Artikelen - Page 3

Versteende vorsten: kleine routewijzer voor een Amsterdamse beeldenstorm

Een nieuwe beeldenstorm op Oranje-monumenten zou gezien de rol van het koningshuis in het koloniale bedrijf geenszins misplaatst zijn, maar het basismateriaal daarvoor blijkt in Amsterdam nogal schamel. Onze redacteur Paul Damen maakte een indexering van alle Oranje-monumenten in de hoofdstad.

Tekst Paul Damen

Wie op internet ‘gedenktekens Oranjes Amsterdam’ zoekt, stuit subiet op een steenhouwer voor grafmonumenten. Dat is wat overdreven, maar gezien de slordige manier waarop de hoofdstad omgaat met haar Oranje-monumenten, is begraven ervan inderdaad een betere optie.

Amsterdam telt zo’n honderd monumenten die verwijzen naar de koloniale tijd (zie Ewald van Vugt’s De maagd en de soldaat) maar het vorstenhuis kreeg nauwelijks monumenten toegeschoven. Op de gevel van de Beurs prijken de koloniaal J.P. Coen, de rechtsgeleerde Hugo de Groot en de bestuurder Gijsbrecht IV van Amstel. Waar entertainers als J. Jordaan, W. Alberti en T. Leen hun overigens spuuglelijke monumentje kregen, waar zelfs de politiehond Albert wordt herdacht in het Oosterpark, en waar bekende Amsterdammers als Batman en Robin nog een plekje kregen op de Spaarndammerdijk, daar ontbreken de Oranjes opvallend. Dat heeft een reden. Beeldhouwers waren doorgaans niet zo Oranjegezind, en het stadsbestuur al helemaal niet. Stadsbeeldhouwer Hildo Krop, volgens Gerard Reve een ‘communistische koekebakker’ en maker van ‘verschrikkelijke geslachtsloze beelden’, leverde honderden gevelstenen, brugbeelden, visarenden, stoomlocomotieven, Eskimo’s en de nodige ‘Moeder Aarde’s’, maar nimmer een Oranje.

Dus kan in de huidige Black Lives Matter-beeldenstorm ook geen Oranje-bestuurder beschadigd worden – een voordeel. Het bekende ‘Lieverdje’ op het Spui werd ooit in brand gestoken, gekidnapt en omver gereden, maar het enige beeld dat écht werd weggesleept, was dat van wethouder Floor Wibaut. Deze sociaaldemocratische grondlegger van de volkswoningbouw werd in 1982 weggesleept naar het kraakpand ‘Blaaskop’ bij de Wibautstraat door krakers die blijkbaar weinig historische kennis bezaten, gezien hun motto: ‘Hoedt u voor de als links vermomde rechtsen, mijdt ze als de pest, want zij zijn erger dan de rest.’ Reparatiekosten: 30.000 gulden.

Plaquette ter ere van Willem de Zwijger aan de Schubertstraat

 

Aan onze échte eerste koning Lodewijk Napoleon hielden we het in Koninklijk Paleis veranderde stadhuis op de Dam over, als monument voor de usurpatiedrang van de Oranjes. Hofstad Den Haag heeft alleen al drie Willem de Zwijgers. In Amsterdam hangt Willem enkel als plaquette aan de Schubertstraat, op een steigerend paard, met de tekst ‘stantvastig is ghebleven / mijn hert in teghenspoet.’ Sowieso knap om standvastig in het zadel te blijven op een steigerend paard, maar hier maakt de viervoeter een zogeheten ‘levade’ , waarbij het beide voorbenen tegelijk van de grond verheft. In het echte leven zie je zoiets nauwelijks, want krijg je paard maar es zo gek.

De versregels zijn ontleend aan het dertiende couplet van het Wilhelmus, maar zo standvastig was Willem, de opportunist die met alle politiek-religieuze winden mee waaide, niet. En dan kleeft aan deze steen uit 1935 nog een pijnlijke smet: vervaardigd door de beeldhouwer Johan Polet, bekend als de maker van het Domela Nieuwenhuis-standbeeld in de Spaardammerbuurt, maar in de Tweede Wereldoorlog zó Duitsgezind dat hij zelfs bijna naar dat land was verhuisd, ware het niet dat het Herrenvolk kort daarna weer huiswaarts keerde wegens een verloren oorlog.

Dat deze gevelsteen hangt in de zijmuur van het Hervormd Lyceum Zuid, mag daarom als extra straf gelden: op de richel daaronder rookt nu menig puber stiekem zijn eerste peuk. De stoep is dan ook bezaaid met filters, waar de alerte gemeente Amsterdam een tegel tegen aanbracht met de tekst ‘Duiven Niet Voeren.’

De Schilddrager van den Koning prijkt boven het koninklijke toilet op Centraal Station.

Het meest onbekende, onopgemerkte en anonieme Oranjebeeld: de sneue Schilddrager van den Koning bovenop de rechtertoren van het Centraal Station. Drie meter vijftig hoog, in 1889 ontworpen door de Leuvense kunstenaar Jean-François Vermeylen, Volgens de NS bekroont de schilddrager het ‘Koninklijk Paviljoen’ – nauwelijks meer dan een aparte poort voor een koets en een sjieke plee waar nog nimmer een Oranjetelg zetelde. Nu recent de poort is vervangen door glas, kan ook het plebs de koninklijke plee bewonderen. En zich afvragen van wie toch het wapen boven die poort is, want zowel gemeente als NS hebben geen idee.

 

Het beeld van Hendrik de Zeevaarder werd tot drie keer toe verplaatst.

Hendrik, de derde zoon van koning Willem II, was een geliefde prins. Nou was élke Oranje geliefd in vergelijking met zijn broer, de psychopatische bruut Willem III. Marineman Hendrik kreeg, naar een Portugese Hendrik die in de 15e eeuw de West-Afrikaanse kust exploiteerde, de bijnaam ‘De Zeevaarder’ omdat hij als eerste Oranjetelg Ons Indië bezocht. Weliswaar als grootaandeelhouder in Indische fondsen op zoek naar meer winst, maar toch. Niet over zeven zeeën maar wel naar minstens drie lokaties werd zijn beeltenis verzeuld. Eerst, in 1885, keek hij bij het Victoriahotel uit op het IJ, maar slechts drie jaar na de onthulling werd daar het Centraal Sation gebouwd. Weg uitzicht. Het duurde tot 1979 tot een ambtenaar inzag dat hij beter tot zijn recht kwam naast de toenmalige Oosterdoksdam. Helaas had men hem met zijn gezicht van het IJ af geplaatst, zodat hij enkel het Scheepvaarthuis zag. In 2018 werd hij nogmaals verplaatst, nu wel gezicht zeewaarts, bij de Kraansluis. Nu ziet hij nog steeds geen zee, maar kijkt hij uit op de Openbare Bibliotheek, de tragische zeeman die op de valreep, op zijn sterfbed, nog tot admiraal werd benoemd.

Het beeld van Emma op het Emmaplein werd in juni 1940 eventjes het centrum van anti-Duits bloemenprotest.

Qua tragiek scoort ook prinses Adelaïde Emma Wilhelmina Therèse Prinzessin zu Waldeck und Pyrmont, in de wandeling Emma, hoog. Als twintigjarig fokvee deze kant op gehaald, als tweede vrouw voor de eenenzestigjarige koning Willem III, nadat die zijn eerste vrouw Sophie de dood in had gedreven, om van zijn zonen maar te zwijgen. Willem wou liever met een operazangeres trouwen, of desnoods met Emma’s oudere zuster Pauline, maar toen alle andere kandidates subiet afhaakten, moest Emma wel voor nageslacht zorgen – een hele opgave met de bejaarde, syfilitische Willem. Die sprak geen woord Duits, negeerde haar na de geboorte van Wilhelmina en alleen daarom is empathie met Emma op zijn plaats. Toen hij na elf jaar huwelijk stierf, was zowel volk als vorstin opgelucht. Emma werd regentes, en deed dat naar verluidt goed. Dit beeld, op het Emmaplein, geeft haar die krediet niet. Gestoken in de rouwkleding die ze vierenveertig jaar droeg, oogt zij als een barse boerin op dit tweedehandsje, want Lambertus Zeil maakte het voor Den Haag. Onthuld in 1938 verkreeg het beeld ongekende populariteit op 29 juni 1940, toen het als protest tegen de Duitse bezetter bedolven werd onder de bloemen. Niet eens Emma’s verjaardag, maar van schoonzoon Bernhard. Het beeld deed haar ogen als de barse uitbaatster van een bloemenzaak.

Het beeld van het kind Wilhelmina door Mari Andriessen.

 

Zeulen met Oranjebeelden, het lijkt Amsterdamse mores. Ook Wilhelmina, als tienjarig meisje in brons verbeeld door Mari Andriessen, stond vanaf 1967 op het terrein van het Wilhelmina-gasthuis, maar werd na de opheffing van het ziekenhuis verzeuld naar het AMC in Holendrecht. Eerst nog buiten maar al spoedig binnen, waar de bewaking thans het fotograferen ervan verbiedt.

 

Het beeld van Wilhelmina te paard werd Amsterdam ongevraagd opgedrongen.

Het bekende beeld van Wilhelmina te paard, geplaatst op het Rokin, had daar eigenlijk helemaal niet mogen staan. Sterker nog: het had er helemaal niet zo mogen uitzien. Twee jaar na Wilhelmina’s dood in 1962 wilde het Contactorgaan van Vrouwenorganisaties in Amsterdam haar eren met een beeld, zittend achter een microfoon het Volk toesprekend. Alleen zag beeldhouwster Theresia van der Pant die Wilhelmina nooit ontmoet had, daar niks in. En dus maakte ze een prinses te paard, waar ze twee jaar over deed, en toen bleek het hele beeld weer veel te groot. En naar verluidt wilde de gemeente ook niet opdraaien voor de extra kosten voor het brons. Het zou op het Damrak komen, maar de gemeente wist er geen raad mee en plaatste het acht jaar later dan maar op het Rokin, pal naast de rondvaartbotenrederij Kooij. Het verwierf enkel een plaats in de geschiedenis door de beschutting die het bij de kroningsrellen op 30 april 1980 bood tegen de lange lat van de Mobiele Eenheid.

 

Wilhelmina in bont bij het Confectiecentrum.

Wihelmina’s toch al pronte postuur was bekleed met zoveel bont, dat van een pelsdierenpension gesproken mag. Of zoals de de christelijke dichter J.W. Schulte Nordholt bij haar dood in november 1962 dichtte: ‘Ach God, is Wilhelmina dood? / Die vrouw was groot, / groot en sterk; in al dat bont, / in al die jassen daar zat een ziel / van zuiver staal en vol met God.’

Geen wonder dat deze propagandaprinses voor de bontjas geplaatst werd pal voor het confectiecentrum. Onthuld in 1968 door prins Bernhard, die in de oorlog ook in het buitenland verbleef, wat de tekst op de achterkant nóg navranter maakt: ‘Gedenk hen die toen het volk verslagen en machtloos scheen / de vaan der vrijheid hebben hoog gedragen door alles heen.’ Met daaronder ‘Jan Campert’. Alleen, gemeente Amsterdam, die tekst ís helemaal niet van de in de oorlog gefusilleerde Campert, maar van collegadichter Yge Foppema, die na de oorlog zelfs 92 werd. Foute naam dus op de sokkel. Oeps. Ten overvloede, want zo kennen we Amsterdam, wordt Wilhelmina afgedekt door tientallen plakkaten met ‘Vrouwen in Nieuw-West’. Omdat de hoofddoekjes niet in beeld wilden, bekijkt de arme vorstin nu een zestal bilpartijen. Plus een reclamepaal met ‘Jezus christus rechter van levende en doden bekeer je’. Dat zal haar wél bevallen.

 

De Juliana-boom werd keer op keer vervangen.

 

De Wilhelmina-boom langs de Haarlemmerweg.

Niettemin is Wilhelmina in Amsterdam bekender door haar bomen dan haar bontjas. Eerst stond op de Zandhoek een bij haar geboorte geplante Wilhelminaboom, gekoesterd door ene ‘Opoe Vork’. Die boom begaf het in de Tweede Wereldoorlog; de boot naar Londen gemist en bewerkt tot brandhout in de hongerwinter. De Wilhelmina-linde langs de Haarlemmerweg, geplaatst in 1898 door ‘kinderen van Christelijke bewaarscholen’, overleefde wél door drie keer te worden vervangen. Een ‘Hollanse linde’, dus zonder ‘d’ aldus de gemeente Amsterdam. Je zou haast aan opzet gaan denken,.

Ook dochter Juliana kreeg bij haar kroning in 1948 een boom met gedenksteen, in het Oosterpark. Ook aangeboden door schoolkinderen – het zijn altijd dezelfden die het voor de rest verknoeien. Deze boom, een smal stammetje, is ook een substituut voor eerdere versies. En de meest recente sneuvelde in mei 2016 bijna onder de actie-auto’s van de in het park protesterende FNV. Maar toen was Juliana al twaalf jaar dood.

 

Juliana onthult haar plaquettte in Slotervaart. Foto: Beeldbank Amsterdam.

Het gemeentelijk gekluns met Oranje bereikt een waar dieptepunt met de ‘Juliana-plaquette’ in Slotervaart. Brons, op brug 601, beeldhouwer onbekend, onthuld door de vorstin zelf bij de bouw van de eerste tuinstad buiten de ringspoorbaan. Over naamloos water heen, en volgens de gemeente ‘op 27 oktober 1950’ onthuld. Nee, gemeente, het was op 7 oktober, en het jaar was 1952. Dat weten we zo precies omdat Juliana die dag geen genoeg kon krijgen van de ‘gewone mensen’, zoals op de thee bij de familie van trambestuurder Reusch aan Walraven van Hallweg 5. Koekje erbij, aangeboden door de kinderen Marijke en Chrisje en gadegestaard door de kleine Flipje, vastgesnoerd aan de kinderstoel.Weerloos moesten de koters afwachten hoe de vorstin de ene na de andere peuk wegpafte uit het zicht van de pers. De buren, de familie Van Poelgeest stonden reserve. Dat vond Juliana zo sneu, ‘na al dat schoonmaken en zo’, dat ze daar ook aanwipte. Uiteraard om de ene met de andere sigaret aan te steken.

