvoerder Van Agt tot formateur benoemen – hij had het lef om te weigeren, een unicum – volgens het CDA regelrecht afkomstig uit de koker van de PvdA. Volgens dat scenario zou Van Agt ook mislukken, waarna de weg vrij was voor het door de vorstin gewenste tweede kabinet-Den Uyl. Naïviteit van Juliana of bereidheid om het spel van de door haar (naar verluidt) zeer gewaardeerde Den Uyl mee te spelen? ‘Van Agt op Justitie, dát kan toch niet’, zei Juliana volgens Ed. van Thijn in het manuscript van zijn Dagboek van een Onderhandelaar, een uitspraak die in de gepubliceerde versie is verdwenen (waarom eigenlijk?). Misschien maakte Juliana een niet al te handige keuze uit de uiteenlopende adviezen. Die onzekerheid illustreert precies hoe raar het is, zo’n ‘procesbegeleider’ achter de schermen van wie je je maar moet afvragen in hoeverre die werkelijk neutraal is.

 

Beatrix

Ook koningin Beatrix heeft meermaals haar verreikende invloed op de totstandkoming van een kabinet laten gelden. Beroemd is haar onverwachte keuze uit 1994 om na het mislukken van de ‘paarse’ onderhandelingen niet een nieuwe informateur te benoemen, maar PvdA-leider Kok de opdracht te geven een regeringsprogramma op hoofdlijnen samen te stellen. De partijen die zich daarin konden vinden, konden zich er vervolgens bij aansluiten. Uiteindelijk kwam zo alsnog het eerste paarse kabinet tot stand, een van de succesvollere kabinetten sinds 1945. Bij de formatie van 2010 wekte de keuze van de majesteit om eerst Tjeenk Willink en en in een volgende ronde Lubbers tot informateur te benoemen verbazing, omdat die keuze niet was gebaseerd op de verschillende adviezen die waren uitgebracht.

Eerlijk is eerlijk: de manoeuvre uit 1994 had succes, en wat mij betreft is er veel te zeggen voor pogingen om te ontkomen aan een door de PVV gesteund of gedoogd kabinet. Desondanks blijft het een vreemde gang van zaken dat de vorming van een kabinet van democratisch gekozen partijen wordt gestuurd en beïnvloed door iemand die buiten de democratie staat en daar bovendien geen verantwoording voor kan en mag afleggen.

Ook in de politiek ontstond daar onvrede over en de Tweede Kamer besloot tot een wijziging van het Reglement van Orde: voortaan wordt de informateur door de Kamer benoemd. Die nieuwe regel uit maart 2012 kon al bijna meteen in praktijk worden gebracht door de val van het gedoogkabinet in april van dat jaar. En ziedaar: de formatie verliep zelfs uitermate vlot, geholpen door een verkiezingsuitslag die nauwelijks een andere combinatie mogelijk maakte én twee partijleiders die het goed met elkaar konden vinden.

In 2017 kan het wel eens lastiger uitpakken als er een kabinet uit drie, vier of misschien zelfs vijf partijen in elkaar gezet moet worden. Laten we hopen dat degenen die dat moeten fiksen goed met elkaar overweg kunnen, anders krijgen we een herhaling van 1977 – en in het ergste geval moet men ‘met hangende pootjes’ (dixit Van Mierlo in 1971) de hulp van het staatshoofd inroepen. Noodgedwongen koning Willem-Alexander aan z’n eerste formatie-ervaring helpen zou een nog grotere blamage zijn dan 208 dagen lang formeren.

 

Carla van Baalen en Alexander van Kessel (red.):

Kabinetsformaties 1977-2012

Uitgeverij Boom, Amsterdam 2016

ISBN 978 94 6105 466 1

Prijs € 34,50

 

Een parlement van zwijgers

Een parlement van zwijgers

Het koningshuis blijft een moeizaam onderwerp de Tweede Kamer. Discussie over de democratische wenselijkheid van de monarchie wordt zo goed als vermeden. De positie van de koning wordt zonder vragen te stellen verdedigd, heeft geen prioriteit of is electoraal niet interessant, leert een rondgang in het politieke centrum van Nederland.

Tekst Floris Müller

Ga zitten. En vraag wat je wil vragen.’ Een bevriend kamerlid heeft toegezegd om met mij in gesprek te gaan over de rol van de monarchie en de aanstaande verkiezingen onder strikte voorwaarde dat zijn naam en partij geheim blijven. ‘Ik wil mijn handen hier enkele maanden voor de stembusgang niet aan branden’, aldus de dertiger. Die houding verbaast mij en heb ik tot op heden nog niet meegemaakt bij een volksvertegenwoordiger.

Het is even na vijven op een zonnige vrijdag in januari. Premier Rutte heeft enkele uren eerder zijn wekelijkse persconferentie afgerond, de meeste politieke medewerkers uit de kamer zitten inmiddels in de trein naar huis. Wij beginnen aan een vroege borrel in een grand-café in de schaduw van het parlement aan het Plein in Den Haag. ‘Ik denk dat het overgrote deel van de Kamerleden in meer of mindere mate republikeinse overtuigingen ondersteunt’, legt hij uit. ‘Het Koningshuis en het handelen van de Oranjefamilie zijn moeilijk te verdedigen in een democratische samenleving, dat merken wij bij ieder debat over het instituut’.

Ongemakkelijke stilte

Een collega stapt binnen in het etablissement. ‘Hey,… jullie beginnen vroeg!’ Mijn vriend grapt: ‘Dit is een republikein!’ De anonimiteit waaraan hij zojuist nog groot belang hechtte, lijkt in enkele seconden aan belang verloren. ‘Oh, gevoelig onderwerp’, lacht zijn enthousiaste collega. ‘Ga je een revolutie ontketenen?’

Had u mij op eenzelfde manier benaderd als het andere democratische waarden betrof? Het Oekraïne-Referendum bijvoorbeeld…Of de Amerikaanse verkiezingen?’, bijt ik terug. Het gezicht van de volksvertegenwoordiger betrekt. ‘Stemmingsbederver’, lijkt hij te willen zeggen. Er volgt een ongemakkelijke stilte. Met een knik neemt de politicus vervolgens afscheid om zich bij anderen in het grand-café te voegen. Als hij gaat zitten murmelt hij wat onverstaanbaars en wijst hij met een hand in onze richting. Het koningshuis is een ‘ondeugend’ onderwerp, zo leer ik van mijn tafelgenoot. ‘Iedereen heeft er een mening over, maar geen enkel politicus wil zich er openlijk over uitspreken’.

Moeizame meerderheid

Dat gezegd is het Koningshuis afgelopen jaren wel meerdere keren naar voren gekomen in Den Haag: in maart 2016 bijvoorbeeld, werd premier Rutte ter verantwoording geroepen door de Kamer over de anderhalf miljoen euro aan onkosten voor het onderhoud aan de ‘Groene Draeck’. In het najaar werd in het parlement vergaderd over de onkostenvergoedingen die de Oranjes zich jaarlijks laten gireren. Dankzij onthullingen in de pers kwam ook de compensatie voor de belastingplicht voor Beatrix, Willem Alexander en anderen in de familie aan de orde, waarover in 1970 in het geheim ‘een akkoord’ bleek te zijn bereikt. Het initiatief voor dit soort debatten ligt niet bij de politiek. De Kamer komt vrijwel alleen in actie na onthullingen in de media en de publieke verontwaardiging die daarop volgt. ‘Daarbij is in de Kamer maar zelden een meerderheid te vinden om het koningschap te moderniseren’, weet de woordvoerder van D66.

