Republikeins Genootschap

Harry Mulisch en de monarchie: van Provo-sympathisant tot Paleisgast

Wie bij Harry Mulisch zoekt naar een coherente visie op de monarchie, stuit op dezelfde meerduidigheid die ook zijn literaire werk kenmerkt. De schrijver van Bericht aan de rattenkoning voelde zich aangetrokken tot de republikeinse gedachte, maar kwam toch steeds dichter bij de troon te staan.

Tekst Ries Roowaan

Harry Mulisch (1927-2010) woonde de eerste dertig jaar van zijn leven in het verstilde Haarlem. Toen hij eind jaren vijftig naar Amsterdam verhuisde, stond hij reeds te boek als een groot literair talent, niet in de laatste plaats in eigen ogen getuige zijn vaak geciteerde, licht ironische uitspraak: ‘Ik ben een groot schrijver, daar helpt geen moedertjelief aan.’

In de hoofdstad raakte Mulisch verzeild in het rumoer van de jongerenopstand. Het jaar 1968 geldt wereldwijd als de grote tijd van de protestbeweging. In Nederland deed zich dit fenomeen – als uitzondering op de regel dat hier alles later gebeurt – juist eerder voor. Dat was de verdienste van Provo die van 1965 tot en met 1967 actief was. In een van hun bekendste leuzen ‘Oranje boven, oranje boven, leve de republiek!’ combineerden zij ernst en speelsheid op een wijze die het handelsmerk van deze politieke beweging zou worden.

De auteur raakte dermate gefascineerd door wat zich bij wijze van spreken voor zijn huisdeur afspeelde, dat hij zijn literaire werk terzijde legde en de straat op ging. Zijn indrukken heeft hij vastgelegd in Bericht aan de rattenkoning, een boek uit 1966, het jaar waarin Beatrix en Claus van Amsberg trouwden. De keuze van de kroonprinses voor een Duitser, die bovendien nog lid was geweest van de Hitlerjugend en in de Wehrmacht had gediend, zonder dat zij afstand van de troon deed, beschouwde Mulisch als ‘een onheilspellende uiting van regenten- resp. regentessenmentaliteit (die men bij haar ouders niet in die mate vindt). Ons stond een Wilhelmina II te wachten.’

Met dat oordeel stond hij overigens bepaald niet alleen. Daar kwam bij dat Beatrix als eerste van de Oranjes wenste te huwen in het opstandige Amsterdam, waar de wonden van de bezetting en de Jodenvervolging nog lang niet waren geheeld. Het verleidde de schrijver tot een uitgesproken lenige redenering: ‘Men zou haast zeggen, dat zij een provo was. Maar het omgekeerde is waar. Het was verstoktheid. Zij provoceerde niet, maar was geprovoceerd; zij dacht, dat zij zich dat nog straffeloos kon veroorloven.’

Onconventionele oppositie

In zijn reportage over ‘de geschiedenis van Amsterdam in de periode 1965-1966’, zoals Mulisch het Bericht aan de rattenkoning karakteriseerde, wordt de onconventionele oppositie met overduidelijke sympathie geschilderd, maar toch was de auteur nooit één van de Provo’s: zij waren van een andere generatie en bovendien deinsde hij er niet voor terug om ook hen de maat te nemen. Dat laat onverlet dat op zo goed als elke pagina de voornaamste breuklijnen feilloos in kaart worden gebracht: jong versus oud, vooruitstrevend versus conservatief en niet in de laatste plaats de republiek Amsterdam versus het regenteske Nederland. Later zou Mulisch nog eens uitgebreid op die jaren terugkomen – in zijn magnum opus De ontdekking van de hemel heette het: ‘…Amsterdam [was] bezet door binnengerukte nederlandse troepen; geüniformeerde boerenzoons van christelijke komaf beheersten tijdelijk de stad…’

In de tweede helft van de jaren zestig leken de scheidslijnen nog van graniet, maar al snel zouden zij volledig verwateren. Ironisch in dit verband is dat juist Claus met zijn publieke optredens niet alleen een ontspanning van de Nederlandse houding ten opzichte van Duitsland teweeg zou brengen, maar tevens met zijn progressieve opvattingen over onder andere ontwikkelingssamenwerking een groot deel van de protestgeneratie voor zich wist te winnen. In de loop der jaren ontstond ook een warme verstandhouding met Mulisch. Ze hadden beiden een Duitse achtergrond, als tiener de Tweede Wereldoorlog meegemaakt en waren sindsdien wars van het militaire bedrijf.

Mulisch had toen al hoog en breed afscheid genomen van het politiek activisme. De man die in de jaren zestig vooral documentaire boeken, reportages en politieke schotschriften had voortgebracht, keerde terug naar het verhalende proza. In een interview ter gelegenheid van de publicatie van zijn roman Twee vrouwen (1975) verklaarde de schrijver: ‘De oorlog is nu over. Gewonnen. We kunnen elkaar weer verhaaltjes gaan vertellen.’ Mulisch ging dan ook niet langer de deur uit om het straatrumoer van dichtbij te observeren, maar beschouwde het wereldgebeuren vanachter zijn bureau. Zijn hernieuwde literaire engagement zou ware klassiekers opleveren, waarvan De aanslag en De ontdekking van de hemel de bekendste maar niet de enige zijn. Mulisch werd een tot ver over de landsgrenzen gevierd auteur.

Parallel aan zijn groeiende literaire roem werd de schrijver meer en meer deel van het establishment. Dat had enerzijds te maken met zijn persoonlijke Werdegang tot huisvader en bestsellerauteur, anderzijds ook met het politieke klimaat. Vrij geruisloos werd een groot deel van de ideeën en voorstellingen van de protestgeneratie gemeengoed. Mulisch – in zijn jonge jaren een kunstenaar wars van maatschappelijke conventies, later een politieke rebel – groeide tegelijkertijd met de babyboomers uit tot een gevestigd burger van links-liberale signatuur. Tekenend in dit verband is de Herenclub: de wekelijkse dinerafspraak van succesvolle schrijvers, kunstenaars, componisten en niet te vergeten politici – in 1979 door Mulisch en Hans van Mierlo opgericht, destijds nog onder de naam Deftig Links.

Toenadering

Toen Beatrix in 1980 aantrad, stond zij een veel formeler, zo men wil stijver, koningschap voor. Tegelijkertijd richtte zij zich op linkse thema’s zoals de multiculturele samenleving en gaf zij graag een culturele invulling aan haar publieke optredens. Als op iemand de typering ‘deftig links’ van toepassing was, dan op Beatrix en in dat opzicht was zij de ideale kandidaat voor de Herenclub geweest, ware het niet dat vrouwen geen lid konden worden van Harry’s eetvereniging.

Toch was er vrijwel vanaf het begin sprake van toenadering tussen de schrijver en de kersverse koningin, ook al behield Mulisch een zekere afstand tot haar officiële rol. Behoudens tijdens toespraken sprak hij haar nooit met ‘koninklijke hoogheid’ of ‘majesteit’ aan. Evengoed werd Mulisch een vaste gast tijdens de diners en concerten die in opdracht van het koninklijk huis werden georganiseerd. Zelfs bij staatsbezoeken was hij welkom.

De verzoening moet in het midden van de jaren tachtig zijn beslag hebben gekregen. In 1984 woonde de schrijver in het Paleis op de Dam een lezing van de beroemde dirigent Nikolaus Harnoncourt bij. In zijn dagboek vermeldde hij: ‘Beatrix afstandelijk vriendelijk tegen mij; is natuurlijk niet vergeten wat ik over haar schreef in Rattenkoning, maar beschouwt mijn verschijnen daar vermoedelijk als een triomf.’ Drie jaar later vierde De Gids, waarvan Mulisch decennialang redacteur was, het 150-jarig jubileum. Tijdens een bijeenkomst in het Rijksmuseum, waarbij de koningin eregast was, legde hij het definitief bij: ‘Met Beatrix op weg naar boven over mijn moeilijke verhouding tot de monarchie, dat dat nu achter de rug was. Ik had de hele middag moeite om niet te familiair met haar te worden’, schreef hij in een van zijn vele aantekeningenboekjes. Het moet voor beiden een overwinning zijn geweest: voor de vorstin omdat haar links-liberale en culturele invulling van het koningschap een succes bleek; voor de auteur was het de bevestiging van zijn schrijverschap, naast de zekerheid dat hij arrivé was.