De gemeente doopte haar anonieme brug in mei 2016 om in ‘Hannie Schaft-brug’. Volgens het naambord is verzetsstrijder Hannie Schaft ‘op 17 april 1945 overleden.’ Alleen: ze is in het zicht van de bevrijding wraakzuchtig gefusilleerd door de Duitse bezetters.

 

Met de datering van de koninklijke bank in het voormalige stadhuis ging iets mis.

Ogenschijnlijk om het goed te maken liet de gemeente de al genoemde ‘communistische koekebakker Hildo Krop’ een eikenhouten bank uitkappen. Bedoeld voor het zogeheten ‘Koningsvoorhuis’, dat is de werkelijke woning aan de Noordkant van het paleis op de Dam. Daar kon de bank vanwege de forse omvang niet geplaatst. Je kan er ook niet op zitten vanwege de uit de rugleuning priemende wapens, met scènes uit Vondels Gijsbrecht. De gemeente zette ‘1655’ op het ding, in september 1958 aan Juliana aangeboden, ‘bij het 300-jarig bestaan van het Koninklijk Paleis’. Voor in een stadhuis dat pas sinds 1808 als paleis gebruikt wordt.

 

Kopieën van Nel van Lith’s borstbeeld van Beatrix dalen sterk in waarde.

Het borstbeeld van Beatrix werd bij de opening van het AMC in 1984 niet van harte onthuld door het onderwerp zelf. Beatrix had niet zo’n beste ervaringen in Mokum, en bovendien is van haar bekend dat ze, zelf beeldhouwer van gedrongen gedrochtjes als ‘Jantje Beton’, andermans werk kritisch bekijkt. Van het beeldje, door ene Nel van Lith, werd drie jaar na de onthulling al een kopie op Marktplaats verkocht voor € 6.599,00. In 2019 bracht een kopie op de Catawiki-internetveiling nog maar 600 euro op.

 

Het beeld van ‘Amelia’ wekt reminiscenties aan kroonprinses Amalia.

Van Willem-Alexander, vrouw en kroost, bestaat nergens in de hoofdstad een beeld. Of toch wel? Bij het vernieuwde Marnixbad staat ene ‘Amelia’. Gezien alle gemeentelijke gekluns zou dat zomaar kroonprinses Amalia kunnen zijn. Ook qua omvang gelijkend, beleeft het enigszins obese meisje in badpak veel plezier aan haar tussenbeense behandeling van een skippy-bal. Uit nader onderzoek blijkt hier echter de dochter van Filips van Marnix van St. Aldegonde verbeeld, vriend van Willem van Oranje, kort burgemeester van Antwerpen. Aangeboden door het Stadsdeelbestuur op 8 december 2006 bij de heropening van het bad. Alleen: die Brabantse burgemeestersdochter heette ‘Amelie’, niet Amelia of Amalia. En de kans dat deze jonge barones, die op haar 38ste stierf, bij leven ooit in badpak op een skippybal aan haar gerief kwam, mag wel worden uitgesloten.

Column Henk Westbroek: 1964

In Het Journaal werd op eerbiedige toon vermeld dat ook Prins Bernard aanwezig was bij de kranslegging ter nagedachtenis van de oorlogsslachtoffers.

‘Kijk hem daar eens lekker staan in zijn apenpak met die uitgestreken smoel’, zei mijn vader. ‘Alsof hij zelf in de oorlog honger had en op zijn tellen moest passen of in het verzet zat, in plaats van te lopen hoeren en snoeren in Engeland. Hij wist niet hoe snel ie de benen moest nemen toen de Duitsers op het punt stonden hier binnen te vallen. Maar wel na de oorlog gelijk in een militaire jeep met chauffeur rondrijden en de oorlogsheld uithangen, die smerige lafbek!’

‘Ik vind het zo zielig voor Juliaantje, dat ze met die vent getrouwd is’, zei mijn moeder.

‘Dat is precies de enige van het hele stelletje, die nog een klein beetje fatsoen in d’r lijf heeft’, zei mijn vader.

‘Heeft u de prins wel eens ontmoet, pa?’, vroeg ik.

‘Na de oorlog kon ik wel een medaille krijgen die Bernard zou komen opspelden, maar ik heb voor de eer bedankt. Hij zal hem wel achterovergedrukt hebben want er hingen pas 20 onverdiende medailles voor betoonde moed op zijn borst, dus er kon er nog vast wel eentje bij. Moet je eens kijken, beginnen ze daar allemaal ook het Wilhelmus nog te zingen met tranen in hun ogen, je zou het toch niet geloven als je het zelf niet zag’.

‘Weet u nog pa, dat ik vorige maand bij het toelatingsexamen voor de HBS, voor geschiedenis de eerste twee coupletten van het Wilhelmus moest kennen en ik alleen maar de eerst zin wist? ‘

‘Maar je bent tòch geslaagd en wij zijn heel blij dat jij genoeg koppie koppie hebt om door te kunnen leren zodat jij straks met schone handen je brood kan verdienen in plaats van te moeten ploeteren in de bouw of de metaal zoals je broer en je vader’, zei mijn moeder. ‘Maar onthou dat het de Ho-ge-re Bur-ger-school heet waar je straks op komt te zitten, dus daar leren ze je behalve je talen en rekenen ook hoe je een hogere burger moet zijn. En al de hoge heren kennen het Wilhelmus en buigen als lakeien voor dat zooitje ongeregeld.’

‘Niet allemaal, Riet, want er zitten ook fatsoenlijke bij in dat opzicht; communisten, wat PvdA’ers en pacifisten, die zien het heus wel scherp’, zei mijn vader. ‘Alleen hebben die nog te weinig in de melk te brokkelen om die opvreters weg te sturen en er hier een nette republiek van te maken, het is niet anders. Over melk gesproken, zal ik nog een bakkie inschenken voor ons, want zometeen begint Bonanza.’

 

Henk Westbroek is zanger, liedjesschrijver, muziekproducent, radio- en televisiepresentator, ex-politicus en bovenal een uitgesproken republikein.

Waarom de Europese Unie een federatie moet worden

Op 5 mei 2020 plaatste het Duitse Constitutionele Hof een bom onder het bouwwerk van de Europese instellingen. Het keurde het opkoopprogramma van staatsobligaties van de Europese Centrale Bank af. De impasse die daaruit volgt kan alleen met de vorming van een Europese federatie worden ondervangen, betoogt expert in internationale betrekkingen Gerard van der Zwan.

Tekst Gerard van der Zwan

Het Constitutioneel Hof in Duitsland, het Bundesverfassungsgericht, keerde zich tegen het ‘opkoopprogramma’ van staatsobligaties van de Europese Centrale Bank (ECB). De ECB voert dit beleid om te zorgen dat de inflatie in de EU niet te laag wordt. De kritiek van het Constitutionele Hof betreft niet zo zeer het ‘opkoopprogramma’ zelf, maar het feit dat de ECB niet goed motiveert waarom dit programma noodzakelijk is. Daarbij beroept het Bundesverfassungsgericht zich op artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Daarin wordt gesproken over het ‘evenredigheidsbeginsel’. Europese instellingen, zoals de ECB, mogen niet meer activiteiten ontplooien dan noodzakelijk is voor het bereiken van hun doelstellingen. Er moet dus een zekere ‘proportionaliteit’ bestaan tussen een beleidsdoelstelling en de middelen die daarvoor worden ingezet. In gewone mensentaal: het is niet toegestaan om met een kanon op een mug te schieten.

Achtergrond is dat het inflatiebeleid van de ECB nogal wat negatieve bijeffecten heeft, bijvoorbeeld een lage rente, een negatieve invloed op pensioenen en het snel stijgen van de prijzen van onroerend goed. Om die reden bepaalde het Duitse Constitutioneel Hof op 5 mei dat de ECB binnen drie maanden tekst en uitleg moet geven over de noodzaak van het ‘opkoopprogramma’. Zo niet, dan moet de Duitse Centrale Bank, de Bundesbank, zich terugtrekken uit het ‘opkoopprogramma’.

Zijdelings deelde het Constitutionele Hof een oorveeg uit aan het Europese Hof in Luxemburg, dat als hoogste rechtbank oordeelt over geschillen over de uitleg van de Europese verdragen. Bij dat Europese Hof was eerder een klacht binnengekomen over misbruik van bevoegdheden door de ECB. Het Europese Hof wees deze klacht in 2018 zonder meer af en keurde daarmee het ‘opkoopbeleid‘ van de ECB goed. Het Europese Hof aanvaardde klakkeloos het standpunt van de ECB en ging niet over tot rechterlijke toetsing. Het Constitutionele Hof oordeelde dat het Europese Hof hiermee een ‘onbegrijpelijke’ uitspraak had gedaan. Het Europese Hof reageerde met een wat zuinige verklaring dat het nooit commentaar geeft op uitspraken van nationale rechterlijke instanties.

Weeffouten in EuropeesVerdrag

De tegenstanders van de EU waren blij, omdat ze de uitspraak van het Constitutionele Hof zagen als kritiek op de EU. Dat was het applaus van de verkeerde zijde, omdat ze vermoedelijk ook de uitspraak niet goed begrepen. Het juiste applaus kwam van degenen die al veel langer willen dat de weeffouten in de Europese verdragen worden hersteld en de EU nu eindelijk stappen zet in de richting van de Federatie die het samenwerkingsverband al decennia had moeten zijn.

Met het in werking treden van het Verdrag betreffende de Europese Unie werd per 1 juni 1998 het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) in het leven geroepen. Dit stelsel bestond uit de nieuw opgerichte Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de lidstaten van de EU, onder wie bijvoorbeeld de Nederlandsche Bank (DNB). Het betrof dus een stelsel waarin de ECB en de centrale banken van de lidstaten samenwerken. Het was dus niet de bedoeling dat er één hoofkantoor in Frankfurt zou komen (de ECB) met daarbij allerlei ondergeschikte filialen in de lidstaten. Nee, de nationale banken in de lidstaten bleven hun eigen verantwoordelijkheid houden, zij het dat zij een aantal taken niet langer verrichten omdat die bevoegdheden waren overgegaan naar de ECB. Daarmee vallen deze banken nog steeds niet onder de ECB maar vooral onder het nationaal recht van hun lidstaat.

Sinds de oprichting heeft de gewone burger echter weinig meer van het Stelsel gehoord maar des te meer van de ECB. Daarmee ging die ECB steeds meer een eigen koers varen. Een koers die op de nodige kritiek kon rekenen. Ook binnen de ECB zelf. De Raad van Bestuur was bepaald niet unaniem in de beslissing om het ‘opkoopprogramma’ te gaan uitvoeren. Belangrijke landen als Duitsland en Nederland waren er op goede gronden tegen. Inmiddels loopt het programma vijf jaar en is er in totaal voor een gigantisch bedrag van 2.200 miljard euro aan obligaties opgekocht. Nu In mei voegde zich bij de criticasters ook het Duitse Constitutionele Hof, omdat de Duitse centrale bank verplicht werd mee te doen aan dit ‘opkoopprogramma’ (door de ECB) terwijl de Duitse wet het de Bundesbank in feite verbiedt aan een dergelijk ‘opkoopprogramma’ mee te werken.

Hyperinflatie

Met de kritiek van het Constitutionele Hof komt een fundamentele vraag aan de orde. De ECB is een onafhankelijke Europees instelling, maar wat nu wanneer zo’n instelling zich niet aan het mandaat houdt? Wie corrigeert dan het ontspoorde beleid van de ECB? Hier wreekt zich een tweetal zaken. Een eerste ‘weeffout’ is de onafhankelijkheid van de ECB zelf. Er is geen instelling die de beslissingen van de ECB mag beoordelen en zo nodig kan corrigeren. Dat de ECB onafhankelijk is vloeit voort uit het verleden. Met name Duitsland heeft een eeuw terug, ten tijde van de Weimar-republiek, een gigantische inflatie gekend. Om haar begrotingstekorten te dekken liet de regering de geldpersen van de centrale bank draaien, met als gevolg een gigantische hyperinflatie. Voor Duitsland is deze ervaring, die het land opzadelde met het naziregime, dermate traumatisch dat het in de onderhandelingen voor het EU-verdrag eiste dat het ECB onafhankelijk werd.

De niet gecontroleerde onafhankelijkheid van de ECB leidt er toe dat de beambten die bij de ECB werken hun gang kunnen gaan zonder dat iemand hen voor verkeerd beleid kan behoeden of corrigeren. Het zijn immers geen politici die verantwoording dragen voor het monetaire beleid van de EU en bij verkiezingen op (wan-)beleid kunnen worden afgerekend. Nee, het zijn beambten, die nooit verantwoording hoeven af te leggen.

Een tweede ‘weeffout’ is dat de EU moeilijk is in te delen in organisatievormen die gangbaar zijn en passen bij de veelheid van onderwerpen waarmee de EU is belast. De EU is geen bondsstaat, die boven de deelnemende lidstaten is gesteld. Nee, het is eigenlijk niets anders dan een supranationale organisatie, met alle voor- maar ook alle nadelen van dien. Supranationale organisaties krijgen bevoegdheden overgedragen van de deelnemende landen, maar die bevoegdheden zijn per definitie beperkt. Er zijn namelijk ook bevoegdheden die niet zijn overgedragen. En die laatste zijn in het geval van de ECB het twistpunt. Wanneer de ECB zich op een terrein beweegt waar ze niet bevoegd is, wie corrigeert dan de Bank? Het Hof in Luxemburg? Nee, dat is een EU-instituut, die dat andere EU-instituut de hand boven het hoofd houdt. De befaamde slager die het vlees van zijn collega in dezelfde winkel keurt. Daarmee is er dus geen instantie die de ECB voor ontsporingen kan behoeden. Een gevaarlijke lacune in de regelgeving.

