artikelen - Page 14

Een junk op de troon

‘Is HM wel helemaal normaal?’, vroegen de ministers van Wilhelmina’s oorlogskabinet in Londen zich af. De vorstin bleek verslaafd aan pervitine, een amfetamine die ook in zwang was bij de Duitse SS en Wehrmacht. Historicus Gerard Aalders over de consequenties van absoluut regeren onder invloed van speed.

 

Tekst Gerard Aalders

 

Onlangs verscheen een boek van de historicus-jurist Marcel Verburg waarin hij onomwonden constateert dat koningin Wilhelmina aan de drugs was. Jarenlang hebben we een junk op de troon gehad. Hoezeer en hoelang ze verslaafd was is moeilijk te zeggen want het tv-programma ‘EenVandaag’, waarin Verburg zijn boek Geschiedenis van het Ministerie van Justitie 1940-1945 presenteerde, deed zijn uiterste best om het kijkvolk te sussen. In Wilhelmina’s tijd zag men drugs nog niet als drugs en ze was toch onze Moeder des Vaderlands in de bange oorlogsjaren? Daar valt van alles op af te dingen, maar dat Wilhelmina een junk werd is gezien haar opvoeding best logisch.

 

Zielig geval

Een koningsdochter groeit niet op als andere meisjes. Wilhelmina was als kind een zielig geval, hoewel het haar materieel natuurlijk nergens aan ontbrak. Waar het aan schortte was warmte, empathie en gewone medemenselijkheid. Vriendinnetjes had ze niet en de paar meisjes die met haar mochten spelen – nou ja, zo nu en dan in haar nabijheid mochten verkeren – moesten haar aanspraken met ‘mevrouw’.

Haar moeder, koningin Emma, zeulde met dochterlief stad en land af om sympathie op te bouwen voor het Oranjehuis want die was door het onbeschofte en onbehouwen gedrag van Wilhelmina’s  vader, koning Willem III, tot een dieptepunt gedaald. Emma is er helaas in geslaagd die neerwaartse spiraal te doorbreken en om te buigen in een richting die het republikeinse volksdeel haar niet in dank heeft afgenomen.

Zodra ze meerderjarig was – voor Wilhelmina was dat al op haar achttiende verjaardag, drie jaar eerder dan haar leeftijdgenoten – besteeg ze de troon. Ook die gebeurtenis helpt je op termijn wellicht aan de drugs, want als je als tiener al staatshoofd wordt – terwijl je eigenlijk nog gewoon op de middelbare school hoort te zitten – raak je het zicht op de werkelijkheid kwijt. Op zo’n dag denkt zo’n kind-staatshoofd wellicht dat het hallucineert, maar het was allemaal echt.

De kranten dampten bij haar inhuldiging van pure Oranjeliefde en een minister was het spoor helemaal bijster toen hij schreef over de ‘waardige en tegelijk natuurlijke wijze’ waarop Wilhelmina haar arm had opgeheven om trouw te zweren. ‘Geen actrice had het haar kunnen verbeteren, zoo bevallig en tegelijk ongekunsteld was hare beweging.’

Probeer in zulke omstandigheden maar eens van de drugs af te blijven. Je steekt je arm omhoog en een minister valt subiet in zwijm van ademloze bewondering.

 

Mateloos gedweep

Ze had trouwens acht jaar de tijd gehad om dat armpje te leren heffen en het tekstje te oefenen dat ze in de Nieuwe Kerk uitsprak. Met die tekst is ook al zo mateloos gedweept, hoewel het kind/koninginnetje niets bijzonders had te melden. Integendeel. Maar volgens haar biograaf deed ze dat wel ‘kristalhelder en zonder enige hapering’. Dat is fijn, maar ach, het was ook maar een minispeech van nog geen 250 woorden; zeg maar een driekwart A-4tje.

Opvallend genoeg heeft Wilhelmina zichzelf qua gedrag lang in de hand weten te houden, wat een ijzeren wilskracht moet hebben geëist. Ze had altijd een sterk overtrokken beeld van zichzelf en was ten diepste overtuigd van haar eigen grootheid en importantie. Tegenspraak duldde ze niet en vermoedelijk zwolg ze als een Donald Trump in de adoratie van het juichende publiek.

Toen de oorlog uitbrak had ze op allerlei mogelijke manieren kunnen reageren. Ze nam echter het verkeerde besluit en koos voor het hazenpad. De orangistische geschiedschrijving heeft bovenmenselijke pogingen gedaan haar vlucht als een heldendaad af te schilderen; als een bewijs van haar diepgaande inzicht in de loop der dingen.

Die vermeende diepgaande, intellectuele, vergezichten hadden haar er van overtuigd dat de oorlog maar kort zou duren: hooguit een jaar. Dan kon ze weer terug. Maar het duurde vijf keer zo lang en de frustraties hoopten zich op. Ergens is het toen fout gegaan en heeft ze naar de pervitine gegrepen, een drug die vergelijkbaar is met speed of amfetamine.

wilhelmina joep nieuw

Absolute monarchie

Wilhelmina vertoonde in Londen opvallend gedrag en ze gedroeg zich meer als een viswijf dan een koningin. Haar ministers maakte ze uit voor rotte vis en bij iedere aanleiding schold ze de heren stijf. Volgens Hare Majesteit waren de ministers van haar operetteregering – het valt moeilijk anders te benoemen – een zootje slapjanussen. Geen knip voor de neus waard. Het punt was vooral dat niemand haar ideeën over ‘Vernieuwing’ wilde accepteren. Dat strekt de ministers tot eer, want wat Wilhelmina ‘Vernieuwing’ durfde noemen, was niets minder dan een terugkeer naar de duistere Middeleeuwen. De macht van het parlement wilde ze drastisch beperken en die van haarzelf oprekken. Wilhelmina droomde van een absolute monarchie.

Dat archaïsche idee had zich onwrikbaar in haar hoofd vastgezet. Dankzij (of wellicht ondanks) de pervitine? Wie tegen ‘Vernieuwing’ was, was tegen háár en kon maar beter direct opkrassen. Bij haar ministers rees de vraag: ‘Is Hare Majesteit wel helemaal normaal?’

Jazeker. Wilhelmina gedroeg zich zoals ze zich eigenlijk altijd al had willen gedragen. Alleen had ze zich altijd beheerst, maar die eigenschap verdween onder invloed van haar druggebruik. Een kernmerk van pervitine is namelijk dat het je normale gedrag versterkt.

In potentie, zo moet de conclusie luiden, was Wilhelmina’s viswijverige, onbeschofte gedrag dus altijd al onder de oppervlakte aanwezig. Pas toen ze pervitine ging gebruiken, openbaarde zich haar ware karakter en verschilde ze nog maar nauwelijks van haar vader, Willem III.

 

Lockheed: Correcties & aanvullingen

Wat iedereen al wist over het Lockheed-schandaal is sinds Mark Rutte’s optreden bij Zomergasten nu ook het officiële Nederlandse regeringsstandpunt. Prins Bernhard liet zich wel degelijk steekpenningen betalen door de Amerikaanse vliegtuigbouwer. Dus hoe zit nu het met de rectificaties die NRC Handelsblad tot drie keer onder druk van de RVD moest plaatsen toen de krant gewag had gemaakt van het prinselijke smeergeld? NRC Handelsblad’s Ombudsman Sjoerd de Jong schreef in december 2015 een verhelderend stuk over de martelgang van zijn krant in ‘De Republikein’.

 

Tekst: Sjoerd de Jong

rutte zomergasten

Het begon met een onschuldig, lollig stukje.

In De Haagse Staat, een wekelijkse rubriek met parlementaire nieuwtjes, mijmerde chef politieke redactie Kees van der Malen van NRC Handelsblad op 23 januari 1995 over de gedragsvrijheden van leden van het Koninklijk Huis in het licht van de ministeriële verantwoordelijkheid. Aanleiding was de onvrijwillige, gemotoriseerde confrontatie van de vakantievierende kroonprins Willem-Alexander en zijn toenmalige vriendin Emily Bremers met een Zuid-Duitse vangrail (snelheid van 150-160 km/u).

Gevaarlijk! Mocht de kroonprins eigenlijk wel autorijden, net als andere burgers?

Geen kleinigheid dit, want, zo herinnerde Van der Malen zijn lezers, het kabinet Den Uyl had nog stevig ingegrepen bij wangedrag van prins Bernhard. Het kabinet had hem in 1976, zoals iedereen nog wel wist, zijn militaire functies en uniform afgenomen ‘nadat bleek dat hij betalingen van vliegtuigfabrikant Lockheed had aangenomen’.

Afgenomen? Aangenomen?

Direct volgde protest van de Rijksvoorlichtingsdienst. Er was helemaal geen sprake van dat de prins betalingen had aangenomen. Dat had hij nu net altijd ontkend. De commissie van de heren Donner, Holtrop en Peschar, die de Lockheed-zaak uitputtend had onderzocht, had destijds weliswaar vastgesteld dat de prins de fabriek om geld had gevraagd en de fabriek hem wilde betalen, maar niet dat hij het ook had ontvangen.

Bewijzen daarvoor ontbraken, het was geen ,’vastgesteld feit’.

O ja, en dat van het uniform en die functies klopte ook niet.

Een dag later werd de fout al hersteld – en hoe. Met een correctie die bijna zo lang was als het oorspronkelijke stukje. De formulering van de krant deed ‘geen recht aan de vastgestelde feiten’, heette het in de betrekkelijk nieuwe rubriek Correcties & Aanvullingen, ingesteld door toenmalig hoofdredacteur Ben Knapen.

Want: ‘Ten eerste heeft prins Bernhard volgens het rapport van de Commissie van Drie geen betalingen aangenomen. Ten tweede heeft prins Bernhard zelf verzocht hem uit zijn militaire functies te ontslaan. Ten derde besloot de prins zelf af te zien van zijn uniform om zo tot uitdrukking te brengen dat hij zijn functies had neergelegd’.’

Kortom, de krant hees de witte vlag hoog in de mast.

Iets te hoog, achteraf gezien, want dat eerste deel van die correctie was nu ook weer niet helemaal juist: in het onderzoeksrapport staat dat de prins ontkent betalingen van de firma Lockheed daadwerkelijk te hebben ontvangen en dat de Commissie ‘geen bewijzen van het tegendeel [heeft] gevonden’. Toch net iets subtieler dan wat de krant er in die correctie van maakte. En de Commissie was al zo subtiel. Het driemanschap stelt immers hooguit vast dat ze geen bewijzen had gevonden dat Bernhard het geld echt had gekregen – iets anders dan concluderen dat het niet was gebeurd.

Het was niet de laatste keer dat NRC Handelsblad uitgleed over het smeergeld. Sommige fouten blijf je maken, zoals je een eenmaal verhaspelde naam nooit meer goed uitspreekt. En juist met zulke delicate feiten, vastgesteld of niet, luistert dat nauw.

Een jaar later was het weer raak – of nou ja, mis.

Dit keer ging het om een langer artikel (1248 woorden), over steekpenningen in het internationale bedrijfsleven. Onder de kop Corruptiebestrijding komt twintig jaar na ‘Lockheed’ traag op gang (30 januari 1996) stelde verslaggever Jan Gerritsen vast dat smeergeld en corruptie ‘vertrouwde verschijnselen’ zijn in de Derde Wereld ‘en ook steeds vaker in Europa’. En ja, daar was de prins, die ’ten minste 100.000 dollar ontving’.

Fout!