Afscheid van de republiek

In september 1996 werd door een drietal prominente Nederlanders het Republikeins Genootschap opgericht; tegelijkertijd waren enkele publieke figuren, onder wie ook Mulisch, uitgenodigd om lid te worden. De schrijver was op dat moment in het buitenland, maar stuurde een briefje dat blijk gaf van interesse. Toen hij evenwel bij terugkomst in Nederland de notulen van de oprichtingsvergadering las, was dat direct over. De steen des aanstoots was besluit nummer 4: ‘Leden kunnen ook op lichamelijke kenmerken worden geselecteerd: alleen autochtone mannen komen in aanmerking.’ In zijn bedankbriefje karakteriseerde Mulisch zichzelf als het kind van twee allochtonen (zijn moeder was van origine Duits, terwijl zijn vader uit Oostenrijk-Hongarije stamde), waardoor hij niet eens in aanmerking kwam voor het lidmaatschap.

Zonder twijfel had Mulisch formeel gelijk, maar diegenen die bij de oprichtingsvergadering aanwezig waren geweest, wezen unaniem op de kloof tussen de meerderheid die het genootschap vooral als een welkom excuus voor een gezellig etentje zag en een kleiner groepje dat het politieke doel serieus nam en notulen maakte. Ook wordt in de verhalen steevast melding gemaakt van een overvloedige hoeveelheid alcohol waardoor de vergadering met het uur carnavalesker werd en uiteindelijk enkele nogal controversiële besluiten in de notulen terechtkwamen. Overigens bedankten naast Mulisch nog drie kandidaat-leden. Voor hun beslissing had prof. A. J. Dunning, die wel overtuigd lid werd, een eenvoudige verklaring: ‘Er zijn nu eenmaal mensen die niet de verdenking op zich willen laden er republikeinse gedachten op na te houden.’ Want dat doet de carrière in de regel geen goed.

Monarchist? Republikein?

Was Mulisch in de dertig jaar tussen de publicatie van het Bericht aan de rattenkoning en het besluit geen lid te worden van het Republikeins Genootschap van gedachten veranderd? Was hij wel of geen republikein? Die vraag kan alleen maar met een enerzijds-anderzijds worden beantwoord. Uit dagboekfragmenten blijkt door de jaren een op z’n minst latente voorkeur voor de republikeinse staatsvorm. Tegelijkertijd wordt ook zijn oprechte persoonlijke waardering voor de koningin en de prins-gemaal duidelijk en zonder twijfel zal hij hun erkenning als het zegel van literair en maatschappelijk succes hebben ervaren.

Daarnaast moet in het achterhoofd worden gehouden dat bij Mulisch de kloof tussen werk en leven, tussen zeggen en doen, nooit helemaal afwezig was. In zijn boeken raakte hij vaak aan politieke thema’s en nam daarbij zonder uitzondering een progressief standpunt in. Tegelijkertijd voegde de auteur niet altijd de daad bij het woord. De rellen en demonstraties van de jaren zestig observeerde hij bij voorkeur van een zekere afstand, staande in zijn cabriolet. Collega-schrijver Gerard van het Reve typeerde hem dan ook als een ‘gemotoriseerde relletjesvoyeur’. Ook gaf zijn gesoigneerde, om niet te zeggen flamboyante voorkomen aanleiding tot twijfel over zijn linkse inborst.

Evengoed zou dit uiteindelijk een weinig vruchtbaar perspectief kunnen zijn. Mulisch was in de eerste en de laatste plaats een schrijver. ‘Iets doen dat losstaat van mijn werk, stoot mij tegen de borst, verveelt en vermoeit mij. Dat geldt zelfs voor koffie zetten of een willekeurig gesprek’, noteerde hij in het jaar 1988, maar het is aannemelijk dat hij gedurende zijn gehele leven uitsluitend zijn boeken werkelijk serieus heeft genomen. Vriendschappen, liefde en zeker politieke overtuigingen waren daaraan ondergeschikt en soms zelfs niet veel meer dan wisselgeld. Weliswaar zal niet iedereen het willen onderschrijven – over smaak valt nu eenmaal altijd te twisten – maar uiteindelijk kunnen we Harry Mulisch slechts dankbaar zijn: met zijn radicale toewijding aan het geschreven woord heeft hij de Nederlandse literatuur verrijkt met enkele absolute meesterwerken.

 

Citaten uit: Harry Mulisch, Bericht aan de rattenkoning (Amsterdam 1966); Harry Mulisch, De ontdekking van de hemel (Amsterdam 1992); Robbert Ammerlaan, Zijn eigen land (Amsterdam 2016); Volkskrant 27 februari 1997; Wikipedia.

RVD zette mes in kritiek op koninklijke coronaspeech


Werden kritische reacties op de koninklijke coronaspeech weggehaald van de facebook-pagina van het Koninklijk Huis? De RVD ontkent, maar echt overtuigen doet dat gezien de klachten niet. Daarnaast bleek de koninklijke redevoering contraproductief bij de bestrijding van het kroonvirus.

Tekst René Zwaap
Illustratie: Gabriel Kousbroek

Meer dan zes miljoen mensen keken vrijdag 20 maart volgens de Stichting Kijkonderzoek naar de koninklijke coronaspeech. Een week nadat premier Rutte het land had toegesproken werd de tijd rijp geacht voor een toespraak van Willem-Alexander via alle beschikbare kanalen. Zo’n ingelaste koninklijke speech is een bijzonder middel, waar tot nog toe spaarzaam gebruik van werd gemaakt: na de ramp met MH17 in 2014, de tragedie op Koninginnedag 2009 in Apeldoorn en de Watersnoodramp in 1953. Vrijdag 20 maart volgde toespraak nummer 4. Retorisch hoogtepunt van de koninklijke coronaspeech was de zinsnede: ‘Het coronavirus kunnen we niet stoppen, het eenzaamheidsvirus wel’.

Dat liet het volk zich niet twee keer zeggen. Het daaropvolgende weekend trok Nederland er massaal op uit voor strandbezoek, bezichtiging van de bloembollenvelden en ander vertier.

Alle instructies van het RIVM om toch vooral binnen te blijven werden zorgeloos in de wind geslagen. Als het de bedoeling was dat het staatshoofd het publiek nog eens extra van het gevaar van het onzichtbare virus zou doordringen, moet zijn speech als een tragische mislukking worden beschouwd. In dat geval had de majesteit beter met een mondkapje voor zijn mond op de buis kunnen verschijnen. Nu was zijn speech wellicht een beetje te gezellig. In ieder geval werd niemand erdoor gealarmeerd.

Anders dan bijvoorbeeld Margrethe II van Denemarken, die haar onderdanen ook over het dodelijke longvirus onderhield en hen sommeerde anderhalve meter afstand van elkaar te houden, hamerde haar Nederlandse tegenvoeter in zijn gedaante van nationale wellness-coach vooral op het belang van menselijke warmte. Die boodschap kwam niet helemaal goed over.

Kippenvel
In de vaderlandse media, nog helemaal in idolate staat van Mark Rutte’s Churchill-imitatie van een week eerder, mocht de koninklijke speech op veel bijval rekenen. De NOS liet speechschrijver Nancy Olthoff jubelen over zoveel redenaarstalent: ‘Ik denk dat iedereen nu wel doordrongen is van de ernst van de situatie’. Omroepblad Televizier toonde zich geroerd: ‘Diverse Nederlanders lieten een traantje toen ze de toespraak hoorden’.