Scheiding der machten

Maar er is nog een andere weeffout. De landen van de EU kennen allen (min of meer) een scheiding der machten. Dat betekent dat bijvoorbeeld de onafhankelijke rechter uitspraken doet op basis van de geldende wet. Wanneer een regering of een parlement het niet eens is met uitspraken van rechters dan kunnen in een nette democratie dergelijke uitspraken niet worden overruled. Maar wat de wetgever wel kan is de wet wijzigen. Die wijziging vindt plaats onder parlementaire controle, zo werkt de democratie. In het verleden oordeelde de regering en het parlement in Nederland dat bestraffingen door rechters wel erg licht waren. Het resultaat was dat er via wetgeving minimum-straffen werden geïntroduceerd.

Binnen de EU kan dit niet. Het buiten de toegekende bevoegdheid treden van de ECB kan eigenlijk niet worden gecorrigeerd door gekozen politici. En daarmee is er een groot democratisch tekort in de EU. De beambten van de ECB treden hun bevoegdheden op grond van het verdrag te buiten. Wat kunnen de lidstaten doen? Ze kunnen het Verdrag wijzigen, maar dat is een theoretische mogelijkheid. Het zou in het onderhavige geval betekenen dat de onafhankelijkheid van de ECB gereguleerd zou moeten worden via een Verdragswijziging, die de instemming van 27 lidstaten behoeft. Een aantal van die lidstaten moet die Verdragswijziging ook nog eens onderwerpen aan een referendum waarmee de bevolking het goed moet keuren. Kortom, het is een theoretische mogelijkheid dat het misbruik van bevoegdheden door de ECB op een dergelijke wijze kan worden gecorrigeerd. Gezien deze onmogelijkheid blijft er in de EU een democratisch tekort bestaan, waarbij beambten zich bevoegdheden toeëigenen, die ze niet hebben en er geen correctie plaats kan vinden.

Paniek

Dat er na de uitspraak van het Duitse Constitutionele Hof geen oplossing voor handen was, bleek wel uit de paniek die volgde op de uitspraak. Het Europese Hof vindt dat het Constitutionele Hof niet over deze zaken gaat en zich er dus ook niet mee mocht bemoeien. De Duitse regering stelde zich terecht op het standpunt dat dit land niet verantwoordelijk is voor een uitspraak van een onafhankelijke rechtbank. Heel bont echter maakte het de Europese Commissie. De voorzitter van de ‘hoedster van de verdragen’ dreigde met een ‘ingebrekestelling’, wat jargon is voor het dreigen met een rechtszaak tegen Duitsland bij het Europese Hof. Hetzelfde Hof dat door het Duitse Constitutionele Hof nu juist was gekapitteld. De uitspraak zou niet spannend zijn. Gelukkig hebben we van dat voornemen van de Europese Commissie niets meer gehoord.

De afgelopen maanden is er, achter de schermen, onmiskenbaar veel overleg gevoerd tussen de verschillende betrokken instituties om uit de impasse te geraken. Uiteindelijk heeft dit overleg erin geresulteerd dat de verschillende partijen reageerden op de uitspraak van het Constitutionele Hof. De ECB is in de notulen van de zitting van de Raad van Bestuur uitgebreid ingegaan op de ‘evenredigheid’ van het opkoopprogramma. Opvallend punt is wel dat het Duitse Constitutionele Hof in die notulen niet wordt genoemd. Reden is uiteraard dat de ECB het niet wil doen voorkomen dat het zich laat kapittelen door een uitspraak van een rechtscollege uit één van de lidstaten. Wat natuurlijk wel kinderachtig genoemd kan worden, zeker gezien het feit dat het hier niet zo maar een rechtbank is, maar één van de hoogste Duitse rechtscolleges. Tevens, zo besloot de ECB, kreeg de Bundesbank toestemming vertrouwelijke documenten over het ‘opkoopprogramma’ te delen met de Duitse regering en het parlement. Een ruime meerderheid van de Duitse Bondsdag verklaarde vervolgens in een motie dat de ECB aan de eis van het Duitse Constitutionele Hof heeft voldaan, door het gevoerde opkoopbeleid beter uit te leggen.

Is de gekozen oplossing echt een oplossing of betreft het hier toch niet meer dan het plakken van wat ‘pleisters’? De onderliggende problematiek is op geen enkele wijze opgelost; namelijk de vraag wie de competenties bewaakt en wie wat doet wanneer die worden overschreden. De toekomst zal laten zien dat de huidige oplossing geen echte oplossing is. De ECB zal zich vermoedelijk wat meer realiseren dat ‘onafhankelijkheid’ niet een van god verkregen recht is en dat dit gekoesterd en waargemaakt moet worden. Wellicht daalt de Raad van Bestuur af uit de ivoren toren aan de Sonnemannstrasse 20 in Frankfurt am Main. Het Europese Hof zal de wonden likken en zich moeten beraden op de eigen positie die met de uitspraak van het Constitutionele Hof ongeloofwaardig dreigt te worden. De Europese Commissie zal er het stilzwijgen toe doen. De enige echte overwinnaar is het Constitutionele Hof, maar die zal zich in deze zaak niet meer laten horen: het heeft immers gewonnen.

Betekent dat dat er in de toekomst niet meer zaken zullen volgen? Nee, zeker niet. Juist omdat er niets fundamenteels is opgelost zal zich in de toekomst zeker weer zo’n situatie voordoen. Het Constitutionele Hof heeft in het verleden vaak van zich doen spreken. Wanneer nieuwe klachten (over de ECB) bij het Duitse Hof binnenkomen, die ook door particulieren kunnen worden ingediend, zal het deze in behandeling moeten nemen. Kortom, de situatie die zich de afgelopen maanden heeft voorgedaan zal zich in de toekomst zeker herhalen.

Decentraliseren met federatie

De oplossing van een dergelijk conflict kan zijn het omvormen van de EU van supranationale organisatie tot een Europese Federatie. Nu werkt het woord ‘federatie’ bij veel mensen als een rode lap op een stier, omdat daarmee een centraal gezag wordt gecreëerd. Wat echter vergeten wordt is dat een federatie juist ook mogelijkheden biedt om heel veel bevoegdheden te decentraliseren. Zo is de Bondsrepubliek Duitsland opgezet als een federatieve staat. Dat was juist om te voorkomen dat het een centralistische staat zou worden waarin zich de ramp van het nazi-regime zou kunnen herhalen. Veel beleid in Duitsland is geen competentie van de centrale overheid, maar van de verschillende bondslanden, zoals onderwijs, natuurbescherming, gezondheidszorg, culturele zaken, media en waterhuishouding. De competenties die bij de deelstaten behoren gaan ook veel verder dan de bevoegdheden van de provincies in Nederland. In die zin is Nederland een veel gecentraliseerder land dan Duitsland.

De overgang van de huidige supranationale EU naar een federale EU is in een paar stappen gezet. Het Europees Parlement zou zich kunnen omvormen tot een echt parlement, met directe lijsten zodat een Nederlander ook een Fin kan kiezen of zelfs een Italiaan. De Europese Commissie zou een regering kunnen worden die dient te berusten op een meerderheid in het Europees Parlement. De Europese Raad zou een Senaat kunnen worden, waarin de regeringsleiders, of hun ministers, zitting hebben, afhankelijk van welk onderwerp in de Senaat wordt besproken. Bovenal is een goede verdeling van bevoegdheden tussen de federatie en de deelnemende lidstaten noodzakelijk. Wanneer de EU zou veranderen in een federatie zou worden voorkomen dat opnieuw competentie-problemen ontstaan. Immers is er dan een duidelijk mechanisme dat voorkomt dat de verschillende instituten van de EU en de lidstaten vechtend over straat rollen.

Gerard van der Zwan was werkzaam in de internationale verhoudingen en is lid van het Comité van Aanbeveling van de Partij voor de Republiek i.o.

Complotprofessor Karel weet raad (6): ‘Nee’ tegen Coronagate

/

Professor Karel beantwoordt  wekelijks brandende vragen vanuit zijn achterban over de tentakels van de Deep State. In deze aflevering: professor Karel zegt ‘nee’ tegen Coronagate.

Tekst en illustraties: Sjoerd de Jong

Amice,

Al geruime tijd voel ik de behoefte u te schrijven, omdat u een van de weinigen bent die, net als ik, zeker en vast de ware aard van de ‘pandemie’ doorzien. Ik heb dat woord bewust tussen ironietekens geplaatst, al is er natuurlijk niets om te lachen. Wij worden op een schandelijke manier bedrogen door onze eigen overheden, die deze pandemie verzonnen hebben óf (u kunt daar waarschijnlijk meer over zeggen) op hun beurt zelf voor het lapje worden gehouden door een coterie met grote belangen in de farmaceutische industrie. Zij regelen alles. Daar komt men als psychiater, mijn eigen professie, gewoon niet tussen.

Welnu, toch heb ik onlangs in een schrijven aan de heren Rutte en Van Dissel mijn diensten aangeboden aan het Nederlandse Outbreak Management Team (OMT). Wij Vlamingen en u in zitten in hetzelfde bedje, niet?

Ik ben ervan overtuigd dat mijn educatie als pater (Dominicaner Orde) alsmede mijn latere studies psychiatrie en differentiedenken (Freud, Lacan, Deleuze) goed van pas zouden komen nu onze samenleving ten prooi valt aan wat wij intussen toch alleen maar noemen kunnen: virale entropie.

Maar wat dacht u? Geen antwoord, niet eens een ontvangstbevestiging. Ook de bijgesloten diploma’s en mijn internationale rijbewijs kreeg ik niet retour.

Ik dacht: wablief? Wat vindt u daar van?

Hoogachtend,

Pierre VanderKletse

 

Beste Pierre,

U bent verbaasd? Ik niet.

Uiteraard heeft men in Den Haag, Parijs, New York of Washington geen behoefte aan kritische stemmen, laat staan aan experts zoals u.

Gelet op uw professie en achternaam spelen hier mogelijk ook de zogenaamde Hollandse nuchterheid en Belg-o-fobie een rol, niet ongebruikelijk in Den Haag. Ik hoorde onlangs een vergelijkbaar verhaal van uw collega-psychiater Josephine DeZwetsenaere. Zij had voorgesteld het voltallige kabinet (kosteloos) te behandelen met edelstenen en EMDR-therapie om de besluitvorming terug te voeren naar de baarmoeder. Ook zij kreeg geen enkele respons.

Het is ook geen wonder. Weet u wat ik schokkend vind? Er zijn steeds meer signalen dat tot deze verzonnen pandemie niet eens is besloten tijdens een vergadering van de politieke, zakelijke en farmaceutische elites in Davos, zoals ik eerder meende, maar pas na afloop, tijdens de après-ski. Men ziet het voor zich. Met een glas in de hand is daar bedacht dat een gefabriceerd virus het beste middel kon zijn om in te breken in ons leven en de hele wereldbevolking tot een nieuw soort horigheid te dwingen. En wie geeft men de schuld? Een Chinese vleermuis. Het cynisme van de elites is werkelijk ongelooflijk.

En dan morgen wéér een persconferentie om de duimschroeven in de vorm van mondkapjes nog meer aan te draaien? Ik zeg: nee. Het is genoeg geweest. We kunnen dit gewoon niet meer accepteren.

Daarom ben ik trots en blij langs deze weg de oprichting bekend te kunnen maken van een nieuw college deskundigen, dat niet de Nederlandse overheid maar de bevolking zal gaan adviseren over de te nemen maatregelen.

Dit team vol knappe koppen, dat zal gaan werken onder de naam Inbraak Management Team (IMT), is het afgelopen weekeind voor het eerst bijeen geweest, op een niet nader te noemen locatie bij mij thuis. Het team zal wekelijks bijeen komen en langs diverse kanalen en fietsroutes de bevolking raad geven hoe men zich het beste kan onttrekken aan de ongekend totalitaire maatregelen die de overheid ons wil opleggen.

Wat zijn onze plannen, en wat kunt u bijdragen?

Misschien moet ik eerst iets vertellen over onze oprichtingsbijeenkomst, die reeds zeer vruchtbaar was. Na een zogeheten binge-watch van relevante documentaires als Plandemic, Corona Zombies, Coastal Elites, Carrie en The Shining om in de juiste gemoedstoestand te komen, hebben wij in één sessie een Coronagate-routekaart gemaakt, plannen bedacht voor anti-corona-app-software en een begin gemaakt met een Deep State-dashboard. U zult er de komende weken nader over worden geïnformeerd.

Overigens, het zal u plezier doen te vernemen dat uw collega De Zwetsenaere deel uitmaakt van ons team. Haar behandeling bracht mij en enkele andere teamleden binnen luttele minuten terug naar onze eerste dagen in de wieg. Ik zag ineens vlijmscherp hoe men toen al de werkelijkheid voor mij begon te construeren, met simpele woordjes, vreemde gebaren en kleurige objecten. Het bleek opnieuw terecht dat ik de zaken nooit heb vertrouwd.

Wat kunt u doen? Stuur vragen, suggesties en mogelijk nuttige informatie naar het Inbraak Management Team, onder vermelding van ‘Coronagate‘. Om de autoriteiten niet op uw spoor te brengen, ontvangt u van ons natuurlijk geen reactie of antwoord. Toegestuurde documenten blijven bezit van het IMT.