Politieke verantwoordelijkheid

Het mag dan ook niet verwonderlijk heten dat het koningshuis en democratische veranderingen in de meeste verkiezingsprogramma’s voor de stembusgang van 2017 ontbreekt. Regeringspartij VVD schrijft ‘de monarchie de beste staatsvorm voor Nederland te vinden’ en aldus geen reden te zien voor verandering. Een reeks e-mails aan de liberalen in het parlement levert niet veel meer op. ‘Ons standpunt is duidelijk’, snauwt persvoorlichter Michiel Peters als antwoord op een serie inhoudelijke vragen.

Ook coalitiegenoot PvdA lijkt alles bij het oude te willen laten. De sociaaldemocraten stelden tijdens het debat over de fiscale voordelen voor de Oranjes weliswaar snel aanpassingen te willen doorvoeren, in de aanloop naar de stembusgang echter houdt de partij zijn kaken stijf op elkaar. In het verkiezingsprogramma van de PvdA wordt zelfs met geen woord gerept over de financiën van de koning, laat staan over de wenselijkheid van het instituut in een democratische samenleving. Jeroen Recourt, die bij de sociaaldemocraten belast is met zaken die het koningshuis aangaan, reageert ook niet op verschillende telefoontjes en mails.

De wekelijkse kopjes koffie van de premier met de koning hebben een bedwelmende werking’, lacht mijn vriend. ‘Als politiek verantwoordelijken voor de koninklijke familie gaan de regeringspartijen – ook in het licht van de aanstaande verkiezingen – iedere discussie uit de weg’. De zwijgzaamheid en onduidelijke antwoorden van het kabinet, leiden echter op lange termijn tot irritatie bij het volk en in de media, meent de D66-woordvoerder. Het rookgordijn zoals dat door de premier en anderen in het kabinet en door coalitiepartijen wordt opgeworpen heeft een tegenovergesteld effect, stelt hij.

Prioriteit

Overigens is het niet alleen ‘vak K’ dat liever niet over de monarchie spreekt. Ook bij de meeste oppositiepartijen blijft het na vragen stil. Het CDA – een partij die in haar politieke geschiedenis meermaals naar voren heeft gebracht een uitgesproken voorstander te zijn van de Oranjes en het koninklijke instituut – ziet geen reden tot verdere discussie in het licht van de verkiezingen. E-mails aan de fractie blijven onbeantwoord.

En ook Geert Wilders en zijn getrouwen in de kamer gaan niet in op een uitnodiging om over de monarchie van gedachten te wisselen. Het koningshuis wordt ook niet genoemd in het programma voor de aanstaande verkiezingen. ‘De partij wil met een heel beperkt aantal populaire onderwerpen de bühne op’, legt mijn bron uit. ‘Stellingname over de koning lijkt niet direct extra stemmen op te leveren’.

Vuurwerk

Dat gezegd, lijkt de geblondeerde populist de grootste kans te bieden op actieve discussie over de monarchie. ‘Het is geen geheim dat de PVV-leider niet goed overweg kan met de kroon. Hij is ervan overtuigd dat Beatrix hem bewust omzeil heeft tijdens de informatieronden na de laatste verkiezingen in 2012. Dat heeft hij haar persoonlijk bijzonder kwalijk genomen’, aldus het anonieme kamerlid. De vraag is hoe dat zich ontwikkelt onder Willem Alexander als de verkiezingsuitslag in maart bekend wordt.

Ik verwacht behoorlijk wat vuurwerk komende jaren tussen Wilders en de kroon. Nu al leiden uitspraken van Willem Alexander over immigratie en samenwerking in Europa tijdens de jaarlijkse kerstrede tot behoorlijke ergernissen bij de PVV-voorman’, vervolgt mijn zegsman. ‘Wellicht dat Wilders in dit kader ruimte ziet om de positie van de monarch verder ter sprake te brengen.’

Ceremonie

Als enige van de grote partijen in het parlement spreekt D66 zich in haar verkiezingsprogramma wél uit over hervorming van de monarchie. De partij streeft, naar wat zij noemt ‘een ceremonieel koningschap’ – de Oranjes als ‘verbindende’ factor in de sterk verdeelde polder. ‘Het moderniseren van onze democratie is altijd een belangrijk punt geweest voor onze partij’, de zegsman van de partij. Daarvoor ‘benoemt’ en ‘agendeert’ de fractie voortdurend de omstreden begroting en politieke invloed van de monarch. Volledige afschaffing, daar wil D66 nog niet aan.

D66 maakt zich overigens geen illusies over de haalbaarheid van het toch al danig afgezwakte commentaar op het koningshuis. ‘We zijn voor een meerderheid afhankelijk van andere partijen. Die zijn huiverig voor vernieuwing en modernisering van het instituut.’

Floris Müller is journalist en uitgever. Na zijn studies Rechten en Geschiedenis (en later Arabisch) werkte hij voor ANP, RTL Nieuws, NOS en Quote. In 2010 startte hij als uitgever van expatmagazine The International Correspondent en online tekstmarkt Pressmarket. Müller heeft in 2017 zitting genomen in het bestuur van het Nieuw Republikeins Genootschap en fungeert tevens als secretaris van het bestuur.

Wordt 2017 een revolutiejaar?

Tekst: Hans Maessen

 

Is ons huidige staatsbestel  bestand  tegen de opkomst van rechtse, nationalistische  en populistische partijen? De verkiezingen  op 15 maart en de daarop volgende  formatie  zullen  dit moeten uitwijzen. Wordt 2017 vervolgens  een Europees  revolutiejaar  wanneer ook Frankrijk en Duitsland ter stembus  gaan? En overleven de nationale  en supranationale  instituties  deze  democratische beproeving?

Het is crisis en Nederland  is  kwetsbaar omdat het geen  gekozen staatshoofd heeft dat met autoriteit richting kan  geven. Net als in het revolutiejaar 1848 is ons staatsbestel hard toe aan  een fundamentele  hervorming. De burger moet meer invloed krijgen  en de democratie  dient  te worden versterkt met een gekozen staatshoofd.

Onze Grondwet werd fundamenteel herzien in 1848. Ook toen was  er een staatkundige  en politieke crisis. Door de Grondwet te veranderen  werd een revolutie  voorkomen. De Koning droeg macht over aan  de burgerij. Sindsdien is de Grondwet niet fundamenteel  gewijzigd, afgezien  van de invoering  van het  algemene  kiesrecht aan het begin  van de  twintigste  eeuw.