Kritische noten waren er toch ook te beluisteren. Julia Wouters, speechschrijfster van onder meer PvdA-leider Lodewijk Asscher, vond het geheel ‘heel houterig opgelezen’ en ‘miste de persoonlijke noot’. Reclamevakblad Adformatie vond de koning wat al te ‘onheilspellend’ toen hij stelde dat het virus niet gestopt kan worden: ‘Uiteraard kunnen we het niet stoppen maar we zijn met man en macht bezig om het af te remmen en wetenschappers doen hun best wereldwijd om een vaccin te vinden’. Maar over het algemeen waren de commentaren in de diverse media Willem-Alexander welgezind. Voornoemde Nancy Olthoff verklaarde op de site van de NOS zelfs ‘kippenvel’ van de koninklijke speech te hebben gekregen

Op de sociale media ontlokte de koninklijke coronaspeech echter een storm aan kritiek. De facebook-pagina van het koninklijk huis liep vol met reacties van boze burgers in alle gradaties van afwijzing, zo ontdekte campagneleider Bram van Montfoort van het Republikeins Genootschap. Zo was er de reactie van een zekere Jasper (achternaam bij de reactie bekend): ‘Spuit elf geeft ook nog modder. De afgelopen weken hebben de overbodigheid van de koning nog maar eens onderstreept. Of je het nu inhoudelijk met hem eens bent of niet, minister-president Rutte heeft zich de leider getoond die een land in crisis nodig heeft en zich gedragen als premier van álle Nederlanders. De samenbindende, vertegenwoordigende en aanmoedigende rol die onze koning zou hebben wordt maar door weinigen gemist’.

Noord-Koreaanse applausmachine

Echter: Jaspers reactie bleek kort na publicatie te zijn weggehaald in de commentaren op de koninklijke facebookpagina. Hij reageerde getergd: ‘Verbijsterend (maar eigenlijk ook weer niet). Negatieve reacties worden gewoon verwijderd. Gisteravond reageerden talloze mensen die het, terecht, een slechte speech vonden, of zich anderszins kritisch over de onzichtbare koning uitlieten [….] Vanmorgen heeft de commentsectie meer weg van een Noord-Koreaanse applausmachine. Slechts een enkeling is aan de Oranjecensuur ontsnapt’.

Van Montfoort liet het er niet bij zitten en vroeg opheldering bij de afdeling Koninklijk Huis van de Rijksvoorlichtingsdienst. Als antwoord kreeg hij: ‘De RVD verwijdert geen reacties op berichtgeving op de officiële social media accounts van het Koninklijk Huis, met uitzondering van berichten van spam accounts en berichten met een commercieel doeleinde’.

Via Facebook verzekert Jasper tegenover De Republikein dat de RVD wel degelijk het mes moet hebben gezet in ongewenste kritiek. ‘Als ik een wilde schatting moest doen zou ik zeggen enkele tientallen’. Opvallend is inderdaad dat er in de honderden reacties onder het betreffende item veel wordt geprotesteerd tegen negatieve reacties, maar dat er van die kritiek zelf nauwelijks een spoor is te bekennen. Bewaard is gebleven een enkele reactie die protest aantekent tegen het feit dat de koninklijke familie in het begin van de coronacrisis toch vrolijk op de traditionele Oostenrijkse skivakantie ging (en vervolgens dagen in isolement in het paleis moest blijven). Voor de rest valt er vooral veel kritiek te lezen op kritische reacties die kennelijk niet door de RVD-beugel konden. Censuur is weleens subtieler te werk gegaan.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -

Dit artikel is onderdeel van de speciale corona-noodeditie van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap, die 1 mei a.s. verschijnt, aangevuld met bijdragen ter herdenking van 75 jaar bevrijding. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

‘Volgens onze Grondwet heeft de Koning de absolute macht’

Is het haalbaar een oordeel van de rechter uit te lokken over de vraag of de Koning te veel (onverenigbare) bevoegdheden heeft? Die vraag legde het Republikeins Genootschap voor aan de jonge jurist Ewout Jansen, ex-adviseur van de Hoge Raad en ook bekend als cabaretier. Tegenover De Republikein licht hij zijn bevindingen toe.

Tekst René Zwaap

Ewout Jansen begint met een gedachte-experiment. ‘Stel dat ik een geschil heb met Jeroen Pauw. Ik wil een uitspraak van de rechter en kom er achter dat ik weliswaar een procedure kan beginnen, maar dat de rechter benoemd is door Jeroen Pauw en bij die gelegenheid ook trouw heeft gezworen aan Jeroen Pauw. Overigens kan ik alleen procederen met behulp van een advocaat, die bij zijn benoeming bij de rechtbank, ook trouw moest zweren aan Jeroen Pauw. Boven het hoofd van de rechter hangt in de zittingszaal een foto van Jeroen Pauw. Als ik de uitspraak van de rechter lees staat er boven: “In naam van Jeroen Pauw”. Indien het een bestuursrechtelijke procedure betreft, is Jeroen Pauw bovendien de voorzitter van het hoogste rechterlijke college dat over de zaak gaat oordelen. Ik mag me weliswaar beroepen op algemene regels, maar die regels zijn alleen geldig indien Jeroen Pauw ze heeft bekrachtigd. Jeroen Pauw is ook voorzitter van een orgaan dat – tot in het kleinste detail – over de regels heeft geadviseerd. Bovenaan elke regel die ik kan inroepen staat: “De groeten van Jeroen Pauw”. Onderaan elke regel staat een handtekening van Jeroen Pauw. Jeroen Pauw staat aan het hoofd van de regering die de regels heeft opgesteld en Jeroen Pauw benoemt en ontslaat ook zelf de leden van de regering. Als ik dan bezorgd de vraag stel of ik dan wel een eerlijk proces ga krijgen, is het antwoord dat Jeroen Pauw gewoon een fantastisch fijne vent is en dat ik me zorgen maak over formaliteiten waar Jeroen Pauw in de praktijk geen belangstelling voor heeft. Ook wordt me dan uitgelegd dat het traditie is dat Jeroen Pauw zijn bevoegdheden niet gebruikt om benoemingen of wetgeving tegen te houden en dat Jeroen Pauw vroeger nog veel meer macht had dan nu en alleen onder zware druk zijn huidige bevoegdheden heeft geaccepteerd. Bovendien is het niet alleen Jeroen Pauw die bevoegdheden heeft, maar gelden ook andere formele eisen waar Jeroen Pauw buiten staat. Als ik dan vraag of ik misschien mag controleren of Jeroen Pauw echt geen gebruik maakt van zijn bevoegdheden dan is het antwoord dat dit niet kan, maar dat ik er toch alle vertrouwen in kan hebben dat Jeroen Pauw geen misbruik maakt van zijn positie en in de praktijk een ceremoniële rol’.
Dit alles klinkt een beetje raar? Vervang ‘Jeroen Pauw’ door ‘de Koning’ en we zijn middenin de staatsrechtelijke realiteit van Nederland anno 2019. Jansen: ‘Wie niets weet van de theorie en de praktijk van Nederlandse staatsinrichting en enkel de Grondwet leest, kan niet anders dan concluderen dat de Koning de absolute macht heeft in Nederland. Artikel 82 van de Grondwet bepaalt bijvoorbeeld dat wetsvoorstellen kunnen worden ingediend “door of vanwege” de Koning en lijkt juist te waarborgen dat de Koning wel degelijk ook zelf een eigen wetgevende bevoegdheid heeft zonder tussenkomst van anderen. Er is geen wet, die geldig kan worden, zonder bekrachtiging door Koning. Sterker nog: pas na instemming van de Koning treden wetten in werking. Ook belangrijke (“koninklijke”) besluiten kunnen alleen genomen worden met instemming van de Koning. Daar komt bij dat Koning voorzitter is van de Raad van State, die adviseert over wetgeving en de regering moet motiveren wat er met die adviezen gebeurt om te waarborgen dat de adviezen tot wijzigingen leiden; indien de wetgever iets over het hoofd heeft gezien. Hierdoor heeft de Raad van State veel invloed op wetgeving’.