Wij zeggen nee!

 

Wat is een republiek? De staatsleer van Spinoza, Johan de Witt en Hugo de Groot

In onze wereld is het duidelijk wat een republiek is: een staat met een gekozen hoofd en liefst ook in andere opzichten een democratie, dat wil zeggen een bestel waarin alle macht teruggaat op het volk. Als politieke voorloper ontdekte de eerste Nederlandse Republiek pas gaandeweg dit concept.

Tekst Anton van Hooff

De preambule van de Duitse Grondwet zegt het duidelijk: ‘… het Duitse volk heeft zich krachtens zijn grondwetgevende bevoegdheid deze constitutie gegeven’. Wat in Nederland voor grondwet doorgaat, heeft niet eens zo’n bekentenis tot de democratie. Nog onlangs verbijsterde ik een Amerikaanse studente in mijn gehoor met de mededeling dat de Nederlandse Grondwet geen wet is, waarop de burger zich dus kan beroepen.
Van alle 195 staten in de wereld heeft slecht een handjevol een erfelijk staatshoofd. Geen van de talrijke ex-kolonies die in de twintigste eeuw staat werden werd een monarchie. Veel staten hebben ‘republiek’ in hun naam. Alleen aan de randen van Eurazië komt het monarchale systeem nog voor. In 2006 nodigde Elisabeth II ter gelegenheid van haar zestigjarige queenschap de fossielen naar Londen. De groepsfoto toont de monarchale malaise. Vijf gasten waren allang afgezet. En de Arabische wereld was vertegenwoordigd door types in wier gezelschap een fatsoenlijk mens niet wenst te verkeren. Het is duidelijk dat de monarchie historisch een doodlopende weg is. Niet voor niets zeggen we dat Nederland nog een koninkrijk is.

Wat betekent res publica?
Onder de Republiek werd de staat die sinds het verlaten van Filips II in 1581 ontstond, al gauw bekend. Maar pas de Bataafsche Republiek van 1795 nam het woord in haar naam op. In de zestiende eeuw was ‘republiek’ een open term voor alle niet-feodale staatsverbanden. Van zulke systemen waren er niet veel in het toenmalige Europa. Het bekendst was de Repubblica di Venezia met een gekozen doge. De Latijnse naam Venetiarum Respublica maakte overduidelijk wat het historische voorbeeld was, te weten de Romeinse Republiek. Zo heet in de geschiedschrijving de periode na de afzetting van koning Tarquinius Superbus in 509 vC. Het systeem had twee gekozen en jaarlijks wisselende consuls als hoogste magistraten. Het bestond tot 27 vC, het jaar waarin Augustus monarchale bevoegdheden kreeg ofwel keizer werd.
Het Latijnse res publica is een ruime uitdrukking voor ‘publieke zaak’ of ‘gemeenschap’. Jan de Oude van Nassau, de oudste broer van Willem van Oranje, gebruikte ‘gemeente’ (gemeynte) als synoniem voor Republicque. Een monarchie kon ook als een res publica gelden, mits de vorst maar het algemeen belang behartigde. In de Nederlanden werd die verplichting vastgelegd bij de Blijde Inkomst. Daarnaar werd verwezen in de vloed van geschriften die meekwam in de stroomversnelling van de Nederlandse Revolutie.
De Staten-Generaal besloten op 22 juli 1581 Filips II de rug toe te keren, te verlaten – want hij had zijn Nederlandse schapen in de steek gelaten. Op 26 juli fiatteerden ze de uitvoerige rechtvaardiging van het besluit (Placcaert) goed. Het stuk, een verordening, is door zijn principiële motivering de eerste onafhankelijkheidsverklaring ter wereld. Toch meenden de vroede vaderen nog het niet zonder een landsheer te kunnen stellen. Na de teleurstellende ervaring met François van Anjou, broer van de Franse koning, richtte men de blik naar het westen, naar Elisabeth I. Zij stuurde Leicester, naar de Nederlanden, maar ook zijn missie werd geen succes. Toen begon men zich af te vragen of een vorst zo nodig moest. Konden de Statenvergaderingen het niet alleen af?

Vrancken: het zijn de Staten
In 1587 schreef François Vrancken een stuk van vijf pagina’s met de lange titel Corte Verthooninge van het Recht by den Ridderschap, Edelen, ende Steden van Hollandt ende Westvrieslant van allen ouden tyden in den voorschreven Lande gebruyckt, kortheidshalve aangeduid als Justificatie of Deductie. Het werd als standpunt van de provinciale Staten in 1588 gepubliceerd.
Vrancken betoogde dat de steden van Holland, West-Friesland en Zeeland al achthonderd jaar steeds in goed overleg met de graven hun gewesten bestuurden. Pas in de afgelopen vijftien jaar was door Filips II aan deze ideale verhouding een einde gemaakt. Daarmee waren de fundamentele rechten van de Staten aangetast. Zij spraken namelijk namens de eenheden (steden en adelschap). Het was daarom ondenkbaar dat de Statenleden zich door eigenbelang zouden laten leiden – een aanvechtbare aanspraak. Maar goed, Vrancken stelt vast: ‘Daarom zal iedereen moeten begrijpen dat zij die verklaren dat de soevereiniteit over de landen bij de Staten berust, daarmee niet in het bijzonder bepaalde personen of afgevaardigden van het land bedoelen, maar hun mandatarissen, te weten de edelen en steden van het land die zij uit hoofde van hun mandaat vertegenwoordigen’ (Deductie, par. 20).

Vrancken legde scherper dan het Plakkaat deed, de soevereiniteit bij de Staten. Feitelijk, maar geenszins principieel maakten de Staten-Generaal hun gewesten tot een staat zonder landsheer op 12 april 1588. Toen besloten ze op voorstel van Holland om een Raad van State, een orgaan met een vertrouwde naam, in te stellen en dat tot het hoogste staatsorgaan te maken.
Behendig inspelend op de internationale verhoudingen wist Johan van Oldenbarnevelt vanaf 1588 de Verenigde Nederlanden een plaats onder de Europese staten te bezorgen, maar tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) kwam het tot een uitbarsting tussen hem en Maurits. Het ging niet alleen om de beruchte theologische twist over de goddelijke voorbestemming van het individu, maar er was ook een fundamenteel meningsverschil over de verhouding tussen de Staten en de stadhouder.

Hugo de Groot: wij leven vrij
In de polemiek stond Hugo de Groot, aan de kant van Van Oldenbarnevelt. In 1610 publiceerde hij het Tractaet Vande Oudtheyt vande Batavische nu Hollantsche Republique. Op uiterste creatieve wijze gaat De Groot daarin met het verleden om. De Bataven waren echte inheemsen. Komend uit Hessen vestigden zij zich hier – na het fameuze afzakken van de Rijn – op het onbewoonde eiland tussen de grote rivieren, het Bataveneiland, dat nog steeds naar hen Betuwe heet. Zij namen het gebied in volgens de ‘alder-billickste wet der nature’ volgens welke onbeheerde goederen toekomen aan de vinder. De Bataven, wij Hollanders dus, waren een ‘volck vry van sijnen oorspronck, in een vry landt’, autochtonen in de ware zin van het woord.

Hugo de Groot (1583-1645)
Uit wat de Romeinse geschiedschrijver Tacitus over de Germanen schreef, maakte De Groot op dat de Batavieren een regering van de voortreffelijksten (treffelickesten) hadden – net als de Republiek van zijn tijd. Er waren twee soorten ‘treffelicksten’: aanzienlijksten van oudsher en de gekozenen uit het gewone volk (de verkorenen uyt het gemeene volck), een soort Statenvergadering dus.
Tijdens de middeleeuwen, waaraan De Groot nogal snel voorbij gaat, wisselde het respect van de vorsten voor de vrijheid wel, maar in principe bleef zij van kracht. Ten slotte trad het gezag van de Staten ‘wederom klaerlick aen den dagh’. Toen koning Filips wiens gezag steeds was geëerbiedigd, door smeken noch vermaningen tot een andere gezindheid kon worden gebracht, hebben ten slotte de Staten-Generaal op 26 juli 1581 Filips wegens het schenden van de regeerregels, de iure en de facto van zijn ‘Vorstendom’ vervallen verklaard.
Johan de Witt (1625-1672)
De Witt: macht is niet aangeboren
Tot de nationale mythologie behoort de Groots ontsnapping in een boekenkist uit slot Loevestein (22 maart 1621). ‘Loevestein’ kreeg een politieke betekenis doordat daar in 1650 enkele Staatsgezinden enkele maanden opgesloten zaten, onder wie de vader van Johan de Witt. Na zijn vrijlating zou vader De Witt zijn zoon hebben toegevoegd: ‘Vertrouw nooit een Oranje.’
Door Johan de Witt’s leiding werd in 1654 een einde maakte aan de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654) door de Vrede van Westminster. De overeenkomst kon alleen worden gesloten door een geheim bijvoegsel te aanvaarden, de Acte van Seclusie (Uitsluiting). Daarin beloofden de Staten van Holland dat zij nooit een nakomeling van Willem II tot stadhouder van Holland zouden benoemen.
Toen de zaak uitkwam moest De Witt de stap verdedigen. Hij deed dat in een betoog, Deductie, waarin hij een duidelijker inhoud gaf aan het concept republiek dan Hugo de Groot. In zijn Deductie ofte Declaratie van de Staten van Hollandt en West-Vriesland betoogt De Witt dat het principieel onjuist zou zijn de functie van kapitein- en admiraal-generaal aan het zoontje van Willem II, de later Willem III, toe te kennen. Sommigen hadden daarvoor gepleit, maar ‘hoe zou vrijheid kunnen worden genoemd dat in een Republiek de hoogste waardigheid iemand werd aangeboren? En zou het een bewijs van vrije keus zijn om de hoogste functies aan kinderen toe te wijzen?´(2, 1, 8).
Men moest ‘veeleer de gedachtegang volgen van alle politieke auteurs met gezond verstand dat in een Republiek zulke functies niet zonder aanmerkelijk risico voor de vrijheid kunnen worden toegewezen aan degenen van wie de ouders dezelfde functies tevoren hebben bekleed’ (1,1,9).
Men moest kijken naar landen die als ‘welgestelde en welgevormde Republieken’ hun vrijheid behielden. Daar werd het hoogste ambt nooit gecombineerd met militair bevelhebberschap. De hoogste macht was daar gedeeld. Daar werd geen militaire bevoegdheid voor een langere periode toegekend. Zo deden dat eertijds de Romeinen met hun twee consuls, die ook nog jaarlijks wisselden. ‘Zoals wij dat ook tegenwoordig in deze staat en vooral in de provincie van Holland en West-Friesland bij alle hoge functies navolgen’ (2,126). De Statenleden dienden afstand te nemen van de stelregel ‘dat in een Vrije Republiek de waardigheden van de vaders de zoons enigszins aangeboren zouden zijn’ (2,1,34).
Grote leiders brachten onenigheid in de gemeenschap. Juist de spreiding van macht maakte de sterkte van de Verenigde Nederlanden uit: ‘Dit zijn naar het oordeel van de Staten van Holland de echte banden die de zeven pijlen verbinden die in de klauw van een en dezelfde leeuw moeten worden vastgehouden.’
Natuurlijk hadden de Oranjes het land belangrijke diensten bewezen, maar ze hadden er meer dan genoeg voor teruggekregen, zeker tweehonderd ton goud oftewel twintig miljoen gulden. ‘Bovendien hebben de Oranjevorsten, hun hele familie en aangetrouwden vrijdom van ’s lands belastingen en bijzondere heffingen genoten, wat op een excessive fortune zou komen te staan’ (2,6,5). Het debat over de belastingvoordelen van de Oranjes is dus bepaald niet iets van onze tijd.

De la Court: welvarender in een republiek
Acht jaar na de Deductie, in 1662, verscheen Interest van Holland ofte gronden van Hollands-Welvaren van Pieter de la Court (1618-1685). Hij noemde het een godsgeschenk dat Willem II vroegtijdig overleden was en bij zijn dood geen volwassen nazaat had achtergelaten. Daardoor kon Holland zijn enorme nationale schulden afbetalen; onder het bewind van een stadhouder was het zeker failliet gegaan, want monarchen geven altijd grote sommen geld uit aan de krijgsmacht. Natuurlijk verheerlijken niet alleen ambtenaren, hovelingen en soldaten en allen die zich ook graag door corruptie zouden willen verrijken ‘de Monarchale regeringe, om eigen profijt, ten Hemel, als daar uit nedergedaald zijnde.’ Maar uit De Courts betoog bleek ‘dat de Ingezetenen van een Republik oneindelik gelukkiger zijn, als (= dan) de onderdanen van een land, geregeert door een Heer.’

Baruch Spinoza (1632-1677)
Spinoza: een republiek is democratisch
Spinoza prijst in algemene termen de ‘vrije republiek, libera republica. Opmerkelijk is dat hij in zijn Theologisch-politieke verhandeling de termen democratia en democraticus in positieve zin gebruikt, terwijl antieke filosofen, in het bijzonder Plato, Europa tot na 1800 een afkeer van de volksmacht hadden bezorgd. Volgens Spinoza voldoet alleen democratie aan de eisen van het natuurrecht; het vrije individu draagt uit eigen keuze rechten over aan de staat. Als voorbeeld van een voorbeeldig functionerende democratie geeft hij de stad Amsterdam, ‘die met zijn zo grote groei, en met bewondering van alle naties de vrucht van deze vrijheid geniet, want in deze uiterst welvarende republiek en stad die alle steden van welke natie ook overtreft, leven ook mensen van diverse achtergrond in een hoogste harmonie.’ (Tractatus theologico-politicus, hoofdstuk 20).

