De Republikein

Operatie Máxima: de Teloorgang van een Biografe

Met een kritiekloze biografie van de hand van Marcia Luyten en een aansluitend stukje schuifdeurentoneel in interviewvorm met Matthijs van Nieuwkerk op de publieke tv werd breed uitgepakt voor de 50ste verjaardag van Máxima. Onwelgevallige passages in haar levensloop werden zorgvuldig weggeretoucheerd.

Tekst René Zwaap

 

In Moederland, het eerste deel van haar tweedelige biografie van Máxima Zorreguieta, begint Marcia Luyten met de mededeling dat ze het aanbod van haar uitgever om zich aan dit werk te zetten aanvankelijk had afgewezen. ’Ik had daar geen belangstelling voor’, aldus de ervaren reporter, verbonden aan onder meer De Volkskrant, RTL en Buitenhof. ‘Nooit had ik mij met een koningshuis beziggehouden. Geen plakboeken aangelegd of koekblikken verzameld. Nooit roddelbladen gekocht om over de Oranjes te lezen. En wat het zwaarst woog: ik zag mijzelf niet met een schrijfblokje in de struiken van een paleistuin liggen. Want als de Oranjes één ding duidelijk maken, is het dit: hun privacy is heilig. Zonder toegang tot primaire bronnen is zo’n boek niet te schrijven. Dus bedankte ik voor de eer’.

Na lezing van de biografie kan je alleen maar verzuchten dat Luyten er beter aan had gedaan het bij die eerste ingeving te houden. Maar ze liet zich toch ompraten. Met betreurenswaardig gevolg. Want ‘Moederland’ is als biografie een monument van journalistiek onvermogen, een poesiealbum geschreven door een bakvis op gevorderde leeftijd, gespeend van ieder kritisch vermogen voor de door haar geportretteerde figuur. Haar boek doet met al haar luchtige invoelende gekwebbel nog het meest denken aan een nagekomen aflevering van de Joop ter Heul-serie van Cissy van Marxveldt, de avonturen van een opgewekte secretaresse, een soort chick lit uit de monarchale stal.

Lijntje met paleis

Het onheil, zo kunnen we opmaken uit het voorwoord van Moederland, dient op het conto van haar uitgever te worden geschreven. Deze had kennelijk een lijntje lopen met het paleis. Luyten meldt over dier inbreng: ‘Wat als we kunnen praten met mensen om de koningin heen? Stel dat koningshuis ruimte laat voor een zo goed en correct mogelijke weergave van Máxima’s leven? Er was wel een kroonjaar in aantocht’. Een klein halfjaar later, aldus nog steeds Luyten, liet de Rijksvoorlichtingsdienst weten dat er ‘geen bezwaar was tegen het voorgestelde boek’. Luyten: ‘Ik zou familie, studiegenoten en oud-collega’s kunnen interviewen, als die daar zelf voor voelden’. Met andere woorden, op voorspraak van het hof kreeg Luyten exclusief toegang tot de intieme kring van Máxima in Argentinië. De biografe legt uit: ‘Het boek werd begrensd door twee afspraken. Als schrijver ben ik onafhankelijk, vrij om te praten met wie ik wil. En het boek wordt niet geautoriseerd. Daaruit volgde dat ik geen toegang had tot leden van het Koninklijk Huis, aangezien die onder ministeriële verantwoordelijkheid staan, en dan is autorisatie onvermijdelijk. Het hof en de RVD hebben het manuscript vooraf niet ingezien’.

Afstandsbediening

Dat inzien was ook helemaal niet nodig, want met het getroffen arrangement kreeg het hof het arbeidsproces van de biografe met afstandsbediening in handen. Hoezeer zoiets kan wringen blijkt als Luyten komt met de curieuze mededeling dat het notenapparaat van haar boek wat betreft de gesprekken die ze voerde ten behoeve van haar biografie niet openbaar is. ‘Alleen in een uitzonderlijk geval van onduidelijkheid kan het worden ingezien.’ Luyten: ‘Deze werkwijze stelde mij in staat te spreken met Máxima’s beste vrienden en familieleden’. Naar eigen zeggen interviewde Luyten voor haar door het Prins Bernhard Cultuur Fonds ondersteunde werk 132 personen, van wie 89 specifiek voor Moederland, maar wie wat zei blijft meestal anoniem, en als er wel citaten met bronvermelding worden opgevoerd, zijn die geheel vrijblijvend of nietszeggend. Er is werkelijk niet één vriendin of familielid die ook maar iets kritisch over Máxima te melden heeft.

Geen wonder ook: de voornaamste bronnen blijken Máxima’s vriendinnen uit haar studententijd met wie ze regelmatig reünies belegt op het buitenverblijf van haar schoonmoeder in Toscane en haar eigen strandpaleis op een Griekse schiereiland. Stuk voor stuk dames uit de Argentijnse upper ten die wel link zouden uitkijken hun meest succesvolle vriendin tegen de haren in te strijken. Op deze liefdevolle vleugels gedragen transformeert de biografe in een aspirant-buitenlid van de Zorreguieta-clan. Tekenend voor dit inkapselingsproces is dat Luyten op een gegeven moment niet meer spreekt van Jorge Zorreguieta, maar de vader van Máxima steevast opvoert onder zijn bijnaam in intieme kring ‘Coqui’ (spreek uit ‘Kokkie’). Daarmee verkrijgt wijlen de mastodont van een gruwelijk regime op totalitaire grondslag ineens een hoog aaibaarheidsgehalte. Hetgeen wordt versterkt door sentimentele uitschieters die in Luytens vertelling over het familieleven van de Zorreguieta’s opduiken: ‘Even later stak Coqui zijn hoofd om de slaapkamerdeur. Hij keek stilletjes naar zijn kinderen, diep in slaap’.

Ten aanzien van de jaren van de junta en de rol van pa Zorreguieta daarin doet Luyten een spagaat. Enerzijds bespaart ze niet op beschrijvingen van de gruwelen zoals begaan door het militaire regime, maar zodra er een verbinding moet worden gelegd tussen die gruwelen en de vader van haar hoofdfiguur, neemt Luyten haar toevlucht tot vreemde constructies. In plaats van dat pa Zorreguieta – nota bene mede-auteur van de grondwet in wier naam de junta haar tegenstanders gedrogeerd uit vliegtuigen de oceaan in dumpte – wordt geschilderd als onderdeel van dat bloeddorstige apparaat, transformeert hij in Luytens narratief vooral in iemand die zelf vervolgd werd. En een antifascist bovendien, want Luyten gaat ver mee in de het bij leven door Jorge Zorreguieta uitgedragen imagomanagement – exclusief gericht op het Nederlandse publiek – dat dictator Juan Perón ‘een waarachtige fascist’ was en hij als diens tegenstander derhalve aan de goede zijde moet worden geschaard.