Schuldbewuste rectificatie, vier dagen later: ‘Dit laatste is niet in overeenstemming met de feiten die door de Commissie Donner in haar rapport zijn vastgesteld’.

Om nu helemaal goed te zitten, vergeleken met een jaar eerder, werd de bewuste passage uit het rapport geciteerd: ook met betrekking tot die 100.000 dollar had de prins ‘uitdrukkelijk verklaard, dat hij het bedrag niet heeft ontvangen, noch erover heeft beschikt. De commissie heeft geen bewijzen van het tegendeel gevonden’.

En, kennelijk omdat de krant inmiddels recidivist was, volgden hoofdredactionele excuses om de zaak af te blussen: ‘De hoofdredactie van NRC Handelsblad biedt Prins Bernhard haar verontschuldigingen aan voor deze incorrecte voorstelling van zaken’.

Opmerkelijk. En ook weer niet helemaal precies: excuses pasten eerder voor de incorrecte weergave van het rapport, zou je zeggen. Of de voorstelling van zaken zelf incorrect was, daar was de commissie ook niet achter gekomen.

Maar goed.

Een jaar lang bleef de krant uit de gevarenzone. Maar toen verscheen, op 7 november 1998, het bericht ‘Juliana dreigde om Lockheed met crisis’. Een kort stukje (274 woorden) naar aanleiding van een NPS-documentaire over het kabinet-Den Uyl. In dat programma beweerden de oud-ministers Westerterp, Lubbers en Vredeling dat Juliana in 1976 had gedreigd met aftreden als het kabinet maatregelen zou nemen tegen haar man. ‘U moet goed weten, hij is en blijft mijn man’, had ze volgens Westerterp tegen de geprangde sociaaldemocratische premier gezegd.

So far, so good. Maar wat voegde de inmiddels tweevoudig berispte liberale krant er nog maar even aan toe? ‘Prins Bernhard ontving ten minste 100.000 dollar’.

Nee-hee, dat was nou juist niet ‘vastgesteld’.

Twee dagen later volgde de correctie. Chagrijniger dan de vorige twee keer, en ook een tikje minder royaal: ‘Dit is nooit bewezen’, meldde de krant bars. En, misschien om toch ook nog een beetje gelijk te halen: ‘Prins Bernhard heeft 62.000 dollar aan inkomsten ”niet kunnen ophelderen’’, aldus de Commissie-Donner’.

De tijden waren duidelijk veranderd; de witte vlag ging nu nog maar halfstok.

Een maand later, op 4 december 1998, kennelijk getergd door de drievoudige fout, ging het intellectuele smaldeel van de krant nu maar eens los. Chef Boeken Hubert Smeets besprak in zijn vrijdagse bijlage het rapport van de Commissie van Drie in de reeks De oogst van onze eeuw, een overzicht van de belangrijkste boeken uit honderd jaar.

Zijn eerste zin: ‘Het is zaak geen fouten te maken’.

Zeg dat wel.

Hij maakte zelf ook geen fout. De rest van de bespreking was al even historisch bezonken. Oud-adjunct hoofdredacteur Smeets, duidelijk van zin eindelijk een streep onder de zaak te zetten, prees de ‘superieure stijl’ van het driemanschap Donner, Holtrop en Peschar. Over hun formuleringen noteerde hij, bijna lyrisch: ‘Dit zijn teksten die literair en juridisch zijn, politiek en feitelijk. Dit zijn alinea’s die je niet nauwkeurig genoeg kunt bestuderen. Dit is het werk van auteurs die misschien niet zo lekker formuleerden als de rechters van nu, maar wel veel preciezer omdat fictie en feit toen nog niet waren versmolten tot “faction”.’

Feit is: er volgde geen correctie meer. Althans, tot tien jaar later.

Want warempel, in 2008 sloeg NRC Handelsblad opnieuw toe.

Vreemd, want de prins was vier jaar eerder overleden – en had in postuum gepubliceerde gesprekken toegegeven dat hij steekpenningen had gevraagd en ook had ontvangen. Of nou ja, hoofdredacteur Martin van Amerongen van De Groene Amsterdammer had een ‘gespreksverslag’ samengesteld van onderonsjes die hij met de hoogwaardige had gehad ten paleize, zonder daar ruchtbaarheid aan te geven.

Ook van Amerongen zelf was al overleden, twee jaar voor de prins, toen dat verslag het licht zag in De Groene. Nog vóór de Volkskrant met eigen geheime paleisontboezemingen kwam (het was blijkbaar een komen en gaan van hoofdredacteuren bij de prins). Tegenover Van Amerongen had Bernhard gezegd dat hij van het door Lockheed beloofde geld ‘het grootste deel’ nooit gezien en de rest had ‘weggegeven’.

Zelfs op de wankele basis van dit oncontroleerbare ‘gespreksverslag’ kon het nu toch niet meer fout gaan, bij NRC Handelsblad?

Toch wel. Veteraan-verslaggever Friso Endt , jarenlang werkzaam voor het Parool, NRC Handelsblad, Time Life en Newsweek, stelde vier jaar na de dood van Bernhard zijn herinneringen aan de prins maar eens op papier voor de krant, in een persoonlijk verhaal: De prins en ik (25 november 2008).

In dat stuk op de Achterpagina lazen we dat de prins twee jaar voor diens overlijden door Endt was gebeld, die van hem ‘een bevestiging voor het aannemen van smeergeld’ had gevraagd. En jawel: ‘Dit keer kwam die wel’.

Voorpaginanieuws op de Achterpagina.

Alleen klopte het niet.

Dit keer was het niet de RVD, maar de auteur zelf die bij de redactie protesteerde: fout, dat had hij helemaal niet geschreven! En inderdaad, zo stond het niet in zijn kopij.

Een flater van de eindredactie, die het rapport van de Commissie en het stuk van Smeets kennelijk niet op het bureau had liggen, maar ook de drie eerdere correcties had gemist, én niet besefte dat hier een leuke scoop de krant werd ingeschreven.

Endt had namelijk wel geschreven dat hij Bernhard twee jaar voor diens dood had gebeld, maar dat ging om iets heel anders: Bernhard zou een fax hebben gestuurd naar het Amerikaanse zakenblad Forbes, om te klagen dat de Oranjes helemaal niet zo rijk waren als het blad had beweerd.

Inderdaad, dat had hij gedaan, bevestigde de prins aan de telefoon. Nadat hij de journalist overigens eerst nog even had laten weten dat hij er ‘al dertig jaar’ zin in had hem op zijn neus te timmeren, wegens zijn berichtgeving over Lockheed. ‘Als die [neus] breekt, hangt hij direct naar links of rechts’, aldus de toen 91-jarige.

Moegestreden maar deemoedig, greep de krant maar weer naar de beproefde Correcties & Aanvullingen. Daarin werd nu gemeld: ‘Door een fout van de redactie staat in het artikel De prins en ik dat prins Bernhard…’

Vult u de rest zelf maar aan.

Sindsdien bleef het rustig in de kolommen.

Althans, wat betreft het smeergeld dat de fameuze, of beruchte, prins van Oranje volgens de Commissie van Drie ooit van een vliegtuigfabriek had aangen…

Ik bedoel, had aangevraagd.

Van de redactie – ‘Republikeinen, die moeten er ook zijn’

Uit: De Republikein, no. 2, juni 2016, jaargang 12

Voortaan genieten republikeinen in Nederland koninklijke goedkeuring. ‘Republikeinen, die moeten er ook zijn’, zo vertrouwde koning Willem- Alexander toe aan H.U. Jessurun d’Oliveira (ook bekend van de kolommen van dit tijdschrift) bij het 250-jarige jubileum van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde in Leiden, waarvan de koning als beschermheer optreedt. ‘Als men nu de Nederlandse staatsinrichting zou moeten opzetten, zou niemand een monarchie in zijn hoofd halen’.

Dat komt al aardig in de buurt van een uitspraak van grootmoeder Juliana, die eens verklaarde dat, ware ze zelf geen koningin, ze ook de republikeinse grondbeginselen zou zijn toegedaan.

Jessurun d’Oliveira concludeert in Het Parool: ‘De beschermheer is een cool guy. Alleen zijn job deugt niet’.

Die laatste mening blijken steeds meer Nederlanders te delen. Volgens de zogeheten Koningsdag-enquête van onderzoeksbureau Ipsos daalde het draagvlak onder de monarchie in 2015 tot 65 procent. In 2013 was dat nog 78 procent. Dat komt dus neer op een jaarlijkse daling van 6,5 procent. Bij dit tempo is er over twintig jaar helemaal geen draagvlak meer.

Dit slinken van de aanhang blijkt vooral een financiële aangelegenheid. 52 procent van de ondervraagden vindt de uitgaven voor het koningshuis te hoog. In de Tweede Kamer circuleert een wetsvoorstel om op de uitkeringen van vorst en vorstin te korten en daar bovendien ook inkomstenbelasting op te gaan heffen.

Voortaan genieten republikeinen in Nederland koninklijke goedkeuring.

PvdA-ideoloog Joop van den Berg wijt ‘dat gezeur over de centen’ aan een ‘heimelijk republikeinse stroming in de Tweede Kamer’, voortgekomen aan de ‘algemene behoefte van het populisme om de elite te bekritiseren’. Maar is het werkelijk zo populistisch een kosten/baten-analyse te maken van het koningshuis? Geld is de maat der dingen en daarom staat deze editie van De Republikein in het teken van ‘de pegels’. Niet alleen voor de monarchie, maar ook het geld an sich, het verdwijnen van het muntgeld, de opkomst van de met mysteriën omgeven Bitcoin, het verdampte geld van het Chinese Wirtschaftswunder, het aan het zicht onttrokken geld van de Panama Papers, het geld dat de argeloze burger dreigt kwijt te raken aan de monsterverbonden van TTIP en CETA.

Bezuinigen op de monarchie is tricky business, zoals blijkt uit de tragedie van Jo van der Hoeven, de PvdA’er die zijn onderkoningschap als vicevoorzitter van de Raad van State in 1980 door de neus zag geboord, wellicht omdat hij het had gewaagd mee te werken aan de fiscalisering
van het Oranje-vermogen. Zie het interview met Clemens Meerts, de Limburgse politicus die het waagde de vrijstelling van inkomstenbelasting van vorst en eega voor zichzelf op te eisen en tot aan de Hoge Raad bleef procederen. Intimidaties van de Belastinginspecteur werden zijn deel.

Kortom, er valt nog veel werk te verzetten. En daarom ontvangt de koning van deze voorliggende editie van ‘De Republikein, tijdschrift voor de betrokken burger’ een geheel kosteloos proefnummer op zijn werkadres, met het royale aanbod voor een jaarabonnement, mét een
koninklijke korting die overigens ook voor ieder ander geldt.

René Zwaap, hoofdredacteur ‘De Republikein, tijdschrift voor de betrokken burger’

 

Agenda: 1 juli 2016 – Gebroeders De Witt krijgen hun Haagse monument

Het heeft lang moeten duren, maar eindelijk krijgen Johan en Cornelis de Witt, slachtoffers van een gruwelijke lynchpartij in naam van Oranje, een monument in de stad waar zij in 1672 hun verschrikkelijke einde vonden. Met zijn beeld Dutch mechanisms, dat vrijdag 1 juli a.s. wordt onthuld, trekt beeldhouwer Folkert de Jong ‘de thematiek van de moord op de gebroeders De Witt door naar het populisme van nu’, zo staat in de uitnodiging van Stroom Den Haag, de culturele instelling voor hedendaagse kunst die het initiatief nam, te lezen.