Koning van het recht
Daarnaast staat de Koning aan het hoofd van de regering. Jansen: ‘ Als voorzitter van de Raad van State adviseert de Koning dus zichzelf. Bovendien benoemt en ontslaat de Koning de leden van de regering. Ook alle rechters in Nederland moeten worden benoemd en ontslagen door de Koning. Daarnaast is de Raad van State – behalve een adviesorgaan over wetgeving – ook de hoogste bestuursrechter in Nederland. In elke rechtszaal hangt een portret hangt van de Koning. Boven elke rechterlijke uitspraak staat “In naam van de Koning.”. Boven elke wet staat een groet van de Koning aan de lezer. Rechters moeten bij de gelegenheid van hun benoeming trouw zweren aan de Koning om in functie te kunnen treden. Ook advocaten moeten trouw zweren aan de Koning om in functie te kunnen treden. Maar de Koning is evengoed ook partij in rechtszaken. Denk maar aan al die zaken tegen media die hij aanklaagt vanwege schending van zijn privacy of die van zijn familie. Die zaken worden steevast door de media verloren. Maar in hoeverre is daar nog sprake van onafhankelijke rechtspraak? Daar heeft de Koning toch echt de schijn tegen. En als je die praktijk afzet tegen een reeks van uitspraken van het Europees Hof van de Rechten van de Mens over de gewenste onpartijdigheid van de rechter, zou je daar best een zaak van kunnen maken’.

Public Interest Litigation (PIL)
Door de Urgenda-zaak en de SGP-zaak is plots veel ruimte gekomen voor zogenaamde Public Interest Litigation (PIL). ‘Dit zijn vrij abstracte rechtszaken tegen de Staat. De SGP-zaak betrof een een – in zekere zin – vergelijkbaar staatskundig grondrechtelijk probleem; namelijk het ontbreken van passief kiesrecht voor vrouwen binnen de SGP. De bevoegdheden van de Koning zijn in feite een ook zo’n constitutionele “fout” van de wetgever. De bevoegdheden van de Koning zijn immers – met name vanuit de rechtspraak bekeken – onverenigbaar, omdat ze te veel aan alle kanten van de Trias Politica zitten. Oud-minister Struycken heeft bovendien verklaard dat de koningin na de Tweede Wereldoorlog (door bekrachtiging te onthouden) executies heeft afgedwongen, terwijl het kabinet gratie wou verlenen en later (voor ernstigere oorlogsmisdrijven) de doodstraf verhinderde vanwege principiële bezwaren. De bevoegdheden van de Koning zijn dus niet alleen maar ceremonieel. De rechter kan geen opdracht geven aan de overheid om betere wetgeving te maken, maar is wel bereid een algemene verplichting op te leggen om te bevorderen dat wordt voldaan aan de eisen van grondrechten in internationale verdragen’.

Dit artikel verscheen in nr 4/2019 van De Republikein. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement

Column Hans Maessen: zonder revolutie geen republiek

Wij republikeinen hebben afgesproken dat we op democratische wijze streven naar een republiek in Nederland. Dat lijkt logisch, maar is het ook realistisch? Natuurlijk moet een meerderheid van de Nederlanders voorstander zijn van een gekozen staatshoofd, maar is daarmee het pleit beslecht? De Nederlandse Grondwet vormt dan nog een formidabele barrière.

Een Grondwet moet stabiliteit en inspiratie bieden, maar ze moet ook flexibel zijn en veranderingen kunnen faciliteren. Een Grondwet moet een gevoel geven dat ze dienstbaar is aan de burger en dat de burger als kiezer haar kan wijzigen als er een meerderheid is en de tijdgeest erom vraagt. De Nederlandse Grondwet voldoet hier niet aan.
Om de Grondwet te wijzigen is een meerderheid in de Eerste en Tweede Kamer nodig. Daarna moeten er verkiezingen zijn en moet een tweederde meerderheid in beide Kamers weer met de wijzigingen instemmen. Die verkiezingen dienen als een soort bevestiging door de kiezer, maar in de praktijk gaan verkiezingen over heel andere zaken dan een grondwetswijziging. Beter is het als de kiezers direct gevraagd wordt zich over een wijziging uit te spreken in een referendum. Als we Nederland democratisch willen houden moet de invloed van de kiezer op de Grondwet groter en directer worden.

In tegenstelling tot landen als Duitsland en de VS kan een Nederlandse burger geen beroep doen op de Grondwet. Nederland kent geen Hooggerechtshof dat de toepassing van de Grondwet op verzoek van een burger kan toetsen. We moeten het doen met een beroep op Europese verdragen, waardoor de Nederlandse Grondwet steeds meer een dode letter wordt.

Voor een buitenstaander is de Nederlandse Grondwet toch al onbegrijpelijk. Als je de Grondwet letterlijk neemt lijkt Nederland meer op een sultanaat in het Verre Oosten dan op een Europese democratie. Je moet zo veel tussen de regels lezen en interpreteren dat het een inspiratieloze tekst is. Hoe kun je iedereen gelijk verklaren, maar de koning daarvan uitzonderen?

De belangrijkste wijzigingen in de Grondwet kwamen tot stand in tijden van revolutie en crisis. In 1848 smoorde Thorbecke het burgeroproer door de koning grotendeels van zijn macht te ontdoen. In 1917, ten tijde van de Eerste Wereldoorlog, werd het onderwijs gepacificeerd en het algemeen kiesrecht ingevoerd. Zonder dit soort existentiële druk zijn fundamentele wijzigingen van ons bestel blijkbaar niet mogelijk. Zo verhinderde Wiegel in 1999 het correctief referendum en deed Van Thijn in 2005 hetzelfde met de gekozen burgemeester.
Dat biedt niet veel hoop voor Nederlandse republikeinen. Ik trek zelfs de conclusie dat het binnen een normaal democratisch proces onmogelijk is van Nederland weer een republiek te maken, ook al is een meerderheid van de bevolking daar voorstander van. Zonder revolutie geen republiek. De Grondwet staat de toekomst van Nederland in de weg. Grondwetswijzigingen moeten eenvoudiger kunnen, anders mist de Grondwet haar doel van stabiliteit en inspiratie.

Volgens Johan Remkes is het eenvoudiger de wetten van de zwaartekracht te wijzigen dan de Nederlandse Grondwet. Republikeinen moeten nadenken over hoe Nederland democratischer kan worden buiten de huidige grondwettelijke orde om.
Hans Maessen is voorzitter van het Republikeins Genootschap

Column Hans Maessen: Prins Bernhard verdient geen straatnaam

Wat is in een naam, vraagt Republikeins Genootschap-voorzitter Hans Maessen zich af. Zoals in het zuiden van de Verenigde Staten standbeelden worden gesloopt van Robert E. Lee, zou het Nederlandse straatbeeld moeten worden gezuiverd van de nagedachtenis van Prins Bernhard. En het Wilhelmina-plantsoen kan eigenlijk ook niet meer.