Met de verkiezingen  voor de Tweede  Kamer wordt de politieke  macht verdeeld. Tijdens de formatie  die  op de verkiezingen  volgt wordt het machtsspel  voortgezet. Het is goed  dat de Koning niet langer een  rol speelt in het formatieproces.  De Tweede  Kamer heeft enkele  jaren geleden verstandig beslist dat ze de formatie  zelf kan vormgeven. Politici  voelden  aan dat  Willem-Alexander deze rol niet aan  kan.  Heel  elegant  is  toen besloten,  juist de formatie vóór de troonswisseling  aan te grijpen om het primaat  van de formatie  bij de Tweede  Kamer zelf te leggen.  De macht van de monarchie  werd hiermee  sterk gereduceerd.

Waarschijnlijk  gaan  we een  slepend  en gecompliceerd  formatieproces  tegemoet.  Het is  zeer wel mogelijk dat er op enig moment staatkundig  en moreel  leiderschap nodig  mocht zijn om het formatieproces  te begeleiden. Willem-Alexander is niet op die taak  toegerust.  Hij kan en mag ook geen standpunt innemen, want hij zegt alleen  dat wat de minister-president hem toestaat. Wanneer een formatieproces  vastloopt kan een gekozen staatshoofd die  boven de partijen staat, moreel gezag geniet en beschikt over een beperkt mandaat, uitkomst bieden.  Andere democratieën  laten zien dat dat goed werkt. Bij ons  kan het  gemis  aan  zo’n gekozen staatshoofd met een  mandaat  zich in de komende  formatie  wreken.

Er bestaat in Nederland  anno 2017 een grote bereidheid  de democratie  te voorzien van nieuwe impulsen.  De Nederlanders  willen  de  bestuurlijke  elite  meer  ter verantwoording kunnen roepen, al is niet  geheel  duidelijk wie die  elite precies is.  Voor mij is  het wel duidelijk  dat de Koning aan het hoofd staat  van die  elite.  Hij vertegenwoordigt de gevestigde orde.  Wie in Nederland  tot de elite  wil toetreden moet zich dan ook niet al te actief  verzetten tegen de Koning en het systeem dat hij representeert.  De Koning staat  daarmee zowel staatkundig  als  politiek  het democratische proces in de weg.

De tijd is rijp voor verandering. Net als in 1848 dreigt een  revolutie. Onder druk van Thorbecke gaf Willem II ruimte aan de democratie en daarmee  voorkwam  hij een crisis. Ook nu kan een  verlichte Koning tonen wat het beste is voor zijn land : door af te treden  kan hij de  democratie  een  nieuwe kans geven.

 

Hans Maessen is voorzitter van het Nieuw Republikeins Genootschap

Kerstrede Koning was taalkundig ongeluk

Tekst: Simplicissimus

Het behoort tot de privileges van een koning dat hij niets zelf hoeft te doen, maar voor alles zijn lakeien heeft. Ook toespraken hoeft hij niet zelf te schrijven, maar enkel voor te lezen – wat niet zelden al moeilijk genoeg blijkt. Alleen zijn kersttoespraken schrijft Willem-Alexander zelf. Voor het denkwerk dat normaal gesproken aan het schrijven van een toespraak voorafgaat, heeft hij dus een heel jaar de tijd. Maar sinds zijn meest recente kersttoespraak weten we dat hij hierover pas rond Kerstmis zijn gedachten laat gaan: ‘Het vieren van Kerstmis kan […] ons aan het denken zetten.’

Omdat Kerstmis ondanks de vele onschuldige slachtoffers van Herodes’ infanticide nu eenmaal het feest van de vrede is, kon Willem-Alexander het niet nalaten naar de oorlog in Syrië te verwijzen: ‘Dicht bij de plek waar de kribbe stond, heersen nu angst en geweld.’ Vooral ‘veel kleine kinderen’ zijn hiervan het slachtoffer, waarmee Herodes – bedoeld of onbedoeld – herleeft in de persoon van Bashar al-Assad. Geweld, ontberingen, oorlogen en terroristische aanslagen beheersen het nieuws en de vrede lijkt verder weg dan ooit. ‘Kerstmis 2016 roept dan ook tegenstrijdige gevoelens op’, aldus de koning. Alsof de burgeroorlog in Syrië niet al meer dan vijf jaar woedt, alsof ‘gewone mensen’ niet al veel langer ‘onvoorstelbare ontberingen’ lijden en alsof er voor 2016 geen ‘terroristische aanslagen’ plaatsvonden. Wanneer Willem-Alexander aangeeft dat hij heeft geworsteld met ‘deze’ kersttoespraak, dan niet vanwege ‘tegenstrijdige gevoelens’, maar omdat hij domweg niets zinnigs te melden had.

Willem-Alexander schetst een wereld vol tegenstellingen en extremen waarin groepen zich ingraven in hun eigen gelijk waardoor een dialoog niet meer mogelijk is. Maar net als de Galliërs in de avonturen van Asterix en Obelix weet ook het kleine Nederland zich dapper staande te houden tegenover de boze buitenwereld: ‘Als er één land […] verbondenheid en solidariteit kent, is het wel Nederland.’ In de donkere dagen voor Kerstmis bekruipen echter zelfs de koning twijfels: ‘Kunnen we het nog: samen vreedzaam problemen oplossen?’ Gelukkig hoeven zijn onderdanen zich geen zorgen te maken, want het ‘vermogen om samen verder te komen’ is ‘sterker dan welke terreurdaad ook’. En zo wordt de toehoorder/lezer van zijn kersttoespraak voortdurend heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees – ‘himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt’.

Willem-Alexander bedient zich in zijn kersttoespraak veel van metaforen, wat voor deze taalvirtuoos niet zonder gevaar is. Zijn metafoor van de ‘vredesengel’ die ‘zijn vleugels over de wereld uitspreidt’, is ronduit lachwekkend – zelfs voor een kersttoespraak. Ook met zijn omschrijving van de boekdrukkunst als ‘het internet van de 16e eeuw’ slaat hij de plank mis. De boekdrukkunst is net zomin het internet van de 16e eeuw als de diligence de hogesnelheidstrein van de 18e eeuw is.

Als goede vorst waarschuwt Willem-Alexander zijn onderdanen nog voor de gevaren die dreigen wanneer ‘beleving het zicht op de werkelijkheid verdringt’. Hierbij verliest hij zich zozeer in zijn eigen beeldspraak dat hij niet beseft dat je het zicht op iets helemaal niet kunt verdringen (‘ontnemen’ of ‘belemmeren’ had wel gekund, maar zo ver reikt de koninklijke woordenschat niet). Dergelijke talige ontsporingen zijn onvermijdelijk wanneer je iemand nooit zijn eigen toespraken laat schrijven, om hem vervolgens één keer per jaar met Kerstmis de vrije hand te laten.

De vriendschap van Prins Bernhard en Pieter Menten

Wat was de band tussen oorlogsmisdadiger Pieter Menten en Prins Bernhard? Hun vriendschap begon in de jaren ’30 in een mondain Pools ski-resort, maar schoot de prins Menten na de oorlog ook te hulp om hem voor vervolging te behoeden?

