Willem-Alexander - Page 2

De Republikein nr. 3/2018: Greet Hofmans & Friedrich Weinreb: een paar apart

Uit de inhoud van nr. 3/2018 van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & recht:
René Zwaap over het geheime archief van Greet Hofmans en de manipulaties van het Weinreb-Rapport, Paul Damen over lintjesjager Bernhard, Gerard van der Zwan bepleit een Constitutioneel Hof in Nederland, oud-SG van Financiën Jan Postma rehabiliteert Bataafse patriot Alexander Gogel, Marokkaans journalist Hamid El Mahdaoui wil Willem-Alexander en Nederlandse Staat aanklagen voor wapensmokkel, Anton van Hooff over het republikeinse ideaal bij Hugo de Groot, Johan de Witt en Spinoza, Sjoerd de Jong over de erosie van journalistieke wetten in het Trump-tijdperk, August Hans den Boef over het Jaarboek Oranje 2017, Bart Gruson over de nieuwe Cubaanse Grondwet, Ton van Reen over een koninklijk bezoek aan Limburg, Gijs Korevaar bezoekt de (in vergelijking met Oranje) spotgoedkope Zweedse royals, een column van Manuel Kneepkens over het verlangen naar een Hollandse Houllebecq, een column van Republikeins Genootschap-voorzitter Hans Maessen vanuit de Alliance of European Republican Movements in Londen en de Appeltjes van Oranje met de liefde tussen Mabel en Ed van Thijn.

Na te bestellen via klantenservice@virtumedia.nl, tel. 085-0407400. Mis geen enkele editie van dit bijzondere tijdschrift en neem een abonnement.

Marokkaanse journalist wil Willem-Alexander aanklagen

De tot drie jaar gevangenisstraf veroordeelde Marokkaanse journalist Hamid El Mahdaoui kondigde aan dat hij een klacht zal indienen tegen de Nederlandse staat én koning Willem-Alexander bij het Europese Hof voor Mensenrechten wegens het verzwijgen van informatie over de smokkel van Russische wapens naar Marokko.

De in Rabat geboren El Mahdaoui, oprichter en hoofdredacteur van de inmiddels platgelegde Arabische nieuwssite Badil.info, kwam tot zijn dreigement tijdens het tumultueuze proces tegen hem in de rechtbank van Cassablanca, waar hij terechtstond wegens het achterhouden van informatie waarmee de nationale veiligheid van Marokko in het geding zou zijn gekomen.
El Mahdaoui werd in juni dit jaar tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld in een massaproces tegen leden en sympathisanten van Hirak, de inmiddels zo goed als kaltgestellte protestbeweging van de Berberbevolking, die op gang kwam na de dood van Mohcine Fikri, een vishandelaar die om het leven kwam nadat hij in een vuilnisauto was gesprongen om zijn in beslag genomen partij vis te redden. Die gebeurtenis zette een keten van protest in Noord-Marokko in gang, waarbij de Berberbevolking massaal in opstand kwam tegen wat zij ervaren als sociaal-economische achterstelling.
De leider van Hirak, Nasser Zefzafi, werd naar beproefd Marokkaans recept ontvoerd door de geheime politie nadat zijn telefoon was afgeluisterd. Ook de telefoon van journalist El Mahdaoui werd afgetapt en op grond daarvan werd hij beschuldigd van misdaden tegen de staat. In 2017 werd hij al veroordeeld vanwege steun aan verboden demonstraties van Hirak. Om te protesteren tegen zijn behandeling in de gevangenis ging de journalist over tot een hongerstaking. Letterlijk zei El Mahdaoui in de rechtbank: ‘Ik ga de Nederlandse staat en zijn koning en al zijn diensten vervolgen voor het niet aangeven van zeer zware misdaden van een derde staat met betrekking tot de invoer van wapens en tanks naar Marokko om deze in te zetten tegen de Hirak van de Rif. Ik zal niet afzien van dit recht’.

‘Staatsgevaarlijk persoon’
Arabist Jan Hoogland van de Radboud Universiteit in Nijmegen, die het proces tegen El Mahdaoui vanuit Nederland heeft gevolgd, vermoedt dat de journalist ervan uitgaat dat de koning in Nederland dezelfde positie bekleedt als de Marokkaanse koning. Hoogland: ‘El Mahdaoui stelt de Nederlandse koning en de Nederlandse regering verantwoordelijk voor wat hem overkomt. Hij wordt beschuldigd van het niet melden van een staatsgevaarlijke persoon. Hij heeft namelijk een telefoontje gehad uit Nederland van ene Ibrahim B., die hem vertelde dat hij wapens heeft gekocht van de Russen en die heeft getransporteerd naar Marokko. Volgens Mehdaoui werkt deze tipgever zeker voor een geheime dienst, mogelijk een Nederlandse. Kennelijk wil hij zeggen dat als hij werd veroordeeld voor het niet melden van informatie over staatsgevaarlijk geachte activiteiten, de Nederlandse overheid ook iets te verwijten valt. Hij suggereert dat men in Nederland volledig op de hoogte is van deze wapentransporten. El-Mahdaoui zegt ook dat hij vanaf het eerste moment in de gaten had dat het telefoontje van B. een valstrik was, maar dat hij liever de gevangenis in gaat dan dat hij als een valse getuige wordt ingezet. Mahdaoui vraagt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een onderzoek in te stellen teneinde duidelijkheid te krijgen over de relatie tussen de Nederlandse autoriteiten en deze B. en voor welke instantie hij werkt.’
Noodkreet

Jan Hoogland vervolgt: ‘De telefoon van El Mehdaoui werd afgeluisterd, dus ook uit Nederland binnenkomende telefoontjes werden onderschept, ik denk niet dat de Nederlandse autoriteiten daar iets mee te maken hebben of iets aan kunnen doen’. Hij beschouwt de uitspraak van de journalist in de rechtbank dan ook als een noodkreet. ‘El Mahdaoui lijdt aan diabetes. Zijn behandeling in de gevangenis moet bar slecht zijn, zoals we weten van de vele verhalen van gevangen Hirak-activisten. Ze worden geslagen, krijgen vervuild water te drinken, mogen maar mondjesmaat bezoek ontvangen – niet voor niets ging El Mehdaoui in hongerstaking. Zijn situatie is uiterst benard: in principe kan hij op grond van de beschuldigingen zelfs ter dood worden veoordeeld.’

Verleden maand kregen 188 veroordeelde Hirak-leden of sympathisanten gratie van de koning Mohamed VI. El Mehdaoui behoorde niet tot de gelukkigen. Hirak-leider Nasser Zefzafi evenmin.

Innige band
De banden tussen het Nederlandse koningshuis en dat van Marrokko zijn innig. Zo was prinses Lalla Salma, echtgenoot van koning Mohamed VI, de hoofdgast bij het kroningsontbijt van Willem-Alexander. Haar echtgenoot was twee jaar geleden in Amsterdam voor een privébezoek waarvan het motief onhelder bleef. Geruchten dat er een relatie was tussen dit bezoek en het feit dat er een maand eerder een afgehakt hoofd voor een Amsterdams waterpijpcafé werd gevonden in het zoveelste bedrijf van de interne oorlog onder de zogeheten ‘Mokro-maffia’ konden niet worden bevestigd.
De Marokkaanse koning is niet alleen een absoluut monarch, hij geniet ook een hoge religieuze status die berust op zijn vermeende afstamming van de profeet Mohamed. Inmiddels is Lalla Salma al lange tijd niet in het openbaar verschenen, en het gerucht dat het koppel is gescheiden is hardnekkig. De koning werd onlangs in Parijs aan zijn hart geopereerd.
De innige band tussen Nederland en Marokko blijkt overigens ook uit het commissariaat van SER-kroonlid Louise Fresco bij het koninklijk Marokkaans fosfaatbedrijf OCP, dat volgens critici verantwoordelijk moet worden gehouden voor het slepende conflict in de West-Sahara met de afscheidingsbeweging Polisario. Nederland leverde onder meer fregatten aan het Marokkaanse leger.