We zien dat bij Vrancken, De Groot, De Witt, De la Court en Spinoza zich een staatsleer ontwikkelt die de Republiek ook in staatkundig opzicht in de vroege verlichting plaatst. Laten we die traditie weer oppakken en de republiek herstellen.


Dit artikel is de bewerking van een hoofdstuk uit het onlangs bij uitgeverij Omniboek verschenen Het Plakkaat van Verlatinge. De eerste onafhankelijkheidsverklaring , auteur: Anton van Hooff.

Complotprofessor Karel weet raad (5): hoe houdt u de AiVD uit uw WC?

/

Onze immer waakzame complotprofessor Karel beantwoordt  brandende vragen vanuit zijn achterban over verborgen machten en netwerken. In deze aflevering: het toilet als databank van de Deep State.

Tekst en illustraties: Sjoerd de Jong

Zeer geachte professor Karel,

Tijdens een korte skivakantie in Noord-Japan met mijn gezin (twee studerende dochters en een zoon met enkele ‘tussenjaren’, waar ik u verder niet mee zal lastigvallen) werd ons door het hotelpersoneel voorgehouden dat wij voor de stopcontacten in onze kamers een Amerikaanse adapter nodig hadden. Ik weigerde die te gebruiken, omdat ik het zaakje niet vertrouwde. Je wilt niet dat de NSA meekijkt op de piste, nietwaar! Zeker niet nu mijn zoon van plan is zijn volgende vijf (!) tussenjaren in de VS door te brengen. Het gevolg was wel dat wij verstoken bleven van stroom zodat al onze apparatuur uitviel – niet echt leuk, vonden met name mijn dochters – en ik mij twee weken niet heb kunnen scheren. Eenmaal thuis, knaagt de twijfel. Zag ik spoken?

Boris van Oeteren

 

 

U zag geen spoken, laat ik dat vooropstellen. Mij verbaast het althans niet wat u vertelt. Ik raad mensen altijd aan om mijn standaardwerk te lezen, The Eclipse of Japanese Skiing Power. Daarin zet ik uitvoerig uiteen hoezeer de Japanse wintersport verweven is met Amerikaanse overheids- en inlichtingendiensten. En dan hebben we het nog niet over de sponsoring door grote Amerikaanse bedrijven, die als dekmantel dient, dat spreekt vanzelf. U moet weten: Japan is voor mij de ultieme deep state, waar de macht zich ophoudt achter de façade van een parlementaire democratie. Typisch Japans. Ik heb dat onderzocht en daarna met succes toegepast op de Verenigde Staten, de NAVO, de Europese Unie, en uiteraard ook op Nederland. Wij moeten niet denken dat we anders zijn. Het officiële verhaal klopt ook híer niet! Kortom, wat ik vond was uniek en zo typisch Japans dat ik het overal voor kon gebruiken. Het is overal hetzelfde liedje! Dat is in de hotelbranche natuurlijk niet anders.

Overigens, ik hoop dat u ook het toilet in uw kamer goed heeft bestudeerd. Een Japans toilet is niet iets dat men gewoon even doorspoelt, maar is in feite een databank, een technologisch hoogstandje dat biometrische en biografische informatie opslaat, die dan weer kan worden afgetapt door geheime diensten. Mij zijn gevallen ter ore gekomen – ik heb ze nog niet allemaal grondig kunnen bestuderen – van Japanse hotels waar het stemgedrag van de bewoners via het toilet werd doorgegeven. Dat stelde de CIA en verwante inlichtingendiensten in staat om het te beïnvloeden door middel van stoffen die werden toegevoegd aan het spoelwater. Bij elke keer doorspoelen schoof men dan iets verder op naar rechts, dat was het idee. En u moet bedenken, op een doorsnee dag spoelt men toch al snel vijf keer door – op mijn leeftijd zelfs tien – en dan is, zeker als men ook zittend urineert zoals gebruikelijk onder ruim veertig procent van de Japanse mannen, het politieke effect enorm. Op die manier proberen de autoriteiten ook het effect te neutraliseren van kritische en alternatieve media, die men nu eenmaal graag raadpleegt bij toiletbezoek, in alle rust.

Ik zal je vertellen, toen ik voor het laatst in Tokio verbleef voor overleg met mijn contacten op hoog niveau, heb ik het toilet uitgebroken en naar buiten gegooid. Men vond het natuurlijk wat eigenaardig, maar daar heb ik mij niets van aangetrokken. Er zijn genoeg rockmuzikanten geweest die hetzelfde deden – en dat vond men dan grappig! En nou ja, het is daarna wel even behelpen, daar zal ik niet over uitweiden, maar met wat oefening gaat dat net zo goed.

Kortom, ik zou dit nog wel met uw gezinsleden bespreken, met name met uw zoon, want die baart me enige zorgen. Mogelijk is het idee van ‘tussenjaren’ in de VS hem via het spoelwater ingegeven door de CIA. Doorzoekt u voor de zekerheid zijn reisbagage, als u die nog voorhanden heeft. Vindt u daarin tóch een Amerikaanse adapter, dan is hij misschien al gerekruteerd. Ook gebrek aan baardhaar kan een indicatie zijn.

 

Menno ter Braak en de comeback van de rancuneleer

 In de jaren ’30 beschreef Menno ter Braak het nationaal-socialisme als een rancuneleer. Raymond van den Boogaard ziet paralellen met het huidige anti-democratische reveil en vraagt zich af wie nu de collaborateurs zijn, en ziet verzet op onverwachte plaatsen. 

 

 Tekst: Raymond van den Boogaard

 

Wie heeft het spelletje niet gedaan met zijn vrienden: als het nu weer oorlog wordt, en ik moet onderduiken, zou jij mij dan helpen of verraad je mij? Ga je in het verzet of ben je gezagsgetrouw en word je collaborateur? Of misschien zelfs van de weeromstuit een fanatiek aanhanger van de Nieuwe Orde? In de meeste gevallen zeiden je vrienden dan dat ze fatsoenlijk zouden blijven, en trouw aan de vriendschap en –  ofschoon wellicht niet in de wieg gelegd voor heldendom –  ‘vermoedelijk’ voor het verzet zouden kiezen.

In sommige gevallen zou dat misschien zo zijn geweest, maar in veel andere gevallen niet – de geschiedenis van de Duitse bezetting laat dat duidelijk zien. De rauwe werkelijkheid: het is onvoorspelbaar wie in een crisissituatie, eentje van leven en dood, de helden zullen zijn, en wie de lafaards, bij wie je kunt onderduiken en wie je bang uit de weg gaat. Daar valt – ook bij jezelf – geen peil op te trekken, tot het zover is.

Om dat gedemonstreerd te zien hoeven we niet terug naar de jaren veertig. Het is op dit moment duidelijk te zien in de Verenigde Staten, waar president Trump, ongehinderd door de honderdduizenden doden van zijn Corona-ontkenning, de aanval op de democratische rechtsstaat heeft ingezet en met hulp van de Russen, groene mannetjes, leugens en verkiezingsmanipulaties afstevent op de vestiging van een autoritaire staat met zichzelf aan het hoofd.

Afkeer van de overheid

De meeste vertegenwoordigers van Trumps eigen Republikeinse partij durven er niets van te zeggen. Hun afkeer van een federale overheid die inbreuk maakt op de rechten van de staten, hun trouw aan de Grondwet, hun bezwaren tegen begrotingstekorten en oplopende staatsschuld, hun gehechtheid aan gelijke rechten voor alle burgers, vrijheid van meningsuiting, parlementaire controle op de president, de rechtsstaat? Allemaal vergeten. Schuw proberen de Republikeinse vertegenwoordigers in het Congres de journalisten te ontwijken: nee, ze hebben de jongste leugens of schandalige plannen van Trump nog niet gelezen of gehoord. Als ze al niet bereid zijn de president in alles te volgen en te verdedigen, zwijgen zij.

Het verzet onder de Republikeinen komt van waar we dat het minst zouden verwachten: de hardcore ‘neocons’, hardliners die in eerdere decennia te vuur en te zwaard de inval in Irak verdedigden, en de neoliberale ‘free for all’ voor de rijken in de economie. Hun ‘Lincoln project’ is de meest uitgesproken en inspirerende oppositie tegen Trump nu – met tv-spots die de man in het Witte Huis tot waanzin drijven, of dat is althans de bedoeling.

 Mourning in America

Gelukt lijkt dat in ieder geval met ‘Mourning in America’, een pastiche op Ronald Reagans bekende, optimistische campagne-kreet ‘Morning in America’. Alleen is alle optimistisch vooruitgangsgeloof nu verdwenen: rijen voor de voedselbank schuiven door het beeld, en de lijken van de corona-pandemie, afgerond met de retorische vraag wat er over zal zijn van de Verenigde Staten na nóg vier jaar Trump. Het Witte Huis heeft geprobeerd die spot te laten verbieden.

Voorlopig is de vraag vooral wat er nú, na bijna vier jaar Trump, nog over is van de VS als democratie. Heel lang hebben wij, als Europeanen, de manier waarop Vladimir Poetin de Russische Federatie in twintig jaar tijd heeft weten om te vormen tot een schijndemocratie, kunnen zien als iets exotisch, iets wat zich buiten het Westen om voltrok: vrijwel zonder vrije media en met gemanipuleerde verkiezingen, waarin de dienst wordt uitgemaakt door een beperkte groep extreem-rijke mannen die het spel van het Russische staatskapitalisme meespelen. Die tijd lijkt echter voorbij: Trump is in veel opzichten Poetins tovenaarsleerling.

Dat heeft gevolgen voor Europa. De Verenigde Staten hebben er na 1945 voor gezorgd dat in dat deel van Europa dat het geluk had niet door Stalins Rode leger te zijn bevrijd, redelijk democratische, redelijk vrije en redelijk welvarende staten konden ontstaan. De gedachte dat die Amerikaanse steun nu wegvalt, om plaats te maken voor een een-tweetje van twee geldbeluste dictators in de dop, heeft weinig aantrekkelijks. Te meer omdat er inmiddels ook in Europa zelf krachten aan het werk zijn die weinig op hebben met de democratische traditie, en uit naam van even vage als ‘volkse’ ideologieën de strijd hebben aangebonden met tolerantie, hoor en wederhoor, ‘de’ media en zelfs de wetenschap. En niet alleen in landen als Polen en Hongarije – ook het vertrek van Groot-Brittannië uit de Europese Unie na een leugenachtige campagne kan in deze context worden gezien.

 Cultuur-oorlogen

De Amerikaanse journalist-historicus Anne Applebaum heeft in haar boek Twilight of democracy and the parting of friends beschreven hoe een deel van haar kennissenkring – met name de Polen onder hen, want ze is gehuwd met een Poolse politicus – geen prijs meer stelt op de omgang. Zij hebben gekozen voor het nieuwe autoritarisme van de thans regerende partij in Polen, de PiS, en dat betekent de keuze voor een ‘alternatieve werkelijkheid’ waarin feiten niet meer ter zake doen en debat wordt vervangen door verdachtmakingen: de jongste presidentsverkiezingen in Polen stonden, wat de PiS betreft, bijvoorbeeld geheel in het teken van een imaginaire ‘dreigende machtsgreep’ van de ‘LGBT-ideologie’, ten koste van de katholieke identiteit van het Poolse volk. Met wonderbaarlijke snelheid en intensiteit worden dit soort ‘cultuur-oorlogen’ ingebracht in het democratische debat, meestal in de vorm van samenzweringstheorieën: George Soros wil de Hongaren vervangen door arabische immigranten, Bill Gates de corona-epidemie gebruiken om bij iedereen een bewakings-chip in te laten planten.

Applebaum heeft een forse verklaring voor de populariteit van zulke standpunten, ook onder intellectuelen en anderen die beter zouden moeten weten, en dat meestal trouwens ook doen. Democratie, betoogt zij, kent ook verliezers: hoezeer iedereen misschien ook met gelijke kansen begint in het leven, het resultaat is nooit egalitair. De een heeft nu eenmaal meer talent dan de ander, of heeft de mazzel op het juiste moment op de juiste plaats te zijn, of meer gehoor te vinden. De een is dus machtiger, succesvoller, rijker, gelukkiger dan de ander.

 Maatschappelijk ressentiment

Voor sommige verliezers is dat onverteerbaar en wat ligt er dan meer voor de hand dan te beweren dat ‘de elite’ van winnaars vals speelt? Applebaums verklaring sluit aan bij de stelling van Menno ter Braak in zijn essay Het Nationaal-Socialisme als rancuneleer uit 1937. Het is maatschappelijk ressentiment waardoor sommige onzer medeburgers zich tot een ideologie van door quasi-wetenschappelijke feiten geschraagde ‘haat’ voelen aangetrokken, schreef Ter Braak. Hij waarschuwde ervoor het nationaal-socialisme in Nederland af te doen als een onbeduidend groepje mislukkelingen (‘ratés’), want rancune kan een sterke drijfveer zijn, en is aanstekelijk.

Maar in de meeste gevallen zijn de aanhangers van het ‘nieuwe fascisme’ natuurlijk helemaal niet zo duidelijk ideologisch gemotiveerd. Veel vaker is collaboratie het resultaat van lafheid of defaitisme – het gevoel dat tegen de stroom inroeien een prijs heeft, en dat eerlijkheid en fatsoen die prijs niet waard zijn. In een artikel in The Atlantic heeft Applebaum onlangs geanalyseerd waarom er binnen het Republikeinse establishment in de VS maar zo weinig prominente politici hun stem durven te verheffen tegen de stroom van leugens en de bestuurlijke incompetentie van Trump.