Tekst: René Zwaap

‘Dat heb jij wel heel goed gedaan, jochie’,  sprak prins Bernhard in het voorbijgaan tijdens een Beaujolais-party in Loosdrecht  tegen journalist Hans Knoop. Het was 1978 en Knoop had net naam gemaakt met zijn aandeel in de rechtszaak tegen de schatrijke kunstverzamelaar uit Blaricum Pieter Menten. Deze was toen net veroordeeld wegens oorlogsmisdaden in Polen, na een jarenlange, slepende rechtsgang die heel Nederland in de ban had gehouden. Knoop herinnert zich de ontmoeting met de prins tijdens een telefonisch onderhoud met De Republikein:  ‘Het was een ontmoeting van hooguit anderhalve minuut toen ik op weg naar het herentoilet was en Bernhard er net vandaan kwam. We liepen tegen elkaar op, als het ware. Maar het was genoeg voor de prins om me dat complimentje te geven.’

Hotel Patria

 

Een complimentje met een speciale achtergrond, want Prins Bernhard en Pieter Menten blijken kennissen van elkaar. Knoop: ‘Al voor zijn huwelijk met Juliana heeft Bernhard Menten gekend. Hij is een aantal keren met hem wezen skiën in de mondaine Poolse wintersportoord Zakopane. Tijdens hun huwelijksreis in 1937 hebben prins Bernhard en Juliana Menten getroffen in hotel Patria in het Poolse Krynica, dat werd gerund door de beroemde operazanger en filmster Jan Kipura en diens echtgenote Martha Eggert, ook een ster van het witte doek. De prins en de prinses, die het hotel hadden geboekt onder een schuilnaam – de graaf en de gravin Von Sternberg – , maar die toch al snel werden geïdentificeerd door een Poolse journalist,  hielden tijdens hun verblijf in hotel Patria grote feesten waar de hele jetset en adel op af kwamen. Pieter Menten liep daar ook tussen, hetgeen niet zo vreemd was als je je bedenkt dat hij als grootgrondbezitter in Polen al voor de oorlog schatrijk was en hij kind aan huis was in dat hotel.’

De vriendschap tussen Menten en het koninklijke paar is des te meer opmerkelijk omdat Menten volgens een verklaring van de Israëlische journalist Haviv Kanaan, die hem als jongen had gekend in Polen, zou hebben verteld republikein te zijn en uit Holland te zijn vertrokken, omdat hij daar gevaar liep te worden gearresteerd. Tijdens het proces dat tegen hem werd gevoerd ontkende Menten dat verhaal overigens in alle toonaarden en wees hij juist op zijn goede banden met Bernhard.

Rookgordijnen

Hans Knoop: ‘Net als Bernhard was Menten gespecialiseerd in het optrekken van rookgordijnen rond zichzelf. Hij heeft altijd geschermd bepaalde zaken te weten van Bernhard, maar van daadwerkelijke onthullingen is het nooit gekomen. Dus het kon net zo goed allemaal bluf zijn geweest’.

Bluf of niet, de band tussen Bernhard en Menten blijft tot de verbeelding spreken. Zo is daar het verhaal dat Menten direct na de oorlog – toen hij in Nederland  was gearresteerd op verdenking van hulp aan de vijand – op speciale vrijspraak van prins Bernhard is vrijgekomen. Nadat Menten op 16 mei 1945 in Bloemendaal door de Binnenlandse Strijdkrachten was gearresteerd, en opgesloten in het Haarlemse huis van bewaring, zou Bernhard in een brief aan kapitein mr. L. Erades, de Militair Commissaris voor Inbewaringstelling en Vrijlating in het District Haarlem, hebben aangedrongen op diens vrijlating. Althans, dat verklaarde  mevrouw C. Koning-Stroink, de toenmalige chef de bureau van Erades tegenover de Commissie-Schöffer, die in 1977-1978 onderzoek deed naar de oorlogsmisdaden van Menten in Polen.

Mevrouw Koning vertelde de commissie zeer ontzet te zijn geweest over Bernhards brief: ‘Ik holde er ontzet mee naar mr. Erades en hij vertrouwde mij toe om zelf aan de Prins te schrijven, dat als de zaak van de heer P.N. Menten in behandeling was genomen wel zou worden meegedeeld of hij al dan niet in vrijheid zou worden gesteld’.

Hoe het ook zij, Menten zou op 13 oktober 1945 alweer worden vrijgelaten. Of dat te danken was aan de tussenkomst van de prins kon niet worden opgehelderd. Toen mevrouw Koning in januari 1946 het dossier-Menten weer in handen kreeg, was zowel de brief van Bernhard als de kopie van haar antwoord uit het dossier verdwenen.

Stadhoudersbrief

 

Ook speelt Menten een rol in het mysterie rond de mythische Stadhoudersbrief, het aanbod dat Bernhard tijdens de Tweede Wereldoorlog aan Hitler zou hebben gedaan om namens het Derde Rijk gouverneur van Nederland te worden. In zijn in 2014 verschenen boek Niets was wat het leek meldt historicus Gerard Aalders dat de beruchte (dubbel)spionne Leonie Brandt-Pütz Menten  in 1946 heeft verhoord, als ook Mentens Duitse handlanger SS-Oberführer Karl Eberhard Schöngarth Schöngarth, wiens Einsatzkommando  de moordpartijen in Polen uitvoerde waar Menten uiteindelijk voor werd veroordeeld. Schöngarth, die samen met Menten een profijtelijke handel opzette in van Joden geroofde kunst en ander waardevol bezit, kwam direct na de oorlog met verklaringen die Menten vrijpleitten van de oorlogsmisdaden waarvan de Polen hem beschuldigden. Maar toen hij zelf ter dood werd veroordeeld, scheen hij zijn houding tegenover zijn vroegere trawant te hebben gewijzigd. Aalders schrijft: ‘Leonie was bij verhoren van Menten aanwezig, maar die interesseerden haar op dat moment minder. Voor Menten ging ze zich pas interesseren toen die bij haar kwam om documenten te kopen, waarmee hij zich zijn tegenstanders van het lijf hoopte te houden’.

 

Politiek spel

 

Ten behoeve van Mentens advocaten schreef Leonie een ‘Verklaring betreffende P.N. Menten’, gedateerd 15 augustus 1946, Schöngarth, zo blijkt uit het document, had bij verhoren in de zaak-Menten belangrijke verklaringen afgelegd, maar waarover precies laat ze in het midden. Ook was er van ‘verschillende kanten’ geprobeerd Schöngarth valse verklaringen te ontlokken. ‘Verschillende kanten wil zeggen, dat er een groot politiek spel gespeeld werd van de eene kant en kleine spelletjes met bepaalde personen aan de andere kant. Over het politieke spel wensch ik U in landsbelang geen mededelingen te doen’, aldus Brandt in die verklaring.

Schöngarth  zou in 1946 op last van de geallieerden worden opgehangen. Voor zijn executie sprak hij met Leonie Brandt over een brief die Bernhard aan Hitler had geschreven met het aanbod ‘Gauleiter’ van Nederland te worden. Dat werd in 2003 tegenover Aalders bevestigd door Brandt’s toenmalige secretaresse Lientje T, die bij het verhoor aanwezig was geweest. Aalders: ‘Lientje had zich destijds niet verbaasd over het verhaal van Schöngarth, vertelde ze me. Ze had toen zoveel gehoord dat niets haar nog kon verrassen’.