Kenne Grégoire schildert Willem-Alexander

Het verzoek aan Zijne Majesteit was nog niet de deur uit of er verscheen een schrijven van de secretaris van de koning. Een zéér enthousiaste reactie: ‘zeer vereerd’ … ‘bijgeschreven te worden in de annalen van de oranje geschiedenis’ …. et cetera . ‘Uw verzoek te poseren zal derhalve met graagte door de koning gehonoreerd worden’ ; getekend door Willem-Alexander.

Koning Willem-Alexander door de ogen van Kenne Grégoire in het Stedelijk Museum van Kampen

Er waren nog een paar gaatjes vrij in de koninklijke agenda en of de schilder maar wou aangeven wanneer het hem schikte. Terwijl ik een nederig verzoek had gedaan voor een poseersessie van een half uurtje, had de koning hiervoor maar liefst een hele middag ter beschikking gesteld! Het moest tenslotte eeuwen meekunnen, zo’n portret …

Na de nodige plichtplegingen die met zo’n bezoek gepaard gaan, zoals heren van de beveiliging met van die oortjes die een uur van tevoren je huis komen inspecteren, kwam Hij in zijn gepantserde Audi 8 mèt Máxima  aan de atelierkant van mijn huis het erf opgereden. De hond hadden we voor de gelegenheid maar even uitbesteed – ze wil nog wel eens wildvreemde mensen een klein waarschuwend knauwt je geven in de kuit, en zó onvergetelijk hoefde het bezoek nou ook weer niet te worden …

Lampen, parasols om het licht te spreiden, achtergronddoeken, een kleine balustrade als décor, de camera op statief… alles was grondig voorbereid. Nadat ik het koninklijk paar een kleine rondleiding had gegeven in mijn werkruimte, suggereerde Alex dat het misschien het beste voor de concentratie was als de dames zich in de keuken zouden verpozen. Goed idee, die Maxima zuigt sowieso alle aandacht naar zich toe en dat kun je in die omstandigheden node missen.

Het viel me op dat naarmate de tijd verstreek Zijne Koninklijke Hoogheid steeds meer ontspannen werd. Dat was precies waar ik voor een ideaal koningsportret op gehoopt had! De belichting, schuin links van boven, bleek perfect. En alhoewel hij een vrij vlak, massief gezicht heeft, kreeg ik er door middel van het licht toch wat meer reliëf in.

Bij aankomst gekleed in een verbazend vale spijkerbroek en dito trui, stelde ik hem voor een net pak van mij te lenen. Een belletje van Majesteit naar de beveiliging die op een steenworp afstand in de limo zaten, was voldoende om de juiste, ter zake doende kleding tevoorschijn te toveren. Toen hij uiteindelijk vanuit de badkamer in mijn atelier stapte, was het plaatje bijna perfect. Als een koningsmantel drapeerde ik een oude deken over zijn schouder. ‘Heb je niks beters?!’, lachte Majesteit me toe, ‘wacht maar even dan ren ik even naar de auto.’

In werkelijkheid toch een heel gewoon mens, dacht ik toen hij weer terug was met de enige echte onvervangbare hermelijnen koningsmantel en hij een vrolijk “Surprise!!” liet horen.

Naar aanleiding van de schets begreep hij vrij snel wat de bedoeling was. Gooi die mantel maar op de grond.

Raap hem maar op. Nog een keer. Elke keer dat ik afdrukte werd het plaatje op de viewer van de camera beter.

‘Hebben we geen pauze vandaag?’, vroeg de koning. Het werd nog gezellig! Terwijl ik een kopje koffie wilde serveren, klonk de vraag: ‘Biertje?’.

Misschien mede door de biertjes verliep een en ander na de pauze nog gesmeerder. En weldra stond hij op de gevoelige plaat zoals hij eerder nog niet afgebeeld was. Koninklijk en toch iets los. Als toegift deden hij en Maxima een perfecte imitatie van Willy met Haags accent, inclusief paardengehinnik van Hare Koninklijke Hoogheid.

Bijna als oude vrienden namen we afscheid. ‘Hé schildertje, goed bezig jochie!’, grapt hij nog even na.

Zo had het kunnen gaan, in een ideale wereld. Maar dit is een fragment uit mijn imaginaire dagboek, en de werkelijkheid bleek weerbarstiger …

 

Kenne Grégoire kreeg als realistische fijnschilder van het Stedelijk Museum in Kampen de opdracht een portret van Koning Willem Alexander te maken voor de zogeheten Oranjegalerij van het museum, waar alle stadhouders en koningen van Oranje-Nassau met een portret zijn afgebeeld. Pogingen van de schilder om de koning te laten poseren voor zijn portret liepen op niets uit. Hij behielp zich met foto’s van de monarch. Bovenstaande is ontleend aan zijn woorden tijdens de feestelijke onthulling van het schilderij. 

Dossier – Verborgen kosten koningshuis

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 13, NR.2, JUNI 2017

THEMA: Nederland is belastingparadijs voor de miljarden van Oranje

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

De verborgen kosten van het koningshuis
René Zwaap

Essay: Goethe contra de private geldschepping
Walter Lüssi

Max Westerman: ‘Handelsmissies met koning leveren niets op’
Max Westerman

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: ‘Een duister stel’ schrijft geschiedenis
René Zwaap

Van het republikeins front: Terug naar Västerås

Van gekozen burgemeester naar gekozen staatshoofd
Gijs Korevaar

Republikeins Genootschap herrijst uit zijn as
Ulli d’Oliveira

Dubbelportret 1: Kenne Grégoire schildert Willem-Alexander
Kenne Grégoire

Dubbelportret 2: Jan Maliepaard over zijn Koningin Minima
Jan Maliepaard

Column: Strijdige belangen
Simplicissimus

Column: De dag dat de barbaren kwamen
Ries Roowaan

King Kong en de Stadhoudersbrief
Manuel Kneepkens

Hoe Wilhelmina de Sovjet-Unie bestreed
Maurits van den Toorn

Rusland: 100 jaar revolutie in een eeuwig wingewest
Anton van Hooff

Boekrecensie: coalitievorming in Nederland
Maurits van den Toorn

Adoptiekeizers deden het beter dan geborenen
Anton van Hooff

Lezerspost

Appeltjes van Oranje: Operatie Lock
René Zwaap

Column Hans Maessen: Wat niet weet…

 

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

Een parlement van zwijgers

Een parlement van zwijgers

Het koningshuis blijft een moeizaam onderwerp de Tweede Kamer. Discussie over de democratische wenselijkheid van de monarchie wordt zo goed als vermeden. De positie van de koning wordt zonder vragen te stellen verdedigd, heeft geen prioriteit of is electoraal niet interessant, leert een rondgang in het politieke centrum van Nederland.

Tekst Floris Müller

Ga zitten. En vraag wat je wil vragen.’ Een bevriend kamerlid heeft toegezegd om met mij in gesprek te gaan over de rol van de monarchie en de aanstaande verkiezingen onder strikte voorwaarde dat zijn naam en partij geheim blijven. ‘Ik wil mijn handen hier enkele maanden voor de stembusgang niet aan branden’, aldus de dertiger. Die houding verbaast mij en heb ik tot op heden nog niet meegemaakt bij een volksvertegenwoordiger.