Volbloed cynici

Het is niet dat al die senatoren écht Trumps meningen over van alles en nog wat delen, en met enthousiasme diens nepotisme, corruptie en intellectuele inferioriteit begroeten. Maar ja – het hemd is nader dan de rok. Voor je eigen herverkiezing kun je de stemmen van enthousiaste Trump-aanhangers niet missen. Drogredenen voor collaboratie moeten dan uitkomst bieden. ‘Als ik loyaal meewerk, kan ik misschien het ergste verhinderen’. ‘Trump maakt wel veel lawaai, maar in de praktijk is hij toch gebonden door de rechtsorde en de democratische instituties’. ‘De president in de steek laten zou betekenen dat de tegenpartij aan de macht komt, en dat zou nog veel erger zijn’. En dan zijn er nog de volbloed cynici die in de gaten hebben dat collaboratie veel macht en geldelijk gewin kan opleveren, en zonder gewetenswroeging aan hun ambitie toegeven.

Het is de laatste decennia in Nederland en elders minder bon ton geworden om overal maar weer de Tweede Wereldoorlog en de Bezetting bij te halen. En dat op goede gronden: maar al te vaak gebeurde dat om het democratische debat te smoren en historische vergelijkingen gaan meestal mank – we leven niet meer in de jaren 1930. Maar aan de andere kant: als er – wat ik denk – sprake is van een fundamentele bedreiging van de democratie in onze streken, wie zou dan niet terugdenken aan het laatste tijdperk waarin dat gebeurde?

Natuurlijk zijn er belangrijke verschillen. Het vooroorlogse fascisme en nazisme pretendeerden een alternatief politiek model te willen invoeren. Het autoritarisme van nu is veel meer uitsluitend reactionair: er deugt niets van ‘de’ elite, ‘de’ media liegen, het is alles één grote samenzwering. In plaats van een nieuw wereldbeeld te presenteren, lijkt het nieuwe autoritarisme er  eerder op uit de mensen horendol te maken met de meest uiteenlopende voorspellingen: vaccinaties helpen niet tegen ziektes, Covid-19 bestaat niet (of naar keuze: is door euvele krachten bewust geïntroduceerd), homo’s en Arabieren nemen onze landen over, als we eenmaal de EU uit zijn breken gouden tijden aan, etc. Met deze en vele andere cultuur-oorlogjes worden de mensen zoet gehouden, terwijl op de achtergrond oude en nieuwe rijken en machtigen gereed staan om van de verwarring te profiteren.

Terwijl ik dit schrijf, zie ik hoe vanavond, de derde avond na de vervalste presidentsverkiezingen in Belaroes, het volk in Minsk en andere Wit-Russische steden de straat op gaat om democratie te eisen, en het aftreden van hun autoritaire president Loekasjenko. Op de foto’s zie je de angst op hun gezicht – de oproerpolitie slaat ook wel heel erg hard. Zo moet dat in de negentiende eeuw in Parijs en andere Europese steden in 1848 ook geweest zijn, denk ik dan, toen het volk vrijheid en democratische rechten eiste. De geschiedenis van de democratie is te lang en moeizaam om die democratie nu uit handen te geven aan leugenaars en cynici als Trump en consorten. We zullen zien wie van ons te zijner tijd de moed heeft daarvoor de straat op te gaan, en wie bij wie zo nodig kan onderduiken.

 

 

Complotprofessor Karel weet raad (4): De verborgen boodschappen van Mark Rutte

Onze immer waakzame complotprofessor Karel zat maandag ook aan de beeldbuis gekleefd om de Corona-persconferentie van premier Rutte te analyseren op signalen die voor anderen verborgen blijven. Deel 4 van de serie waarin de koene wetenschapper ingaat op brandende kwesties vanuit zijn achterban.

Tekst en illustratie: Sjoerd de Jong

Yo professor Karel,

Hoe gaat het net u? Hopelijk goed. Met mij niet zo. Dat komt, ik zie er geen gat meer in door die nieuwe corona-maatregelen. Kijk, op zich is het best fijn dat ik nu al maanden sommige mensen niet hoef te zien, dat komt door wat ik heb meegemaakt, daar zal ik u verder niet mee lastig vallen. Maar waar ik dus echt gestrest van raak, is dat het café waar ik zeg maar dans, want ik heb dus geen zin in een studielening, dat dat nu al om 10 uur dicht moet. Ik bedoel, hallo? Dan begin ik er net een beetje in te komen, weet je.

Mijn vraag aan u is: kan ik hier nog soort van onderuit? Of krijg ik dan meteen zeg maar de corona-politie op mijn dak? Helpt het misschien als ik de hele tijd wel een mondkapje om hou? Wat denkt u?

Dus dat.
Tiffany

Ja, deze maatregelen geven aan dat men volledig de greep op de zaak aan het verliezen is. Ik weet niet of iedereen het heeft gezien of beseft, maar mij viel op dat Rutte tijdens de persconferentie maandag opeens een hand door zijn haar haalde. Dat betekent dat hij ten einde raad is. Doorwoelen van het kapsel, met een bepaald aantal vingers en in een bepaalde richting, is een bekend signaal in bepaalde geheime genootschappen, zeg maar een soort van S.O.S. Ook dat dit keer door Rutte expliciet de kappersbranche werd genoemd, wijst daarop.

Maar we moeten niet uitsluiten dat er meer achter zit. Want om op de vraag van deze jongedame – althans, dat neem ik aan – in te gaan, het is natuurlijk geen toeval dat juist de jeugd opnieuw de dupe wordt van deze maatregelen. Als je een beetje verstand hebt van geschiedenis, dan weet je dat regeringen er alles aan doen om de jeugd te manipuleren. Kijk eens naar Wit-Rusland, waar jongeren volgens mijn informatie door de CIA en EU via mondkapjes opruiende middelen krijgen toegediend zonder dat ze het weten. Daar lees je natuurlijk niets over in de media, nietwaar, maar het is goed mogelijk dat ons ook zoiets te wachten staat. Het is ook niet zo’n hele grote stap van een kapje om je mond naar een chip in je kop, daar gaat het om.

Okay, wat de concrete vraag betreft moet ik toegeven dat het alweer een tijdje geleden is dat ik een dergelijke dansgelegenheid heb bezocht, als ik de vraag van de jongedame goed begrijp. Tijdens mijn jaren als journalist in Azië nam ik wel geregeld een kijkje in bepaalde clubs, omdat je daar de soort van mensen treft dat in de deep state de dienst uitmaakt, zeg maar. Ik ben er mee gestopt omdat ik op een avond begon te vermoeden dat men iets door mijn drankje deed; na het twaalfde glas begon alles voor mijn ogen te draaien!

Maar goed, ik begrijp het probleem. Je moet je realiseren dat de tijden ook wel sterk zijn veranderd. In mijn jeugd zaten we in het weekend soms urenlang op een telefooncel, dat was avontuurlijk genoeg. Of, als we echt spanning zochten, op een elektriciteitshuisje. Ja, er werd wel eens wat bij gedronken en gerookt, moet ik toegeven, soms een sigaar, maar dat was bijzaak.

Dat is nu allemaal totaal anders. De techniek staat niet stil, ook niet die van het manipuleren, begrijp je. Daarom sluit ik niet uit dat er in die oekazes – zo mag je het toch gerust noemen – ook telkens sprake is van ‘het licht aandoen’, eerst om middernacht en nu dus al om 22.00 uur. Van knipperende lampen is allang vastgesteld dat men ervan onder hypnose kan raken. Dat is mij overkomen in Hong Kong, in een club waar ik destijds onderzoek deed naar infiltratie van de gokwereld door geheime diensten. Ik heb het bloknoot bewaard dat ik toen bij me had, maar door de trancetoestand waar ik in geraakte staat mij niet meer precies bij wat ik bedoelde met ‘Mossad = 356/7 & NAVO $$$ -35, !!! mits 75 % (NMP x EU)’. Dat was natuurlijk ook de opzet.

Hou er dus rekening mee, jongedame, dat het licht in uw club wordt gebruikt voor mentale herprogrammering, zeker in combinatie met het mondkapje. Ik kan u het beste aanraden op E-Bay of Marktplaats op zoek te gaan naar een betrouwbare, maar betaalbare antieke telefooncel. Daar kunt u opklimmen, met uw matties. U bent er veilig voor licht én straling. Overigens, mocht er naar de cel worden gebeld terwijl u erop zit: niet opnemen!

<

Gezond Verstand: complotprofessor Karel legt het nog één keer uit

De kloof tussen wetenschap en burger wordt gedicht door een nieuwe fenomeen in universitair Nederland: de complotprofessor. Professor Karel, grootmeester van de grondige analyse, deconstrueert in Café Wereldleed tot in de finesses de kunstmatig geregisseerde werkelijkheid waarin we leven. Wat speelt er werkelijk bij de duidelijk kunstmatige corona-pandemie? Welke totalitaire bedoelingen zijn hier in het spel? Wat is de rol van de CIA, de Mossad en de NSA? En wat deed de chimpansee Ham in outer space?

 
Tekst en illustraties: Sjoerd de Jong

Waar waren we gebleven? O ja, ik zei het vorige keer al: je moet gewoon niet geloven wat ze je vertellen. Het klópt niet. Nog beter: geloof liever niets. Denk om te beginnen na: hoe weten we dit? Wat weten we? Nou ja, we weten één ding zeker: het officiële verhaal klopt niet. We worden belazerd.

Onlangs had ik die leuke jongen met dat lange haar op bezoek, je weet wel die dansleraar die het officiële verhaal ook niet gelooft. Ik bedoel, een soort griep die zo gevaarlijk zou zijn dat de halve wereld zichzelf opsluit, wie gelooft dat? Dan kun je net zo goed geloven dat een handjevol terroristen het World Trade Center in New York heeft laten instorten, of iets dergelijks. Hoe naïef kun je zijn? Dan ken je gewoon de feiten niet. En die liggen voor het oprapen!

Ik heb hem toen ook uitgelegd, die jongen met dat lange haar bedoel ik, dat ze in Washington en Den Haag waarschijnlijk denken dat we echt gek zijn. Ja, ‘complotdenker’ heet je dan. Dat is natuurlijk een doorzichtige poging van the powers that be om je onschadelijk te maken. Maar de agressie waarmee dat gebeurt, geeft wel aan dat ze bang worden. Begrijpelijk, want je voelt dat de zaak kantelt. De mensen geloven het niet meer. Ik had het laatst nog bij de groenteboer, een heel simpele man, die zei opeens: ik geloof het gewoon niet meer. Het is fake. Dus ja, we gaan de goeie kant op.

Laten we dat voor de kijkers nog eens wat proberen uit te diepen, okee?

Dan moet je eerst goed kijken: wat weten we eigenlijk wél? Wat zijn de feiten? Een voorbeeld. We wéten dat Joop den Uyl geen villa had in België. Dus dat klopt al niet. Maar dan moet je meteen vragen: waar had hij dan wél een villa? En wie heeft daar belang bij? Je moet je eigen onderzoek doen. Veel lezen ook. Ik heb over die villa bijvoorbeeld dagenlang Funda bekeken, of hoe heet dat: over mijn scherm laten rollen. Dan zie je meteen al dat het niet kan kloppen, want je kunt daar zelf variabele prijzen invullen. Hoe kan dat nou? Zo werkt het niet als je een huis koopt. Dus dat klopt al niet.

Super-Reptiel
Nog iets anders, wat hier mogelijk ook mee samenhangt. Ik hoor steeds vaker mensen die er verstand van hebben zeggen dat de Aarde in werkelijkheid, dus buiten de voorgeschreven werkelijkheid, wordt gemanipuleerd door een buitenaards Wezen, een soort super-Reptiel. Die leuke dansleraar had het er pas ook al over. Dat Reptiel zou het brein van wereldleiders als Merkel, Bush, Obama en wie weet ook Mark Rutte hebben overgenomen. Dat van Rutte is maar een kleine moeite, denk ik dan, maar goed.

Kijk, ik kan die zaak niet beoordelen. Ik moet eerst alle publicaties erover eens bestuderen. Ik zeg je wel, op het eerste gezicht lijkt het me wat vergezocht. En je weet, ik wil altijd eerst de feiten zien. Aan de andere kant, het zou wel heel veel verklaren. Want je hoort internationaal nu opeens, heel wonderlijk, weer van alles over ruimtevaart, met die Space Force van Trump. En we weten dat sommige astronauten gek zijn geworden na hun terugkeer op Aarde – als ze tenminste ooit echt weg waren. Dus hoe komt dat? Is dat toeval?

Daar komt nog iets bij. Dat is dit. Waarom heeft de NASA in 1961 eigenlijk eerst een chimpansee de ruimte in gestuurd, en waar kwam die vandaan? En wat dééd die daar in de ruimte? Dat wéten we niet, want de aap, Ham heette hij, heeft nooit een interview gegeven. Vreemd, niet? Nu ja, dan denk ik meteen aan het volgende. In onze eerdere uitzendingen hebben we het al vaak gehad over de rol die non human animals zouden spelen bij epidemieën – volgens de zogenaamde experts – maar hoe zit dat precies? Die beestjes verzinnen dat niet zelf, toch? Haha. Kijk, we weten dat de CIA experimenteerde met dieren. Net als Pablo Escobar, de Colombiaanse drugsbaas die er een eigen dierentuin op nahield. Dat is ook niet zo gek, want in een volwassen hippopotamus kun je al snel duizend kilo smokkelen, als je het beest tenminste de grens over kunt krijgen. Laat staan de ruimte in. Maar wie bedenkt zoiets? Die Escobar was natuurlijk ook maar een kruimeldief, hoe kan die opeens de CEO worden van een wereldwijd narcotica-imperium? Dat is onmogelijk! Maar let op: hij trad aan in hetzelfde jaar dat prins Bernhard in opspraak kwam. Want je weet, het Medellín-kartel is opgericht in 1976, toen de steekpenningen van Lockheed in Amerika werden onderzocht. En Bernhard had toen al een hele geschiedenis met dieren zoals we weten. Vooral met dode. Overigens is 1976 ook het jaar dat de Duitsers – en we weten dat Bernhard een Duitser was – op tv met een eigen versie begonnen van Sjef van Oekels Discohoek.