Tekst: Hans Maessen

In mijn woonplaats heten de twee hoofdstraten Wilhelminalaan en Julianalaan. Ik heb me altijd afgevraagd hoe dat toch kon, immers het zijn eeuwenoude straten en Wilhelmina en Juliana zijn van recentere datum. Het blijkt dat een burgemeester in de jaren dertig het dorp meer allure wilde geven en daarom de namen Beekweg en Molenweg liet veranderen in Wilhelminalaan en Julianalaan. En het werkte. Er werden mooie huizen aan deze lanen gebouwd en het dorp trok deftiger publiek.
Hieraan moest ik denken toen enkele weken geleden de naam van het Prins Bernhard Cultuurfonds aan de orde werd gesteld door John Jansen van Galen in een publicatie van het Drents museum. Bernhard had immers niets met cultuur en was juist iemand die geld dat bedoeld was voor goede doelen in zijn eigen zak stak. Dit onderwerp lag blijkbaar zo gevoelig dat de directeur van het museum de publicatie verbood en daarmee censuur pleegde. Hij vreesde voor de jaarlijkse subsidie van het fonds aan zijn museum. Helaas werd het geen nationale rel, al zou dat wel gepast zijn geweest.
Andere organisaties gaan wat voorzichtiger om met hun koninklijke naamgever. Zo spreken we tegenwoordig over KWF Kankerbestrijding. Op hun site kom je nauwelijks een verwijzing naar hun naamgeefster – Koningin Wilhelmina – tegen. Dat lijkt me verstandig, zeker gezien het recente boek van Gerald Aalders over Wilhelmina. Hij fileert haar tot nog toe zorgvuldig in stand gehouden profiel tot op het bot. Ze was een anti-democratische, wereldvreemde en eigenwijze vorstin. Haar rol in de Tweede Wereldoorlog is zeer twijfelachtig. Onder andere vanwege deze onthullingen, werd Gerard Aalders onlangs door de leden van het Republikeins Genootschap uitgeroepen tot Republikein van het jaar 2018.
Enkele jaren geleden heeft het Republikeins Genootschap het Prins Bernhardplein in Amsterdam omgedoopt in het Bernhardhondplein. Met een ludieke actie hebben we toen het naambordje op dit drukke en lelijke verkeersplein vervangen. Het bordje heeft er een hele tijd gehangen.
Namen van straten, pleinen, organisaties genoemd naar historische figuren, en zeker genoemd naar koninklijke personen, kunnen omstreden worden in de loop van de geschiedenis. Straatnamen zijn veranderd, zoals in mijn dorp. Personen worden omstreden, zoals Coen en Van Heutz. In alle landen van de wereld speelt dit probleem, zo ook in de VS, waar in het zuiden nog veel discutabele personen uit de burgeroorlog vereeuwigd zijn in standbeelden en straatnamen. Naar mijn mening moeten die namen veranderd worden als de historische inzichten erom vragen.
De discussie hierover aangaan is belangrijk om lering te trekken uit de geschiedenis en geen foute personen te blijven eren. Straatnamen veranderen is van alle tijden. Al verzetten monarchisten zich tegen naamsveranderingen, ook voor hen geldt dat foute personen geen voorbeeld mogen zijn voor onze kinderen.

Hans Maessen is voorzitter van het Republikeins Genootschap

Wat levert de monarchie op?

Na het onderzoek naar de kosten van het koningshuis is het hoog tijd uit te zoeken wat het oplevert.

Tekst Hans Maessen

Volgend op het onderzoek naar de kosten van de monarchie is het Republikeins Genootschap nu van plan een onderzoek te doen naar de opbrengsten van de monarchie. Ook daar gaan allerlei ongefundeerde verhalen over de rondte. Bij elk staatsbezoek van Willem-Alexander, zo wil de mythe, komt er een stortvloed aan zakelijke transacties vrij en explodeert onze export naar het uitverkoren land. Net als bij het onderzoek naar de kosten van de monarchie willen we nu de onderste steen boven krijgen over die opbrengsten.
In 2011 schreef een van onze gewaardeerde leden, wijlen Ton Johannisse, een artikel over dit onderwerp in De Republikein. Een staatsbezoek was volgens hem ‘meer folklore dan een economische activiteit’. Een staatsbezoek voorbereiden kost vaak bijna twee jaar. Er gaat alleen een handelsdelegatie mee als dat ook zakelijk interessant is. Het staatshoofd bemoeit zich in het algemeen juist niet met zakelijke contacten tijdens zo’n bezoek. Dat is logisch want dat is niet zijn taak. We hebben met Bernhard gezien waar dat soort contacten toe kunnen leiden.
Belangrijke zakelijke contracten hebben vaak eveneens een lange voorbereiding nodig. Die lopen natuurlijk nooit parallel met de voorbereidingen van een staatsbezoek. Voor de vorm wordt er wel eens achteraf een contract officieel bekrachtigd om het wat feestelijk cachet te geven. Dat levert een mooie foto op en wellicht wat aandacht in de Nederlandse pers.

Onbenaderbaar
Vaak loopt de koning ook wat in de weg tijdens een staatsbezoek, omdat hij de sfeer erg formeel maakt. Voor zakelijke succes zijn informele contacten juist belangrijk. Een staatsbezoek levert ook vaak weinig publiciteit op in het bezoekende land, juist omdat onze koning volstrekt onbenaderbaar is voor de pers. Een journalist kan hem dus nooit eens een vraag stellen of zijn mening horen om er een leuk verhaal van te maken. Dus dan schrijven ze maar geen verhaal!
Ton Johannisse vergeleek ook de ontwikkeling van de exportcijfers na een staatsbezoek. Volgens de monarchistische theorie schieten die na een staatsbezoek omhoog. Maar helaas niets bleek minder waar. Er was nooit een knik omhoog in de exportgrafieken te bespeuren. Staatsbezoeken worden ook vaak gebracht aan landen waar de economische banden zich toch al juist positief ontwikkelen. Dan is de stijging van de export een ‘self-fulfilling prophecy’.
Professor Harry van Dalen van de Universiteit in Tilburg beweerde dat de koning ons jaarlijks 4 tot 5 miljard aan welvaart oplevert. Dat zou dan komen omdat hij zo’n symbool is van een stabiel land! Toch knap dat andere landen met een gekozen staatshoofd ook stabiel en welvarend kunnen zijn. Het zijn sprookjes. Elk staatsbezoek kost ongeveer 1,5 miljoen euro en levert niets op. De monarchie is er alleen voor binnenlands gebruik en kost per jaar 345 miljoen euro. Voorwaar, de leugen regeert!

Het verdriet van Groningen

 

Op 24 april a.s. presenteert het Republikeins Genootschap het rapport De verborgen kosten van het koningshuis, waarin ook de (belastingvrije) aandelen van Koning Willem IV en de politieke consequenties daarvan rijkelijk aan bod komen. RG-voorzitter Hans Maessen blikt vooruit.

De Koning is rijk geworden van de ellende in Groningen. Het verhaal is bekend. Nederland wist niet hoe snel ze haar gasvoorraad moest verkopen en schakelde via de NAM daarvoor Shell en Esso in. De Koningin zal daar destijds geen bezwaar tegen hebben gehad, want de Oranjes hebben aandelen in Shell. De NAM ging vervolgens ijverig aan de slag en verkocht het gas naar hartenlust. We hebben er allemaal van geprofiteerd. Onze verzorgingsstaat is er mede door mogelijk geworden. Maar inmiddels zitten we met het probleem hoe we de Groningers niet langer lastig hoeven te vallen met onze verslaving aan gas.

Onlangs startte de Groninger cabaretier Marcel Hensema een petitie om de Koning te vragen Shell het predicaat koninklijk af te nemen. Dat is zoiets als vragen aan een slager om zijn eigen vlees af te keuren. Willem-Alexander zal er niet over peinzen. Maar Hensema ging verder en schreef een keihard protestlied: ‘… bent u onze Koning of gewoon een oliesjeik?’ Het is op YouTube te bewonderen. Maar ook Hensema durft de essentie van het probleem niet aan te snijden. Groningen toont als een perfecte storm aan dat een monarchie niet in de Nederlandse democratie past.

Politieke gezagsdragers moeten integer, transparant en betrouwbaar zijn. Daarom worden ze gevraagd persoonlijke en zakelijke belangen bekend te maken en op afstand te zetten. Dat geeft de burger vertrouwen dat het algemeen en niet het persoonlijk belang wordt gediend. Dat geldt voor wethouders, ministers, en dient ook zo te zijn voor het staatshoofd. Transparantie en verantwoording afleggen staan hierbij centraal. Bij onze Koning is dat alles niet het geval. We weten niet hoeveel aandelen Shell hij heeft. De graaizucht en gierigheid van de Oranjes bieden geen vertrouwen. Het publieke belang is hier strijdig met het persoonlijke belang van het staatshoofd. Dat de Koning invloed heeft is onomstreden. Hij spreekt wekelijks met de minister-president. Maar hoe die invloed wordt gebruikt is geheim. De Groningers kunnen dus geen vertrouwen hebben in de Koning. De oproep van Hensema is dan ook nogal naïef.

De Groningers zijn kwaad. En terecht. De staat die ze moet beschermen behandelt ze als oud vuil. Maar ze kunnen binnenkort hun gram halen. Koningsdag wordt dit jaar gevierd in Groningen. Een beslissing die door de RVD werd genomen vóór de laatste grote aardbeving in Zeerijp. Het wordt spitsroeden lopen voor de Koning in Groningen, want ze zijn daar niet dom. Hun eis voor openheid en verantwoording is terecht.