Helaas kon de verklaring van Lientje T. niet nader worden geverifieerd. Verder noemt Aalders het intrigerende feit dat  mr. J.M. de Roy van Zuydewijn, de oom van de voormalige echtgenoot van prinses Margarita, griffier was bij het Bijzonder Gerechtshof waar de zaak-Menten diende. De Roy van Zuydewijn zou zijn gevraagd belastend materiaal over Bernhard weg te werken.

Velser Affaire

 

Behalve in de affaire rond de Stadhoudersbrief heeft de Zaak-Menten ook nog eens vertakkingen met een ander nooit opgehelderd schandaal waarin Bernhard een grote rol wordt toegedicht, te weten de Velser Affaire. Daarin gaat het om verhalen als zou er tijdens de bezetting een complot zijn geweest tussen hooggeplaatste nazi’s, Nederlandse politieagenten en kringen rond Prins Bernhard in Londen om communistische verzetslieden uit te schakelen. Hannie Schaft zou een van de slachtoffers zijn geweest van deze interne sabotage.  Menten deed het voorkomen alsof hij alles van deze affaire wist. Hij stelde dat minister van Justitie Donker, een PvdA’er, hem om die reden in 1952 had beloofd dat hij niet meer zou worden vervolgd. Donker  zou de raadsman van Menten in die tijd, dr. Kortenhorst (ook  bekend als voorzitter van de Tweede Kamer), beloofd hebben dat naar Mentens verleden geen verder onderzoek zou plaatsvinden. De weduwe van dr. Kortenhorst verklaarde tijdens het Menten-proces in de jaren ‘70 dat  minister Donker een brief aan haar man had gestuurd van die strekking. ‘Van Menten zijn we gelukkig af’, had haar man toen gezegd. ‘Hij zal verder zwijgen over de Velser affaire en minister Donker, die ik erg goed ken, zal die Poolse geschiedenis over Menten seponeren’.

Feestelijk ontmoetingspunt

 

Donker en Kortenhorst waren toen al overleden, dus nader opgehelderd kon ook dit verhaal niet. Menten zelf liet doorschemeren dat hij instructies vanuit Londen had gezien waarin stond hoe de linkse verzetsmensen dienden te worden uitgeschakeld. Die instructies waren volgens hem na zijn arrestatie uit zijn huis gestolen. Hans Knoop: ‘Menten was toen hij terugkwam uit Polen in 1943 een schatrijk man. Zijn kunstcollectie  die hij uit Polen meenam was drie treinwagonladingen groot. Zijn toenmalige huis in Bloemendaal was het feestelijke ontmoetingspunt voor hooggeplaatste nazi’s, van Seys Inquart, Rauter tot Schöngarth. Dus hij zal zeker op de hoogte zijn geweest over het een en ander. Maar het blijft opvallend dat van alle geheimen waarmee hij schermde, na zijn veroordeling nooit  een woord naar buiten is gekomen. Dat kan betekenen dat hij of helemaal niets wist, of dat hij toch besloot te zwijgen’.

Menten zat vijf jaar gevangen toen hij op grond van de ziekte van Alzheimer clementie kreeg. Dertig jaar geleden overleed hij in een verpleeghuis. Zijn villa in Blaricum werd later gekocht door megatycoon John de Mol.

Pleidooi voor een weerbare democratie

Wie op grond van het ondemocratische karakter van de monarchie voor de (her)invoering van de republiek in Nederland pleit, zal de democratie moeten toerusten met de middelen om zich teweer te stellen tegen haar vijanden – zowel van links als van rechts. De ondergang van de Republiek van Weimar maakt duidelijk dat de republiek de democratie niet noodzakelijkerwijs tegen haar vijanden beschermt.  

 

Tekst Kurt Haverkort

 

Op 12 februari 2017 is Frank-Walter Steinmeier gekozen tot twaalfde president van de Bondsrepubliek Duitsland. Hoewel voorgedragen door de regeringspartijen cdu/csu en spd, kon hij ook in de andere partijen op brede steun rekenen. (In de praktijk liggen de zaken iets ingewikkelder aangezien het kiescollege, de Bundesversammlung, is samengesteld uit de leden van de Bondsdag enerzijds en een gelijk aantal afgevaardigden van de deelstaten anderzijds, die in tegenstelling tot de Bondsdagleden niet per se worden afgevaardigd op grond van het lidmaatschap van een politieke partij, maar vanwege hun maatschappelijke verdiensten.) Als enige van de in de Bondsdag vertegenwoordigde partijen wees Die Linke de kandidatuur van Steinmeier bij voorbaat af om vervolgens een eigen kandidaat te nomineren: Christoph Butterwegge, emeritus hoogleraar politieke wetenschappen.

De beslissing van Die Linke een eigen kandidaat te nomineren, lijkt op het eerste gezicht een bewijs van haar democratische gezindheid: de verkiezing van een president heeft immers alleen zin wanneer er ook iets te kiezen valt. Maar wie de voorlopers van Die Linke (kpd, sed en pds) kent, weet dat democratische grondbeginselen niet behoren tot de tradities van deze aan het faillissement van de ddr ontsnapte partij. Er viel in de ddr immers bijzonder weinig te kiezen: de zetelverdeling in het parlement (Volkskammer) stond van tevoren vast en de kiezers konden alleen voor of tegen de door de sed samengestelde kandidatenlijst (Einheitsliste) stemmen. Om voor de kandidatenlijst te stemmen, hoefde je het stembiljet slechts dicht te vouwen en in de stembus te deponeren; wilde je tegenstemmen, dan moest je dit in het stemhokje aangeven (dit ontging de alomtegenwoordige veiligheidsdienst natuurlijk niet, waarna represailles volgden). Wie is opgegroeid met deze Oost-Duitse variant van ‘vrije’ en ‘geheime’ verkiezingen waarvan de uitslag bij voorbaat vaststond, wordt met andere woorden niet ineens de hoeder van de democratie door een tegenkandidaat voor het ambt van staatshoofd te nomineren.

 

 

Agenda 2010

 

Over de werkelijke reden voor de voordracht van een eigen kandidaat deed Die Linke niet geheimzinnig: Steinmeiers kandidatuur was voor haar onaanvaardbaar omdat hij als chef van de bondskanselarij betrokken was bij de totstandkoming van de Agenda 2010, de onder bondskanselier Gerhard Schröder ingeluide hervorming van het sociale stelsel en de arbeidsmarkt. De kandidatuur van Butterwegge was dan ook niet geheel toevallig aangezien hij een verklaard tegenstander van Schröders hervormingsbeleid was. Ook hierop lijkt weinig af te dingen, ware het niet dat Die Linke in dit opzicht weinig recht van spreken heeft, gelet op de economische en ecologische verwoestingen die men – zij het onder een andere naam – in ruim veertig jaar ‘socialisme’ in de ddr heeft aangericht. Terwijl de Duitse economie en arbeidsmarkt mede dankzij Schröders Agenda 2010 momenteel floreren, heeft men in het oosten van Duitsland nog altijd te kampen met de desastreuze gevolgen van ruim veertig jaar wanbeleid van de sed. Hoewel de motivering van Die Linke dus weinig steekhoudend is, wentelt de partij zich in haar eigen gelijk, zoals tot uitdrukking komt in het refrein van het Lied der Partei uit betere tijden: ‘Die Partei, die Partei, die hat immer recht.’