Is dat allemaal toeval, denk je?

Ik denk het niet.

Oekraïense Jeugdjournaal
Dan hebben we het nog niet gehad over Oekraïne. Laten we eens proberen na te gaan wat daar is gebeurd, bij die zogenaamde revolutie die zoals we weten een door de CIA en Brussel gesteunde staatsgreep was. Vorige keer vertelde ik al dat er toen bandopnames uit de studio van het Oekraïense Jeugdjournaal zijn verdwenen en nooit meer zijn opgedoken. We wéten dus niet wat er in die studio is gezegd, op het moment dat MH-17 werd neergeschoten – of laten we zeggen toen MH 17 van de radar verdween. Maar waarom mógen we dat niet weten? Volgens inmiddels verdwenen Oekraïense omroepgidsen zou in dat Jeugdjournaal een documentaire te zien zou zijn geweest over Ham, je weet wel, die NASA-chimpansee waar we het net over hadden. Waarom mocht die niet worden uitgezonden? Is dat toeval?

Waarom is dat zo belangrijk? Nou ja, je moet er rekening mee houden dat Ham getraind was door de CIA, of dat staat wel vast. Volgens sommige bronnen was zijn codenaam in Washington ‘Victor Baarn’, maar dat weten we niet zeker. Hoe dan ook, het zou naïef zijn om te denken dat dit allemaal geen rol speelt. Was er bijvoorbeeld een relatie tussen die aap en Pablo Escobar, die zoals we weten óók contacten had met de CIA? Kijk, ik zeg er wel bij: dit zijn rationale argumenten, geen vastgestelde feiten. Maar goed, die truc kennen we van de Lockheed-zaak. Dat Bernhard corrupt was, mocht toen geen vastgesteld feit heten, om redenen van staatsbelang. En dan is er nog dat fameuze geheime deel van het rapport, dat Den Uyl moet hebben bewaard in een kluis, thuis in zijn villa in België. Wat zeg je? Nee, nou goed, ergens anders kan ook, dat doet er nu even niet toe, dat zijn details. Het gaat erom dat je de grote lijn ziet: we mógen bepaalde dingen gewoon niet weten.

Hoe dan ook. We moeten even terugkomen op die Space Force waar we mee begonnen, want daar hebben we nog niet genoeg over gezegd. Kijk, je kunt ervan uitgaan dat het geen toeval is dat Trump daar nu mee komt. Net nu wij in een soort corona-dictatuur leven én Den Haag beslist over het G5-netwerk. De Amerikanen zijn daar om geopolitieke redenen tegen, maar mogelijk weten ze ook meer van de straling die dat netwerk kan veroorzaken. Vergeet niet, de CIA experimenteerde al in de jaren vijftig met straling, net als met LSD. Dat was het begin van de hippie-cultuur, zoals je weet. Het is dus goed mogelijk dat die is opgezet om juist een rechtse of zelfs fascistische reactie op gang te brengen. Woodstock is dan een false flag operatie geweest, om Reagan en Bush aan de macht te brengen. Nogmaals, we weten het niet zeker, maar het is mógelijk. Denk ook aan Charles Manson en zijn volgelingen, die met een vork teksten krasten in de buik van een van hun slachtoffers. Let op, een vork! Dus dan ben je toch weer bij het officiële verhaal over 9/11, nietwaar, en die zogenaamde terroristen met hun plastic bestek. Je ziet, er is meer aan de hand dan we mogen weten. Trouwens ook meer dan we mogen zeggen, want ik wil niet weer worden gecensureerd, dus om de betrokkenheid van bepaalde partijen moeten we maar een beetje heen praten.

Bill Gates
Maar terug naar die Space Force. Het zou mij niet verbazen als die óók gekocht is door Bill Gates, net als Covid-19. Je kunt namelijk, als je de literatuur een beetje bestudeert zoals ik heb gedaan, vermoeden dat planetaire vaccinatie goed te doen is vanuit de ruimte, met een geprepareerd projectiel. Dat is veel efficiënter dan mensen on the ground één voor één inenten. Je kunt je nu afvragen: wordt dáár misschien aan gewerkt bij die Space Force?
Het zou goed kunnen. Dat zou betekenen dat die banden van het Oekraïense Jeugdjournaal natuurlijk door de VS gewist zijn, want mogelijk heeft de aap Ham daarin zijn mond voorbijgepraat. Dat wissen is geen probleem voor de NSA, dat is een peulenschil voor die jongens. Ja pas op, ongetwijfeld hebben ze ook in de gaten waar wij het nu over hebben, dus voor de zekerheid kun je straks beter een andere route nemen naar huis. Nou ja, op den duur maakt dat allemaal niet uit en vinden ze je toch wel. Maar je kunt het ze moeilijk maken. En intussen blijven hopen – en ik zie daar al tekenen van – dat het grote publiek kritischer naar het officiële verhaal gaat kijken. Zoals wij.

Nog even over die chimpansee, want nu komen we bij de kern. Chimpansees hebben zoals je weet een fijn afgesteld alarmsysteem om hun soortgenoten te waarschuwen voor reptielen. Dat zou kunnen verklaren waarom nu juist deze aap de ruimte ingeschoten moest worden. Nietwaar? Het is dus mogelijk dat de CIA, al dan niet samen met het World Wildlife Fund van Bernhard, ruimtevaart heeft gebruikt als false flag operatie om het op een akkoordje te gooien met het Reptiel. Dat mogen wij natuurlijk niet weten. Naar de inhoud van die deal kunnen we ook alleen maar gissen. Je vermoedt wel een verband met corona en Bill Gates. Overigens geeft het ook te denken dat het bestaan van die villa van Den Uyl nog steeds zo hardnekkig wordt ontkend, dus het is mogelijk dat hij er een afschrift van had in zijn kluis. Het lijkt me in elk geval geen toeval dat zijn opvolger Kok direct zijn ideologische veren ging staan afschudden.

Ja, we kunnen er eindeloos over praten, maar okee, ik geloof dat we voor deze keer wel voldoende hebben behandeld. Volgende keer zal ik wat dieper ingaan op dat Reptiel en welke rol die mogelijk speelde bij het ‘ontsnappen’ van Covid-19 uit dat Chinese laboratorium. Overigens is dat virus niets nieuws. Tijdens Woodstock werd al gewaarschuwd voor Covid-19 dat verwerkt zou zijn in LSD die gratis werd uitgedeeld door pruik dragende mannen, vermoedelijk CIA-agenten. Dat gebeurde tijdens de show van Crosby, Stills, Nash & Young. En van Young weten we dat hij nauwe banden had met Charles Manson en, althans volgens sommige bronnen, gitaar speelt met een vork.

Allemaal toeval? Geen redelijk mens zal dat toch nog geloven. Dan leef je echt in een ander universum. Kortom, blijf zelf nadenken, zeg ik tegen de kijkers. En loop een blokje om, onderweg naar huis.

Sjoerd de Jong is de gefabriceerde naam van een journalist, werkzaam in de mainstream media, die de echte feiten afdoet als ‘complotten’.

De Avonturen van Dick Stein, privé-detective, deel XII: Je Vrienden Kun Je Niet Kiezen

Een privé-detective aan lager wal raakt verzeild in hofintriges op het hoogste niveau en komt in aanvaring met ondergrondse republikeinse verzetsgroepen, al even fanatieke Oranjeklanten en nietsontziende geheime diensten. Dick Stein, voormalig undercover-agent van de Amsterdamse politie, liefhebber van jazz, Feyenoord en femmes fatales (niet noodzakelijk in die volgorde) houdt kantoor op de Amsterdamse Wallen. Gewapend met een bruine band judo, een basistraining in de Joodse zelfverdedigingstechniek Krav maga en gekweld door een zwak hart, weet de privédetective zijn zaken toch telkens weer tot een einde te brengen, al is het soms geen goed einde. In deel XII legt Dick Stein zijn visie op de sociale media uiteen via het principe van ‘de drie J’s’, gaat hij in warenhuis Het Wespennest op jacht naar een lipstick-dief en heeft hij een hoogst onaangename ontmoeting in een verlaten steeg.


Tekst: René Zwaap


HOOFDSTUK XII

JE VRIENDEN KUN JE NIET KIEZEN

Een paar maanden eerder had Fatima, de lieftallige assistente van Dick Stein, hem uitgelegd dat het tijd was dat Stein Detectives BV met zijn tijd meeging en actief ging werven via de diverse kanalen die daartoe via het internet beschikbaar waren.

‘Waarom in vredesnaam’?, had Stein geprotesteerd. ‘We staan toch in het telefoonboek?’

‘Meneer Dick, het telefoonboek bestaat niet eens meer!’, had Fatima daar tegenin gebracht, en daar had Stein het even niet van terug gehad.

Dus met onderdrukte weerzin – Stein was eigenlijk principieel digibeet – had Stein uiteindelijk toegegeven aan het enthousiaste pleidooi van zijn assistente, die vervolgens met volle kracht aan het werk was getogen.

Met als gevolg dat hij nu plotseling beschikte over een eigen website, e-mail, Whatsapp en accounts op Facebook en LinkedIn. Het duurde een paar weken voordat hij zich de techniek eigen had gemaakt, maar daarna werd hij steeds meer in die nieuwe wereld gezogen.

In iedere detective schuilt een voyeur – mensen bespioneren is uiteindelijk zijn core business – en Stein had al snel door dat het internet een goudmijn was voor mensen met zijn particuliere afwijking. Binnen mum van tijd telde zijn persoonlijke Facebook-account duizenden ‘vrienden’ en sinds zijn naam in de media circuleerde kwamen er daar iedere dag weer horden bij. Aan schiften deed Stein niet, ook Russische internettrollen, Nigeriaanse oplichters en geflipte complotdenkers konden hun ei bij hem kwijt en hij volgde hun activiteiten met belangstelling.

‘Je vrienden kun je niet kiezen’, luidde de 3e Wet van Stein niet voor niets. En je Facebook-vrienden al helemaal niet.

‘Het is net alsof je over straat loopt en kunt horen wat iedereen denkt’, vertelde hij Fatima enthousiast, gezeten achter zijn bureau turend naar zijn beeldscherm. ‘Alleen jammer van al die mensen die telkens maar weer een foto van een bord eten posten en dat er dan duizend mensen daaronder schrijven “Geniet ervan!” Allemaal precies hetzelfde! Wat bezielt die mensen? Zijn het robots?’

Alhoewel hij dacht in zijn lange loopbaan bij de Amsterdamse politie en vervolgens als privédetective toch de nodige mensenkennis te hebben opgedaan, was Stein toch telkens weer verrast door de inblik in de intermenselijke dynamiek die het Facebook hem bood.

Grof gezegd waren er hier drie hoofdtypen te onderscheiden, die hij voor het gemak categoriseerde als “de drie J’s”: de jengelaars, de ja-knikkers en de jakhalzen. De jengelaars waren voortdurend bezig aandacht te trekken van de ja-knikkers, vrij naar het oude Afrikaanse gezegde dat een baby die niet huilt de borst niet krijgt. Met onuitputtelijke energie postten ze hun hele hebben en houden op hun wandje, en als ze daarop niet genoeg respons van de ja-knikkers kregen, dreigden ze in de meest dramatische bewoordingen met een definitief vaarwel aan het medium, dat hen nu een koud en onherbergzaam oord toescheen, en zo trokken ze dan toch weer de aandacht van de ja-knikkers, die dan als plankton samenklonterden om van hun diepe liefde en aanhankelijkheid te getuigen.

De ja-knikkers op hun beurt waren een puur reactieve categorie, de zin van hun bestaan leek te worden ontleend aan zoveel mogelijk opgestoken duimpjes en brandende hartjes onder de mededelingen van de jengelaars. Getalsmatig overtroffen de ja-knikkers de jengelaars natuurlijk ruim, maar hun bestaan was niettemin serviel en dienstbaar, en in feite was hun virtuele leven hier alleen mogelijk dankzij de onlesbare dorst van de jengelaar naar aandacht.

In de derde categorie die Stein had ontwaard, die van de jakhalzen, school het meeste venijn. Ook de jakhals opereerde gewoonlijk vanuit de reactie, maar anders dan de ja-knikker was het hem niet te doen om de jengelaar in zijn bestaan te bevestigen of anderszins te gerieven, maar om hem te bespieden en toe te slaan wanneer deze zijn kwetsbaarheid had gedemonstreerd en dan frontaal aan te vallen, het liefst in groepsverband, want dat is inherent aan het jakhals-zijn. Was een ja-knikker eenmaal gebeten door één jakhals, en lag hij kermend op de grond, was hij verloren, want vanuit alle krochten van de digitale jungle schoten andere jakhalzen op de prooi af en als ze klaar waren, bleef er een zielig hoopje mens achter van wie je de komende tijd helemaal niets meer zou horen.

In de echte, non-virtuele maatschappij, zo bedacht Stein zich, ging het niet veel anders.

Dan was er ook nog een vierde restcategorie, met de ‘J’ van ‘Junkie’, van mensen die geen genoeg konden krijgen van deze menselijke komedie, en inmiddels mocht Stein zelf ook gerust onder deze groep worden geschaard, want de uren die hij achter zijn computer doorbracht namen in verontrustend tempo toe.