Het is even na vijven op een zonnige vrijdag in januari. Premier Rutte heeft enkele uren eerder zijn wekelijkse persconferentie afgerond, de meeste politieke medewerkers uit de kamer zitten inmiddels in de trein naar huis. Wij beginnen aan een vroege borrel in een grand-café in de schaduw van het parlement aan het Plein in Den Haag. ‘Ik denk dat het overgrote deel van de Kamerleden in meer of mindere mate republikeinse overtuigingen ondersteunt’, legt hij uit. ‘Het Koningshuis en het handelen van de Oranjefamilie zijn moeilijk te verdedigen in een democratische samenleving, dat merken wij bij ieder debat over het instituut’.

Ongemakkelijke stilte

Een collega stapt binnen in het etablissement. ‘Hey,… jullie beginnen vroeg!’ Mijn vriend grapt: ‘Dit is een republikein!’ De anonimiteit waaraan hij zojuist nog groot belang hechtte, lijkt in enkele seconden aan belang verloren. ‘Oh, gevoelig onderwerp’, lacht zijn enthousiaste collega. ‘Ga je een revolutie ontketenen?’

Had u mij op eenzelfde manier benaderd als het andere democratische waarden betrof? Het Oekraïne-Referendum bijvoorbeeld…Of de Amerikaanse verkiezingen?’, bijt ik terug. Het gezicht van de volksvertegenwoordiger betrekt. ‘Stemmingsbederver’, lijkt hij te willen zeggen. Er volgt een ongemakkelijke stilte. Met een knik neemt de politicus vervolgens afscheid om zich bij anderen in het grand-café te voegen. Als hij gaat zitten murmelt hij wat onverstaanbaars en wijst hij met een hand in onze richting. Het koningshuis is een ‘ondeugend’ onderwerp, zo leer ik van mijn tafelgenoot. ‘Iedereen heeft er een mening over, maar geen enkel politicus wil zich er openlijk over uitspreken’.

Moeizame meerderheid

Dat gezegd is het Koningshuis afgelopen jaren wel meerdere keren naar voren gekomen in Den Haag: in maart 2016 bijvoorbeeld, werd premier Rutte ter verantwoording geroepen door de Kamer over de anderhalf miljoen euro aan onkosten voor het onderhoud aan de ‘Groene Draeck’. In het najaar werd in het parlement vergaderd over de onkostenvergoedingen die de Oranjes zich jaarlijks laten gireren. Dankzij onthullingen in de pers kwam ook de compensatie voor de belastingplicht voor Beatrix, Willem Alexander en anderen in de familie aan de orde, waarover in 1970 in het geheim ‘een akkoord’ bleek te zijn bereikt. Het initiatief voor dit soort debatten ligt niet bij de politiek. De Kamer komt vrijwel alleen in actie na onthullingen in de media en de publieke verontwaardiging die daarop volgt. ‘Daarbij is in de Kamer maar zelden een meerderheid te vinden om het koningschap te moderniseren’, weet de woordvoerder van D66.

Politieke verantwoordelijkheid

Het mag dan ook niet verwonderlijk heten dat het koningshuis en democratische veranderingen in de meeste verkiezingsprogramma’s voor de stembusgang van 2017 ontbreekt. Regeringspartij VVD schrijft ‘de monarchie de beste staatsvorm voor Nederland te vinden’ en aldus geen reden te zien voor verandering. Een reeks e-mails aan de liberalen in het parlement levert niet veel meer op. ‘Ons standpunt is duidelijk’, snauwt persvoorlichter Michiel Peters als antwoord op een serie inhoudelijke vragen.

Ook coalitiegenoot PvdA lijkt alles bij het oude te willen laten. De sociaaldemocraten stelden tijdens het debat over de fiscale voordelen voor de Oranjes weliswaar snel aanpassingen te willen doorvoeren, in de aanloop naar de stembusgang echter houdt de partij zijn kaken stijf op elkaar. In het verkiezingsprogramma van de PvdA wordt zelfs met geen woord gerept over de financiën van de koning, laat staan over de wenselijkheid van het instituut in een democratische samenleving. Jeroen Recourt, die bij de sociaaldemocraten belast is met zaken die het koningshuis aangaan, reageert ook niet op verschillende telefoontjes en mails.

De wekelijkse kopjes koffie van de premier met de koning hebben een bedwelmende werking’, lacht mijn vriend. ‘Als politiek verantwoordelijken voor de koninklijke familie gaan de regeringspartijen – ook in het licht van de aanstaande verkiezingen – iedere discussie uit de weg’. De zwijgzaamheid en onduidelijke antwoorden van het kabinet, leiden echter op lange termijn tot irritatie bij het volk en in de media, meent de D66-woordvoerder. Het rookgordijn zoals dat door de premier en anderen in het kabinet en door coalitiepartijen wordt opgeworpen heeft een tegenovergesteld effect, stelt hij.

Prioriteit

Overigens is het niet alleen ‘vak K’ dat liever niet over de monarchie spreekt. Ook bij de meeste oppositiepartijen blijft het na vragen stil. Het CDA – een partij die in haar politieke geschiedenis meermaals naar voren heeft gebracht een uitgesproken voorstander te zijn van de Oranjes en het koninklijke instituut – ziet geen reden tot verdere discussie in het licht van de verkiezingen. E-mails aan de fractie blijven onbeantwoord.

En ook Geert Wilders en zijn getrouwen in de kamer gaan niet in op een uitnodiging om over de monarchie van gedachten te wisselen. Het koningshuis wordt ook niet genoemd in het programma voor de aanstaande verkiezingen. ‘De partij wil met een heel beperkt aantal populaire onderwerpen de bühne op’, legt mijn bron uit. ‘Stellingname over de koning lijkt niet direct extra stemmen op te leveren’.

Vuurwerk

Dat gezegd, lijkt de geblondeerde populist de grootste kans te bieden op actieve discussie over de monarchie. ‘Het is geen geheim dat de PVV-leider niet goed overweg kan met de kroon. Hij is ervan overtuigd dat Beatrix hem bewust omzeil heeft tijdens de informatieronden na de laatste verkiezingen in 2012. Dat heeft hij haar persoonlijk bijzonder kwalijk genomen’, aldus het anonieme kamerlid. De vraag is hoe dat zich ontwikkelt onder Willem Alexander als de verkiezingsuitslag in maart bekend wordt.

Ik verwacht behoorlijk wat vuurwerk komende jaren tussen Wilders en de kroon. Nu al leiden uitspraken van Willem Alexander over immigratie en samenwerking in Europa tijdens de jaarlijkse kerstrede tot behoorlijke ergernissen bij de PVV-voorman’, vervolgt mijn zegsman. ‘Wellicht dat Wilders in dit kader ruimte ziet om de positie van de monarch verder ter sprake te brengen.’

Ceremonie

Als enige van de grote partijen in het parlement spreekt D66 zich in haar verkiezingsprogramma wél uit over hervorming van de monarchie. De partij streeft, naar wat zij noemt ‘een ceremonieel koningschap’ – de Oranjes als ‘verbindende’ factor in de sterk verdeelde polder. ‘Het moderniseren van onze democratie is altijd een belangrijk punt geweest voor onze partij’, de zegsman van de partij. Daarvoor ‘benoemt’ en ‘agendeert’ de fractie voortdurend de omstreden begroting en politieke invloed van de monarch. Volledige afschaffing, daar wil D66 nog niet aan.

D66 maakt zich overigens geen illusies over de haalbaarheid van het toch al danig afgezwakte commentaar op het koningshuis. ‘We zijn voor een meerderheid afhankelijk van andere partijen. Die zijn huiverig voor vernieuwing en modernisering van het instituut.’

Floris Müller is journalist en uitgever. Na zijn studies Rechten en Geschiedenis (en later Arabisch) werkte hij voor ANP, RTL Nieuws, NOS en Quote. In 2010 startte hij als uitgever van expatmagazine The International Correspondent en online tekstmarkt Pressmarket. Müller heeft in 2017 zitting genomen in het bestuur van het Nieuw Republikeins Genootschap en fungeert tevens als secretaris van het bestuur.