Nu blijkt uit Zorreguieta’s politieke cv helemaal niets van een antifascistische gezindheid. De junta die hij met alle overtuiging steunde was in woord en daad zwaar aan het nazisme schatplichtig, inclusief een sterke antisemitische component. Het enige dat hem niet aan Perón zal zijn bevallen, was diens populistische mobilisatie van de ‘decamisados’, de ‘hemdlozen’, de onderliggende klassen van Argentinië, die in de visie van de politieke school die Zorreguieta aanhing juist met de knoet eronder moesten worden gehouden. Daarnaast was Perón voorstander van onteigeningen van Argentijnse grootgrondbezitters, de klasse die Zorreguieta juist altijd met verve heeft vertegenwoordigd en tot wier gelederen zijn dochter dankzij haar sprookjeshuwelijk inmiddels ook heeft kunnen toetreden.

In Luytens vertelling treffen we Zorreguieta vooral als slachtoffer, niet als dader. Als de peronisten op 25 mei 1973 de verkiezingen winnen, trekken zij in lynchstemming naar het hoofdkantoor van de Sociedad Rural de Argentina (SRA), de koepelorganisatie van de almachtige landbouwsector waar Zorreguieta een topfunctie heeft, om af te rekenen met de ‘hoerenzonen’ van de landbouwelitie. Uit angst voor een aanslag wordt het personeel naar huis gestuurd. Luyten: ‘Eén persoon weigert te vertrekken. Jorge Zorreguieta stond erop te blijven. Hoewel thuis zijn vrouw met een baby en een peuter zat, besloot hij de nacht door te brengen in het kantoor van de SRA. Zorreguieta koos ervoor zijn leven te riskeren om te getuigen van zijn loyaliteit’. En als de lezer nu nog niet overtuigd is van de heroïeke contouren van deze figuur, volgt drie jaar later deze beschrijving van zijn benoeming tot minister van Landbouw:  ‘Op de dag dat Jorge Zorreguieta werd beëdigd op het ministerie van Landbouw was voor Calle Parrere 121 een politieagent neergezet. Hun voordeur in het appartementencomplex had een stalen pantser gekregen. Wanneer Zorreguieta thuis was, waren er twee of drie agenten in het gebouw. De beveiliging was dan wel in burger, buren waren bang dat juist de bewaking hun flat doelwit van aanslagen zou maken. Maar Maxi en Martín [Máxima’s broer Martín – rz] wisten niet beter.’

Vooral Máxima’s moeder had er zwaar onder te lijden, weet Luyten. ‘Van haar stoere opgewektheid was niet veel meer over. De functie van haar man had haar gezin in de voorste linie van de strijd met de guerilla gebracht. Ze waren nu een eerste klas doelwit. Coqui drukte zijn vrouw op het hart elke dag een andere route te kiezen. Ook Maxi en Martín kregen van papa steeds weer die les: neem nooit twee keer dezelfde weg.’ Pa Zorreguieta, zo lezen we, droeg onder zijn jasje steevast een Colt. 38 en bij iedere rit had hij een volgauto met vier bewapende beveiligers erin.

Ook Luyten kan er niet omheen dat Jorge Zorreguieta’s ontkenningen tijdens de jaren van zijn ministerschap ook maar iets geweten te hebben van de verdwijningen en de moorden als fabeltjes moeten worden gezien, maar op die pijnpunten toont ze zich telkens uiterst kortaf en discreet. Ze omschrijft Máxima’s vader als ‘moreel lenig’ , maar tot een afdoend waardeoordeel wil het maar niet komen. Erger nog, plots duikt in de vertelling dit zinnetje op: ‘Het was een daad van patriottisme dat Máxima’s vader zich in die moeilijke tijd had hard gemaakt voor de export’. Daarin echoot precies die uitspraak waarmee Máxima zelf indertijd de controverse rondom haar vaders rol in de junta de wind uit de zeilen nam, namelijk dat  ze ‘spijt’ had dat haar vader ‘zijn best voor de Argentijnse landbouw heeft gedaan in de verkeerde tijd’. Beter was het geweest hier een citaat in te voegen van de Argentijnse historicus Miguel Bonasso: ‘Het is alsof een staatssecretaris van Hitler zegt: ik was technicus en had niks te maken met de vernietigingsovens in Auschwitz’.

 Daddy’s girl 

Luyten zegt het nooit met zoveel woorden, maar in alle beschrijvingen van de band tussen vader en dochter blijkt Máxima een uitgesproken ‘daddy’s girl’. ‘Ook Máxima verdraagt het slecht als ze haar zin niet krijgt’, aldus Luyten over de overeenkomsten tussen vader en dochter, maar daar lijkt het niet mee gedaan. Op 1 augustus 1980 bewondert Máxima haar vader de minister bij de opening van een grote landbouwtenstoonstelling. Staand in een zwarte limousine met open dak komt Jorge Zorreguieta zij aan zij met dictator Videla het stadion binnenrijden. Luyten zwijmelt van de ‘jongensachtige lange man in bruin pak, een filmster om te zien’. Wanneer de landbouwminister in het stadion een stier die het beste zaad heeft geboden een eervolle penning om de nek hangt, tekenen ‘zijn gemak en de jovialiteit jegens het beest de man van het land’. Invoelend peinst Luyten:  ‘In haar jonge jaren zal Máxima‘s verlangen naar betekenis nooit groter zijn geweest dan op die middag bij de Inauguración van de Exposición Rural im 1980. Net negen was ze, en ze zag haar vader als een Romeinse keizer in zijn open wagen stapvoets het stadion van Palermo binnenrijden. Haar vader stond voor een leven van invloed en eer’.

Invloed en eer. Daar biedt zich nu een mooi spoor voor een biografe om haar hoofpersonage te doorgronden. Legio zijn de aanwijzingen dat Máxima inderdaad haar leven wijdde aan het trouw volgen van het vaderlijke voorbeeld. Zo werd ze natuurlijk ook opgevoed.  Zo lezen we bij Luyten dat Máxima op last van haar ouders catechese liep bij padre Rafael Braun, die als hoofdredacteur van het ultrakatholieke periodiek Criterio een van de felste verdedigers van de junta was en later overigens ook de sleutelrol kreeg toebedeeld om als katholieke geestelijke het huwelijk van Máxima en Willem-Alexander in de Nieuwe Kerk op te luisteren met een gebed. Luyten schrijft: ‘Over de miltaire staatsterreur van tien jaar eerder is het vrijwel zeker nooit gegaan. Braun was een fel verdediger van de militaire regering, en alle jongeren in zijn catecheseclub kwamen uit welgestelde families. Hier deelde men een ander beeld van de recente geschiedenis, namelijk dat van een communistische guerilla die het op hun familie en levenswijze had voorzien, en van een groep militairen en burgers die hun patriottische plicht hadden gedaan. Dat duizenden mensen waren ontvoerd, gemarteld en gedood, was een gruwelijke fout. Dat had nooit mogen gebeuren. Maar erover spreken deden de jongeren niet. Thuis gebeurde dat ook nauwelijks. En al helemaal niet met de man die die politiek de zegen had gegeven’.