Het Republikeins Genootschap zal ook dit jaar tijdens Koningsdag weer gebruik maken van het individuele recht op vrijheid van meningsuiting. We kunnen juist in Groningen aantonen dat een monarchie niet functioneert in een democratie. De Koning moet aftreden want hij dient zijn eigen belang en niet dat van de Groningers en Nederlanders. Ga op 27 april mee naar Groningen om de Groningers te helpen en de republiek dichterbij te brengen. Er gaat niets boven Groningen, zelfs geen Koning!

Hans Maessen is voorzitter van het Republikeins Genootschap

Lees ook:

Oranje boven, Groningen naar beneden

Majesteitsschennis op z’n Gronings 

 

Oranje boven, Groningen naar beneden

 

Koningsdag 2018 wordt door Willem IV gevierd in het door aardbevingen geteisterde Groningen. Een uitgelezen moment om het eens te hebben over de aandelen van het koningshuis in Koninklijke Oliemaatschappij Shell. Dat gebeurt in het rapport ‘Verborgen kosten van het koningshuis’, dat het Republikeins Genootschap op 24 april a.s. in Groningen presenteert.

Tekst: René Zwaap

Illustratie: Joep

Hunne Majesteiten Koning Willem-Alexander en Koningin Máxima zijn vrijdag 27 april 2018 aanwezig bij de viering van Koningsdag in Groningen, hoofdstad van de provincie Groningen’, kondigde de Rijksvoorlichtingsdienst al enige maanden geleden aan. Een tactische meesterzet van de spindoctors van Oranje of een kapitale misrekening? In ieder geval ontvouwt zich in de noordelijkste provincie van het land sinds de aankondiging van het bezoek een enorm drama waarmee de positie van de Oranjes als grootaandeelhouder van Koninklijke Olie Shell plotseling in het middelpunt van de publieke discussie komt te staan.

Groningen heeft steeds meer te leiden onder aardbevingen als gevolg van de gasboringen door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), die op 50/50-basis eigendom is van Shell en Exxon Mobil. Het koninklijke belang in Shell bedraagt volgens de Rijksvoorlichtingsdienst ‘niet meer dan vijf procent’ van het aandelenkapitaal, hetgeen mooi overeenkomt met de wettelijke verplichting dat belangen tot 5 procent niet aan de grote klok hoeven te worden gehangen. Een belang in Shell van 5 procent zou naar verluidt overigens al goed zijn voor minstens 6 miljard euro op jaarbasis. Het Huis van Oranje loopt dus mede binnen op het NAM-gas terwijl Groningen steeds verder in de aardbodem verzakt.

Gronings Koningslied

Het duurde even voordat het kwartje viel bij de Groningers, maar dat veranderde toen de Groninger cabaretier Marcel Hensema een petitie begon met als doel dat Willem-Alexander de Shell het predicaat koninklijk afneemt. Inmiddels prijken er 28.039 handtekeningen onder dat verzoek, en tal van organisaties – waaronder Greenpeace, Milieudefensie en Oxam Novib – sloten zich bij het initiatief aan. Hensema kwam ook met een protestlied in de vorm van het Gronings Koningslied, waarmee de uitvoerende artiesten Alfred Venema met Pé & Rinus samen met de populaire toneelactivisten van De Verleiders de Groningse schouwburg op de achterste benen brachten. ‘Bent u onze Koning of gewoon een oliesjeik?’, is de wederkerende vraag aan ‘Koning Willem IV’ in dit lied. Het ligt niet voor de hand dat er ten paleize vrolijk wordt meegehost op de tonen van deze noordelijke carnavalskraker.

Inmiddels ging de Shell in vliegende vaart over tot het administratief loskoppelen van de banden tussen Shell en de NAM. President-commissaris Marjan van Loon van Shell haastte zich te verzekeren dat die loskoppeling ‘niets met de aardbevingsproblematiek in Groningen te maken’ heeft en dat ‘Shell achter de NAM en de Groningers zal blijven staan. Er is voldoende geld om alles te kunnen betalen.’ Je hoeft geen cynicus te zijn om daar vraagtekens bij te plaatsen. Inmiddels is duidelijk dat de Staat voor tweederde zal moeten opdraaien voor de schade uit claims wegens schade aan onroerend goed en ander Gronings ongemak. Voorlopig staat daar 1,2 miljard euro voor gereserveerd. Als Shell/NAM daar voor een derde deel voor moet opdraaien, is men niet meer dan 400 miljoen euro kwijt aan het Groningse gasdrama, en dat mag een koopje worden genoemd.

Het heeft lang moeten duren voordat Groningen wakker was geschud. Vijf jaar geleden sloeg Staatstoezicht op de Mijnen (Sodm) al alarm over de mogelijkheid van ongekend heftige aardbevingen als gevolg van onverantwoord intensieve gaswinning in Groningen. De toezichthouder gaf toen in een rapport dringend advies de gaswinning in Groningen aan banden te leggen ‘vanwege de veiligheid van de inwoners van de provincie Groningen die boven de aardbevingsgevoelige gebieden van het Gronings gasveld wonen en werken’. Het vraagstuk van de consequenties van de veel diepere bodemdaling dan verwacht die optreedt bij de gaswinning op het zogeheten Slochterenveld, was tot dan toe onder het politieke tapijt geveegd.

SodM stelde dat er een ‘hoog risico’ bestaat dat de provincie Groningen wordt getroffen door een aardbeving ‘ergens tussen de 4 en de 5 op de Schaal van Richter’. Tot nog toe kwam het niet tot hogere schokken dan 3,2 en die zorgden al voor 1,2 miljard euro aan schade. Een aardbeving op de schaal van 5,2 – waarmee de SodM rekening houdt – zou kunnen leiden tot aanzienlijk grotere schade. Met name hogere gebouwen zoals die in de stad Groningen in ruimte mate voorhanden zijn – denk maar aan de Martinitoren en talrijke flatcomplexen – zouden een verhoogd risico op instorting lopen. Het was ex-Shell-medewerker Hans de Waal die dit gevaar op de kaart zette. Als hoofd van de afdeling Geo-enigineering bij de SodM stak De Waal zijn nek uit. In de jaren ’80 promoveerde De Waal met een proefschrift over het verband tussen boringen, drukdalingen en compactie van de bodem, waarin stond berekend dat de te verwachten bodemdalingen in Groningen weleens twee keer zo sterk zouden kunnen zijn – meer dan 60 centimeter in plaats van de geraamde 30 – dan tot dan toe werd aangenomen. Zijn boodschap werd lange tijd weggewuifd.

Gaskraan helemaal dicht

Eigenlijk zou de gaswinning met het oog op de veiligheid helemaal moeten worden stopgezet, aldus SodM, maar aangezien dat financieel niet haalbaar was (de Staat verdient bij benadering zo’n 15 miljard euro per jaar aan het Groningse gas, dat voor het grootste gedeelte wordt geëxporteerd naar onder andere Italië, de recette van Shell/Nam lag vele malen hoger) adviseerde de inspectiedienst de NAM de productie met 40 procent terug te brengen van 50 miljard kubieke meter per jaar tot 30 miljard kubieke meter per jaar. Dat zou het aantal te verwachten aardbevingen per jaar te reduceren van 23 tot zo’n 14 en de kans op een aardbeving hoger dan 3,9 zou dan evenredig zijn verkleind. De NAM weigerde echter de productie uit eigen beweging te krimpen. Met minister Kamp kwam de NAM overeen dat er eerst 11 deelonderzoeken naar de problematiek van de bodemdalingseffecten van de gaswinning worden gedaan. Tot die tijd wilde de NAM met volle kracht door blijven pompen. Dat was geheel tegen de geest van het advies van de SodM in, want deze drong juist aan op snelle besluitvorming. ‘Als eerst alle noodzakelijke studies moeten worden uitgevoerd, waarvoor de NAM ongeveer 12 maanden denkt nodig te hebben, en als dan wordt geconstateerd dat de productie toch gereduceerd moet worden, zal het effect daarvan pas na 24-28 maanden gevoeld gaan worden’, waarschuwde de SOdM. ‘En als uit deze studies blijkt dat er andere maatregelen nodig zijn, zoals bijvoorbeeld extra putten en installaties, komen daar nog vele maanden tot één jaar bij’. Dat leverde kortom drie jaar tijdverlies op, hoewel het duidelijk was dat verwachte intensivering van de Groninger aardbevingen even goed zou doorgaan als de kraan per direct geheel werd dichtgedraaid.