Kerstrede Koning was taalkundig ongeluk

Tekst: Simplicissimus

Het behoort tot de privileges van een koning dat hij niets zelf hoeft te doen, maar voor alles zijn lakeien heeft. Ook toespraken hoeft hij niet zelf te schrijven, maar enkel voor te lezen – wat niet zelden al moeilijk genoeg blijkt. Alleen zijn kersttoespraken schrijft Willem-Alexander zelf. Voor het denkwerk dat normaal gesproken aan het schrijven van een toespraak voorafgaat, heeft hij dus een heel jaar de tijd. Maar sinds zijn meest recente kersttoespraak weten we dat hij hierover pas rond Kerstmis zijn gedachten laat gaan: ‘Het vieren van Kerstmis kan […] ons aan het denken zetten.’

Omdat Kerstmis ondanks de vele onschuldige slachtoffers van Herodes’ infanticide nu eenmaal het feest van de vrede is, kon Willem-Alexander het niet nalaten naar de oorlog in Syrië te verwijzen: ‘Dicht bij de plek waar de kribbe stond, heersen nu angst en geweld.’ Vooral ‘veel kleine kinderen’ zijn hiervan het slachtoffer, waarmee Herodes – bedoeld of onbedoeld – herleeft in de persoon van Bashar al-Assad. Geweld, ontberingen, oorlogen en terroristische aanslagen beheersen het nieuws en de vrede lijkt verder weg dan ooit. ‘Kerstmis 2016 roept dan ook tegenstrijdige gevoelens op’, aldus de koning. Alsof de burgeroorlog in Syrië niet al meer dan vijf jaar woedt, alsof ‘gewone mensen’ niet al veel langer ‘onvoorstelbare ontberingen’ lijden en alsof er voor 2016 geen ‘terroristische aanslagen’ plaatsvonden. Wanneer Willem-Alexander aangeeft dat hij heeft geworsteld met ‘deze’ kersttoespraak, dan niet vanwege ‘tegenstrijdige gevoelens’, maar omdat hij domweg niets zinnigs te melden had.

Willem-Alexander schetst een wereld vol tegenstellingen en extremen waarin groepen zich ingraven in hun eigen gelijk waardoor een dialoog niet meer mogelijk is. Maar net als de Galliërs in de avonturen van Asterix en Obelix weet ook het kleine Nederland zich dapper staande te houden tegenover de boze buitenwereld: ‘Als er één land […] verbondenheid en solidariteit kent, is het wel Nederland.’ In de donkere dagen voor Kerstmis bekruipen echter zelfs de koning twijfels: ‘Kunnen we het nog: samen vreedzaam problemen oplossen?’ Gelukkig hoeven zijn onderdanen zich geen zorgen te maken, want het ‘vermogen om samen verder te komen’ is ‘sterker dan welke terreurdaad ook’. En zo wordt de toehoorder/lezer van zijn kersttoespraak voortdurend heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees – ‘himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt’.

Willem-Alexander bedient zich in zijn kersttoespraak veel van metaforen, wat voor deze taalvirtuoos niet zonder gevaar is. Zijn metafoor van de ‘vredesengel’ die ‘zijn vleugels over de wereld uitspreidt’, is ronduit lachwekkend – zelfs voor een kersttoespraak. Ook met zijn omschrijving van de boekdrukkunst als ‘het internet van de 16e eeuw’ slaat hij de plank mis. De boekdrukkunst is net zomin het internet van de 16e eeuw als de diligence de hogesnelheidstrein van de 18e eeuw is.

Als goede vorst waarschuwt Willem-Alexander zijn onderdanen nog voor de gevaren die dreigen wanneer ‘beleving het zicht op de werkelijkheid verdringt’. Hierbij verliest hij zich zozeer in zijn eigen beeldspraak dat hij niet beseft dat je het zicht op iets helemaal niet kunt verdringen (‘ontnemen’ of ‘belemmeren’ had wel gekund, maar zo ver reikt de koninklijke woordenschat niet). Dergelijke talige ontsporingen zijn onvermijdelijk wanneer je iemand nooit zijn eigen toespraken laat schrijven, om hem vervolgens één keer per jaar met Kerstmis de vrije hand te laten.

De Republikeinse Verkiezingsgids 2017

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 13, NR.1, MAART 2017

THEMA: De Republikeinse Verkiezingsgids 2017

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

Gekozen koningin maakt comeback bij GroenLinks
Gijs Korevaar

Republikeinse Verkiezingsgids: republikeins electoraat heeft iets te kiezen
Maurits van den Toorn

PVV is rijp voor rechterlijk verbod: grenzen van de tolerantie
prof. mr. H.U. Jessurun d’Oliveira

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: Orangisme versus populisme?
René Zwaap

Van het republikeinse front: verborgen kosten koningshuis
Team Willyleaks

Een parlement van zwijgers
Floris Müller

De tragiek van de rechtse provo
René Zwaap

PVV gedwee op weg naar het paleis
René Zwaap

Grenzen aan vrijheid van expressie
Gijs Korevaar

Zwitserse verbazing over stemchaos in de polder
René Zwaap

De participatie van de burger in de bestuursstaat
Mani Matter

De kerstrede als taalkundig ongeluk
Simplicissimus

Pleidooi voor een weerbare democratie
Kurt Haverkort

God, Nederland en Oranje
Lodewijk Brunt

Bataafse mythe werd staatkundige realiteit
Anton van Hooff

Boekrecensie: De boze stiefmoeder van alle kabinetsformaties
Maurits van den Toorn

Appeltjes van Oranje: De vriendschap van prins Bernhard met Pieter Menten

Column Hans Maessen: wordt 2017 het nieuwe 1848?

 

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

‘Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods’: Hedendaags Byzantisme

De pluralis maiestatis is het product van de kanselarij van Romeinse keizers. De manier waarop de senaat in Rome zich klein maakte voor de keizerlijke grootheidswaan maakte zonneklaar dat monarchie en rechtstaat principieel onverenigbaar zijn. Niettemin lijdt ook de Nederlandse koning nog steeds aan dit multiple personality-syndroom.

Tekst Anton van Hooff

‘Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten…’

Bij deze aanhef van een koninklijk Besluit wrijft de lezer zich de ogen uit: waarom staat daar ‘wij’? Er is toch maar één erfelijk staatshoofd dat zich koning noemt? Vanwaar die vermenigvuldiging, die wordt voortgezet in de werkwoordsvorm ‘doen’ (te weten).

Dit zogeheten majesteitsmeervoud is altijd gebruikt door koningen, keizers en andere potentaten. Zo verklaarde Magaret Thatcher: ‘We have become grandmother’.

Nu wordt de eerste persoon meervoud in het dagelijks spraakgebruik ook wel gebruikt om ‘ik’ te verzachten. Zo zegt de leraar: ‘Voor de volgende keer maken we als huiswerk….’ Zelf maakt hij dat natuurlijk niets, maar hij sluit zich als het ware aan bij de lijdende leerlingen met dat inclusieve ‘we’ – niet ‘wij’! Dit ‘sociatieve’ meervoud werd al vroeg bij bisschoppen een subtiele manier om met gezag namens een geheel te spreken.

Meervoud van de majesteit

De onverbloemde pluralis maiestatis is het product van de kanselarij van Romeinse keizers. Eerst was het ‘wij’ logisch. Het kwam namelijk regelmatig voor dat keizers in duo’s of trio’s samen de macht uitoefenden. Hun edicten spraken dus terecht van ‘wij’. Zo vaardigden Constantijn de Grote en Licinius in februari 313 in Milaan een edict uit waarin ze het christendom verklaarden tot een geoorloofde godsdienst, religio licita. Het amechtig makende bureaucratenproza begint met ‘Toen gelukkigerwijze zowel ik Constantinus Augustus als ik Licinius Augustus te Milaan waren samengekomen en wij alles wat tot welzijn en publieke veiligheid strekte, in behandeling namen, beseften wij onder de andere zaken die voor veel mensen tot voordeel zouden zijn, en waarvan wij geloofden dat ze in de eerste plaats geregeld moesten worden, namelijk de eerbied voor de godheid, dat wij zowel aan de christenen als alle anderen de gelegenheid moesten geven de religie te volgen die ieder maar wilde.’