Deze passage zit vol met aannames die in hedendaags communicatiejargon als ‘framing’ worden aangeduid. Want waarom zou het daar in dat catechismusklasje ‘ vrijwel zeker’ nooit over de militaire staatsterreur zijn gegaan? Ligt het niet eerder voor de hand dat padre Braun zijn pupillen juist doordrong van de historische noodzakelijkheid van de eliminatie van het goddeloze rode gevaar met alle middelen? Hij was uiteindelijk een van de belangrijkste propagandisten van die harde lijn. En als de familie Zorreguieta daar moeite mee had, waarom zou padre Braun dan die eervolle rol bij het huwelijk van Máxima zijn vergeven? Was dat niet eerder een bevestiging dat zijn opvattingen ook door Máxima sterk werden geëerd? En uiteindelijk ook door haar Hollandse bruidegom? Uiteindelijk roemde Máxima padre Braun bij haar kennismakingsinterview met de  Nederlandse pers als een ‘vriend en een inspirerende man’.

Maar nee, ook Máxima was in de visie van Luyten een slachtoffer van de ‘ vuile oorlog’. Ze schrijft: ‘Het militaire regime was gevallen, de guerilla gevlucht, gedood of van zijn passie beroofd; voor het eerst kon Máxima onbekommerd over straat.’ 

 

Een heldin geboren

De eerste scène waarin Luyten haar hoofdfiguur in levenden lijve opvoert, zet de toon voor de rest van het boek. Máxima is studente economie en tijdens een les in het verplichte bijvak theologie van een aartsconservatieve priester die trouw aan de leer van Thomas van Aquino de natuurlijke ondergeschiktheid van de vrouw aan de man predikt, tekent zij protest aan: ‘Als het klopt wat u zegt, waarom zouden wij vrouwen dan naar de universiteit gaan?’ Padre Storni ontsteekt in woede over zoveel brutaliteit en verbant Máxima terstond uit het klaslokaal. Luyten schrijft: ‘Máxima pakt rustig haar spullen en loopt naar de deur. De kalmte is schijn. De verwijdering uit het college stelt haar voor een immens probleem. Theologie is een belangrijk vak. Zwaar, en verplicht bovendien. Zonder colleges heeft ze geen toegang tot het examen.’ Hier worden met één pennenstreek de contouren van een heldin geschetst. En zoals dat bij heldinnen betaamt, gaat dat aan tragiek gepaard. ‘Niet één van haar vrienden gaat staan. Niemand neemt het voor haar op. Door een vacuüm beweegt Máxima zich naar de uitgang’.

Soulmate

Vanaf dat moment staat dat de biografe pal naast haar heldin. Van kritische afstand kan en zal verder geen sprake meer zijn. Legio zijn de kleine karakterschetsen waarin Luyten als soulmate (ze voelt zich inderdaad verbonden met Máxima omdat zij ook econome is en ‘een werkende moeder met drie kinderen en dol op feestjes’, zoals ze in de biografe meldt) lijkt versmolten met haar hoofdfiguur: ‘Máxima is een groepsdier dat ook duidelijk haar eigen keuzes maakt. Iemand die ook duidelijk haar eigen keuzes kan maken. Iemand die ook haar eigen zaken kan regelen. Een goede vriendin noemt Máxima ‘’een buitengewone overlever’’. Zet een groep mensen op een onbewoond eiland en volgens haar is Máxima degene die oveleeft omdat ze bomen zou weten te kappen en een huis zou bouwen. Máxima is een fysiek sterke vrouw.’

En zo zwijmelt Luyten maar voort. Máxima was als scholier ‘ontzettend sterk en de beste in speerwerpen en kogelstoten’,‘het toonbeeld van beheersing’, haar motto was ‘geen half werk, optimaal voorbereiden’ – en dan is het eigenlijk een wonder dat Luyten geen toegang krijgt tot Máxima’s schoolrapporten. Als student economie met een voorliefde voor statistiek en wiskunde is Máxima ‘een erfgename van Florence Nightingale’, aldus Luyten. Ze citeert een naamloze vriendin: ‘Máxima leeft naar haar naam. Ze heeft een sterke drive het maximale uit haar leven te halen’. Ook roemt ze haar plooibaarheid. ‘Máxima vindt in verschillende werelden haar draai. Ze neemt de kleur van haar omgeving aan, op zo’n manier dat iedereen het vanzelfsprekend vindt dat zij er is […]De vanzelfsprekende wendbaarheid van Máxima Zorreguieta is deels talent en deels verworven, en van kapitale aard voor het rol in het Nederlandse koningshuis.’ Tevens is zij ‘een conquistadore, een nieuwsgierige avonturier, de vrouw die het hart van een man verovert. Een vrouw die vaak en graag wint’. Ruimte voor twijfel is er niet: Willem-Alexander heeft een Superwoman aan de haak geslagen.

 Het enthousiasme van de biografe voor haar hoofdpersoon begint al met haar conceptie. Het feit dat Máxima werd geboren uit een buitenechtelijke romance van haar vader met een secretaresse op de werkvloer van zijn kantoor pleit volgens Luyten met een verwijzing naar Leonardo da Vinci voor haar ingeboren goedheid: ‘De man die agressief en ongemakkelijk gemeenschap heeft, zal kinderen verwekken die lichtgeraakt en onbetrouwbaar zijn. Maar als de gemeenschap volstrokken wordt met veel liefde en begeerte, zal het kind erg verstandig zijn, slim, levendig,en lief.’ Luyten, die kennelijk getuigen heeft opgeduikeld van het bewuste liefdesspel, stelt vast: ‘Als Da Vinci gelijk heeft, was deze dochter van geboorte gezegend.’

Al snel blijkt de jonge Máxima gepredestineerd tot een bestaan in de Lage Landen. ‘In de winter is de pampa een stilleven in hard Hollands licht. Dan jakkert de wind en zakt een lucht als leisteen tot laag boven het bleke veld’, heet het vrij naar Jaques Brel’s Le Plat Pays in een beschrijving van het wekelijkse familietochtje van de Zorreguieta’s naar hun buitenverblijf in Pergamino, alwaar Máxima opgroeit in een pastorale idylle van de latifundo, compleet met gauchos en polowedstrijden.

Jantje van Leiden

Luyten wijdt in haar biografie graag uit over jurkjes, diëten, favoriete muziek en vriendjes, maar bij gevaarlijkere onderwerpen maakt ze zich er met een Jantje van Leiden vanaf. En dat gevaar dient zich al direct aan bij de eerste dienstbetrekking van Máxima, nog in de tijd dat zij studente is. Luyten schrijft: ‘De connecties van haar vader brachten haar binnen bij Mercado Abierto S.A. In 1986 was Zorreguieta bestuurslid geworden van de Banco Republica. Aan die bank was het handelshuis Mercado Abierto verbonden, dat handelde in buitenlandse valuta en in obligaties en aandelen. Volgens haar eigen CV deed Máxima er ‘’onderzoek naar op de financiële markt gerichte software’’. Het is niet duidelijk wat ze er precies deed: financiële software was er toen nog niet en het is niet waarschijnlijk dat een derdejaars economiestudent zou beslissen over de aanschaf of het ontwerp van nieuwe software. Het is mogelijk dat ze medewerkers hielp met het gebruik van computers. Toen in 1998 Mercado Abierto schuldig werd bevonden in de grootste witwasoperatie van drugsgelden in Argentinië, was Máxima er al vijf jaar weg. Het is ondenkbaar dat zij als jongste bediende die zich met computerprogramma’s bezighield, iets meekreeg van witwaspraktijken aan de top’.