Een onverdeeld genoegen was het niet altijd, want als Stein via de grote Zuckerberg-zoekmachine bijvoorbeeld een van zijn vele vroegere liefdesvlammen had getraceerd en die inmiddels getransformeerd bleek in een kras omaatje, werd hij nog eens herinnerd aan zijn eigen vergankelijkheid. Hoe lang zou de lentefrisse Joni hem nog kunnen verdragen, vroeg hij zich in dat verband af. Zou hun ‘karmische verwantschap’ waarvan zij zo graag sprak – ze was ervan overtuigd dat zij en Stein elkaar in tal van vorige levens al hadden ontmoet – standhouden zodra de eerste incontinentie-luier moest worden uitgerold?

***

Die dag, toen hij aan zijn bureau weer eens als een konijn op de snelweg starend in de koplampen van een aanrazende vrachtwagen gevangen zat in het licht van het beeldscherm, moest Fatima Stein er zelfs aan herinneren dat hij een dienst moest draaien in Het Wespennest. Ondanks dat de firma Stein nu een andere categorie klant had aangetrokken, draaide de onderneming nog steeds op deze bescheiden kleine kurk als warenhuisdetective, dus zijn congé indienen had Stein nog niet aangedurfd.

Bovendien had hij de fase dat hij zich niets hoefde aan te trekken van contractuele verplichtingen al geruime tijd achter zich.

Met frisse tegenin verliet Stein de steeg en liep hij over de Warmoesstraat naar warenhuis het Wespennest.

Al enige weken had de parfumafdeling van Het Wespennest te kampen met een enorme hausse aan lipstickdiefstal. Lipsticks waren altijd al een dankbare prooi voor winkeldieven, maar nu liep het echt de spuigaten uit en de hele parfumafdeling was in de hoogste staat van paraatheid gebracht. Vanuit de centrale controlekamer blafte Mulder, de hoofdopzichter, zijn dagorders in het oortje dat Stein indeed toen hij de ruimte betrad. Hij kreeg de opdracht de gehele dag op de parfumafdeling te surveilleren.

Een wereld ging voor hem open. Lipstick, zo ontdekte hij, was meer dan alleen make up. Lipstick was een religie. De hele dag zag hij lippen aan zich voorbijtrekken bij het spiegeltje op de toonbank waar de hele linie aan assortiment was uitgestald voor een gratis proef. Honderden malen zag hij de dames gebukt naar dat spiegeltje hun lippen tuiten en dan stiften. Dan volgde steevast het heilige moment dat hun ogen via de spiegel rustten op de gedane arbeid, waarbij de lippen met een korte subtiele beweging in de mond werden getrokken, als om de lipstick niet alleen te keuren maar ook te proeven, om het resultaat van hun arbeid daarna zeer kritisch te evalueren. De nodige vrouwen gebruikten de lipstick ook om hun wangen wat meer kleur te geven, zo constateerde Stein, en hoe donkerder de lippen, des te groter de voorkeur voor een fonkelende glans. Blondines leken gek op vuurrood, of was dat alleen maar schijn omdat het rood meer aftekende tegen hun bleke huid? Brunettes tendeerden naar een paarsig rood, maar ook hier kon een vertekenend effect optreden in het spel met de huidskleur, het haar en de ogen.

Stein was zich er altijd van bewust geweest dat de schoonheid van de vrouw beschouwd moest worden als een kunstwerk, een strijd ook tegen elementaire krachten als zwaartekracht en tijd, maar tijdens die intensieve surveillance op de parfumafdeling groeide zijn bewondering voor al die devote toewijding meer en meer. En wat een bonte verscheidenheid aan lippen bestond er toch! Dikke lippen, dunne lippen, lippen die altijd lachten, lippen die altijd huilden, lippen die geamuseerd ironisch opkrulden, lippen die zich in eeuwige verbazing openden, tuttige tuitlipjes, hongerige lippen, in boosheid verkrampte lippen, droge lippen, natte lippen, lippen die voortdurend gestreeld wilden worden door de eigen tong, lippen die voortdurend ‘o’ riepen, schuwe lippen, trotse lippen, lippen die erom smeekten gekust te worden, lippen waartussen je je met huid en haar zou willen verstoppen, triomfantelijke lippen, lippen die alles afkeurden, hartvormige lippen – zoveel lippen als vrouwen waren er, en ze hadden allemaal een eigen kleurtje nodig, een eigen accent.

Na enkele uren had Stein een delirium van gestifte lippen. Het begon hem te duizelen en van de lippenstiftdief ontbrak nog ieder spoor. Mulder werd ongeduldig.

‘Stein, wat voer je de hele dag uit?’, beet hij Stein toe, wederom via het oortje. ‘Het lijkt wel of je de hele ochtend hebt staan dagdromen. Misschien is het je allemaal een beetje te veel, op jouw leeftijd?’

Dit tastte Stein aan in zijn beroepseer. Hij besloot nu vol gas te geven.

Kleptomanen betrappen is moeilijker dan men wellicht zou denken. Anders dan reguliere dieven plegen zij hun diefstallen impulsief, zonder plan. De gewone warenhuisdief zie je vaak al van kilometers aankomen. Als een haai omcirkelen ze hun prooi, ze opereren gericht, verkennen de omgeving, proberen zich te vergewissen van eventueel gevaar, en daarmee geven ze zichzelf vaak al bloot voordat ze tot hun daad overgaan. Met kleptomanen gaat dat anders. Ze zijn onberekenbaar, worden gedreven door een macht die henzelf te boven gaat, en de hele diefstal vindt van idee tot daad plaats in luttele seconden. Daarbij komt dat een winkeldief in de regel berekenend is, de waarde van de buit moet opwegen tegen het genomen risico. Een kleptomaan heeft geen economische motieven. Het gaat hem/haar om de daad zelf. Vaak gaat het om onbenullige voorwerpen.

Voor een warenhuisdetective is de kleptomaan met andere woorden De Grote Test. Een zwakheid van de kleptomaan is dat hij of zij (aanmerkelijk meer zij’s dan hij’s trouwens) verslaafd is aan diefstal. Een klassieke dief bedenkt zich wel twee keer om na een geslaagde diefstal snel terug te keren naar het plaats-delict, terwijl de kleptomaan juist als door een magneet wordt aangetrokken om terug te keren en de adrenalinekick van de verboden handeling nogmaals te ondergaan. Vaak stelen ze zelfs voortdurend hetzelfde artikel. In feite smeekt iedere kleptomaan erom betrapt te worden, en ze gaan net zolang door totdat het zo ver is. Maar dat kan vaak lang duren.

Stein besloot zijn strategie te herzien. Het was zonneklaar dat hij iets over het hoofd zag. Misschien was hij te gespitst op de gebruiksters van de lipstick. Hij was ervan uitgegaan dat zijn dader zich bevond onder de horden vrouwen die de lipstick uitprobeerden, maar wellicht was dit een vergissing. Hij besloot de afdeling nu meer op afstand te observeren, wellicht dat hij op die manier een patroon kon ontdekken dat hem tot nog toe was ontgaan.

Dat bleek een gelukkige greep, want nog diezelfde middag had hij de lipstickdief bij de kladden. Het was een blonde vrouw van midden dertig, met een beige regenjas en een zonnebril, het haar in een knotje, en ze droeg niets eens lipstick. Ze liep razend snel langs de schappen, alsof ze ergens anders naartoe op weg was, en met een fluks gebaar laadde ze de ene na de andere lipstick in haar jaszak. Toen Stein haar staande hield en haar sommeerde haar zakken te legen, kwamen er meer dan twintig lipsticks in alle merken en kleuren te voorschijn.

Ze heette Eefje, ze was kantoorklerk en ze woonde in Diemen. De tranen biggelden over haar wangen terwijl Stein haar naar het kale wachthokje met hard tl-licht in de kelder begeleidde.

‘U bent wel erg gek op lipstick’, zei Stein, terwijl hij tegenover haar aan het formica tafeltje plaatsnam. ‘Wat doet u ermee? Bent u een handeltje begonnen?’

‘Helemaal niet’, zei Eefje, nog altijd schokschouderend, terwijl ze met een delicaat gebaar haar neus droogde met haar zakdoek. ‘Ik gebruik ze niet eens. Ik heb ze allemaal thuis staan, ongebruikt’.

‘Hoeveel heeft u er dan inmiddels, denkt u?’, informeerde Stein voorzichtig.

‘Geen idee. Misschien wel 800. Misschien wel duizend. Ik kan gewoon niet stoppen. Alle wanden van mijn badkamer staan vol lipsticks. Allemaal ongebruikt. Maar het is zo’n mooi gezicht, al die kleurtjes bij elkaar’.

‘En u steelt nooit iets anders dan lipstick?’, vroeg Stein.

‘Alleen maar lipstick’, bevestigde de vrouw.

‘Maar waarom stelen? U heeft toch een baan?’

‘Het is niet stelen’, antwoordde de vrouw sniffend. ‘Maar niemand mag zien dat ik het neem. Het komt allemaal door mijn moeder’.

‘Uw moeder?’

‘Toen ik nog een klein meisje was, ben ik een keer betrapt door mijn moeder toen ik in haar slaapkamer voor de spiegel zat en haar lippenstift gebruikte. Ze was des duivels, noemde me een “kleine hoer” en sloot me de hele dag op in mijn kamer. Sindsdien heb ik nooit meer lippenstift gedragen’.

Toen ze door twee agenten naar buiten werd geleid, zag Stein dat Eefje bij het passeren van de make up afdeling weer gebiologeerde blikken op de lipstickcollectie wierp. Ze zou meer gebaat zijn bij een psychiater dan bij politie, bedacht hij zich. Maar daarvoor was het nu even te laat.

***

Bij het vallen van de avond liep Stein over de Warmoesstraat terug naar zijn kantoor toen hij merkte dat twee mannen hem volgden. Telkens als hij de pas versnelde, deden zij dat ook, en toen hij stopte om de veters van zijn schoenen te knopen, waren ze plotseling vol aandacht voor een etalage van een seksshop terwijl een van hen druk telefoneerde. Met een schuin oog nam hij het tweetal op. Het konden undercover-agenten zijn, of gangsters,of militairen. Met dat gemillimeterde jaar, die leren jacks en die fysiek die op sportschooltraining duidde was dat verschil tegenwoordig moeilijk uit te maken.

Stein schoot de eerste de beste steeg in en weer volgde het tweetal op zo’n tien meter afstand. Hij zette er nu extra de pas in en de twee deden hetzelfde. Pas toen zag hij dat voor hem twee soortgelijke types op hem afkwamen en ze keken hem strak in de ogen. Hij voelde zijn hart onrustig bonken.

Hij tuurde de steeg af naar materiaal om zich te verweren, trouw aan de pragmatische zelfverdedigingkunst van de Krav Maga, maar het enige dat hem ten dienste stond waren een paar vuilcontainers en het kostte zijn belagers geen moeite die te ontwijken nadat hij die in hun richting had geduwd.

Een ongenadig pak slaag viel hem ten deel. De vier deden hun werk professioneel, stilzwijgend en zonder emotie, en Stein had al snel door dat het beter was geen tegenstand te leveren, maar het gewoon te ondergaan en er het beste van te hopen. Het leken sowieso geen types voor een goed gesprek.

Toen hij binnen enkele minuten bloedend en beurs geslagen op de grond was gezakt, met een voortand minder, en het viertal was opgehouden met slaan en trappen, wist Stein nog wel uit te brengen: ‘En wat had u hiermee eigenlijk willen zeggen, heren?’

‘Dit is een waarschuwing, Stein’, sprak de leider van het kwartet, terwijl hij over hem gebogen stond en zijn drie collega’s zich om hen heen hadden opgesteld om passanten het zicht te beletten. ‘Bemoei je met je eigen zaken’.

‘Welke zaken precies?’, informeerde Stein.

‘Blijf in je warenhuis’, zei de man. ‘Meer niet. Of anders komen we elkaar weer tegen. En dan loopt het slechter met je af. Begrepen, Dickhead?’

Zijn collega’s gniffelden even over de woordspeling.

Stein depte zijn bloedende mond met zijn zakdoek.

‘Komt in orde, heren’, zei hij, met opgestoken duim. ‘Ik knoop het in mijn oren. Nog een fijne avond verder’.

Het viertal verdween in de avond.

***

Stein sleepte zichzelf terug naar zijn kantoor, waar Fatima al sinds lang vertrokken was, verpleegde zichzelf zo goed als hij kon, plakte pleisters op zijn gehavende gezicht, nam een paar pijnstillers en rookte een sigaret.

Zuchtend en kreunend nam hij plaats achter zijn bureau en zette werktuiglijk zijn computer aan.

Op Facebook was er een vriendschapsverzoek van iemand die zich bediende van het pseudoniem ‘Wilhelmus Batavus’, met als foto een afbeelding van de nationale driekleur. Stein accepteerde het verzoek en ontving prompt bericht van deze ‘W.B.’, zoals hij zijn bericht ondertekende.

‘Beste Dick Stein. Jij kent mij niet maar ik ken jou wel. Ik schrijf je dit bericht om je te waarschuwen. Er zijn krachten in het spel die tot elke prijs willen voorkomen dat jij bepaalde zaken ontdekt. Men zal geen enkel middel schuwen. Maar je bent op de goede weg, geef niet op! Ik zal je helpen met alle middelen die mij ten dienste staan. Je staat niet alleen. Later meer. Wees voorzichtig. Je vriend, W.B.’

Stein spuwde nog wat bloed in een plastic bekertje en dacht er het zijne van.

Zal Dick Stein zich laten ontmoedigen door het pak slaag dat hem ten deel is gevallen? En van welke waarde zal zijn nieuwe vriend Wilhelmus Batavus blijken? U leest het allemaal in de volgende aflevering van De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning.

Voor de vorige aflevering van dit feuilleton volgt u deze link.

Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.

Een Duit voor Dick?

Als u dit feuilleton waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!

Mijn gekozen donatie € -
1 2 3 4 5 22