Al eerder had Gordianus III (regeerde 238-244) als een ‘wij’ edicten uitgevaardigd, maar aangezien hij dertien was toen hij keizer werd, kan hiermee nog het collectief dat hem omringde, zijn aangeduid.

Keizer Iustinianus afgebeeld in de basiliek van San Vitale in Ravenna

Geen twijfel is echter mogelijk bij Iustinianus (keizer 527-565). Hij regeerde volstrekt alleen en autocratisch, sprak over zichzelf in het majesteitelijk meervoud en vaardigde wetten uit ‘in de naam van Onze Heer Jezus Christus’. Het is dit byzantinisme dat Europese vorsten hebben bedreven, tot en met Willem-Alexander van Oranje Nassau. Ook de Gods genade (gratie) geeft de keizer al rugdekking: in liefde voor de mensheid heeft de goddelijke Voorzienigheid, Providentia, hem aangesteld.

Hoe het in de Romeinse geschiedenis zover is gekomen, illustreert perfect de principiële onverenigbaarheid van monarchie en rechtsstaat. Ten tijde van de Republiek (ca. 500-27 vC) berustte de soevereiniteit bij het Romeinse volk, de Populus Romanus. Alleen dat kon wetten, leges, sanctioneren, zoals die over landverdelingen, de leges agrariae. Bij stemming gaf het volk rechtskracht aan het wetsvoorstel dat was opgesteld en ingediend door (jaarlijks gekozen) ambtsdragers. Over dat voorstel en over alle politieke zaken mocht de senaat, waarin oude aristocraten en (ex)magistraten zitting hadden, formeel niet meer dan een advies uitbrengen. In de praktijk legde zo’n Senatus Consultum van de vroede vaderen veel gewicht in de schaal. Slechts een enkele keer had de volksvergadering de euvele moed een senaatsadvies te negeren. Maar in de formule Senatus Populusque Romanus, Senaat en Volk van Rome, werd uitgedrukt dat volksvergadering en senaat samen de staat uitmaakten. Nog steeds staat de afkorting SPQR op het straatmeubilair en riooldeksels van de stad Rome.

Toen de vorst kwam

In beginsel veranderde er niets toen Augustus in 27vC formeel erkend werd als de eerste burger met een algemene taak toezicht te houden op de staat. Maar volgens onze geschiedenisboeken begon toen het keizerschap, zij het in zijn milde vorm, die van het principaat. Een princeps was in het algemeen een ‘eerstnemer’ (primum en het werkwoord capere), dus de persoon van het initiatief. Zo was de princeps van de senaat degene die op grond van zijn waardigheid, meestal anciënniteit, in de vergadering het eerst mocht reageren op een voorstel van een magistraat. Natuurlijk was zijn mening heel bepalend voor de richting van het debat en de besluitvorming. Als Augustus en zijn opvolgers als eersten in de senaatszaal hun oordeel hadden uitgesproken, was er voor de senatoren nauwelijks ruimte om een afwijkende opinie te berde te brengen. Onder tirannieke keizers als Nero was weerspannigheid levensgevaarlijk, maar ook onder de zogeheten ‘goede’ keizers voegden de hoge heren zich grif naar de (veronderstelde) wil van de keizer. Geen wonder dat het woord princeps in de Europese talen ‘prins’ werd, in de zin van ‘vorst’. Bij ‘’prins’ denken de meesten nu aan ‘koningskinderen’. Dat komt omdat die al in de wieg worden opgeladen met vorstelijke waardigheden. Ook drs. W.-A. van Oranje Nassau was en is nominaal prins van de streken van zijn achternaam.

Als princeps was de keizer in alle opzichten dominant. Kandidaten die hij aanbeval waren zeker dat de benoeming door de senaat niet meer dan een formaliteit was. Het was namelijk de senaat die het stemrecht had, want onder het keizerlijk bewind verkommerde de volksvergadering snel. Formeel ging haar wetgevende bevoegdheid over op de senaat, maar in de praktijk was dit orgaan even tandeloos als de Opperste Sovjet. Het werd een applausmachine van senatoren die met elkaar wedijverden in het vinden van nieuwe vleierijen voor de keizer.

Majesteitsschennis

Een beruchte stok om onwelgevallige senatoren te slaan was een aanklacht wegens majesteitsschennis. In de Republiek was het de schending van de verhevenheid, maiestas, van het Romeinse staat geweest, bijvoorbeeld door officiële gedenkdagen niet in acht te nemen. Onder de keizer werd het begrip verengd tot wat het nog steeds inhoudt, schending van zijne majesteit de vorst. Zoals in Noord-Korea het niet afstoffen van de foto’s van de geliefde leiders een vergrijp is, werd in Rome iemand aangeklaagd omdat hij zich had aangekleed voor een portretkop van de keizer. Verklikkers speurden naar zulke uitingen van disrespect. Menigmaal liet een despotische keizer in geposeerde mildheid de berechting aan de senaat over. Dat orgaan beijverde zich dan om de gekwetste heerser ter wille te zijn door een doodvonnis te vellen. Soms voegde de tiran vervolgens smaad toe aan het onrecht door het vonnis te verzachten tot verbanning naar een afgelegen eiland.

De keizer schept recht

De keizer begon ook meer en meer recht te scheppen. Hij deed dat door een edict, dat in beginsel niet meer was dan wat het woord zei, een uitspraak. Maar meer en meer werden edicta wetten. Toen Caracalla in 212 per edict alle vrije bewoners van het Imperium Romanum tot Romeins burger maakte vaardigde hij natuurlijk in feite een rijkswet uit met verregaande consequenties.

Ook schiep de keizer recht door zijn antwoorden op vragen hem uit alle hoeken van het rijk door allerlei ambtsdragers werden gesteld. Zijn ‘terugschrijven’, rescriptum, gold als richtlijn voor het beleid in soortgelijke gevallen. Vermaard is het antwoord dat keizer Traianus aan Plinius de Jongere gaf toen deze hem als gouverneur van Bithynië vroeg wat hij met die lastige christenen in zijn provincie moest beginnen. Niet actief vervolgen, wel een proces aandoen aan lieden die worden aangeklaagd, maar niet ingaan op anonieme aanklachten, was het antwoord.

Tenslotte was er het keizerlijke gerecht. Al de apostel Paulus beriep zich op zijn Romeinse burgerschap om naar Rome te gaan om daar berecht te worden. Vonnissen van de keizer hadden precedentwerking voor het hele rijk. Sommige keizers namen de zaken die voor hun rechterstoel kwamen zo serieus dat ze er dagen mee bezig waren. Zo gold Antoninus Pius (keizer 138-161) als een ‘komijnensplitser’, Grieks voor ‘mierenneuker’. De keizer placht ook in rechtszaken te overleggen met zijn privéraad. Dit consilium bestond uit vrienden die hij uit zijn loopbaan had meegenomen, uit enkele senatoren, de gardeprefect en ook wel een prominent rechtsgeleerde. Er was dus geen scheiding van de machten. De keizer regeerde, vaardigde wetten uit en sprak recht.