En dat is werkelijk alles dat Luyten over deze episode kwijt wil. Terwijl er zoveel meer over valt te vertellen. Mercado Abierto is namelijk de publicitaire Achilleshiel van Máxima Zorreguieta. In hun in 2009 verschenen boek Máxima, de Argentijnse jaren gingen de Argentijnse journalisten Alvarez Guerrero en Soledad Ferrari ook in op de avonturen van Máxima bij de Mercado Abierto. Zij vonden een document van de Argentijnse arbeidsinspectie waaruit bleek dat Máxima niet van 1989 tot 1990 bij Mercado Abierto had gewerkt, zoals de Rijksvoorlichtingsdienst in het officiële cv van Maximá vermeldt, maar van 1991 tot 1993. Een futiel verschil op het eerste gezicht, ware het niet dat 1992 wordt genoemd als de start van het witwassen van geld via een spookbank van de Mercado Abierto-groep op de Kaaimaneilanden en de Citibank in New York. Dan was het wel zo handig dat Máxima dan niet meer aan deze criminele spookbank was verbonden. Maar daarvoor moest haar cv wel een beetje worden bewerkt.

Een Amerikaanse senaatscommissie onder leiding van de onlangs overleden democratische senator Carl Levin wijdde in 2000 een vuistdik rapport aan de beschuldigingen tegen Mercado Abierto. Het betrof een witwasoperatie waar ook vader Jorge Zorreguieta een belangrijke rol in speelde. Die was in de jaren negentig bestuurslid van de Banco República, die in handen was van de Argentijnse mediamagnaat Raul Moneta. Zowel de commissie-Levin als een Argentijnse parlementaire onderzoekscommissie onder leiding van politica Elisa Carrió wezen deze exclusieve handelsbank aan als witwasstation van onder meer het Juarez-drugskartel uit Mexico en als kanaal voor omkopingen in het Argentijnse bedrijfsleven. De bank werd ook in verband gebracht met illegale wapenleveranties aan onder meer Kroatië en Ecuador in de vroege jaren ‘90. De Banco República pompte in die jaren voor niet minder dan 10 miljard dollar van Buenos Aires via rekeningen van offshorebanken in op de Kaaimaneilanden, Bermuda en de Nederlandse Antillen, waarna het witgewassen en wel werd gestort op parallelle rekeningen van de cliënten bij de Amerikaanse Citibank.

De Banco República was een handelsbank met slechts één kantoor en stond bekend als een ‘Vip-bank’. De exclusieve clientèle telde de nodige leden van de gewezen Argentijnse junta. Zij konden via de bank hun geld witwassen dat ze hadden verdiend aan de privatisering van de Argentijnse staatsbedrijven, met name in de telecom. Het was een vorm van kapitaalvlucht die een belangrijke factor was in de Argentijnse pesocrisis, die het rijkste land van Zuid-Amerika rond 2000 aan de bedelstaf bracht.

Olifantenjacht

Jorge Zorreguieta kwam via zijn beschermheer José Martinez de Hoz in de leiding van de Banco República terecht. Jorge Zorreguieta was staatssecretaris van Landbouw op het ministerie van Economische Zaken tijdens de dictatuur van Jorge Videla, en daarmee was hij de tweede man onder Martinez de Hoz, die als minister van Economische Zaken geestelijke vader van het economische beleid van de Argentijnse junta was. Martinez de Hoz beschikte bij leven over een miljoen hectare privégrond en kende prins Bernhard lang voordat de Zorreguieta’s ten paleize mochten verschijnen. Op grond van zijn overweldigende rijkdom was hij namelijk uitverkoren toe te treden tot de 1001-Club, een exclusief gezelschap dat Bernhard in 1971 had opgericht om te fungeren als donor van het Wereldnatuurfonds. Martinez de Hoz was niet alleen de politieke mentor maar ook een boezemvriend  van Jorge Zorreguieta, met wie hij in de betere jaren gaarne op olifantenjacht in Afrika mocht gaan. Voor zijn persoonlijke betrokkenheid bij de dictatuur, die tijdens de Argentijnse ‘Vuile oorlog’ aan meer dan 30.000 mensen het leven heeft gekost, werd Martinez de Hoz in 2010 in preventieve hechtenis in zijn eigen huis geplaatst, maar hij stierf op tijd om verder justitieel ongemak te ontlopen.

De Mercado Abierto-bank van zakenman Aldo Ducler, die net als Zorreguieta zijn sporen had verdiend tijdens de jaren van de Videla-junta, was samen met de gelijksoortige Federal-bank opgericht om als doorgeefluik van het zwarte geld van de Banco República te fungeren. Dat ging nu precies met die financiële software waarmee Máxima naar eigen opgaaf zo druk mee in de weer was geweest.

Diskrediet

Logisch dat de RVD er veel aan gelegen was voornoemde Máxima-biografie van het Argentijnse journalistenduo in diskrediet te brengen, daarbij gesteund door bijvoorbeeld Albert Verlinde, die tijdens een uitzending van RTL Boulevard de kijkers opriep het boek van de Argentijnen te boycotten. De kwestie werd nooit opgepikt door de grote Nederlandse media. Hetgeen ook weer opmerkelijk mag worden genoemd. Het zeiltochtje van Mabel op de boot van hasjkoning Klaas Bruinsma kostte haar echtgenoot prins Friso indertijd de aanspraken op het koningschap, maar stond in geen enkele verhouding tot het kaliber gangsterdom dat zich rond Mercado Abierto had verzameld. Als Friso en Mabel op gezag van premier Balkenende moesten accepteren dat hun huwelijk vanwege die paar overnachtingen van Mabel op de Neeltje Jacoba nooit de goedkeuring van het parlement zou kunnen wegdragen, dan had Willem-Alexander op grond van de episode van zijn bruid to be bij Mercado Abierto zeker ook dezelfde prijs moeten betalen.

De chef van de Mexicaanse afdeling van Interpol Juan Miguel Poce Edmonson stelde in 2000 dat Mercado Abierto-oprichter Ducler gevangenisstraf verdiende vanwege zijn rol in het witwasschandaal. Maar Ducler wist de zaak te schikken met een afkoopsom aan de Amerikaanse autoriteiten. Veel geluk bracht de voormalige werkgever van Máxima dat niet, want in juni 2017 zou hij na weer een ander financieel schandaal onder verdachte omstandigheden overlijden. Volgens zijn zoon Juan Manuel Ducler zou hij zijn vergiftigd. ‘Ik ben ervan overtuigd dat mijn vader door dezelfde groep is vermoord als Nisman’, verklaarde de zoon van Ducler, verwijzend naar de dood van de Argentijnse procureur Alberto Nisman in 2015, die op de dag dat hij grote onthullingen aankondigde over witwasschandalen in Argentinië door onbekende handen werd vermoord.