Tekst: René Zwaap

Het beeld komt te staan op de hoek van het Spui en de Lange Poten, tegenover het Binnenhof, vlakbij de Gevangenpoort, waar de gebroeders op 20 augustus 1672 werden overvallen door een daartoe kundig opgestookte meute en vervolgens, opgehangen aan een lantaarnpaal op het Groene Zoodje, aan stukjes werden getrokken en hun lichaamsdelen bij opbod werden geveild.
Volgens de overlevering werden de broers neergeschoten, gestoken, geslacht en deels gegeten voor ze ondersteboven werden opgehangen. Hun lichaamsdelen werden als trofee meegenomen en verhandeld, zo ook de vinger en de tong die uiteindelijk in de collectie van het Haagse Historisch Museum belandden.
‘Het is ongehoort hoe miserabel deze twee heren aan de beenen ophangende zijn gesneden en gekorven’, meldde een diezelfde dag uitgegeven vlugschrift. ‘Indien het soo voort gaet, soo salder licht morgen van haer vleesch niets te vinden wesen: zij hebben haer al de vingers, tenen, oren en neus afgesneden, en een lidt van een vinger voor 12 stuyvers, een vinger van vijftien stuyv, een stuck van een oor voor 25 stuyv, en een teen voor 10 stuyv en soo voort, alle verkocht, en haer kleederen zijn aan flarden gescheurt, en niets als lappen overgeschooten, die van yder tot gedenckteecken bewaert worden.’

de-witt
De lijken van de gebroeders De Witt, Jan de Baen, ca. 1672 – ca. 1675 olieverf op doek, h 69,5cm × b 56cm. Het is de ultieme vernedering: naakt en gevild hangen de lijken van Johan en Cornelis de Witt publiekelijk te kijk, op het Groene Zoodje aan de Vijverberg midden in Den Haag. Op 20 augustus 1672 waren zij door politieke tegenstanders vermoord. Johan was zo’n twintig jaar de machtigste man van de Republiek geweest, Cornelis had hem steeds bijgestaan. Nu kregen zij de schuld voor alles wat er dat jaar misging.

Deskundig geregisseerd

De lynchpartij, uniek in de Nederlandse geschiedenis, werd uitgevoerd door ‘het Haagse grauw’, zo plegen de geschiedenisboekjes te melden. In werkelijkheid verliep de actie heel wat minder spontaan en was een en ander deskundig geregisseerd vanuit het stadhouderlijk bewind. De gebroeders De Witt hadden van hun vader, raadspensionaris Jan de Witt, de heilige missie overgenomen om de almaar verder uitdijende macht van de Oranjes te beknotten. Als ware regenten keken zij neer op het gepeupel, dat zich, politiek analfabeet, uitleefde in een bijna messiaanse verering van representanten van het Huis van Oranje.
In het rampjaar 1672, toen Engeland, Frankrijk, Munster en Keulen de oorlog verklaarden aan de Republiek, achtte het Oranjekamp de tijd rijp voor de definitieve eliminatie van de gebroeders. Op 21 juni 1672 werd Johan de Witt bijna het slachtoffer van een moordaanslag toen hij op weg was naar zijn woning aan de Kneuterdijk. Een maand later werd Cornelis de Witt door een orangistische agitator genaamd Willem Tichelaer beschuldigd van de beraming van een moordaanslag op de dan 22-jarige prins Willem III (die het in 1688 nog tot koning van Engeland zou schoppen) en opgesloten in de Gevangenpoort.

Opgestookte menigte

Op 20 augustus, toen Johan een bezoek bracht aan zijn gedetineerde broer, werd het signaal voor de ultieme wraak gegeven. De leden van de ruiterij, die de gevangenis bewaakten tegen de door diverse hageprekers en de nodige partijen gratis alcohol tot het kookpunt opgestookte menigte, kregen opeens het bevel van hogerhand om te vertrekken. Daarna gingen de poorten van de gevangenis wijd open voor het bloedige huldeblijk aan het Oranjehuis.

Folkert de Jong (1972, Egmond aan Zee) staat bekend om zijn theatrale, verhalende beelden die ingaan op thema’s als oorlog, hebzucht en macht. Hij raakte gefascineerd door de vinger en tong van de gebroeders De Witt  in het Haags Historisch Museum.  De kunstenaar zette voor zijn beeld twee natuurgetrouwe kunststof skeletten om in brons. De vinger en tong van de gebroeders scande hij in 3d, printte hij om ze vervolgens in brons af te gieten. Ze zijn de fysieke verbinding met de gebeurtenissen uit die tijd, en staan voor het spreken (met de tong) en het wijzen (van de vinger).

‘Folkert de Jong legt met de verbeelding van deze zwarte bladzijde uit de geschiedenis ook een relatie met het heden: machtsstrijd en populisme zijn van alle tijden’, aldus het persbericht over de aanstaande onthulling, waar ook de hedendaagse republikeinen van harte voor zijn uitgenodigd.

Programma onthulling Dutch Mechanisms, vrijdag 1 juli

15.30 uur ontvangst in Studio Dudok, Hofweg 1a, Den Haag
15.45 uur welkomstwoord door Arno van Roosmalen, directeur Stroom Den Haag
15.50 uur gesproken column door Bas Heijne (columnist NRC Handelsblad)
16.00 uur aanvang debat met historicus Luc Panhuysen en Folkert de Jong, moderator Marco van Baalen, directeur Haags Historisch Museum
16.45 uur einde debat
17.00 uur onthulling beeld Dutch Mechanisms, hoek Spui / Lange Poten (tegenover het Binnenhof, vlakbij de Gevangenpoort)

Toegang is gratis, reserveren gewenst via e-mail: reserveren@stroom.nl.

 

Je moet niet aan het inkomen van de Oranjes komen

Uit: De Republikein, no. 2, juni 2016, jaargang 12

PvdA’er gestraft door greep in de kas van de Oranjes?

Liep de PvdA’er Jo van der Hoeven in 1980 een benoeming tot vice-voorzitter van de Raad van State mis omdat hij zich had ingezet voor fiscalisering van het privé-vermogen en inkomen van leden van het koninklijk huis? H.U. Jessurun d’Oliveira volgt het spoor terug en vroeg opheldering bij zowel toenmalig premier Van Agt als diens vicepremier Wiegel.

Van Agt:  ‘Je moet niet aan het inkomen van de Oranjes komen’

Tekst: H.U. Jessurun d’Oliveira

In 1980 speelde een affaire die de benoeming betrof van een nieuwe vice-voorzitter van de Raad van State. Het gerucht ging, dat die sterk te maken had met de fiscalisering van het inkomen van leden van het koninklijk huis.
Wat was het geval? In 1969 was een staatscommissie tot herziening van de grondwet ingesteld, en daaruit was door de regering een subcommissie benoemd die zich moest buigen over de vraag of de regeling voor de vrijdom van personele lasten ongewijzigd diende te worden gehandhaafd of niet. Deze subcommissie, de Commisie belastingvrijdom Koninklijk Huis,  bestond uit de heren Simons (VVD), Van der Hoeven (PvdA)  en De Pous (KVP), die moesten rapporteren aan de voltallige staatscommissie, en deze weer aan de regering. De subcommissie adviseerde voor wat betreft de  uitkeringen dat  het heffen van inkomstenbelasting een vestzak-broekzakoperatie zou worden en daarmee zinloos ( waar ik nog  wel iets tegenin zou kunnen brengen), maar dat het heffen van belasting op privé-inkomen en – vermogen wel degelijk in aanmerking kwam, voor zover aan die inkomens- en vermogensbestanddelen geen publieke, met de functie samenhangende aspecten verbonden zijn.

jo-van-der-hoeven
Jo van der Hoeven

Geldelijk vermogen

Interessant is de opmerking dat ‘deze beschouwing aan waarde ( zou) inboeten, indien de Koningin en leden van haar Huis zouden beschikken over geldelijk vermogen van zeer grote hoogte. De commissie heeft omtrent de werkelijke hoogte van het vermogens en inkomen voldoende inlichtingen ontvangen om tot de overtuiging te geraken, dat zulks zich niet voordoet, noch in de nabije toekomst zal voordoen’.

Het advies werd door de voltallige staatscommissie overgenomen en ter kennis van de regering gebracht. Het advies heeft geleid tot wijziging van het toenmalige artikel 22 Grondwet ( het huidige art.40), en tot de daaronder hangende wet Financieel statuut van het Koninklijk Huis (1972), die in 1980 nog een keer gewijzigd is in verband met de troonsafstand van Juliana, en ook in 2008 nog geamendeerd is.

In deze wetgeving werden inderdaad privé-inkomen en vermogen van de betreffende leden van het koninklijk huis gefiscaliseerd, voor zover zij niet werden aangewend voor hun publieke taken. Ook werd de uitkering van de koning gerelateerd aan het salaris van de vice-voorzitter van de Raad van State. Men kan zich indenken dat Juliana en haar gedoodverfde troonopvolgster Beatrix niet blij waren met deze ontwikkelingen, die ook nog eens gepaard gingen met het flink beperken van de kring van koninklijke uitkeringstrekkers in de koninklijke familie.
Een van de boosdoeners was Prof.mr. Jo van der Hoeven, oud-hoogleraar en rector magnificus  (1964-1968)  aan de Universiteit van Amsterdam, en vanaf 1973 lid, later, vanaf 1976 voorzitter van de afdeling rechtspraak van de Raad van State. Hij zou geknipt zijn voor de post van vice-voorzitter van de Raad van State als opvolger van M. Ruppert die op 1 oktober 1980 zou aftreden. Maar Van der Hoeven viel uit de boot. Wat was er gebeurd?

Een analyse van de opvolging van Ruppert vinden we in het Reformatorisch Dagblad van 21 mei 1997, van de hand van A. de Jong. Op de dag van het aftreden van W.Scholten als opvolger van Ruppert schreef deze:

‘Toen in de nadagen van het kabinet Van Agt- Wiegel de vice-voorzitter van de Raad van State, dr. M.Ruppert zijn vertrek aankondigde, benoemde het kabinet “in no time” mr. W. Scholten als zijn opvolger. Dat werd meteen een kleine rel. Oppositieleider Den Uyl was woedend over deze in zijn ogen partijpolitieke benoeming.
Een woede die begrijpelijk genoemd kan worden. Het was immers niet vreemd geweest als bij het vergeven van een zo belangrijke post als het vice-voorzitterschap van de Raad van State eerst aan de grootste politieke partij, de PvdA, was gedacht. Daarbij kwam  dat de socialisten in de persoon van Van der Hoeven een zeer geschikte kandidaat voor handen hadden. Bovendien stond Van der Hoeven op de voordracht van de Raad van State, die door het kabinet blijkbaar geheel genegeerd was.
Het kabinet besefte wel, dat de benoeming van Scholten geen schoonheidsprijs verdiende. Dat blijkt uit de haast waarmee de zaak werd doorgedrukt. Nog op dezelfde dag 20 juni 1980 waarop het plompverloren met de mededeling kwam dat een van haar bekwaamste ministers na slechts twee jaar dienst het kabinet alweer ging verlaten, bekrachtigde koningin Beatrix, op werkbezoek in Assen, het besluit. (…) De benoeming van Scholten tot vice-voorzitter van de Raad van state op dat moment kan moeilijk anders worden gezien dan als een strategische zet van Van Agt. Het was immers niet onwaarschijnlijk dat er binnenkort een kabinetscrisis zou ontstaan. En wat is bij de  vorming van een nieuw kabinet voordeliger dan een CDA’er  als eerste adviseur van de koningin?  Scholten werd in het politieke stratego van Van Agt een vooruitgeschoven post.’