Bij de gratie Gods

De ‘goede’ keizers van de tweede eeuw namen bewust terughoudendheid in acht. Tot aan de keizer-gladiator Commodus lieten ze de senaat zoveel mogelijk in zijn waarde. Verering als godheid wezen ze af. Pas na hun dood kregen ze de apotheose, waardoor ze divus werden met eigen tempels en priesterschappen. Natuurlijk profiteerde de opvolger, in de meeste gevallen de adoptiefzoon, van zo’n heiligverklaring, want hij was voortaan ‘zoon van de goddelijke’, zoals muntschriften en ere-inscriptie verkondigden. Maar in de loop van de derde eeuw, een tijd van crises, werd de keizer al tijdens het leven betiteld als ‘heer’, dominus, goddelijk, divinus, en alles wat met de keizer samenging was heilig, sacer. De latere christelijke keizers na Constantijn konden dat natuurlijk niet maken, maar zij regeerden bij de gratie Gods. Hun ongehoorzaam te zijn was nog erger dan een misdaad, het was zonde.

Fataal huwelijk

Zo kreeg het fatale huwelijk tussen kerk en staat vorm. Dit caesaropapisme werd in de Byzantijnse opvolgingsstaat van het Romeinse Rijk tot in het extreme doorgevoerd. We zien in Poetins Rusland de herleving van het oude instituut, maar ook West-Europa was en is er niet vrij van. Het Engelse staatshoofd is hoofd van de Anglicaanse Kerk. En in Nederland? Terwijl zijn zuidelijke collega ‘Koning der Belgen’ is, dus zijn soevereiniteit ontleent aan de volkswil, is het Nederlandse erfelijke staatshoofd als ‘Koning der Nederlanden’ vorst van een grondgebied met alles erop en eraan, en dat nog wel ‘bij de gratie Gods’ en in het keizerlijke majesteitsmeervoud.

Interview D66-Kamerlid en Republikein Salima Belhaj: ‘Erfopvolging was de trigger’

Voor het nieuwe D66-Tweede Kamerlid Salima Belhaj was het leerstuk van de erfopvolging reden om republikein te worden. Ook nu het gewezen bestuurslid van het Nieuw Republikeins Genootschap zitting heeft in het parlement, blijft ze haar idealen trouw. ‘De monarchie is niet meer van deze tijd.’

Tekst: Gijs Korevaar

Het is vaker voorgekomen dat een verklaard republikein in de Tweede Kamer terecht komt. Zo kwam Ewout Irrgang, medeoprichter en ook een tijd lang voorzitter van het Nieuwe Republikeins Genootschap (NRG), in 2005 namens de SP in de Kamer. Toen hij zich kandidaat stelde voor de Kamer trok hij zich als NRG-voorzitter terug. Inmiddels is Irrgang uit de Kamer verdwenen maar

begin dit jaar kwam weer een NRG’er in de Kamer: Salima Belhaj volgde de hals over kop vertrokken Wassila Hachchi op als parlementariër voor D66. De in Harderwijk geboren Belhaj heeft een carrière op het culturele vlak achter de rug. Zakelijk leider van theatergroep De Appel, personeelsmanager bij het beroemde Scapino ballet. Daarnaast zat zij jaren in de Rotterdamse gemeenteraad als D66-fractieleider.

Naast haar interesse in politiek, haar inzet voor integratie en haar strijd voor de positie van moslimvrouwen, is zij overtuigd republikein. ‘De trigger voor mij was de erfopvolging. In Nederland kan je alles bereiken. Maar voor één persoon staat er toevallig een wiegje klaar. Dat gaat in tegen mijn democratische inborst’, zegt Belhaj in het restaurant van de Tweede Kamer.

Dat gevoel is niet verdwenen nadat zij begin dit jaar als D66-Kamerlid is geïnstalleerd.

‘Ik had vroeger het idee dat het niet klopte. Later heb ik er veel meer over geleerd, vooral over het staatsrechtelijke aspect van de monarchie. Waarom zit de koning nog steeds in de regering? Waarom is hij nog president van de Raad van State? Waarom moet dat allemaal nog? Dat is toch gewoon niet meer van deze tijd?’

Maar ja, zolang er geen meerderheid in het parlement is om zaken aan te passen, blijft het instituut dat monarchie heet bestaan. En maakt een Kamerlid onderdeel uit van het onderhavige systeem. Dat gaat samen, vindt Belhaj. ‘Ik praat met iedereen in de samenleving, dus ook met een koning en een koningin. Het gaat om een zakelijk, een politiek verschil van mening’.

Het D66-Kamerlid noemt het overigens wel ‘verbazingwekkend’ dat er zo weinig transparantie bestaat over de monarchie en de kosten die de belastingbetaler moet dragen. Belhaj, fel: ‘Als je dan een monarchie hebt, moet het wel duidelijk zijn wat dat kost. Het is jammer dat premier Rutte die openheid niet betracht, want het hoort er wel bij, vind ik. Alexander Pechtold vraagt er altijd naar tijdens begrotingsbehandelingen. Maar het komt niet. Je moet er volgens mij volwassen mee omgaan’.

Emirates

In haar Kamerwerk komt Salima Belhaj niet zo vaak het onderwerp monarchie tegen. Zij is woordvoerder van de fractie op de terreinen defensie en infrastructuur. ‘Soms komt het plotseling toch in je portefeuille. Zoals het bericht dat bij het staatsbezoek aan Australië en Nieuw Zeeland koning en koningin met Emirates zijn gevlogen. Waarom niet KLM? Ik heb meteen vragen gesteld’.

Het emotionele aspect van het debat over de monarchie interesseert haar niet. Het gaat haar om een zakelijke discussie. ‘Ik loop niet met een T-shirt met een slogan of met een button rond’, vertelt ze lachend. ‘Ik vind vragen over een hand geven aan de koning of met andere Kamerleden bij het koningspaar langs gaan, niet relevant. Daar gaat het niet om’.

‘Als mensen koning Willem Alexander en koningin Maxima leuk vinden dan zijn ze daar vrij in, ikzelf heb dat niet. Als democraat ga ik daar ook niets van zeggen. Waar ik zelf wel op tegen ben, is de erfopvolging. Dat het kind van een koning automatisch ons nieuwe staatshoofd wordt. Ik heb bij een demonstratie wel eens een bord omhooggehouden met Beatrix for president. Dat strookt met mijn democratische uitgangspunt, want dan kan je op haar stemmen. En Willem-Alexander kan ook zelf een keuze maken, hoor. Hij zit niet in de gevangenis.. Maar zolang we een koning en een koningin hebben, moet er openheid en verantwoording zijn. En dat is nu onvolkomen. Dat is niet meer van deze tijd’.

In naam van de koning?

Rechtspraak in naam van Oranje berust nergens op

In vele rechtszalen van Nederland hangt een of ander portret van de koning. In zijn naam lijkt recht te worden gesproken. Welke koning wordt bedoeld? De koning als staatshoofd? De koning als onderdeel van de regering? De koning als voorzitter van de Raad van State? En wanneer zal de rechtspraak eindelijk eens honderd procent oranjevrij zijn?

Tekst H.U. Jessurun d’Oliveira

Waarschuwing vooraf: Ik ben niet alle rechtszalen in Nederland langsgegaan om te kijken of Willem IV overal aan de muur hangt. Ik denk dat het gebruik afneemt. Maar, belangrijker, deugt het wel dat er recht gesproken wordt ‘in naam van de koning’? Dat dit ook boven vonnissen staat? En is dat ook het geval? We duiken het verleden in.

Er zal, door de gansche Republiek, alleen regt worden gesproken in naam van het Bataafsche Volk.’

Zo luidt artikel xxxix van de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk van 1798. Dit was een uitvloeisel van een diepe breuk met het verleden. De staat was voortaan niet meer het persoonlijk bezit van de vorst, maar de uitdrukkingsvorm van het volk: ’Het Bataafsche volk, zich vormende tot eenen ondeelbaaren Staat (…) verklaart de navolgende stellingen als de wettigen grondslag , waarop het zijne Staatsregeling vestigt‘, aldus de Preambule tot deze constitutie.