Opluchting

De komst van Mauricio Macri als president van Argentinië in 2015 moet ook bij Máxima tot grote opluchting hebben geleid. Marcri kondigde namelijk amnestie af voor alle betrokkenen bij de kapitaalvlucht met de offshorebanken. Rechter Canicoba Corral, die gemoeid was met het onderzoek naar de affaire rond de Banco República, kreeg zijn congé. Hij beklaagt zich in de Argentijnse media over obstructie van de rechtsgang door de regering Marci. Máxima kon het prima vinden met Macri, die ze in 2018 ontmoette tijdens het World Economic Forum in het Zwitserse Davos. Vervolgens werden de Macri’s uitgenodigd voor een staatsbezoek aan Nederland. Foto’s in de Argentijnse bladen van het hartelijke samenzijn van Máxima, Macri en diens echtgenote Juliana Awada gaven in Argentinië lucht aan de theorie dat de koningin van Nederland een rol had gespeeld bij de komeetachtige opkomst van Mauricio Macri. De omstreden benoeming van Máxima’s zus Inés tot Hoofd van het Kantoor van de Algemene Directie van Beheer van het Uitvoerend Secretariaat van de Nationale Raad voor het Coördinatie van het Sociale Beleid van de President voedde de geruchten. Lang mocht Inés er niet van genieten. In 2018 pleegde ze zelfmoord. Inmiddels is Macri weer president af. Zijn politieke erfenis is desastreus.

Beerput

De glanzende loopbaan van Máxima Zorreguieta als internationaal bankierster begon met een diepe duik in een financiële beerput. Het problematische aspect betreft wellicht niet zozeer haar eigen activiteiten bij Mercado Abierto, als wel het feit dat ze met deze functie direct in het hart van de financiële maffia van haar land terecht kwam, daarheen geleid door een vader die ondanks al diens vrome ontkenningen van ook maar enige malversaties af te weten, een leidende rol speelde in een netwerk dat door het Argentijnse Openbaar Ministerie meerdere malen is getypeerd al een criminele organisatie. In een biografie geschreven door een financieel specialiste had dat wel wat meer moeten worden belicht dan in die ultrakorte, oppervlakkige en slecht gedocumenteerde passage die Marcia Luyten er in haar boek aan wijdt. In dat geval had Matthijs van Nieuwkerk ook iets substantieels te bespreken gehad met Máxima toen hij haar voor een exclusief verjaardagsinterview opzocht in Paleis Huis ten Bosch en bij aanvang Luytens boek pontificaal op tafel plaatste. Máxima liet toen weten het boek nooit te hebben gelezen en dat ze ook niet van plan was dat te doen. Dat was zoals dat een groot deel van dat veelbekeken interview vast een stukje schuifdeurentoneel. Zij zal zich net als de RVD vast erg gelukkig prijzen met zo’n heerlijk luchtige hagiografie die met elegante damespasjes over ieder pijnpunt trippelt. (En of ze in werkelijkheid ook zo dol is op de poëzie van Pablo Neruda die ze als verjaarddagscadeau door de presentator kreeg overhandigd is ook maar de vraag: de Chileense dichter was als communist nu precies dat subversieve type waarmee papa en padre Braun zo graag zagen afgerekend). En weer ligt in koninklijk kielzog een journalistiek imago aan gruzelementen.

 

Dit artikel verscheen in kortere vorm in De Republikein, nr. 3/2021

 

Heeft u dit artikel gewaardeerd en wilt u dat uitdrukken met een donatie aan De Republikein? Dat kan via deze link:

Doneer € -

Dit artikel verscheen in De Republikein nr 4/2021. Verder in dit nummer:

Een gesprek met historicus Stephan Malinowski over de nieuwe ‘Historikerstreit’ in Duitsland om de restitutie-eisen van het Huis Hohenzollern, de collaboratie van het ex-koningsgeslacht met de nazi’s en de juridische klopjacht die het hoofd van het Huis tegen hem en collega’s voert als zij dat verleden oprakelen. ‘Hohenzollern heeft met zijn claims een Doos van Pandorra geopend.’

Jack Jan Wirken over het koloniale trauma in het klatergoud van de Gouden Koets. Aangaande de eindbestemming van het rijtuig is nu een advies aan koning en premier ingediend. Nooit meer gebruiken op Prinsjesdag en opbergen in een museum. Schril blijft het dat de dankbare ‘huldebrengers’ uit de overzeese gebiedsdelen die op de koets staan afgebeeld indertijd met één pennenstreek van hun Nederlandse nationaliteit werden beroofd, zoals Ulli Jessurun d’ Oliveira reconstrueert in zijn monografie De Gouden Koets en zijn koloniale kant.

Schrijfster en ex-europarlementariër Els de Groen begaf zich tussen de demonstranten op kroondomein Het Loo , die hun ijver zagen beloond met een forse bekeuring van twijfelachtig karakter. Zij vraagt zich af hoe groot de ecologische footprint van Willem-Alexander is: zeker is die ‘king size’.

Columnist Gerard Aalders reflecteert op het jongste staatsbezoek aan Noorwegen: ‘Voor vrouwen die nog meer hebben gezopen en gesnoven dan Mette-Marit, is zij een symbool van hoop’.

Maurits van den Toorn onderzoekt de waarachtigheid van de steeds meer gecultiveerde inzet van burgerschap als smeerolie van een vastgelopen politiek systeem. ‘Burgerinitiatieven worden vooral omhelsd als ze aansluiten bij de wensen van de gemeente.’

René Zwaap over het drama van Walter Winchell, de razende reporter die de strijd aanbond met America First, de beweging die voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog aandrong op een aparte vrede tussen de VS en nazi-Duitsland en zelf ook fascistische elementen had. Zijn hechte band met FBI-chef J. Edgar Hoover grensde aan het onbetamelijke en kostte mogelijk het leven aan Winchells enige zoon. In Philip Roth’s distopische succesroman The Plot Against America, over een fascistische machtsovername in de VS anno 1940, speelt Walter Winchell echter niet voor niets een heldenrol.

Adel-kenner Titus von Bönninghausen over de DNA-salon in Paleis Huis ten Bosch en het genealogische gehossel van het koninklijk paar. Naar de letter van het adelwezen is alles aan de koninklijke titelatuur fictie, en ook de Baskische roots van het huis van Zorreguieta komen neer op verzinsels, blijkt bij het doorvlooien van de beide stambomen.

Provo-oprichter Roel van Duijn kreeg Thierry Baudet aan de lijn over zijn kritiek op de complottheorieën waarin de FvD-leider grossiert en besloot tot een weerwoord in boekvorm.

Onze Rotterdamse huisdichter Manuel Kneepkens krijgt uitgeversadvies voor een Houellebecq-roman op z’n Hollands: over een polderrepubliek met een ‘shariah light’.