Tot zo ver deze onverdachte bron.

Rondzoemend gerucht

Is deze verklaring, dat het CDA een partijgenoot bij de hand wilde hebben bij een nakende kabinetscrisis, ook de juiste? In de eerste plaats is vast te stellen dat het CDA pas vanaf oktober 1980 van start ging; ten tijde van de benoeming bestonden KVP, AR en CHU nog afzonderlijk. Er is een ander verhaal in omloop, dat trouwens ook gedeeld werd door Van der Hoeven zelf, zoals een van zijn toenmalige medewerkers mij vertelde. En dat is, dat hij de onmin van het paleis had opgelopen door zijn rol bij de sterkere fiscalisering van het privévermogen en inkomen van het koninklijk huis, en daarvoor nu de rekening kreeg gepresenteerd. De onzichtbare invloed van Beatrix zou zijn benoeming hebben verhinderd. Dit gerucht ging indertijd al, en bleef rondzoemen. Kan van deze versie nog iets achterhaald worden? Ik probeerde het.

Sinds begin van dit jaar zijn de stukken uit de ministerraad uit die tijd voor publicatie vrijgegeven. Ik meldde mij dus bij het Nationaal Archief om te zien of er in de ministerraad van 20 juni 1980 iets te vinden zou zijn. Ja, wel iets. Agendapunt 16 c: benoeming vice-president Raad van State. ‘De Raad stemt in met de voordracht ter benoeming van mr. W. Scholten met ingang van 1 oktober 1980.’ Punt. Notulen goedgekeurd met de handtekening van Van Agt. De voordracht kon ik bij de onderliggende stukken niet aantreffen, en dat vond ik verdacht. Ik besloot Van Agt een briefje te schrijven om opheldering. ’Bij mijn weten had de Raad van State de heer Van der Hoeven als vicevoorzitter voorgedragen, maar is er onderweg iets gebeurd, waardoor hij van de voordracht is afgerold of een nieuwe voordracht is opgesteld. Kunt u hier enige opheldering over verschaffen?’

Geen Minister van Staat

Na een paar weken, op 6 april,  werd ik opgebeld. ‘Met van Agt. Ik reageer zo traag, omdat mijn telefoon de dienst heeft verzaakt, ik ben aan het verhuizen, en wij alpha’s staan machteloos in zo’n situatie. Wat de zaak zelf betreft: amice, helaas kan ik me er niets van herinneren, ik ben namelijk inmiddels hoogbejaard. Ik heb mijn hersens gepijnigd, hoe is dat indertijd is verlopen, maar waarachtig, niets kan ik me ervan herinneren. Maar er is hoop. Wat ik ga doen is Hans Wiegel bellen, die is nog jong. Hij was minister van Binnenlandse Zaken, dus hij heeft de voordracht gedaan. Dat je niet aan het inkomen van de Oranjes moet komen, heeft ook Piet de Jong gemerkt: die is daardoor geen Minister van Staat geworden. Zelf ben ik dat ook niet, en ik weet ook wel hoe dat komt.’

Drie weken later, op 21 april, word ik ’s ochtends opgebeld op mijn vaste telefoon: ’Met Wiegel .Ik heb u gisteren al eens gebeld, met het verzoek om terug te bellen, maar nu doe ik het zelf maar.
Ik: ‘Gisteren zat ik nog in Andalusië. Vandaar.’
Wiegel: ’Van Agt heeft me uw brief doorgestuurd, professor, met het verzoek u te berichten.’
Ik:’ Ja, van Agt zei hoogbejaard te zijn en in verband daarmee zich niets te kunnen herinneren. Tongue in cheek natuurlijk.’
Wiegel lacht, en zegt: ’Ik weet nog precies hoe het gegaan is. Het mandaat van Ruppert liep op zijn eind, en zoals te doen gebruikelijk maakte de Raad van State een voordracht op. Deze bleek te bestaan uit twee personen: Veringa (KVP) en Van der Hoeven vanwege het PvdA-smaldeel. Het was op een donderdag dat Ruppert en ik over de voordracht spraken. Deze vertelde me niet gelukkig te zijn met de voordracht. Veringa was veel te aardig en te soft, en Van der Hoeven was uitermate bekwaam, maar had niet zoveel op met mensen die minder pienter waren dan hijzelf dacht te zijn. Die neerbuigendheid en ongeduldigheid maakten hem evenmin geschikt voor de positie. Dat ging niet werken. Ruppert en ik praatten door en er passeerden andere namen de revue. Een daarvan was van Scholten, de minister van defensie, die ook jaren lid was geweest van de Raad van State. “Waarom nemen we die niet?”
Ruppert vond het een goed idee, dus heb ik meteen Scholten gepolst. Hij werd daardoor wel overvallen. Ik zei: “Jij moest het maar worden.” Waarop Scholten: “Wat moet ik doen?” Ik zei: “Ja of nee zeggen, en snel, want ik wil het morgen in de ministerraad brengen”.  Scholten stemde toe, ik bracht Van Agt op de hoogte,  en de volgende dag bracht ik de voordracht  mondeling in de ministerraad. Die ging akkoord. Er zijn geen papieren gewisseld. Het ijltempo voorkwam een heleboel gedoe en speculatie. We dachten: snel doorzetten. Zodra de benoeming bekend werd ontstond er krakeel. Natuurlijk was de PvdA boos, want die had op Van der Hoeven gerekend, en niet weer op iemand uit de christelijke partijen.’

Bemoeienis van de koningin?

Daarop vroeg ik Wiegel of het kabinet van de koningin nog bemoeienis met de benoeming had gehad, zoals tongen beweerden. Wiegel: ‘Nee, absoluut niet. De koningin is niet in de benoeming gekend. Dit had niets te maken met de fiscalisering van het inkomen van het Koninklijk Huis. Ik kan het me niet voorstellen.’ De vers op 30 april 1980 aangetreden Beatrix , op werkbezoek in Assen, had het koninklijk besluit, haar per ijlkoerier opgediend,  nog op dezelfde dag getekend.

Dat was dus dat. Uit het voorgaande rijst het beeld op dat niet Van Agt, die de CDA-invloed  avant la lettre wilde vergroten, maar Wiegel de drijvende kracht achter de benoeming van Scholten was. Daarbij ziet het er naar uit, dat karakters meer de doorslag hebben gegeven bij de (negatieve) selectie dan het track record  van Veringa en Van der Hoeven op een aantal gevoelige kwesties. Van der Hoeven, die men als een doorbraaksocialist kan beschouwen – hij kwam uit een lutheraans nest – had geen vete met het koningshuis. Integendeel. Hiervan getuigt onder meer een bijdrage van zijn hand in het blad Nieuw Europa, december 1962, over ‘De Plaats van de Vorstenhuizen in een Verenigd Europa’, waarin hij het in een genuanceerd maar doortastend betoog opneemt voor het voortbestaan van monarchieën in federale verbanden zoals de Europese Gemeenschappen.’ Zoals de zaken er nu voorstaan levert het koningschap in verschillende west-europese landen  vooralsnog geen moeilijkheid op de weg naar de vorming van een federatief Europees verband.’ En : ’Bij die samenbundeling zijn immers volken en hun politieke organisatie betrokken in de historische vorm, die zij nu eenmaal hebben gevonden. Daartoe behoren, juist in ons werelddeel, een aantal parlementaire monarchieën, die tot de meest stabiele  politieke systemen ter wereld gerekend moeten worden.’  Ook deze socialist brak dus een lans voor het integreren van monarchieën in staat en Europa, en stond dus bepaald niet vijandig tegenover God, Nederland en Oranje.

Theologisch aandoend debat

Toch zat er een luchtje aan de benoeming. Leest men de Handelingen van de Tweede Kamer  over het onderwerp na, dan rijst een beeld op van een theologisch aandoend debat over de aanbevelingsbrief die de Raad van State op 18 juni had uitgebracht. Den Uyl had een interpellatiedebat gevraagd en dat vond plaats op 25 juni; de dag daarop bracht Wiegel, opgeschrikt door in de kranten geuite twijfel aan zijn integriteit in de kwestie,  de brief van de Raad van State in de openbaarheid. Een stevig debat, vlak voor het zomerreces, ontspon zich op 26 juni over de juiste exegese.

In de brief staat onder meer: ’De leden van de Raad  menen dan ook, dat de keuze zou moeten worden gemaakt uit de leden, waarbij de Raad van State in ruime zin moet worden gezien, inbegrepen mr. W. Scholten, die de Raad niet lang geleden heeft verlaten.’  En: ‘Daaruit komen voor ons, als eenstemmig standpunt, twee namen naar voren van leden van de Raad, die geschikt worden geacht voor de functie van Vice-President. Zij moeten nevengeschikt worden gelezen, en worden in alfabetische volgorde genoemd: Mr. J. van der Hoeven en dr. G.H.Veringa.’
Daaruit is toch moeilijk iets anders te lezen dan dat  Scholten wel tot de kring van leden van de Raad van State waaruit gekozen zou moeten worden wordt gerekend, maar dat twee andere namen  unaniem naar voren worden gebracht.  Waarom anders die nadrukkelijke ex aequo aanduiding, dubbel geborgd door de alfabetische volgorde? Dat is de lezing Den Uyl , Lubbers, Terlouw, en anderen. Daartegenover de lezing Wiegel: Scholten wordt ook uitdrukkelijk genoemd, en de Raad geeft alleen een mening over de taak van de Vice-President als leidinggevende in het college, maar niet over diens adviserende functie, dus  in zover was het kabinet vrijer in zijn keus. Een gewrongen interpretatie. Bovendien, waarom kwam de naam van Scholten in het advies opdoemen? Was dat soms een een-tweetje met Ruppert om de weg vrij te maken voor de switch? Kwam de brief voor of na het gesprek met Ruppert waarover Wiegel in zijn telefoontje met mij rept? Waren er niet nog meer recente ‘buitenleden’ van de Raad die in aanmerking konden komen? Waarom werden die niet genoemd?

Voor zover mijn recherches strekken moet ik tot de conclusie komen dat Van der Hoevens greep in de buidel van de Oranjes geen grond is geweest voor zijn niet-benoeming als vice-voorzitter van de Raad van State. Als hij op het paleis niet zou worden ontvangen met open armen en op instigatie van de vers ingehuldigde Beatrix  afgekruist zou zijn, zou Veringa aan het langste eind hebben moeten trekken. Dat is niet gebeurd, dus is er iets anders aan de hand. In hoever hogere politiek een rol heeft gespeeld blijft daarmee voor mij een open vraag. Is het afserveren van de beide door de Raad van State voorgedragen figuren wegens hun uiteenlopend ongeschikte karakters een maskerade geweest voor een partijpolitieke strategie?  Welk belang had de VVD’er  Wiegel, de drijvende kracht achter de benoeming, om een CHU (CDA)-kandidaat op het schild te hijsen? Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat beide kandidaten  van de Raad eerder progressief waren en Scholten conservatief. Trouwens ook een aanhanger van Go Ahead, en dat pleit natuurlijk weer voor hem. Misschien is er toch more than meets the eye. Dat Den Uyl – terzijde geschoven door van Agt en Wiegel  tijdens hun tête à tête in  de Bistroquet,-  behoorlijk misnoegd was laat zich denken; te meer daar hij  en Van der Hoeven sinds hun studententijd bevriend waren. In de SSRA waren de toen nog  vrij steil gereformeerde Den Uyl en de soepeler Lutheraan Van der Hoeven elkaar tegen gekomen en zij kenden elkaar door en door. Beiden hadden ook in de gemeenteraad van Amsterdam hun stempel gedrukt. De PvdA heeft tot 1997 moeten wachten tot het eindelijk met Herman Tjeenk Willink de begeerde positie in de wacht sleepte.