Watersnoodramp

De NAM bleef pompen ondanks dat de gevaren evident waren. Dijkgraaf Bert Middel van waterschap Noorderzijlvest waarschuwde voor het risico dat de dijken van het Eemskanaal, de hoofdvaarweg tussen Delfzijl en Groningen, bij een hevige aardbeving zou kunnen breken. Daardoor zou een gebied van 6500 hectare twee meter onder water kunnen komen te staan, inclusief het grote gaswinningsveld van de NAM bij Slochteren. De waterschappen lieten al sensoren in de dijken plaatsen om te monitoren wat de impact van de aardschokken is op de waterkering. Middel: ‘In een worst case scenario zullen de dijken breken en dan zou er echt sprake zijn van een noodtoestand, een soort nieuwe watersnoodramp. Dan zal het vee verdrinken en duizenden mensen zouden moeten worden geëvacueerd.’ Dit is kortom materie die schreeuwt om een parlementaire enquête, die er al lang had moeten zijn.

Het wordt nog erger, want nadat de Groningse noodtoestand niet meer viel te ontkennen en de gaspompen van Slochteren eindelijk op een lager tempo werden gezet gaf minister Kamp de NAM toestemming de gaswinning op de Waddenzee de komende twintig jaar met 15 miljard kubieke meter extra te intensiveren. Daarmee zou een oplossing zijn gevonden voor een productiematiging op het Groningse vasteland. Echter, ex-NAM-topman Jan Houtenbos, die net als Hans de Waal zijn nek uitstak met kritiek op zijn voormalige werkgever, stelde dat ook op door boren op zee dramatische bodemdalingen kunnen worden veroorzaakt. Het probleem werd dus alleen maar verschoven. De NAM dekte zich in tegen deze kritiek dat men op zee ‘met de hand aan de kraan’ zou pompen en dus onmiddellijk zou stopzetten als bodemdaling erger zou blijken dan voorzien. Dat bleek echter een nepremedie. De bodemdalingen zullen ook gewoon doorgaan als er gestopt is met het gas naar boven halen. ‘De hand aan de pomp’ heeft dan ook helemaal geen zin en moet gezien worden als praatje voor de bühne.

5 miljoen mark voor Hitler

Het zal dan ook interessant zijn te vernemen wat Willem IV straks in Groningen te vertellen heeft over het verzoek om Shell zijn koninklijke keurmerk te ontnemen. Wie verder terugkijkt in de geschiedenis, kan zich allicht afvragen hoe de Shell in vredesnaam ooit aan dat predicaat is gekomen. Shell-oprichter Sir Henri Deterding verblijdde Hitler in 1936 bijvoorbeeld met een donatie van 5 miljoen Reichsmark, zo valt te lezen in de dagboeken van Joseph Goebbels. In Nigeria liet het bedrijf miljoenen liters olie weglekken. Protest hiertegen werd keihard neergeslagen. In Curaçao dumpte het bedrijf afval in een prachtige baai en liet een asfaltmeer achter. Wat betreft Nederland zijn het niet alleen de Groningers die een hoge prijs betalen voor de winstuitkeringen van de aandeelhouders van Shell, onder wie zich behalve het Huis van Orsanje-Nassau naar verluidt ook de Britse koningin Elizabeth II bevindt. De raffinaderijen van de oliemaatschappij in de Botlek zijn een permanent risico voor de veiligheid en de gezondheid van de inwoners van de omliggende woonwijken.

Intussen scoort Nederland jaar na jaar beschamend laag als het gaat om de transformatie naar duurzame energie. Het zou interessant zijn uit te zoeken in hoeverre dat verband houdt met het feit dat vele sleutelposities in de zwaarwichtige gremia die de overheid over die transitie moeten adviseren worden ingenomen door hoge ex-officials van de Koninklijke Olie. Volgens Greenpeace is maar liefst 2 procent van alle broeikasgassen die de mensheid sinds het begin van de industriële revolutie heeft uitgestoten, afkomstig van Shell. Ook niet erg koninklijk. Misschien dat ‘Willem IV’ qua Wiedergutmachung een mooi gebaar naar de gedupeerde Groningers kan maken door een royale donatie uit de door de jaren heen door zijn familie vergaarde Shell-winstuitkeringen te doneren aan hun schadefonds.

 

Nieuwsgierig naar de koninklijke aandelen in de Shell en andere financiële belangen van het koningshuis? Het Republikeins Genootschap presenteert 24 april a.s. het rapport ‘De verborgen kosten van het koningshuis’, uitgevoerd door de redactie van ‘De Republikein, tijdschrift voor de betrokken burger’. 

Lees ook de column van Republikeins Genootschap-voorzitter Hans Maessen over ‘Het Verdriet van Groningen’

Youp Republikein van het Jaar

Youp

Het werd dan toch Youp van ’t Hek.  Tijdens de ledenvergadering van het Republikeins Genootschap op 25 november werd hij met één stem verschil boven Gerard Aalders verkozen tot Republikein van het jaar.  Van ’t Hek weet telkens weer de hypocrisie van het koningshuis haarscherp aan de orde te stellen en daarmee het debat over onze staatsinrichting levend te houden.  Aalders heeft met name de mythe rond Prins Bernhard ontkracht en werd met slechts één stem verslagen door van ‘t Hek.

In 2013 werd activiste Joanna van der Hoek de eerste Republikein van het jaar.  In de daarop volgende jaren werden achtereenvolgens Arjen Lubach en Maarten van Rossem verkozen.  En nu dan Youp van ’t Hek.  Drie keer personen uit de culturele hoek, die blijkbaar ongeremd en zonder vrees voor repercussies kritiek op het Koningshuis kan ventileren.  De rest van Nederland houdt zich stil.

Ik heb persoonlijk op Khadija Arib gestemd.  Als voorzitter van de Tweede Kamer heeft zij er voor gezorgd dat op een elegante manier de monarchisten er niet in slaagden de Koning opnieuw een rol in de formatie te laten spelen.  Een cruciale actie in de ontwikkeling van ons staatsrecht.  De opponenten van Arib, kregen in de talk show had Eva Jinek nadrukkelijk een podium aangeboden om de geesten weer rijp te maken voor Koninklijk ingrijpen in de formatie.  Haar gast Jort Kelder vond dat Willem-Alexander aangewezen was om een oplossing te bedenken nadat de formatie met Groen Links was stukgelopen.  Zowel Jinek als Kelder werden dan ook door de republikeinen beloond met een nominatie als Schoothondje van het jaar, degene die het meest dweept met de monarchie.

Het is tekenend dat naast Arib er geen serieuze personen uit politiek of bestuur gekandideerd werden als Republikein van het jaar.  De oorverdovende stilte uit die geledingen van de maatschappij ten aanzien van het republikeinse debat is een omerta.  Praat er niet over als je niet uitgestoten wil worden.  Ook de media doen hier aan mee.  Niet voor niets werd uiteindelijk de NOS verkozen als Schoothondje van het jaar.  De kritiekloze manier waarop ons journaal bericht over onze Koning doet denken aan Noord-Korea.  De NOS loopt volledig aan de leiband van de Rijksvoorlichtingsdienst.   Hier tegenover kreeg RTL-Nieuws een eervolle nominatie als Republikein van het jaar.  De redactie van dit journaal doet zelfstandig onderzoek naar misstanden in de monarchie en trekt menige beerput open.