Classicus Anton van Hooff beschrijft de 16e eeuwse renaissance van de tirannenmoord en vergelijkt deze met de motivatie van de latere anarchistische koningsmoordenaars en jihadisten.

Onder professoren in coronatijd: Ricus van der Kwast over de Belgische ‘geluksprofessor’ Lieven Annemans, met zijn feitenvrije wetenschap een van de favoriete geleerden in de kringen van Willem Engel’s Viruswaanzin (in tegenstelling tot Annemans ultieme tegenvoeter Marc van Ranst), en Sjoerd de Jong presenteert een nieuw avontuur van ‘complotprofessor’ Karel, die voor de rechtbank op zoek gaat naar de chip in het hoofd van de koning.

In de kelder van het Darwin-museum in Moskou deed kunstenaar Fredie Beckmans een curieuze ontdekking. Aldaar rust, opgezet en al, de laatste hond van Stalin. Jachthond Milka was een geschenk van koningin Wilhelmina.

Gastcolumniste Daniela Hooghiemstra voorziet een toekomstige machtgreep van het Huis van de Oranje Postcodeloterij. Henk Westbroek verklaart nu ook de jacht op het volk voor geopend op de Kroondomeinen en Republiek-voorzitter Floris Müller kapittelt ANP-hoofdredacteur Freek Staps om diens gebrek aan verzet tegen de Mediacode.

Boekrecensies van Het Brusselse moeras. Achter de schermen van de macht in Europa van Tijn Sadée en Bert van Slooten en Friso; het tragische leven van Johan Willem Friso door Ronald de Graaf . En natuurlijk De Blik van Joep Bertrams.  Abonneren via deze link, nabestelling losse nummers via klantenservice@virtumedia.nl

Professor Karel zoekt de chip van de koning

‘Complotprofessor’ Karel spant een rechtszaak aan tegen de Staat der Nederlanden ter openbaarmaking van de chip van de koning.

 

Tekst Sjoerd de Jong

Illustratie Gabriel Kousbroek

 

We waren halverwege de zitting toen de pepermunt begon te werken. Ik beet keihard op mijn tong, het tabletje knakte doormidden. ’Godverdomme, wat is dat spul scherp’, riep ik naar mijn adjudant, terwijl ik een mondvol witte brokjes uitspuugde naar de perstribune. ‘Is het soms een nieuwe, slinkse manier om vaccins toe te dienen? Waar heb je die krengen gekocht, bij Hugo de Jonge, in familieverpakking? Bij kleingrutter D. Gommers?’

Mijn adjudant haalde zijn schouders op. ‘Wat maakt het uit, professor’, zei hij, ‘fucked zijn we toch’. Hij begon te oreren over de nieuwe transgenderwetgeving die eraan zat te komen, het einde van de menselijke beschaving. ‘Geloof me, professor, straks zijn we allemaal non-binaire robots met blauw haar, op onze knietjes prevelend voor het altaar van Bill Gates.’

Ik zweeg, lichtelijk verontrust. Begon mijn adjudant nu ook al te twijfelen aan de Goede Zaak? Waren we dan radeloos en reddeloos verloren? Peinzend staarde ik naar het portret van de jonge koning achter de rechter. In zijn ogen herkende ik iets van mijn vertwijfeling. Hij had de benevelde blik van een Rotterdamse student die na een kroegentocht de laatste nachtbus nakijkt. Hij kan nog zien hoe zijn vrienden, die de bus wel hebben gehaald, hem vanaf de achterbank lachend toezwaaien. Hoe moet hij nu thuiskomen?

Je vraagt je af hoe de man het volhoudt. Nou ja, het antwoord is duidelijk. Het moet komen door de chip die bij hem is geplaatst, direct achter de hersenschors waar alle relevante informatie uit de Winkler Prins, de serie Groten Aller Tijden en andere onmisbare naslagwerken wordt opgeslagen en geanalyseerd. Je kunt dat ook zien aan zijn ogen, die dof worden bij het naderen van met name journalisten en vreemd oplichten als zijn vrouw in de buurt is. Allemaal voorgeprogrammeerd, natuurlijk.

Hoewel ik aan de technische details nog steeds twijfel. Want zoals ik leerde in mijn jarenlange ervaring als verslaggever en correspondent voor wereldwijde media, moet je altijd een slag om de arm houden. Maakt niet uit waarover – maar hou die slag, achter de arm wel te verstaan. De Deep State deinst immers nergens voor terug, en het zou me niet verbazen als achter informatie van mijn – goed ingevoerde – bronnen toch weer desinformatie schuilgaat. Dus dat we worden misleid over de aard van de misleiding. Ik bedoel, het hele idee van een ‘hersenschors’ klinkt mij in de oren, als je er even over nadenkt, als iets dat is verzonnen door een CIA-agent. Hoezo ‘schors’? Zit er behalve een balk in ons oog ook nog een boom in ons hoofd? Moeten we dat geloven?

 

Hersenoperatie afgewezen

Goed, we zullen het voorlopig niet weten. Misschien wel nooit. Want onze eerste eis – een hersenoperatie bij de koning om de chip te verwijderen – werd direct door de rechter afgewezen. Ondanks de spijkerharde medische garanties in ons verzoek en het genereuze aanbod van gratis danstherapie in het kader van zijn revalidatie. De rechter vond dat we voor de operatie – ik verzin het niet – ten onrechte een beroep deden op de WOB. Onbegrijpelijk. Als er nu iets onder de Wet Openbaarheid van Bestuur moet vallen, is dat wel het brein van het staatshoofd. Hoe dan ook, het oordeel van de rechter zegt ook iets: die chip zit er, dat staat wel vast. In het koninklijke hoofd.

Maar wat was er opeens met mijn adjudant? Ik had het kunnen zien aankomen. In zijn jonge jaren, op een kleinschalig gymnasium in Rotterdam, was hij een doorzetter geweest – urenlang kon hij ’s nachts docenten uit hun bed bellen, gewoon om ze te treiteren. Vooral op de kale gymleraar had hij het voorzien, een man die zijn handen of in elk geval zijn ogen niet kon thuishouden in de meisjeskleedkamer, het heilige der heiligen. Lag het daaraan dat hij sindsdien gefascineerd was geraakt door de naderende ondergang van de beschaving, de Grote Afrekening die ons te wachten stond?

Maar nu keek ik van de koning naar hem, mijn adjudant, en naar zijn geblokte vlinderdas. Waar kwam die opeens vandaan? Een vlinderstrik is een fuck you van wufte couturiers naar elk maatschappelijk engagement. Ik droeg zo’n ding nooit meer, sinds de mondiale noodsituatie tot me was doorgedrongen. Open boordje, overhemd, jasje – akkoord. Maar totale mentale focus, mensen. Aan de slag. Geen tijd te verliezen met frivole kledij!