Ook bij de verkiezing van de bondspresident in 2010 had Die Linke een eigen kandidaat, Lukrezia Jochimsen, voor het ambt van staatshoofd genomineerd als tegenkandidaat van Christian Wulff (de kandidaat van cdu/csu en fdp) en Joachim Gauck (de kandidaat van spd en Bündnis 90/Die Grünen). Voor de vereiste absolute meerderheid had Wulff maar liefst drie stemmingen nodig. Wanneer Die Linke geen eigen kandidaat had genomineerd, maar zich eveneens achter Gauck had geschaard, was in plaats van Wulff beslist de ‘kandidaat van het volk’ (Gauck) tot bondspresident gekozen. Als voorvechter van de burgerrechten in de ddr was Gauck, die vanaf 1974 in de gaten werd gehouden door de Stasi, voor Die Linke echter onaanvaardbaar. En zo werd de mindere kandidaat (Wulff) – met dank aan Die Linke – tot bondspresident gekozen. Na Wulffs vervroegde aftreden in verband met een affaire uit zijn tijd als minister-president van Nedersaksen werd Gauck, dit keer ook gesteund door cdu/csu en fdp, in 2012 alsnog tot bondspresident gekozen. Aangezien Die Linke Gauck nog steeds niet gouteerde, nomineerde de partij opnieuw een volstrekt kansloze eigen kandidaat, ditmaal Beate Klarsfeld.

 

 

Opmerkelijke gelijkenis

 

Met name de verkiezing van de bondspresident in 2010 vertoonde een opmerkelijke gelijkenis met die van de rijkspresident in 1925 in de Republiek van Weimar. Hierbij verloor Wilhelm Marx (de kandidaat van Zentrum, spd en ddp) in de tweede ronde nipt van Paul von Hindenburg (de kandidaat van de rechts-conservatieve partijen). Wanneer de kpd niet hardnekkig had vastgehouden aan haar volslagen kansloze eigen kandidaat Ernst Thälmann, was Marx en niet Hindenburg de opvolger van de in 1925 plotseling overleden Friedrich Ebert geworden. Niet alleen was Hindenburg geen rijkspresident geworden, maar Adolf Hitler was in 1933 ook niet tot rijkskanselier benoemd (dat Hindenburg in 1932 als rijkspresident was herkozen, doet hieraan niets af). De geschiedenis had een heel andere, minder catastrofale wending genomen! Los van de terreur van Roter Frontkämpferbund en sa illustreert de opstelling van de kpd in 1925 dat de communisten evenals de nationaalsocialisten het spel volgens de regels van de democratie speelden met als uiteindelijk doel de omverwerping van de democratie. Zowel kpd als nsdap streefde naar de ondergang van de gehate Republiek van Weimar, waartoe beide alleen op het eerste gezicht ongelijke partijen desnoods eendrachtig samenwerkten.

Hiermee is niet gezegd dat Die Linke in navolging van de kpd streeft naar de omverwerping van de democratie, hoewel de Duitse veiligheidsdienst goede gronden heeft politici van Die Linke in de gaten te houden (wie hieraan mocht twijfelen, zij eraan herinnerd dat Die Linke zich onverminderd op Rusland oriënteert, alsof de Sovjet-Unie en de ddr nooit ten onder zijn gegaan). De parallel tussen de verkiezing van de bondspresident in 2010 en die van de rijkspresident in 1925 illustreert dat de Duitse communisten niets uit de geschiedenis hebben geleerd. Het getuigt van een zekere ironie dat Die Linke hiermee het gelijk van Karl Marx bevestigde, die in Der achtzehnte Brumaire des Louis Bonaparte schreef dat grote gebeurtenissen en personen uit de wereldgeschiedenis zich als het ware tweemaal voordoen: de ene keer als tragedie, de andere keer als farce.

 

Hindenburg

 

Met bovenstaande historische parallel wordt evenmin beoogd een vergelijking tussen Wulff en Hindenburg te trekken. Het gaat hier immers niet om beide gewezen presidenten als persoon, maar om het ambt van president. Dit kan het best duidelijk worden gemaakt middels het volgende gedachte-experiment. In het hypothetische geval dat in 2010 iemand als Hindenburg tot bondspresident was gekozen, was het gevolg hiervan niet dezelfde demontage van de parlementaire democratie geweest die uiteindelijk heeft geleid tot de ondergang van de Republiek van Weimar. De Bondsrepubliek is aanzienlijk robuuster dan de eerste Duitse republiek doordat men zich bij haar stichting in 1949 terdege rekenschap heeft gegeven van de tekortkomingen van de grondwet van 1919. In tegenstelling tot Die Linke hebben de opstellers van de Duitse grondwet met andere woorden wél lering getrokken uit de Duitse geschiedenis.

Hoe kon de Republiek van Weimar ontaarden in een dictatuur? Het antwoord op deze vraag ligt deels besloten in de bijzondere positie van de rijkspresident. Deze werd voor de duur van zeven jaar rechtstreeks door het volk gekozen. Overeenkomstig zijn legitimatie door het volk beschikte het staatshoofd over verregaande bevoegdheden: de rijkspresident benoemde en ontsloeg de rijkskanselier en had het recht de Rijksdag te ontbinden, reeds door de Rijksdag aangenomen wetten aan een referendum te onderwerpen en de inwerkingtreding hiervan voor de duur van twee jaar op te schorten. In geval van een ernstige verstoring of bedreiging van de openbare orde en veiligheid kon hij bovendien bij noodverordening regeren en de onder zijn opperbevel staande Reichswehr inzetten om de orde te herstellen. In het bijzonder van deze laatste bevoegdheid is in de laatste jaren van de Republiek van Weimar veelvuldig misbruik gemaakt: van 1930 tot en met Hitlers benoeming tot rijkskanselier in 1933 is uitsluitend bij noodverordening geregeerd waardoor de Rijksdag was uitgeschakeld en de rijkskanselier feitelijk bij de gratie van de inmiddels seniele rijkspresident regeerde. Vanwege deze enorme machtsconcentratie werd de rijkspresident ook wel Ersatzkaiser genoemd.

Hoewel de rijkspresident als Hüter der Verfassung gold, was hij uiteindelijk een belangrijke oorzaak van de ondergang van de Republiek van Weimar. Om de Bondsrepubliek eenzelfde lot te besparen, zijn de bevoegdheden van het huidige Duitse staatshoofd zeer beperkt. De bondspresident, die voor de duur van vijf jaar wordt gekozen, beschikt nauwelijks over politieke macht en zijn verordeningen en beschikkingen zijn slechts rechtsgeldig met het contraseign van de bondskanselier of de verantwoordelijke minister. Anders dan de rijkspresident wordt de bondspresident ook niet rechtstreeks door het volk gekozen, maar door een kiescollege dat uitsluitend voor dit doel bijeenkomt: de Bundesversammlung (zie boven). Een belangrijke reden hiervoor was dat men wilde voorkomen dat er een verkiezingsstrijd om het ambt van staatshoofd zou ontbranden waardoor de bondspresident de speelbal van partijpolitiek zou kunnen worden. (Met haar kritiek op Steinmeier en haar kandidatuur van Butterwegge bewees Die Linke dat ze als enige partij er niet voor terugdeinst het ambt van staatshoofd voor haar politieke doeleinden te instrumentaliseren.)