Gelijkheidsbeginsel

En de fiscalisering van inkomen en vermogen van leden van het Koninklijk Huis? Stukje bij beetje wordt er telkens iets van de prerogatieven  van de leden van het Koninklijk Huis afgeknabbeld. Al moet er meteen aan toegevoegd worden, dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de invulling van het criterium voor al dan niet fiscaliseren: van welk deel van het inkomen  en vermogen van de Oranjes die deel uitmaken van het koninklijk huis kan gezegd worden dat het wordt aangewend voor de publieke taken van de vorst en zijn stand-ins? Hierover wordt door de regering altijd in zeer algemene termen gesproken, en vragen over specificering afgewimpeld met overwegingen van privacy. Het zou me niet verbazen als de uitgaven voor de publieke taak flink zijn opgerekt om de belastingvrijdom te bemachtigen. Dat is wat elke andere  rechtgeaarde Nederlander zou doen met zijn aftrekposten. Die privacy gaat maar ten dele op. Als het gaat om besteding van gelden voor de publieke zaak moeten die gelden ook netjes in het openbaar verantwoord worden.

Ik vind dat er ook niet moet worden teruggeschrokken voor de vestzak-broekzak- operatie bij de uitkeringen. Het verhogen van de uitkeringen uit onze rijkskas om de inkomstenbelasting te kunnen betalen en tegelijk het besteedbare inkomen op dezelfde voet te handhaven mag geen probleem zijn. De overheid is niet gestikt in zijn eerste vestzak-broekzak-beweging. Deze manier van uitkeren geldt voor alle uitkeringstrekkers. Waarom voor de Oranjes niet?  Naarmate zij zich meer inspannen om gewoon te doen dienen zij ook gewoner behandeld te worden. En daar hoort gewoon belasting betalen bij, zowel wat hun uitkeringen betreft als voor hun privé-inkomen en vermogen. En zo zijn we steeds meer op weg naar art.1 van de grondwet, en komen de Oranjes onder de ijzeren greep van het gelijkheidsbeginsel.

H.U. Jessurun d’Oliveira is oud-hoogleraar rechtsfilosofie, internationaal privaatrecht, rechtsvergelijking en migratierecht aan de universiteiten van Groningen, Amsterdam en het Europees Universitair Instituut (Florence). Hij is oud-voorzitter van de stichting De Republikein.

Onderschrift foto bovenaan het artikel: Dries van Agt en Hans Wiegel in restaurant Le Bistroquet in Den Haag, 1977. (Foto Theo Meijer)

 


 

Dit artikel staat in de nieuwe editie van ‘De Republikein, tijdschrift voor de betrokken burger’, gewijd aan het thema geld. Ook in dit nummer: de pogingen van de Limburgse politicus Clemens Meerts om net als de koning vrijgesteld te worden van inkomstenbelasting voor de staatsuitkering die hij met zijn bestuurlijke werk verdiende. De koning en directe aanhang betalen geen inkomstenbelasting over hun staatsuitkeringen. Meerts vroeg op de grond van het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel dezelfde behandeling omdat ook hij als lid van de Provinciale Staten en de gemeenteraad (VVD) een vergoeding had genoten voor zijn werk voor de publieke zaak. De Hoge Raad stelde hem in het ongelijk, maar de kans is groot dat Meerts meer weerklank voor zijn klacht zal vinden bij het Europees Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

En verder in deze editie:
In het kritische royaltymagazine ‘De Appeltjes van Oranje‘: De  Argentijnse Panama Papers en de Zorreguieta’s. De Argentijnse president Mauricio Macri gaf onlangs amnestie aan alle betrokkenen bij het grote schandaal rond de Argentijnse bank Banco Republica, die in de jaren ’90, toen Jorge Zorreguieta daar in de directie zat, via offshorebanken voor naar schatting 10 miljard dollar weg wist te sluizen uit de Argentijnse economie. Deze en soortgelijke constructies van grootschalige kapitaalvlucht bracht het land aan de bedelstaf. In 2000 kwam via de onthullingen van de zogeheten ‘malditas cajas’- de voorloper van de Panama Papers – aan het licht dat Zorreguieta en een familielid ook privé gebruik hadden gemaakt van deze fiscale vluchtweg, Met de amnestie van Mari geldt dat nu niet langer als strafbaar. Goed nieuws ook voor Máxima, die zelf in die tijd werkzaam voor een van de firma’s die bij de kapitaalvlucht was betrokken, Mercado Abierto.
Hoe de vorsten verdwijnen van de euromunt. Traditioneel sieren de vorsten van Oranje-Nassau als beeldenaar de nationale munt. In hoeveel versies we Willem-Alexander – de huidige euromunten zijn naar ontwerp van fotograaf Erwin Olaf – zullen kunnen bewonderen staat echter te bezien. Het aantal zou wel eens beperkt kunnen blijven door de afnemende betekenis van muntgeld. Allerlei vormen van elektronisch betalen maken contant geld en vooral kleingeld in veel situaties en op steeds meer locaties overbodig. De contactloze betaling van allerlei kleinigheden zoals een broodje op het station of een kilo bietjes op de markt leidt ertoe dat Beatrix en Willem-Alexander vaak lang in de portemonnee blijven zitten. Als we daarmee in het huidige tempo doorgaan zal het ogenblik komen waarop het te duur gaat worden om nog euromunten met verschillende nationale beeldenaren te maken. Ongetwijfeld zal zo’n beslissing op fors verzet stuiten – vlag en munt zijn zo’n beetje de sterkste nationale symbolen – maar de economische realiteit zal uiteindelijk het laatste woord hebben. We zien het nu al aan de problemen waarin de Koninklijke Nederlandse Munt verkeert. Het bedrijf draait met verlies, enerzijds door mismanagement en een verknoeide order voor Chili, anderzijds door structurele overcapaciteit op de Europese ‘muntmarkt’.
Adriaan Boiten over de teloorgang van het commercieel republicanisme. De Amsterdamse graanhandelaar Cornelis Hooft stond in 1585 aan de wieg van de politieke traditie van het commerciële republicanisme. ‘Geldrijkheid’ was de pilaar onder de Republiek der Verenigde Provinciën die tot 1750 de rijkste natie van Europa vormde. Daarna gingen de regenten een monsterverbond aan met de Oranjes.
Bekeerde prinses Irene Vrij Nederland’s Joop van Tijn tot een meer minzame houding tot de monarchie? De net verschenen biografie van het legendarische opinieweekblad ‘De gouden jaren van het linkse levensgevoel’ door John Jansen van Galen licht een tip op van de sluier.
Waarom mag de bitcoin geen geld heten? Het ontstaan en gebruik van elektronisch geld, de Bitcoin, verandert de manier waarop we (financieel) zaken met elkaar doen. Derde partijen als de bank, overheid of notaris zijn niet langer noodzakelijk. Dat heeft te maken met de (opensource) technologie waar bij Bitcoin transacties gebruik van wordt gemaakt: de Blockchain. De Blockchain is als het ware een grote online database waar alle transacties die met de Bitcoin worden betaald worden geadministreerd. En in tegenstelling tot veel andere administraties, is deze administratie altijd toegankelijk en inzichtelijk voor iedereen, altijd! Steeds meer grote organisaties experimenteren met het gebruik van blockchain-technologie. Het is dan ook de hoogste tijd om stil te staan bij de juridische consequenties en governance. Wat zijn de te verwachten juridische en bestuurlijke problemen en kansen? Daarover vindt aan  de Rijksuniversiteit Groningen 22 juni  een congres plaats. Een van de sprekers, de Groningse juriste Roos Koolhoven schreef voor de Republikein een essay over geld als sociaal-psychologisch fenomeen.  Volgens een uitspraak van de rechtbank Overijssel mag de bitcoin niet worden beschouwd als ‘geld’. Maar waarom eigenlijk niet?
Plus: Hans der Lugt over de zeepbellen van de Chinese economie, columns van Sjoerd de Jong over CSN&Y versus Donald Trump en Sjoerdje van Heerden over het proletariaat der promovendi en Anton van Hooff prijst de Akte van Verlatinghe.

 

Geld zij met ons

DE REPUBLIKEIN | ACTUEEL NUMMER

JAARGANG 12, NR.2, JUNI 2016

THEMA: Geld zij met ons

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

Belastingvrijstelling koning contra het gelijkheidsbeginsel
René Zwaap

PvdA’er gestraft door greep in de kas van de Oranjes?
H.U.Jessurun d’Oliveira

Interview: Richard Happé over de Panama Papers
Gijs Korevaar

Het commercieel republicanisme van De La Court
Adriaan Boiten

Koningen gedoemd van euro te verdwijnen
Maurits van den Toorn

Chinese zeepbel volgt Japans voorbeeld
Hans van der Kolk

Referendum op komst tegen TTIP en CETA
Arjen Nijeboer

Het digitale anarchisme van de Bitcoin
R. Koolhoven

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: ‘Republikeinen moeten er ook zijn’
René Zwaap

Van het republikeinse front | Agenda

Gedichten voor deze tijd: Mijmeringen van een republikein
Tom deLagh

Het Plakkaat van Verlatinghe dient geëerd met Nationale Onafhankelijkheidsdag
Anton van Hooff

Boeken: De roofkoning en Hoe de verzorgingsstaat verbouwd wordt
Gijs Korevaar | Maurits van den Toorn

Politiek en popmuziek zijn vreemde bedpartners
Sjoerd de Jong

Appeltjes van Oranje (2): de Oranjeliefde van Vrij Nederland

Gastcolumn: Promoveren met klinische depressie
Sjoerdje van Heerden

 

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

Koningsspelen niet verplichten

VAN HET REPUBLIKEINSE FRONT

In deze nieuwe rubriek steekt De Republikein de thermometer in wat er speelt bij anti-monarchale groeperingen in binnen- en buitenland. Wat zijn de plannen, waar gebeuren de doorbraken, wie zijn de spelers, welke motieven bewegen hen?

 

Koningsspelen niet verplichten

Vrijdag 22  april a.s. vindt de derde editie plaats van de Koningsspelen, een sport- en spelletjesdag voor leerlingen van de basisschool ter meerdere eer en glorie van de monarchie. In 2013 werden de besturen van basisscholen in een lastig parket gebracht toen zij opeens een brief in huis kregen dat het de vers aangetreden koning had behaagd de vaderlandse jeugd voor zijn sportieve karretje te spannen. Schoolbesturen moeten alle zeilen bijzetten om aan de veel te late oproep gehoor te geven en meer dan een miljoen kinderen werden alsnog gemobiliseerd.

Leerplicht

Formeel heten de Koningsspelen een facultatieve aangelegenheid. Maar als een school meedoet is er niets vrijwillig meer aan. Vanwege de leerplicht mogen de kinderen niet thuisblijven. In Hoorn begon het verzet. Na kritische vragen in de gemeenteraad van de Socialistische Partij ( ‘Hoe zit het met kinderen van republikeinse ouders? Worden zij gedwongen hun kinderen te lenen voor een activiteit ter ere van het koningshuis?’) kwam toenmalig wethouder van onderwijs Ronald Louwman met de geruststelling dat zijn gemeente de leerplichtambtenaar niet zou inschakelen als ouders hun kinderen die dag thuis zouden houden. ‘Niemand wordt verplicht om naar het staatshoofd te zwaaien,’ aldus de wethouder. ‘Het is hier Noord-Korea niet.’