Nummer twee bij de verkiezing als Schoothondje van het Jaar werd CDA-leider Buma die zich bij menig Nederlander belachelijk maakte met zijn gedram over het Wilhelmus.  Willem van Oranje worden in ons volkslied deugden toegedicht die hij niet bezat.  Zijn verheerlijking is historisch ongepast en biedt nauwelijks inspiratie in onze tijd.  Het is ook geen tekst die erg toegankelijk is om op scholen te bestuderen, gezwegen om het te zingen.  Het lijkt me beter een prijsvraag uit te  schrijven voor een nieuw volkslied met thema’s als vrijheid, gelijkheid en broederschap.  Als republikeinen stellen we ons graag beschikbaar ook uit die inschrijvingen dan een verstandige keuze te maken.

Hans Maessen is voorzitter van het Republikeins Genootschap

Grondwet met gebreken

Een onrustbarend bericht in NRC-Handelsblad van 9 november jl.: Nederlandse scholieren weten bitter weinig van het democratisch bestel en de Grondwet. Natuurlijk wordt meteen het onderwijs verantwoordelijk gemaakt. Docenten pareren het verwijt met een gebrek aan lesuren. Zou het echter niet eerder liggen aan die gebrekkige Grondwet zelf?

 

Tekst Anton van Hooff

 

Hoe kunnen leerlingen uit de Grondwet opmaken dat Nederland een democratie is? Het woord valt in de hele grondwet niet! Daarentegen definieert Duitsland zich in artikel 20.1 als een ‘democratische en sociale bondsstaat’. In de Nederlandse Grondwet komt ‘sociaal’ slechts één keer voor en dan niet als een vastgelegd grondrecht. Er wordt alleen gezegd dat de bestaanszekerheid der bevolking de overheid een zorg is (20.1).

Nu kan men beweren dat juist vanzelfsprekendheden maar beter niet kunnen worden vastgelegd. Blijkt het bestaan van de democratie niet uit een onberispelijke praktijk? Wel, laten we ons de leerling voorstellen die de Grondwet begint te lezen. Eerst moet hij het adembenemend lange artikel 1 behappen. Daarin wordt discriminatie op ‘wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond’ niet toegestaan.  Dit artikel bleek een wassen neus toen ik in 2001 gediscrimineerd werd ten opzichte van burger drs. Willem-Alexander van Oranje Nassau. Hij had wel zijn buitenlandse bruid hier, terwijl ik me tegelijkertijd keurig hield aan de Vreemdelingenwet, die bepaalt dat de vreemde partner buiten Nederland een verblijfsvergunning moet afwachten. Ik leed dus onder feodale discriminatie. Daaraan had de grondwetgever natuurlijk helemaal niet gedacht, maar die fossiele vorm van discriminatie viel toch zeker onder ‘of op welke grond dan ook’. Vergeet het maar: de Commissie Gelijke Behandeling verklaarde mijn klacht niet ontvankelijk.

Koningschap is ongrondwettig

Nu zullen niet veel leerlingen bezig zijn een partner uit het buitenland te halen. Onbekommerd leest hij door. Uit artikel 2 leert hij dat de wet bepaalt wie Nederlander is. Dan komt hij bij artikel 3: ‘Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar’. Dit is een grondrecht, dat al door Perikles in zijn befaamde lofrede op de democratie van 430 v. Chr. werd benadrukt. In Nederland is echter het hoogste ambt voorbehouden aan mensen die van achter Van Oranje Nassau heten. Toen Beatrix op aftreden stond, heb ik er vergeefs voor gepleit dat het Nieuw Republikeins Genootschap op grond van dit artikel een kandidaat voor het koningschap zou stellen en tot de hoogste Europese rechter toe moest uitvechten dat deze kandidatuur conform de Grondwet was; het zou niet de eerste keer zijn dat Luxemburg of Straatsburg Nederland dwingen zijn eigen Grondwet toe te passen. Maar helaas verliest het RG zich liever in ludiek gedoe.

Ik had mijn ervaring van feodale discriminatie in 2001 niet nodig om republikein te worden. Ik ben dat sinds ik kon denken. Als ik als republikeins apostel optreed, vat ik mijn blijde boodschap samen in 2H, 3P: ‘om Historische, Humanitaire, Principiële, Politieke en Pedagogische redenen moet in Nederland de republiek worden hersteld.’ Het Historische argument is wel duidelijk: in 1581 zijn we als vrije natie bij het Plakkaat van Verlatinge een staat zonder erfelijk vorst geworden (Ja, ik weet wel dat men eerst nog naar een nieuwe landsheer heeft gezocht. Gelukkig lukte dat niet zodat in arren moede op 12 april 1588 de Raad van State maar soeverein maakte).

 Levenslang toneelspel

Humanitair is het niet te verantwoorden dat leden van de familie Van Oranje Nassau tot een levenslang toneelspel worden gedwongen zonder dat ze ooit kunnen geloven op grond van bewezen competentie iets in het leven bereikt te hebben. Principieel zijn democratie en monarchie niet met elkaar te verenigen. Politiek is het erfelijke staatshoofd een spelbederver. Pedagogisch is de monarchie een slechte les in democratie. Ik dacht daarbij eerst vooral aan de mensen die de koning schrijven in de overtuiging dat hij er wel iets aan kan doen. Maar het sterkste opvoedkundige argument is dat met dit staatsbestel en deze krakkemikkige grondwet jonge mensen niet tot democratische burgers kunnen worden gevormd.

Pas artikel 6 stelt de vrijheid van mening en meningsuiting aan de orde: ‘Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden.’ Belijden is puur religieuze taal. Ik heb wel een levensovertuiging, maar belijd die echt niet. Duidelijk is dat het hier in wezen gaat om de vrijheid van godsdienst. Die is ook maar een mening – en nog een ongefundeerde ook, meent deze atheïst. Het recht op vrije meningsuiting wordt verderop in de Grondwet nogal zuinigjes erkend.

Ter vergelijking kijken we weer naar de moderne Grundgesetz van de BRD. In de preambule verklaart het Duitse volk zich deze grondwet te hebben gegeven. Hier wordt dus meteen de volkssoevereiniteit vastgelegd. Het Nederlandse staatshoofd regeert echter bij de gratie Gods. De vorst van onze zuiderburen heet tenminste nog Koning der Belgen.

Waar artikel 1 van onze Grondwet zich verliest in woorden, zegt de Duitse tegenhanger eenvoudig: ‘Alle mensen zijn voor de wet gelijk’(art.3). De volgende artikelen garanderen in klare taal de vrijheid van levensovertuiging en van meningsuiting. Met zulke formuleringen is in het vak Burgerschaftskunde tenminste wat te doen.

Geen scheiding der machten

In de geschiedenisles leren onze leerlingen dat in de achttiende eeuw het principe van de scheiding der machten werd bedacht. Ze moeten zelfs het magische begrip Trias Politica kennen. Hun wordt echter niet verteld dat Nederland daaraan nog lang niet toe is. De Raad van State is zowel adviesorgaan van de regering als rechtscollege. De Grondwet is niet onderworpen aan gerechtelijke toetsing door een constitutioneel hof.

De Grondwet is ook helemaal niet de basis van de wetgeving. Rechters mogen wetten niet toetsen aan de Grondwet. Nog erger: burgers kunnen niet naar de rechter gaan om hun grondwettelijke rechten op te eisen, terwijl Duitse burgers hun gelijk kunnen halen bij het Bundesverfassungsgericht in Karlsruhe.

Wat is de Grondwet dan wel? Niet meer dan een plechtstatig reglement waaraan de Staten-Generaal als wetgevende macht zich belooft te houden als ze wetten uitvaardigen, een geval dus van de politieke slager die zijn eigen vlees keurt.

Bij dit alles verbaast het me dat Nederland op de democratieschaal die The Economist jaarlijks publiceert, nog zo hoog staat. Weliswaar behoren ‘we’ niet bij de top. Daar staan Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Ierland, Zwitserland en de Scandinavische landen, met Noorwegen op plaats één, met een score 9,93. Nederland krijgt als cijfer 8,8. In 2006 stond het nog op de derde plaats.