De ondergang van de Republiek van Weimar en omgekeerd het succes van de Bondsrepubliek onderstrepen het belang van een weerbare democratie. Maar wat is precies de relevantie hiervan voor Nederlandse republikeinen? Een belangrijk argument voor de republiek is dat deze een absolute voorwaarde voor een democratisch staatsbestel is omdat de monarchie per definitie ondemocratisch is. De ondergang van de Republiek van Weimar maakt echter duidelijk dat de republiek de democratie niet noodzakelijkerwijs beschermt tegen haar vijanden. Wie mede vanwege het ondemocratische karakter van de monarchie voor de (her)invoering van de republiek in Nederland pleit, zal de democratie dan ook moeten toerusten met de middelen om zich teweer te stellen tegen haar vijanden – zowel van links als van rechts. Anders bestaat het risico dat evenals in de Republiek van Weimar met de invoering van de republiek de democratie op het spel wordt gezet.

 

De tragiek van de rechtse provo

Sinds de opkomst van het internet is hij een niet te onderschatten politieke kracht. De rechtse provo. Geen enkel instituut is veilig voor hem. Zijn opgevoerde motor draait 24 uur per dag op walging tegen ‘de linkse kerk’ en de ’Gutmensch’. De rechtse provo verkeert in de veronderstelling dat Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog exclusief is geregeerd door de PvdA. Wanneer in Appelscha een hondje onder de bus loopt, krijgt Ad Melkert de schuld.

De rechtse provo is overtuigd van het aanstaande einde der tijden. En omdat uiteindelijk alles toch kapot zal gaan, neemt hij daar alvast een voorschot op. Hij is Engel der Wrake en ruiter van de Apocalyps tegelijk. Overuren draaiend achter zijn beeldscherm is de rechtse provo continu in de weer zondebokken te benoemen en voor zijn digitale vuurpeloton te plaatsen.

Decennia lang moest hij zwijgen in de goelag van de sociaal-democratie. Nu hij vrijuit spreken kan, schreeuwt hij het uit. Zijn mening is hem zo heilig dat hij zijn woorden het liefst allemaal in hoofdletters schrijft. De publieke omroep en NRC Handelsblad wekken zijn grootste weerzin op. Maar in het dagelijks taalgebruik volstaat hij met ‘de media’, voor welk begrip hij het enkelvoud hanteert. Samen met de PvdA ‘heeft’ de media het altijd gedaan bij de rechtse provo.

Ironie is in zijn universum non-existent. Zoals bij hem alle humor in de ban is gedaan. Het lachen is de rechtse provo al lang vergaan. Hoogstens komt de honende lach van de ultieme verachting nog over zijn lippen. Weltschmerz en nihilisme vechten om voorrang in zijn gekwelde brein. Iedere blik die hij op de knettergekke wereld werpt doet hem zeer. Hij is de profeet die in eigen land niet wordt geëerd. Hij is de eenzame verzetsman in de ondergrondse die in de nacht zijn virtuele bommen onder de spoorlijnen van de linkse elite plaatst. Maar wat als deze gemaskerde wreker helemaal niet alleen staat? Als hij niet die ene roepende in de woestijn is, maar wordt omgeven door een zee van rechtse provo’s?

Wat als hij niet underdog, maar überdog is?

In Amerika schopte een rechtse provo het tot eerste adviseur van de president. Ex-bankier Steve Bannon begon als uitbater van Breitbart, het digitale platform van de Amerikaanse rechtse provo, een nieuw leven als kruisvaarder tegen de elite: ‘Lenin wilde de staat vernietigen, en dat is ook mijn doel. Ik wil alles afbreken, en het hele establishment vernietigen’. Nu is hij ‘chief strategist’  van president Trump. En daar begint zich te wreken dat je als rechtse provo eigenlijk alleen maar tegen dingen bent. In het geval van Bannon tegen Hillary, een ziektekostenverzekering voor arme mensen, de Islam, Mexicanen, de New York Times en wetenschappers die zeggen dat het broeikaseffect bestaat.

Het probleem van een machtige positie is echter dat je wordt geacht ook ergens voor te zijn. En dat blijkt problematisch. Iets opbouwen is eerder iets voor die Gutmensch. En dus voert baas in het Witte Huis nog steeds campagne tegen Hillary en Obama. Bannon’s vroegere ideaal om het hele systeem te vernietigen zou heel wel kunnen uitkomen. Het lijkt er nu vooral op dat de regering-Trump ten onder zal gaan aan dilettantisme.

De tragiek van de rechtse provo is dat hij geen vrienden heeft.

Verborgen kosten koningshuis (1)

Logo:Studio GoedZo

Na een succesvolle crowdfunding door het Nieuw Republikeins Genootschap is de redactie van ‘De Republikein’ volop van start gegaan met een onderzoek naar de reële kosten van het koningshuis. Via het digitale meldpunt WillyLeaks (willyleaks@rotestsite.nl) stromen de tips binnen.

Volgens de begroting kost de Nederlandse monarchie jaarlijks bijna vijftig miljoen euro. Maar alleen al de directe kosten bedragen zeker het dubbele, ruim 104 miljoen euro. Het staat er allemaal zo keurig: de Grondwet bepaalt in artikel 40 dat de koning een uitkering van de staat ontvangt. De Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH) uit 1972 werkt deze grondwetsbepaling verder uit. De uitgaven worden netjes gesplitst in drie delen: een persoonlijk inkomen (A), personeels- en materiële kosten (B) en functionele uitgaven en doorbelaste kosten ten laste van andere begrotingshoofdstukken dan de eigen begroting van de koning (C). De A- en B-componenten komen in de begroting van de koning in 2017 samen uit op 41,4 miljoen euro, voor de C-component komt daar 5,7 miljoen euro bij. Totaal dus 47,1 miljoen euro.

Maar er komt nog 17,1 miljoen euro bij, zo blijkt uit de zogenaamde extracomptabele bijlage bij de begroting. Het gaat daarbij om 2 miljoen euro voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken (dit slaat neer op de begroting van Buitenlandse Zaken), 15 miljoen euro voor de paleizen Huis ten Bosch, Noordeinde en het Koninklijk Paleis in Amsterdam (op de begroting van Wonen en Rijksdienst), 87.000 euro onderhoudskosten van De Groene Draeck (op de begroting van Defensie) en ruim 800.000 aan vliegkosten met het regeringsvliegtuig PH-KBX en andere gehuurde toestellen (op de begroting van Infrastructuur en Milieu). De totale kosten zijn dus 64,2 miljoen euro.