Scholen onder druk

Niettemin moesten kinderen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Groningen, Utrecht, Nijmegen, Almere, Breda, Tilburg en Eindhoven wel degelijk verplicht meedoen aan het propagandafeest. Schoolbesturen  werden onder druk gezet om mee te doen en vreesden de consequenties van een ‘nee’. Consulent Frans Knol van de Algemene Onderwijsbond (AOb) voorspelde dat de Koningsspelen de reguliere sportdagen op de scholen zullen vervangen, zoals op het Zuid-Hollandse Goeree-Overflakkee al het geval is. Van de dertien openbare basisscholen op dat eiland heeft bijna de helft  de jaarlijkse sportdag ingeruild voor de Koningsspelen.

Hans Maessen
Hans Maessen

‘Scholen worden onder druk gezet en onder het mom van “Samen bewegen” wordt de monarchie in het zonnetje gezet’, meent het Nieuw Republikeins Genootschap (NRG). ‘Zulke propaganda hoort niet op scholen thuis’. En dus startte het NRG een campagne om de Koningsspelen vrijwillig te maken. NRG-voorzitter Hans Maessen: ‘Via crowdfunding willen we 5000 euro binnenhalen om scholen bij te staan bij het schrijven van brieven en verzoeken om de leerplicht voor 22 april op te schorten, en basisscholen van de “morele verplichting” van de Koningsspelen te bevrijden’.

Druk op gemeenten

Maessen: ‘We willen dit onderwerp op de agenda. De media hebben het dwingende karakter van de Koningsspelen tot nu toe genegeerd. Een stevige hype kan ertoe leiden dat meer gemeenten de leerplicht opschorten voor de Koningsspelen. Die moeten maar worden worden georganiseerd door de Oranjeverenigingen, dan kunnen de scholen zich weer concentreren op het geven van onderwijs’. Voor meer info zie: www.koningsspelenvrijwillig.nl (rené zwaap)

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

 

Antimonarchistische alliantie confereert

logo aerm

Van 14 tot 17 april a.s. vindt  in Madrid de zevende conferentie van de Alliance of European Republican Movements (AERM) plaats. De herdenking van de start van de Spaanse republiek vormt de aftrap van een conferentie in het teken zal staan van mondig burgerschap in een echte democratie.
Republikeinse organisaties uit Zweden, Noorwegen, Denemarken, Engeland, Nederland, België en Spanje vinden elkaar in de AERM, zodat heel gekroond Europa – afgezien van de mini-monarchieën Luxemburg, Liechtenstein en Monaco – is vertegenwoordigd.  Nederland wordt vertegenwoordigd door het Nieuw Republikeins Genootschap. In het voorjaar van 2010 nodigde de Republikanska Föringen, de Zweedse zusterorganisatie van het Nieuw Republikeins Genootschap, een zestal republikeinse organisaties uit in Stockholm. Tijdens deze bijeenkomst werd besloten tot oprichting van  de AERM.  Zo ontstond een platform om ervaringen uit te wisselen en informatie te delen over best practices.
Gedoe rondom belastingontduiking, kwestieuze bestedingspatronen en controversiële hobby’s vormen de grote gemene deler. De overeenkomsten in machtsmisbruik, corrupties en het uitnutten van een geprivilegieerde positie door de Europese royals is endemisch. Op de AERM-bijeenkomsten wordt gesproken over de beste strategie om hieraan publieke bekendheid te geven.

Verschillen in strategie

Naast de gemeenschappelijkheid in het nagestreefde ideaal bestaan er binnen de AERM forse verschillen in strategie, organisatiegraad en publieke steun. Zo levert de Zweedse organisatie een jaloersmakend voorbeeld: een professioneel geleide club met betaalde krachten voor de administratie, met relaties in de politiek (de oud-voorzitter was een invloedrijk parlementariër) en met meer dan 10.000 leden (tegen ruim 2000 bij het NRG). Dat is ook opmerkelijk omdat het Zweedse model, het gedepolitiseerde koningschap, door sommige staatsrechtdeskundigen wordt aangeprezen als dé oplossing voor de problemen van een monarchie in een democratisch raamwerk. De massale steun voor een republikeinse organisatie in Zweden toont aan dat de publieke opinie hiermee niet automatisch bediend is.

Demythologisering

Een ander voorbeeld van een sterk georganiseerde groep die daarbij ook over de middelen beschikt om betaalde krachten in dienst te kunnen hebben is het Britse Republic. Met een uitgekiend beleid rond het organiseren van media-aandacht, het aan de orde stellen van misstanden en het demythologiseren van populaire aannames (bij voorbeeld dat de monarchie met alle pracht en praal zo goed is voor het toerisme – Republic legde bloot dat zelfs het Britse toeristenbureau dit ontkent) is deze organisatie als geen ander in staat de publiek perceptie van de zegeningen van de Windsors bij te sturen. De resultaatsgerichte aanpak met de sterke oriëntatie op crowdfunding, het verwerven van publieke steun en van mediabelangstelling heeft ook het NRG tot voorbeeld gediend. (jack-jan wirken)

De hoogste tijd voor het Konings-referendum?

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 12, NR.1, MAART 2016

THEMA: Demonarchiseren met directe democratie

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

Nederland hard toe aan het koningsreferendum
René Zwaap

Tweezijdig georganiseerd wantrouwen
Maurits van den Toorn

Soevereine Zwitsers stemmen populisten weg
Katarina Holländer

Bataafse Republiek raadpleegde volk wel
Adriaan Boiten

Verder:

Van de redactie: Zwitserse lessen
René Zwaap

De blik van Joep

Van het republikeinse front | Agenda

Recht en burgerschap: De pleinburger van Herman van Gunsteren
H.U. Jessurun d’Oliveira

Gerard Aalders over de Majesteitsschennis van Cees Fasseur
René Zwaap

De ondergang van de 2e Spaanse Republiek
Bart Gruson

Boekrecensies: Moresnet | Bloemen van het Kwaad | Politiek hoog spel

Gedichten voor deze tijd: Het Oranjevolk, een elegie in c-mineur
Tom deLagh

Appeltjes van Oranje (1): de avonturen van majoor Duijff

Gastcolumn: Kiezen
Lea Biedermann

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

Wilt u het totale referendum?

Uit: De Republikein, no. 1, maart 2016, jaargang 12

Na meer dan een eeuw (!) debatteren stemde de Tweede Kamer verleden jaar in met een heel voorzichtig, niet-bindend referendum. Daarbij mag het niet gaan over het koningshuis en ook over begroting en Grondwet dient het volk niet te oordelen. Het contrast met Zwitserland, waar het ‘soevereine stemvolk’ de hoogste wetgever is, kon niet groter zijn. Vanwaar toch die angst voor het volk en wat levert dat op?

‘In de democratie is iedere normale burger een koning – maar een koning in een constitutionele democratie: een koning die alleen formeel besluiten neemt en wiens functie daaruit bestaat, verordeningen te ondertekenen, die hem door de uitvoerende instanties zijn voorgelegd. Het probleem van de democratische rituelen lijkt daarom op het grote probleem van de constitutionele monarchie: hoe de eigenwaarde van de koning in tact te laten? Hoe kan men de schijn bewaren dat de koning daadwerkelijk beslist, hoewel iedereen weet dat dat niet zo is?’ – Slavoj Žižek, in: ‘Das ‘unendliche Urteil’ der Demokratie’, uit de bundel Demokratie: Eine Debatte, Berlijn 2012.

De Nederlands-Zwitserse verhoudingen zijn eigenlijk warm noch koud te noemen. Slechts één keer was er sprake van crisis, en wel toen koning Willem III zijn minister van Oorlog A.W.P. Weitzel gelastte een paar kanonneerboten de Rijn over te sturen, omdat hij in een hotel aan het meer van Genève, waar men had geklaagd dat de Nederlandse vorst poedelnaakt op het balkon te bezichtigen was, ‘un peu trop familièrement’ behandeld was.

Weitzel maakte van dat incident gewag in zijn later gepubliceerde dagboeken. Hij wist wat voor vlees hij hij in de kuip had – hij schreef een studie over de verschijnselen van ‘hoogmoedswaanzin’ bij de Russische tsaren Peter de Derde en Paul I, respectievelijk de overgrootvader en grootvader van Willem III. Het was hem duidelijk dat ook bij de Nederlandse vorst het onstuimige Romanov-bloed met wilde schuimkoppen door de aderen spoot. Daarom gaf hij maar geen gehoor aan het koninklijke bevel de nationale vloot in te zetten. Een Nederlands-Zwitsers militair conflict bleef ons zo bespaard.

In de jaren ’70 van de vorige eeuw bood Nederland een wenkend perspectief aan de Zwitserse jeugd. Als hekkensluiter in Europa ging Zwitserland in 1971(!) over tot het instellen van het vrouwenkiesrecht. Ook op andere terreinen viel er een wereld te winnen. Aan het slot van Der Schweizermacher (1978), de best bezochte Zwitserse film aller tijden, waarin regisseur Rolf Lyssy de spot dreef met de rigide inburgeringspolitiek van zijn land ten aanzien van nieuwkomers, vlucht de held met zijn geliefde naar Amsterdam, dat lyrisch wordt afgeschilderd als een Walhalla van vrijheid en tolerantie.

Rollen omgedraaid

Anno 2016 zijn de rollen omgedraaid. Nederland kan nu iets leren van de Zwitsers. 6 april a.s. vindt bij ons het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne plaats. De onwennigheid reikt tot aan het plafond. De angst voor een blinde volkswil die, net als in 2005, weer als een olifant door de Europese porseleinkast zal denderen is groot. Van links tot rechts smeekt het politieke establishment te mogen worden verlost van die verschrikkelijke volksraadpleging. Een diep wantrouwen jegens het ‘gepeupel’ overheerst in de politieke kaste. Vice versa hetzelfde liedje. Nederland heeft 100 jaar gewacht met het invoeren van een referendum en is nu even onwennig met het fenomeen als de Zwitsers moeten zijn geweest toen zij in 1971 besloten die vreemde wezens die in de keuken hun eten aan het bereiden waren mee te laten beslissen over de toekomst van hun land.

Maar van referenda weten de Zwitsers alles. De helft van alle referenda in de wereld wordt in hun land gehouden. Waar in Nederland uit angst voor de massa de referendumwet zo volkomen dichtgetimmerd is dat het eigenlijk al een godswonder is dat het nu gelukt is er een bij de Kiesraad doorheen te krijgen te krijgen, kan het Zwitserse stemvolk zich vrij en onbekommerd uitspreken over alle plannen van het parlement en zelf wetten aandragen, kortom, volkomen soeverein zijn eigen gang gaan.

Volksinitiatief

Op alle bestuursniveaus kunnen de Zwitsers ook zelf wetgevingsvoorstellen agenderen.Via het zogeheten volksinitiatief, waarvoor 100.000 handtekeningen nodig zijn om het tot onderwerp van een referendum te maken, fungeert het stemvolk als wetgever. Het parlement is gedwongen het besluit van het stemvolk te volgen. Volksinitiatieven over zaken als belastingen, staatsuitgaven en zelfs het staatsbestel komen in Zwitserland geregeld voor. Bijna niets is taboe. Een verkiezingsdrempel is er niet en het besluit is altijd bindend. Maar ook dat leidt niet tot een ontwrichtende dictatuur van het getal. Het aantal volksinitiatieven dat een meerderheid haalde is klein.