Het staatsgezag verplaatste zich van de vorst naar het volk, waar het natuurlijk ook thuishoort. Het maatschappelijk verdrag, voorgespiegeld door Locke en Rousseau, hoe hypothetisch ook, was er duidelijk over, en de Staatsregeling annexeerde het in artikel XIV: ’Alle magt of gezag, door het Volk aan zijne Vertegenwoordigers verleend, is slechts bij volmacht. (…).’ Niettemin wordt deze overstap van vorst naar volk tot op de huidige dag genegeerd in onze grondwet. Er staat niets over de volkssoevereiniteit. Niet alleen is dit document weinig ideologisch en vooral pragmatisch, maar bovendien is er politiek verzet. De door het Christendom geïnspireerde partijen weigeren de volkssoevereiniteit te erkennen. God, Nederland en Oranje is hun devies. Paulus’ brief aan de Romeinen ( hoofdstuk13) is ook aan de Nederlanders geadresseerd. Zo leest men tot de huidige dag als Standpunt van de ChristenUnie: ’De overheid draagt haar ambt van Godswege en is daarom dienares van God’. En: ’De Koning vertegenwoordigt de eenheid van het volk.’

‘Bij de gratie van God

Het schilderachtige GPV, dat zo’n één procent van het kiezerscorps meekrijgt, heeft in zijn richtlijnen (uit 1996) vastgelegd, dat ‘de roeping van de Overheid, om God, de Schepper van hemel en aarde, publiek te eren‘ in de grondwet moet worden opgenomen, en dat de Koning ‘regeert bij de gratie van God.’

De kortstondige democratische legitimatie van de rechtspraak in de Bataafse Republiek werd weer teruggedraaid in de Constitutie van 1806 die in art.65 bepaalde: ’Het Regt wordt in naam en van wegens den Koning uitgeoefend.’ Koning Lodewijk Napoleon, de zetbaas van zijn broer de keizer, delegeerde de rechtspraak uit zijn naam aan de rechterlijke macht. Na de opkomst van de ‘Souvereine vorst’ Willem I verschoof deze bepaling naar de grondwet van 1814. ’Er zal alomme in de Vereenigde Nederlanden regt gesproken worden uit naam en van wege den Souvereinen Vorst’(art.99).

In 1815 werd de soevereine vorst vervangen door ‘de koning’, een titel die hij zich inmiddels had laten aanmeten (art.162). De staatsrechtsgeleerde Kranenburg legde het artikel als volgt uit: ‘Centralisatie van de ordening der rechtsbedeling wilde men, niet invloed van de Koning op de rechterlijke macht.’( R. Kranenburg, Het Nederlandsch Staatsrecht, 1925, deel II, p. 24). Thorbecke had er anders over gedacht. Die meende dat ermee werd beoogd alle rechtspraak die niet berustte op de bevoegdheid van de soevereine vorst, als ‘fountain of justice’, af te schaffen. Voorheen had elke Provincie zijn eigen rechterlijke organisatie. In 1848, na de afscheiding van België, werden de Verenigde Nederlanden teruggebracht tot: ’de Nederlanden’ ( art.145). De koloniale macht spiegelde zich in 1887 in de formule dat er ‘alom in het Rijk’ recht werd gesproken ‘in naam des Konings’ (art.149), en dat bleef zo staan in de volgende grondwetten van 1922, 1938, 1953 en 1956, 1963 en 1972 (art.163). Het ‘van wege’ was dus al weggemasseerd, omdat dit de verkeerde gedachte opwekte dat de koning de rechtspraak had gedelegeerd.

De huidige grondwet

Eerst in 1983, na bijna twee eeuwen, werd de bepaling geschrapt. De gedachte achter deze schrapping was een systematische, omdat de term ‘koning’ in de grondwet vanaf 1983 alleen nog maar op de persoon van de koning zou slaan, en niet op een symbolische koning, en omdat de rechtseenheid die het artikel beloofde vanzelfsprekend was, nu alle wetten overal in het land en voor iedereen gelden. Zelfstandige provincies hadden al een paar eeuwen plaatsgemaakt voor de eenheidsstaat Nederland. Bij deze redengeving – de bepaling is eigenlijk overbodig- is zorgvuldig heen gewandeld om het ideologische karakter ervan. De koning werd immers niet alleen handig ingezet om de eenheid van de rechtspraak in de eenheidsstaat Nederland te onderstrepen, maar vormt toch ook een late echo uit de tijden van feodalisme en al dan niet verlicht absolutisme, waarbij de vorst de bron van alle staatstaken was. Reduceren van de manifestaties van de koning vermeerdert de volkssoevereiniteit, al zijn deze communicerende vaten eigenlijk onverenigbaar.

Trias politica

Van oudsher omringde zo’n koning zich met een hofraad, een curia regis, die zich met de staatszaken bezighield, waaronder rechtspraak, en van waaruit zich op de lange duur de regering, de wetgever en de rechtsprekende macht uitsplitsten. De trias politica van uitvoerende macht, wetgever en rechtspraak werd opgedragen aan verschillende organen. Vanuit deze delegatie van de rechtspraak door de vorst van staatstaken aan hofraden en onderraden, raden van state en privy councils, is te verklaren dat nog lang de rechtsprekende macht van de koning, de absolute vorst, werd afgeleid. De term ‘fountain of justice’ is trouwens verraderlijk. De vorst is niet de bron, maar degene die erover te waken heeft. Zo schrijft de beroemde staatsrechtgeleerde William Blackstone in de tweede helft van de achttiende eeuw: ‘By fountain of justice the law does not mean the author or original, but only the distributor. Justice is not derived from the king,(…) but he is the steward of the public, to dispense it to whom it is due. He is not the spring, but the reservoir.’

Hardnekkige praktijk

Pas in 1983 verklonk deze echo in onze grondwet, maar de praktijk blijkt hardnekkig. Het is een geluid dat doet denken aan de regels van Thomas Mann in Der Zauberberg:  ‘Het toonde Hans Lorenz Castorp in zijn ambtskleding als raadsheer van de stad in die ernstige, om niet te zeggen vrome burgerkleding van een vervlogen eeuw, die een plechtstatige en tegelijk roekeloze samenleving door de tijden had geleid en in luisterrijk gebruik had gehouden, om op ceremoniële wijze het verleden tot heden, het heden tot verleden te maken en blijk te geven van de gestage samenhang der dingen, de eerbied waardige betrouwbaarheid  van hun handelingsvolmacht.’(vertaling door Hans Driessen in de nieuwste Nederlandse vertaling De Toverberg, 2016).

Nog steeds vindt men in vele gerechtsgebouwen en rechtszalen een portret van de dienstdoende koning, en dat suggereert dat er nog steeds in zijn naam recht gesproken wordt. Zo wordt de vreze des vorsten in de justitiabelen gejaagd. Voor deze aanwezigheid in de gerechtsgebouwen is geen enkele grond meer.

En dat geldt ook en nog sterker voor rechtspraak ‘in naam des Konings’. Daarvoor is zeker sinds 1983 de grondslag ontvallen. In welke hoedanigheid zou de koning de rechtspraak hebben gedelegeerd aan de rechterlijke macht? Niet als onderdeel van de regering, want de regering gaat niet over de rechtspraak: die is onafhankelijk van de regering, en moet ook de regering controleren. Niet als voorzitter van de Raad van State, want dat is een puur ceremoniële functie, waaruit geen bevoegdheden voortvloeien. Niet als staatshoofd, want ook daar kan het recht niet uit gepeurd worden om de rechtspraak te legitimeren.

Dat rechterlijke uitspraken als aanhef hebben ‘In naam van de koning’ geeft voedsel aan de misvatting dat de rechtspraak, als in oude tijden, voortspruit uit zijn macht. Er is intussen geen wet die bepaalt dat de vonnissen zelf die vermelding moeten voeren, in de aanhef of in het gedeelte waarin na de motivering de uiteindelijke beslissing wordt kenbaar gemaakt.