 

Psychedelische stoffen

Was hij dus nog wel te vertrouwen? Ik huiverde bij de gedachte en besloot me te concentreren op de monoloog van de rechter, die nu was beland bij onze twaalfde eis. Ook ongegrond. Nee, we kregen geen toestemming de garderobe van Máxima en de prinsesjes te laten onderzoeken door een helderziende op psychedelische stoffen. Het verbaasde me niet. De markt voor helderziendheid is verpest door Uri Geller met zijn lepeltjes. Niets meer aan te doen.

In de metro terug namen we het vonnis door. Natuurlijk had de rechter ook al onze andere vorderingen afgewezen. Zelfs het intens humanitaire voorstel om het Griekse zomerverblijf van de koning te verbouwen tot opvangcentrum voor Syrische vluchtelingen, een kleine moeite. Ook ons voorstel om de Gouden Koets te herdopen tot ‘Gouden Kooi’ – een semantische nuance die niemand iets zou kosten – werd achteloos terzijde geschoven.

Het meest beschamende nog wel was zijn regelrechte en totaal onberedeneerde afwijzing van onze hoofdeis: onmiddellijke sloop van het Paleis op de Dam en de bouw van de Professor Karel Volksuniversiteit aldaar. De magistraat zag er niks in, ondanks de tot op de komma uitgewerkte begroting voor deze toch zo hoogst noodzakelijke verdedigingslinie tegen de indoctrinatie van met name de bloem der natie door de massamedia. Ook de aanvullende eis op verzoek van mijn massale achterban – de toevoeging van een gebeeldhouwde beeltenis van mijzelf aan het Monument op de Dam (met de tekst ‘Professor Karel weet raad’) – werd zonder ook maar het begin van een argumentatie arrogant afgewezen.

Breedbeeld-tv

Op station Amstel haalde ik in een kiosk twee blikjes bier en plastic bekers, om de teleurstelling wat te verzachten. We liepen naar het eind van het winderige perron, tegenover het oude Philips-gebouw. Bijna twintig jaar geleden had een 59-jarige inwoner van Uithoorn zich in die toren door het hoofd geschoten – volgens het officiële verhaal. Eerst had hij er achttien mensen gegijzeld, uit protest tegen de introductie van breedbeeld-tv. Hij had ontdekt dat kijkers werden gemanipuleerd met verborgen boodschappen via de zwarte stroken onderin het tv-beeld. Goed gezien! Een vooruitziende blik van de man uit Uithoorn die de autoriteiten uiteraard niet konden tolereren. Ik trok mijn blikje bier open en hief het bruisend naar de toren. ‘Respect, vriend’, zei ik. ‘Jij had het door. En het was nog maar het begin.’

Toen het bier op was liepen we door de lege stationshal, op weg naar onze lunchafspraak in een etablissement om de hoek. We zouden er een gewezen radioloog van een Haags hospitaal ontmoeten die ons had gebeld na een oproep in ons tijdschrift (‘Spreek U Uit Over De Koninklijke Chip’). Hij zei te beschikken over hoogst gevoelige informatie, die zou uitwijzen dat de chip bij de aanstaande koning op last van zijn moeder al op zeer jeugdige leeftijd was geïmplanteerd, gezien zijn ongeregelde gedrag op het voetbalveld. Zijn team verloor zelfs tegen junior-verenigingen uit Rotterdam-Zuid.

Van andere bronnen hadden we al gehoord over de sportieve wanprestaties van de kroonprins en het ongenoegen van zijn moeder erover, dus we waren geïntrigeerd. We wisten dat zulke chips uit voorzorg waren gemaakt voor tal van Oranjes, maar nog niet precies welke aanleiding bij hem de doorslag had gegeven om te zeggen: ‘Okay, genoeg, nu gaat de chip erin!’ Ten slotte was ons bekend dat enkele digitaal uitgedaagde leden van de koninklijke familie de software aanzagen voor microfoontjes, of zelfs spijkers. Haha, die Oranjes! Maar dit zou dus wel eens het sluitstuk kunnen zijn van ons onderzoek. Je weet nooit waar een lead naar leidt – bovendien hadden we honger.

‘Laten we nog wat te drinken meepakken’, zei mijn adjudant toen we de AH To Go in de stationshal passeerden. Hij beefde een beetje – nog steeds van slag door de totalitaire onwil van de rechter om de redelijkheid van onze eisen in te zien. Maar ik had haast. ‘Kom op’, zei ik. ’Het is vlakbij. Straks kun je drinken wat je wilt. Ook wodka, of tomatensap. Kijkt niemand van op, daar– allemaal yuppen en woke miljonairs met een hoodie.’

Maar hij slofte de winkel al binnen en begon met beide handen blikjes bier uit het rek te pakken. Hij draaide zich om met armen vol blikjes en liep naar de zelfscankassa, klaar voor de Start-knop.

‘Ben je helemaal gek geworden!’, siste ik. Ik wees naar het apparaat en duwde hem terug naar het rek. ‘Scan één zo’n blikje en de halve inlichtingenwereld weet alles van je, niet alleen je pincode!’ Hij knikte, alsof hij het begreep. Met tegenzin rommelde hij de blikjes terug in de rij. ‘Het is maar bier’, bromde hij teleurgesteld. Meende hij dat? ‘Niets is “maar” iets in deze business’, sprak ik vermanend. ‘Trouwens, bier drinken is de minste van onze zorgen. Het gaat om de toekomst van homo sapiens.’

 

QR-slavenketting

We staken het verkeersplein over naar het eetlokaal. Mijn adjudant stootte me aan, hij voorzag een complicatie. ‘Hoe komen we binnen, weer door het raam?’ Uiteraard hadden we geen QR-code, die slavenketting op zakformaat van de tot-gevaccineerden-gemaakten. Bij een eerdere ontmoeting in hetzelfde etablissement – met een voormalige groenbrigadier van Paleis Soestdijk die in de loop der jaren een indrukwekkende verzameling sigarenbandjes van Prins Bernhard bij elkaar had geprikt – waren we erin geslaagd door een keukenraam naar binnen te klimmen. Het was niet voor herhaling vatbaar.

‘Maak je geen zorgen’’, zei ik, ‘aan alles is gedacht.’ Op de achterkant van twee Zwaluw-luciferdoosjes had ik nauwkeurig zwarte vierkantjes getekend, in de vorm van een QR-code. Ik gaf hem een van de doosjes. ‘We laten gewoon dit zien en lopen door.’ Mijn adjudant tuurde verbluft naar het doosje. Hij was duidelijk onder de indruk. Of niet? ‘Wacht even professor’, begon hij, ‘het punt van die code is dat ze hem willen scannen. Dan vallen we door de mand!’

Ik begon te lachen. Hoe bang kan een mens zijn om niks? Ik nam een lucifer uit het doosje en streek hem aan. De vlam walmde ons in het gezicht. ‘Hoe zou je dit dan noemen? Het werkt toch? Niemand die het verschil ziet. Kijk, we weten allemaal dat corona bullshit is, en de enige manier om dat te overbluffen is met nog grotere bullshit.’