De Zwitsers blijken ook ten aanzien van zichzelf kritisch gestemd. Hoewel ook hier de rattenvangers van het populisme hun slag weten te slaan, hebben de Zwitsers een democratisch savoir faire ontwikkeld die hen behoed ten onder te gaan in het maalstroom van hun politieke wensdromen. Zelfdiscipline is een nationale deugd. Zoals de grote Zwitserse schrijver Friedrich Dürrenmatt de Zwitserse volksgeest ooit zo treffend verwoordde: ‘Jeder Gefangene beweist, indem er sein eigener Wärter ist, seine Freiheit‘: de vrije burger als de cipier van zijn eigen gevangenis.

Regenten versus gepeupel

Het contrast met de Nederlandse situatie kon niet groter zijn. In Nederland geen soevereiniteit van het stemvolk, integendeel, dat begrip is van tafel sinds de Bataafse republiek werd verdrongen door de Oranje monarchie. Een fatale dosis calvinistisch fundamentalisme, aangelengd met het traditionele wantrouwen van de regenten versus het gepeupel, leidde tot een gigantische omzichtigheid bij de invoering van iets dat lijkt op een referendum. Zelfs D66, toch de partij die traditioneel het meest werk zegt te willen maken van de dynamisering van het democratisch proces, leek decennia van angst bevangen om die monsterlijke wil van het volk uit zijn kooi te ontzetten. En zo piepten en zuchtten de Eerste en de Tweede Kamer meer dan een eeuw lang onder het loden gewicht van deze kwestie.

De oppositie tegen het referendum wordt vanouds aangevoerd door het CDA, wier toenmalige vertegenwoordiger Jan Schinkelshoek in de Tweede Kamer de christen-democratische bezwaren eens treffend verwoordde tegenover toenmalig minister van bestuurlijke vernieuwing Alexander Pechtold: ‘Wij zijn niet erg geporteerd van dit soort staatsrechtelijke nieuwigheden die, indien onverhoopt toch ingevoerd, onze parlementaire democratie er niet beter op maken. Ze maken meer kapot dan ons lief is en ze zullen de kloof tussen politiek en burger eerder vergroten dan verkleinen. Laat ons er niet aan beginnen, want het zal niet werken in democratische richting. Een referendum past niet in onze vertegenwoordigende democratie […]Als iets de kloof tussen burger en politiek vergroot, is dat het wel: een parlement dat met de handen in de lucht gaat staan, zich wegcijfert en genoegen neemt met een plaats op het tweede plan’.

Representatieve democratie

Ook de VVD, bij monde van toenmalig Kamerlid Laetitia Juliëtte Griffith, vindt ‘dat het correctief referendum op gespannen voet staat met ons vertegenwoordigend stelsel. In een vertegenwoordigend stelsel hoort het primaat te liggen bij de volksvertegenwoordiging en niet bij de burgers. Invoering van het correctief referendum betekent dat de eindbeslissing over de geldigheid van wetten bij de burger komt te liggen. De burger wordt hierdoor medewetgever, net als de regering en de Kamer. Mijn fractie vindt dat wij op deze manier steeds verder weg raken van de representatieve democratie en dat wij steeds meer toegaan naar een directe democratie. Wij zijn dan ook tegen een algemeen bindend referendum in ons staatsbestel.’

Nacht van Wiegel

En natuurlijk was er De Nacht van Wiegel – 18/19 mei 1999 – toen VVD- senator en partijboegbeeld Hans Wiegel in de Eerste Kamer eigenhandig het eerste kabinet-Kok naar de kelder joeg en in dezelfde vaart het correctief referendum. Het ging om het referendumplan in tweede lezing, die nodig was omdat het een wijziging van de grondwet betrof. In eerste lezing is een Kamermeerderheid voldoende, in tweede lezing is echter een tweederde meerderheid vereist. Van de coalitiegenoten PvdA, VVD en D66 mocht niemand buiten de boot vallen, want in de Eerst Kamer was die vereiste meerderheid er maar net. Wiegel kreeg de beslissende kaart in handen en speelde die met sardonisch genoegen uit. ‘Voorstanders van het referendum als instituut – en die zijn er ook in onze kringen – beschouwen het referendum als een aanvulling op de vertegenwoordigende democratie, sinds jaren grondslag van ons parlementair en politiek stelsel. Maar rondziende in onze kring moet ik zeggen dat daar ook de oprechte overtuiging leeft dat het referendum een aantasting is van dit stelsel.’

Den Haag, 19 mei 1999 VVD senator Wiegel staat de media te woord nadat de senaat de invoering van het referendum heeft verworpen. FOTO ROEL ROZENBURG
Den Haag, 19 mei 1999
VVD senator Wiegel staat de media te woord nadat de senaat de invoering van het referendum heeft verworpen.
FOTO ROEL ROZENBURG

Hoe VVD-leider Hans Dijkstal ook praatte, hoe PvdA-premier Wim Kok zich er ook mee bemoeide, wat D66-vice premier Els Borst ook zei, Wiegel bleef halsstarrig tegen het wetsvoorstel om een correctief referendum in te voeren.

Na de Nacht van Wiegel volgde een korte periode waarbij de partijen zich uiteindelijk neerlegden bij de nederlaag. Om D66 tegemoet te komen, spraken de drie af om een nieuw voorstel in te dienen om een raadplegend referendum in te voeren. Paars II kon verder tot het vlak voor de reguliere verkiezingen in 2002 definitief struikelde over het NIOD-rapport over het Nederlandse optreden in Srebrenica.

Gekozen burgemeester

Het zat D66 overigens in die regeringsjaren niet mee: in 2005 sneuvelde het voorstel voor de gekozen burgemeester in de Eerste Kamer op het verzet van PvdA-coryfee Ed van Thijn. Ook in dit geval ging het om een grondwetswijziging en ook hier was het een Belangrijk Partijlid die de politieke druk glansrijk doorstond. Die tweede keer waren de gevolgen groter: vicepremier Thom de Graaf (D66) trad af en Alexander Pechtold nam zijn plaats in als minister voor bestuurlijke vernieuwing en koninkrijksrelaties.

De Eerste Kamer zette met deze twee dwarsliggers een duidelijk stempel op de politieke ontwikkelingen. Blijkbaar heeft de politiek lessen getrokken uit die nederlagen in de Eerste Kamer, want de huidige coalitie, die een minderheid heeft in de senaat, past de wetsontwerpen al aan de wensen van de meerderheid van de Eerste Kamer aan voordat ze bij de Tweede Kamer worden ingediend. Daarmee proberen VVD en PvdA een nederlaag zoals in de Nacht van Wiegel te voorkomen.

Het verzet van Wiegel leidde tot een ‘raadgevend’ in plaats van een ‘correctief’ referendum. Het verschil is het verplichtende karakter van de volksraadpleging. Bij een correctief referendum buigen de kiezers zich over een politiek besluit en de uitslag is bindend. Bij een ‘raadplegend’ referendum ligt de uiteindelijke beslissing bij de politiek.

Zo’n referendum is mogelijk sinds vorig jaar, toen de wet raadgevend referendum van kracht werd. Een organisatie die binnen een korte periode driehonderdduizend handtekeningen weet te verzamelen, kan een referendum afdwingen. Zo is het Oekraïne-referendum tot stand gekomen. De uitslag is geldig als er meer dan dertig procent van de stemgerechtigden naar de stembus komt. De politiek kan de uitslag naast zich neer leggen, maar dan moet de desbetreffende wet opnieuw worden goedgekeurd door het parlement.

De politieke partijen hebben het zichzelf wel moeilijk gemaakt om die uitslag te negeren. Zo heeft de PvdA – voorstander van het verdrag – laten weten de uitslag te respecteren. De VVD heeft zich minder duidelijk uitgesproken. De liberalen onderstrepen het belang van de handel, mede omdat ze over de politieke component verdeeld is.

Draconische randvoorwaarden

In vergelijking met de Zwitserse referendumregels zijn de randvoorwaarden van het Nederlandse raadplegende referendum draconisch te noemen. Hier dienen burgers moeten eerst binnen 4 weken 10.000 handtekeningen inzamelen om een aanvraag goedgekeurd te krijgen. Als die hobbel is genomen moeten er nog eens 300.000 handtekeningen binnen 6 weken worden verzameld eer het referendum er daadwerkelijk kan komen. Ter vergelijking: om een volksinitiatief op federaal niveau in Zwitserland geagendeerd te krijgen zijn niet meer dan 100.000 handtekeningen vereist, en de initiatiefnemers hebben niet 6 weken maar 18 maanden de tijd die handtekeningen te verzamelen. Op decentraal niveau zijn de regelingen nog laagdrempeliger: in het kanton Zürich bijvoorbeeld niveau kan elke stemgerechtigde burger in zijn eentje een voorstel indienen. Voor het Nederlandse raadgevende referendum geldt een opkomstdrempel van 30 procent van de kiesgerechtigden. In Zwitserland bestaat zo’n drempel niet. Tenslotte is het Nederlandse referendum ook helemaal niet bindend. Na de eerstkomende Kamerverkiezingen is het weliswaar de bedoeling het bindende element van het correctieve referendum voor te leggen aan de Eerste en Tweede Kamer, maar die kan er alleen maar komen met een wijziging van de Grondwet en daarvoor is een tweederde meerderheid vereist die er niet zal komen zolang VVD en CDA hun traditiegetrouwe oppositie tegen het referendum volhouden. Kortom, het referendum à la Hollandaise is weinig anders dan een fopspeen als je het vergelijkt met de hardcore volksraadpleging van de Zwitsers.

Troelstra

De eerste keer dat er in de Tweede Kamer over een referendum werd gedebatteerd was in 1903. Het gebeurde op initiatief van socialistenleider Troelstra. Diens radicale voorstel was om de functie van de Eerste Kamer (het goedkeuren van wetgeving uit de Tweede Kamer) te vervangen voor een correctief referendum, dat met een drempel van 50.000 handtekeningen kon functioneren. Alleen Troelstra’s eigen SDAP was geporteerd van dit idee en het werd niet eens ter stemming gebracht. Na Troelstra’s gefnuikte coup van 1918 zat de angst voor het roerige socialistenvolk er goed in en dat was reden voor het parlement zich nog maar eens over de referendumplannen te buigen. Er kwam een staatscommissie en die zag wel wat in de mogelijkheid om grondwetswijzigingen en beslissingen over de staatsvorm te koppelen aan een volksraadpleging. De regering, bestaande uit de christelijke partijen ARP, CHU en RKSP, nam het voorstel over maar hun Kamerfracties stemden tegen.

Ook de SDAP, die had moeten constateren dat het proletariaat de plannen van de SDAP lang niet collectief wenste te omarmen, liet het aanvankelijke enthousiasme voor de volksraadpleging als revolutionair instrument wijselijk varen. ‘Laat ons er niet aan beginnen’, aldus Troelstra op 22 november 1921 in de Tweede Kamer tijdens een debat over een grondwetswijziging ten bate van een referendum. ‘Het zal niet werken in democratische richting. In menig geval zal het ingaan tegen de werkelijke ontwikkeling der democratische wetgeving.’
Een paar dagen later, in een krantenartikel in Het Volk, keurt Troelstra de referendumplannen in nog krassere bewoordingen af: ‘De gelegenheid te scheppen de grijze middenstof [zo noemde Troelstra de onbestemde burgerij] de enen maal door de Bond van Belastingbetalers en anderen maal door een bezuiniging op sport, partij of een ander product van politiek onbenulligheid tegen den wetgevende arbeid in het geweer te roepen, komt ons minder dan gewenst voor.’ Het resterende draagvlak voor een referendum in Nederland bestond uit een handjevol vrijzinnig liberalen.