Lakeiengedrag

Maar: al tijden wordt er niet meer recht gesproken wordt ‘in naam van de koning.’ De Raad voor de Rechtspraak verzekert mij dat men daarmee bij de gewone rechter (rechtbanken, gerechtshoven, Hoge Raad) al meteen in 1983 is opgehouden. De Afdeling Rechtspraak van de Raad van State heeft het sinds 1983 daarentegen nog heel lang volgehouden om recht te spreken in naam der Koningin: pas toen Beatrix abdiceerde en Willem Alexander het stokje overnam, op 30 April 2013, dus na dertig jaar, heeft de Raad van State ervoor gekozen om de rituele formule te laten vervallen. Praktische aanleiding of gelegenheid was natuurlijk dat er nieuw papier moest worden aangemaakt. Eerbied voor de formele voorzitter van de Raad van State heeft niet nagelaten zijn treuzelende werking uit te oefenen. Lakeiengedrag.

Er zijn wel nog steeds een paar wettelijke bepalingen waarin uitdrukkelijk is vastgelegd, dat rechterlijke uitspraken, civiele en strafrechtelijke, ‘in naam van de Koning’ moeten worden ten uitvoer gelegd. Zo zegt art. 430 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de gewaarmerkte afschriften van vonnissen, op grond waarvan kan worden geëxecuteerd ‘aan het hoofd de woorden “In naam van de Koning” moeten voeren’. Daarvoor werd meest een stempel gebruikt. Bij recente wijzigingen van het Wetboek is dit vuiltje niet weggewerkt. Wel werd keihard gewerkt aan de modernisering van de formule: per 1 juli 2015 werd ‘des Konings’ bij wet gewijzigd in ‘in naam van de Koning.’ Het verhaal gaat dat deurwaarders soms weigerden de executie ter hand te nemen van vonnissen die nog ’in naam des Konings’ waren uitgegeven. Fijn dat men op de magie van de grote letters let. Zuinige griffiers hebben in het begin nog wel eens op het stempel de vrouwelijke uitgang weggeplakt, zodat er grossen werden verstrekt ‘in naam der Koning’, een aanbevelenswaardige feminisering van het koningschap. Het ambt is androgyn.

Art.554, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering verklaart in het kielzog van deze bepaling dat de benadeelde partij in een strafzaak een afschrift van de griffier kan krijgen om de schadevergoeding waartoe de dader is veroordeeld binnen te halen. Ook hier moet aan het hoofd van het afschrift staan: ‘in naam van de Koning’. Het gaat dan om de zogenaamde ‘grossen’, afschriften, waarmee men, desnoods met de sterke arm, de uitspraak kan effectueren. Het inzetten van de sterke arm bij de executie van vonnissen is een overheidstaak, waar bijvoorbeeld de gerechtsdeurwaarder met zijn rakkers onder valt, maar daar staat de koning buiten. Om staatsrechtelijke redenen moeten die bepalingen dus vervallen: koning is niet (meer) gelijk aan ‘uitvoerende macht’, ook al maakt hij – naast het kabinet – deel uit van de regering, zonder overigens daarvan het hoofd te zijn.

Duitsland

Bij onze oosterburen, toen de Weimarrepubliek het keizerrijk afloste en de volkssoevereiniteit troef werd heette het dat er ‘in Namen des Reichs’ recht gesproken zou worden. Tegenwoordig staat er in het Grundgesetz (art.20 (2)): ‘Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus. Sie wird (…) durch besondere Organe der Gesetzgebung, der vollziehenden Gewalt und der Rechtsprechung ausgeübt.’ Vandaar dat de rechterlijke uitspraken beginnen met de aanhef ‘In Namen des Volkes’. Het gezag van de rechtsprekende organen wordt gelegitimeerd door het volk, via wetgeving die de rechtspleging inricht. Na de Tweede Wereldoorlog heeft er korte tijd ‘in Namen des Rechts’ boven de uitspraken gestaan, een wat malle, zij het begrijpelijke aanduiding, als reactie op de aanhef in het Duizendjarig Rijk: ‘In Namen des Deutschen Volkes’. Daar zit een addertje onder het gras: dat Duitse volk werd nader omschreven als van ‘deutschen oder artverwandten Blutes’. Joden en andere niet-ariërs maakten dus sinds het Reichsbürgergesetz van 15 september 1935 geen deel meer uit van het Duitse volk. Om precies te zijn: zij waren wel Duitse ‘Staatsangehörige’ en genoten daardoor – o cynisme – de bescherming van het Duitse Rijk waarvoor zij ‘besonders verpflichtet’ (dankbaar) moeten zijn (par.1). Zij waren daarentegen geen Reichsbürger, bekleed met alle politieke rechten. Vandaar, na de nazi-onrechtstaat het naoorlogse herstel op de troon van het recht, wat natuurlijk een beetje raar is omdat er recht gesproken wordt in naam van het recht.(Het had natuurlijk ook te maken met de onduidelijke status van het verslagen Duitsland.) We zien in deze ontwikkelingen dat het er wel degelijk toe doet in naam van wie of wat recht gesproken wordt. Er zitten ideologische en symbolische componenten in, en schijn kan hier bedriegen. Bovendien zal de gemiddelde burger, die de finesses niet kent, eenvoudig denken, in strijd met de werkelijkheid, dat de rechtspraak inderdaad van de koning afkomstig is.

België

België kent een Procureurs des Konings (officier van justitie), maar op de rechterlijke uitspraken wordt niet vermeld dat ze gewezen zijn in naam van de koning. Wel beaamt de Grondwet, ondanks het bestaan van het koningschap, dat ‘alle macht uitgaat van de Natie’. Daarentegen is tot grondwettelijk beginsel verheven dat ‘de arresten en vonnissen in naam des Konings worden uitgevoerd.’(art.40). Dat is dus net zo als in het Nederlandse stelsel. Deze bepaling staat in verband met art.37 van de Belgische Grondwet, dat decreteert dat ‘de federale uitvoerende macht bij de Koning berust.’ Voor het begrip ‘uitvoerende macht’ gebruiken we in Nederland niet meer de term ‘koning’. Weliswaar maakt de koning deel uit van de regering – hij vormt het sjieke en machteloze deel – maar hij heeft geen staatsrechtelijke bevoegdheden.

In Suriname staat er sinds de dekolonisatie boven het afschrift van het vonnis waarmee kan worden geëxecuteerd: ‘In naam van de republiek’.

Nog één restant over

De gestage erosie van de aanwezigheid van het koningschap in ons staatsbestel manifesteert zich ook in de rechtspraak. Tot symboliek afgesleten formules die erop duidden dat de rechtspraak afgeleid was van de macht van de koning en dat er in zijn naam en vanwege hem werd rechtgesproken zijn sedert de ingrijpende grondwetswijziging van 1983 verwijderd. Op de werkvloer heeft de doorvoering ervan in een veranderingsresistente omgeving als de rechterlijke organisatie trouwens nog even geduurd. Bij de Raad van State zelfs nog een hele generatie, maar liefst dertig jaar.

Er is nog éen restant: het wettelijk voorschrift dat bij executie van civielrechtelijke rechterlijke uitspraken het afschrift van de uitspraak de formule ‘in naam van de Koning’ moet behelzen. Daaraan is, ook terminologisch, sinds 1983 de grond ontvallen. Die wetsbepaling moet daarom bij de eerste gelegenheid worden geschrapt.

 

H.U. Jessurun d’Oliveira is oud-hoogleraar rechtsfilosofie, internationaal privaatrecht, rechtsvergelijking en migratierecht aan de universiteiten van Groningen, Amsterdam en het Europees Universitair Instituut (Florence). Hij is oud-voorzitter van de stichting De Republikein.