Allemaal heel transparant, zo vond ook de Belgische hoogleraar Herman Matthijs. In 2012 vergeleek hij de kosten van de diverse monarchieën en staatshoofden met elkaar. In 2013 verscheen een samenvatting van zijn onderzoek in het Tijdschrift voor Openbare Financiën. Hij kwam tot de conclusie dat de Nederlandse monarchie met een jaarlijks bedrag van zo’n 40 miljoen euro qua kosten tussen Noorwegen (42,7 miljoen) en Groot-Brittannië (38 miljoen) inzat. Daarbij valt op dat Matthijs de kosten die tegenwoordig in de begrotingsbijlage staan niet meerekent, wat een behoorlijk geflatteerd beeld oplevert. Dat geldt ook voor zijn kostenberekening voor Groot-Brittannië, want de Britse organisatie Republic Campaign Ltd raamde de totale kosten van de monarchie daar (deels op basis van soms nogal vérgaande aannames) in 2015 op 334 miljoen pond, wat toen nog neerkwam op 450 miljoen euro.

De monarchieën van Zweden, België, Denemarken en Spanje zijn aanzienlijk goedkoper, tussen de 8 en 15 miljoen euro per jaar, maar Matthijs plaatst daarbij de kanttekening dat er in deze laatstgenoemde gevallen weinig budgettaire transparantie is. Anders gezegd: de kosten zouden in die landen ook (veel) hoger kunnen zijn.

Transparant?

Nederland scoort op het gebied van transparantie een stuk beter, aldus de hoogleraar, maar het is de vraag of dat werkelijk zo is. De openbare uitgaven vormen namelijk niet meer dan de top van de ijsberg. Een groot deel van de kosten zit ‘onder water’ in de vorm van beveiliging en bewaking. Dit vormt een onderdeel dat voor rekening komt van de ministeries van Veiligheid en Justitie en van Defensie.

Die kosten blijven onder water, ook in de genoemde extracomptabele bijlage die sinds 2016 bij de begroting zit. In deze bijlage is slechts te lezen: ‘Uit dit budget worden uitgaven voor alle beveiliging van personen en objecten gedaan, dus voor zowel leden van het Koninklijk Huis als leden van het kabinet en de Eerste en Tweede Kamer. Het budget laat niet zien hoe de uitgaven in het budget worden verdeeld over de verschillende personen en objecten. Dat zou veiligheidsrisico’s kunnen opleveren, omdat dit ongewenst informatie over de beveiliging zou kunnen geven.’ Het beeld over de kosten van de monarchie is dus nog veel geflatteerder dan in Matthijs’ onderzoek.

Het aardige is dat die ongewenste informatie een paar jaar geleden wél openbaar is gemaakt. In 2009 waren de ‘overige uitgaven’ voor het koningshuis namelijk ruim 77 miljoen euro, inclusief beveiligingskosten. Die kwamen toen nog voor rekening van het ministerie van BZK (13.750.000 euro) en van Defensie (25.898.000 miljoen euro), bij elkaar dus bijna 40 miljoen euro. Samen met de declarabele functionele uitgaven van ruim 25 miljoen euro en de grondwettelijke uitkeringen van bijna 7 miljoen euro leverde dat een totaal kostenplaatje op van 110.036.000 euro op aan kosten Koninklijk Huis.

Dit bedrag komt uit onverdachte bron, een rapport dat is opgesteld door oud-minister van Financiën Gerrit Zalm in opdracht van minister-president Balkenende. Aanleiding daarvoor was de wens de begroting van het Koningshuis een andere vorm te geven, wat vervolgens ook is gebeurd (alle aanbevelingen uit het rapport werden overgenomen).

Van 2009 is zonder al te veel problemen naar het heden te extrapoleren, want we kunnen aannemen dat de kosten voor beveiliging niet substantieel zijn gewijzigd. Als het al is gelukt om sindsdien efficiënter te werken – wat immers het nobele streven van elk kabinet is – dan wordt de eventuele opbrengst daarvan ongetwijfeld teniet gedaan door de (lichte) inflatie en de toegenomen terreurdreiging van de afgelopen jaren. Anders gezegd: we kunnen stellen dat ook heden ten dage de beveiligingskosten voor de leden van het Koninklijk Huis neerkomen op zeker 40 miljoen euro. Als we dan de A-, B- en C-componenten plus de bedragen in de extracomptabele bijlage plus beveiligingskosten bij elkaar optellen, komen we op minstens 104,2 miljoen euro. Bovendien is ook dit bedrag nog aan de krappe kant, want ter wille van de monarchie worden ook elders uitgaven gedaan.

 

Koningsdag

Zo is er Koningsdag, in 2016 gevierd in Zwolle. De gemeente had daar een begroting van 920.000 euro voor opgesteld. Dordrecht deed het in 2015 voor 955.198 euro, Tilburg is dit jaar de gelukkige en heeft er in de begroting 700.000 euro voor gereserveerd. In alle gevallen gaat het alleen om externe kosten, de ongetwijfeld vele werkuren van de gemeenteambtenaren zijn niet berekend. Al met al kunnen we ramen dat elke Koningsdag rond één miljoen euro kost.

Er is meer: wat kost het een gemeente als een royal een ‘eenvoudig’ werkbezoek brengt? Het antwoord: 2000 euro per minuut.  Tenminste, dat blijkt uit een tip van gewezen PvdA-gemeenteraadslid te Hoorn Martien Schurink. In 2013 brachten Willem Alexander en Máxima in het kader van de kroning een flitsbezoek van 20 minuten aan de gemeente Hoorn. De kosten daarvan ten laste van de gemeentelijke begroting bedroegen 80.000 euro. Het overgrote deel van dit bedrag ging op aan incidentele beveiligingsmaatregelen.

Het recentste Jaaroverzicht van het Koninklijk Huis, verschenen in maart 2016, meldt over het jaar 2015 zo’n 340 publieke activiteiten, zoals werk- en streekbezoeken, openingen van tentoonstellingen, het bijwonen van herdenkingen en toespraken. Als we – op basis van de ervaringen in Hoorn – de kosten per keer op 80.000 euro schatten, dan komt dat voor 300 activiteiten neer op 24 miljoen euro op jaarbasis. De keuze om slechts 300 bezoeken te tellen in plaats van 340 is omdat buitenlandse bezoeken niet zijn meegerekend, daarvoor zijn immers al kosten opgevoerd in de begroting van Buitenlandse Zaken. Met die 1 miljoen voor Koningsdag per jaar en die 24 miljoen aan kosten aan binnenlandse bezoeken staat de teller dan inmiddels op 129 miljoen euro. Maar daarmee zijn we er nog niet. De leden van het Koninklijk Huis hebben immers ook een aantal privileges die de staat niet direct geld kosten, maar wel een vorm van inkomstenderving zijn. En daar begint het grote geld. De tips over dat Oranje-vermogen en aandelenpakket stromen binnen op willyleaks@rotestsite.nl. Eind april presenteert het NRG de uitkomsten van het onderzoek tijdens een bijeenkomst van de Alliance of European Republican Movements in Zweden. (Team WillyLeaks)

1 10 11 12 13 14 22