Ook de PvdA, opvolger van de SDAP na de Tweede Wereldoorlog, zag niets in de politieke mobilisering van de stem des volks.  Een voorstel in de Tweede Kamer in 1946 ten bate van de invoering van een ‘indirect referendum’ sneuvelde mede omdat (een deel van) de PvdA dwars lag. Hetzelfde voorstel kreeg in 1951 een herkansing met weer een staatscommissie, maar dit keer gooiden de fracties van VVD en christelijke partijen roet in het eten, ondanks dat politieke zwaargewichten als Romme (KVP), Klomp (KVP) en Oud (VVD) voor hadden gestemd.

Commissie-Biesheuvel

In 1967 komt er wéér een staatscommissie die moet kijken naar de levenskansen van een correctief referendum, en weer is de slotsom negatief. In 1974 dient Kamerlid Erik Jurgens namens de PPR een wetsvoorstel in voor invoering van het correctief referendum, maar ook hij krijgt geen parlementaire meerderheid bij elkaar. In 1982 belast minister van Binnenlandse Zaken Van Thijn een staatscommissie onder leiding van oud-premier Biesheuvel (ARP) met een omvattend onderzoek naar het referendum. Drie jaar later adviseert deze commissie unaniem dat er zowel een correctief referendum als een volksinitiatief moet worden ingevoerd, beide gekoppeld aan een handtekeningenvereiste van 300.000 en een forse opkomstdrempel (het quorum). Maar het inmiddels aangetreden kabinet-Lubbers legt de aanbevelingen naast zich neer.

In 1989 komen in de Tweede Kamer moties ter stemming ter invoering van het correctief referendum en het volksinitiatief. PvdA, PSP, PPR en D66 stemmen voor het correctief referendum (niet genoeg), maar inzake het volksinitiatief stemt D66 stemt tegen (dus ook dat voorstel haalt het weer niet).  Drie jaar later krijgt een commissie onder leiding van CDA’er Jan de Koning opdracht het werk van Barend Biesheuvel nog eens dunnetjes over te doen. De commissie is bij meerderheid voor invoering van het correctieve referendum, maar opvallend is voorzitter De Koning tegen.

Met het aantreden van Paars in 1994 lijkt de ommekeer dan eindelijk bewerkstelligd. In het regeerakkoord van Kok I wordt de invoering van een bindend, correctief referendum in het vooruitzicht gesteld. In 1995 komt ook het volksinitiatief ter sprake in de Kamer, maar weer ligt D66 hier dwars, net als de VVD. De drempels voor het correctieve referendum worden conform de wens van de liberale regeringspartner hoog opgegooid (600.000 kiezers die binnen 6 weken moeten tekenen voor het referendum), maar zelfs dat is niet genoeg voor Hans Wiegel om zijn bezwaren tegen het referendum in te slikken. De voormalige VVD-leider mocht in zijn actieve jaren dan wel gaarne flirten met de mening van ‘de mensen in het land’, zodra die al te dichtbij de macht kwamen gaf hij niet thuis. En zo kwam Nederland te zitten met een tandeloos referendum dat tot niets verplicht.

‘Linking’

Die ene keer dat de Kamer het volk dan wel een referendum gunde, in 2005 over de Europese Grondwet, stond garant voor een shock onder het politieke establishment. Daar waar in de beide Kamers grote harmonie bestond over Nederlands trouw aan het grote pan-Europese project, bleek een meerderheid van de bevolking mordicus tegen. Maar nog altijd kan over de diepere betekenis van dit ‘nee’ worden getwist. Zei de Nederlandse kiezer ‘nee’omdat men eindelijk eens ‘nee’ kon zeggen? Was dit ‘nee’ de expressie van een algemene Weltschmerz die zich van de Nederlandse kiezer meester had gemaakt in het post Pim-tijdperk? Was het referendum van 2005 het slachtoffer geworden van ‘linking’, zoals het proces wordt genoemd waarin politieke vragen worden vermengd met kwestie die er in principe niets mee doen hebben maar die de kiezer toch motiveren de kont tegen de krib te gooien? In de woorden van toenmalig EU-commissaris Frits Bolkestein, die in 2000 sprak over een mogelijk Nederlands referendum over de uitbreiding van de Europese Unie: ‘Het referendum leent zich als instrument om algemeen ongenoegen te mobiliseren. Uitbreiding zal dan spaak lopen om redenen die niets met de uitbreiding te maken hebben’. Hetzelfde mechanisme doet opgeld bij het aanstaande Oekraïne-referendum, waar het ook voor de indieners helemaal niet gaat om het associatieverdrag, maar vooral een gelegenheid is aangegrepen eindelijk weer eens luid ‘nee’ te mogen roepen tegen ‘Europa’ en de wereld in het algemeen.

Boze reaguurders

Is dat een bewijs dat het Nederlandse electoraat inderdaad niet overweg kan met het referendum? Tegenstanders van iedere vorm van volksraadpleging, nu ook steeds meer te vinden aan de linkerflank, zeggen natuurlijk van wel. Als we de Nederlandse kiezer zien als een boze burger die de godganse dag achter zijn computer zit te reaguren op Geen Stijl en aanverwante sites en zijn wereldbeeld voedt met de apocalyptische visioenen en onheilsprofetieën, kan de lust tot een referendum inderdaad makkelijk vergaan. Maar zou al die opgekropte woede van de Nederlandse kiezer niet ook zijn ingegeven door de omstandigheid dat hij nu al een eeuw aan het lijntje wordt gehouden om zich vooral niet uit te spreken? Had de epidemische boosheid die zich van de Nederlandse kiezer meester heeft gemaakt in de jaren van extreme overvloed onder Paars en in het messianisme van Fortuyn gestalte kreeg juist niet kunnen worden voorkomen als het referendum niet als een onvaderlands ‘Fremdkörper’ was beschouwd en de kiezer in principe als wilsonbekwaam?

Drie taboes

Niesco Dubbelboer was lid van de Tweede Kamer namens de PvdA toen hij in 2005 samen met Wijnand Duyvendak (GroenLinks) en Boris van der Ham (D66) een initiatiefvoorstel indiende over de grondwettelijke mogelijkheid van het houden van een correctief referendum.  Dubbelboer leidt tegenwoordig het in Amsterdam gehuisveste bureau Meer Democratie, dat zich bezighoudt met het promoten van directe democratie naar Zwitsers model in Nederland.

Terugkijkend betreurt hij de uitzonderingspositie van het koninklijk huis in het wetsvoorstel.

‘De reden dat het koningshuis buiten de referendumwet valt ligt in de zogeheten kwetsbaarheid van het koningshuis omdat zij zich niet kunnen verdedigen’, laat hij De Republikein weten. ‘Vanaf het begin af aan lagen er drie taboes, ook binnen mijn fractie: belastingwetgeving, grondwetgeving en het koningshuis. Ook vanuit mijn eigen partij werd de inschatting gemaakt dat het niet goed was wanneer de monarchie bloot zou komen te staan aan de mogelijke negatieve volkswil. Ik vanuit mijzelf vond dat toen al jammer en nu vanuit Meer Democratie vinden we dat nog steeds jammer. We zijn principieel republikeins vanwege het ondemocratische karakter van het koningschap. Overigens vinden wij ook dat er geen enkel onderwerp taboe mag zijn, dus ook belastingen niet’.

Maar zo is het dus niet. Zoals Dubbelboer’s kantoorgenoot bij Meer Democratie Arjen Nijeboer opmerkte in zijn samen met Jost Verhulst geschreven boek Directe democratie: feiten, argumenten en ervaringen omtrent het referendum” (2007):  ‘Nederland is een verlicht landje en overal zijn procedures voor “inspraak” en “participatie”. Maar de beslissingen worden aan het einde altijd genomen door een morele elite van Prinsen-Filosofen’.

Nieuwe impulsen

Inmiddels is het besef dat het systeem van de representatieve democratie in Nederland op haar laatste tanden loopt steeds meer ingedaald. Het zoeken naar nieuwe impulsen voor het democratisch systeem wordt, in ieder geval met de mond, tegenwoordig bijna Kamerbreed beleden. Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau dat onder de Nederlandse bevolking een groot verlangen bestaat naar meer directe democratie. Bijna 80 procent vindt dat ‘over voor ons land belangrijke beslissingen door de kiezer zelf moet worden gestemd’.

Wellicht is het tijd de angst voor het redeloze volk af te leggen en de kiezer eindelijk serieus te nemen. Dan zal mogelijk blijken dat die Nederlandse kiezer heel wel in staat is zijn eigen belang af te wegen tegen het algemeen belang, zoals in Zwitserland al lang het geval is. Het systematisch stom houden van het electoraat heeft tot nu toe in ieder geval averechts gewerkt. De angst voor de massa idem dito.

René Zwaap en Gijs Korevaar

Foto onder de titel: Roel Rozenburg

 

Voor het volledige thema ‘Demonarchiseren met directe democratie’, klik op de link voor De Republikein maart 2016.

 

 

Agenda: 21 april 2016 – Is de ene burger ook de andere?

Over Europees en nationaal burgerschap

Met het Verdrag van Maastricht werd in 1992 het Europees burgerschap ingevoerd. Sindsdien maakte het een stormachtige ontwikkeling door, maar voor het publiek bleef het concept een grote onbekende. Wat is de reden van zijn invoering en welke rechten zijn eraan verbonden? Verplicht het ook tot iets? Staat het niet vooral ten dienste van een kleine elite? Hoe verhoudt het zich tot het nationale burgerschap van de lidstaten, waaraan het gekoppeld is? Volgens de hoogste rechter van de Europese Unie, het Hof van Justitie, dient Europees burgerschap de primaire hoedanigheid van de burgers van de lidstaten te worden. Zal het Europees burgerschap het nationale burgerschap vervangen?

Deze en andere kwesties worden op deze speciale editie van Spui 25, medegeorganiseerd door Stichting De Republikein, belicht door Mathieu Segers en Jeremy Bierbach. Mathieu Segers is als hoofddocent verbonden aan de Universiteit Utrecht en gespecialiseerd in heden en verleden van de EU. Van zijn hand verscheen in 2013 het zeer lovend ontvangen Reis naar het continent. Nederland en de Europese integratie, 1950 tot heden. Jeremy Bierbach is advocaat bij Franssen Advocaten te Amsterdam en in zijn praktijk dagelijks bezig met EU burgerschapskwesties. Hij promoveerde in 2015 aan de Universiteit van Amsterdam op een rechtsvergelijkende studie van de ontwikkeling van Amerikaans en EU burgerschap, Frontiers of Equality.

Het muzikale intermezzo bestaat uit een deel uit Please don’t bring lemons, een hommage van de Tsjechisch-Amerikaanse jazzpianist Emil Viklicky aan Václav Havel, op tekst van de schrijver en ex-president van Tsjechoslowakije zelf.Watch movie online John Wick: Chapter 2 (2017)

Donderdag 21 april 2016, 17.00 uur
Universiteit van Amsterdam
Spui 25
Amsterdam

1 12 13 14 15 16 19