Bij de ingang van het restaurant hielden we onze luciferdoosjes omhoog. Er stond niemand aan de deur, diep in het lokaal wenkte een ober. ‘Zie je wel’, zei ik, ‘het gaat erom dat je het spel meespeelt, dát is wat ze willen. De rest doet er niet toe. Denk aan de film Spartacus: zolang slaven zich gedragen als slaven, vinden de powers that be het best. Ze wéten tenslotte dat het allemaal fake is, ze hebben het zelf uit hun duim gezogen! Ja, als iedereen dapper zou opstaan en zou zeggen “IK ben professor Karel” wordt het een heel andere ball game. Die tijd komt nog!’

De radioloog zat aan een tafeltje bij het raam. Een kleine, kalende man in een vaalgroen maatpak, met een goudgerand brilletje en een plastic map voor zich. Hij roerde in een glas thee. Warempel, ook hij droeg een vlinderstrik! Wat was hier aan de hand? Terwijl ik tegenover hem plaatsnam staarde ik gebiologeerd naar het onder zijn kin bungelende symbool van kleinburgerlijke zelfingenomenheid. ‘Het zal toch niet waar zijn’, mompelde ik voor me uit, in de hoop dat mijn adjudant me niet zou horen. Hij was net weer rustig.

De man begon nerveus aan zijn strik te plukken en schraapte een paar keer zijn keel. Ik kon me niet inhouden. ‘Waarom bent u zo nerveus?’, vroeg ik. ‘Trouwens, bent u niet wat te lichtzinnig gekleed, gezien de barre tijden waarin we leven?’ Hij keek me vragend aan en haalde zijn schouders op. Mijn adjudant kuchte. ‘Zullen we ter zake komen?’ stelde de man voor. Ik voelde agressie opkomen. Kwam het door die strik, of door de manier waarop hij in zijn glas thee bleef roeren, telkens lichtjes tegen het glas tikkend? Wilde hij daarmee suggereren dat hij beschaafder was dan wij?

Dat zou een gotspe zijn. Als jarenlange correspondent in Japan heb ik complexe theeceremonies meegemaakt waarbij zijn getik tegen het glas afsteekt als een plastic polshorloge bij de Big Ben. Of als een kindersnotje bij de Fat Boy, die de Amerikanen op Nagasaki wierpen om… Nou ja, ik dwaal af.

Ik tapte met een wijsvinger op het mapje dat de radioloog voor zich had liggen. ‘Wat is dit? It better be good, mijn beste. We komen net van de rechtbank. Ik hoop dat u meer te bieden heeft.’ De radioloog boog zich voorover. ‘Maakt u zich geen zorgen. Dit… (nu tapte hij op het mapje).. is dynamiet.’ Ik voelde de aderen in mijn nek opzwellen. Zou het? Ik keek peilend naar mijn adjudant. Hij geeuwde, rekte zich uit en wenkte een ober.

 

Staatsgeheim

De radioloog wees op het mapje. ‘Wat hier in zit is staatsgeheim, dat begrijpt u’, zei hij. Hij legde uit dat hij via radiologische contacten in het bezit was gekomen van foto’s van het gebit van de koning, gemaakt bij tandartsbezoek in zijn studententijd. Gave foto’s, waarop alles te zien was. Oude en nieuwe vullingen, aangetast glazuur, dopjes van bierflessen, een rafelig stuk zijde (mogelijk afkomstig van een jurk). De radioloog raakte enthousiast van zijn eigen uitleg en begon door de glimmende foto’s in het mapje te bladeren. ‘Kijk hier: een heel oud honingdropje. Een uniformknoop! Je vraagt je af wat die jongen uitspookte in militaire dienst.’ Hij schoof een foto over de tafel. ‘En kijk dit: stukjes chips. Paprika. Hoe onsmakelijk.’

Ik trommelde met twee vingers op tafel. ‘Ja, heel aardig allemaal. Maar wat zegt het nu over de chip? Zijn er metaalsporen in het gebit te zien? Het logo van Microsoft?’ De ober bracht onze drankjes, wierp een schuine blik op een van de gebitsfoto’s en maakte zich uit de voeten. ‘Daar kunnen we het later over hebben’, fluisterde de radioloog, ‘als we het eens zijn over de prijs.’ Hij schoof de foto terug in het mapje. We zwegen.

Daar was het. De prijs. Het was te verwachten. In plaats van een patriot hadden we een profiteur tegenover ons, een man die beter wilde worden van onze noodsituatie als mensheid. Aan de andere kant, als deze foto’s het bewijs leverden van die chip waren we een eind verder op weg naar de waarheid over de wereldsamenzwering van cynische, transhumane miljardairs! Ik pakte een servetje en depte mijn voorhoofd. ‘Nou, weet u’, zei ik, ‘geld is het minste van onze zorgen. Maar waar had u aan gedacht? Voor zulke informatie bestaan geen richtlijnen van Sotheby’s of de CIA. Het is wat de gek ervoor geeft, en ik kan u één ding verzekeren: gek zijn we niet.’

De radioloog sloeg het mapje dicht. ‘Vijf miljoen’, zei hij. ‘We hebben het hier over informatie die het einde van de Nederlandse monarchie kan betekenen – in uw handen. Die mag wat kosten. Terwijl de boel instort, wil ik rustig op mijn Thaise eiland kunnen zitten. Dat kunt u me niet kwalijk nemen.’ Hij glimlachte. Ik keek voor advies naar mijn adjudant, die de glazen bier al achterover had geslagen en was begonnen aan de wijn.

‘Op hoeveel zitten we met Totaal Gestoord, qua verkochte oplage?’, vroeg ik hem achter mijn hand. Hij keek op van zijn glas en fronste zijn wenkbrauwen – dat zei genoeg.

Dit riep om daadkracht. Ik weet niet wat me beving, maar opeens kwam alles samen: de achteloze manier waarop de rechter al onze vorderingen had afgewezen, de verdachte dood van de ziener in de Philips-toren, de zelfscan-kassa die mijn adjudant bijna had verleid, het lauwe bier op het winderige perron, het tikkende lepeltje van de radiologische profiteur.

‘Okay, luister’, zei ik tegen de radioloog, ‘kent u dat nummer van Lou Reed?’ Hij keek me niet-begrijpend aan. Ik boog me naar hem toe en gromde: ‘Hoor eens, mannetje, jij wilt dus een walk on the wild side? Met je gebitsfoto’s en je Thaise eiland!’ Ik greep hem bij zijn vlinderstrik, trok hem over de tafel en sloeg met mijn andere hand het lepeltje uit zijn theeglas. Het rinkelde door de zaak. ‘Zie je dit?’ siste ik. ‘Lepel ik zo je ogen mee uit je schedel. Leg ik ze naast de rekening. Heb ik geleerd van de Yakuza waar ik tussen woonde in Tokio. Fijne jongens. Snijden zo je hoofd af en zetten het op je romp voor je het in de gaten hebt. Je blijft gewoon je rijst eten. Totdat je merkt dat die korrels er meteen weer uitvallen. Ja, want je bent dood. Begrijp je?’

De radioloog schoot overeind, rukte zich los en strompelde naar achteren, weg van de tafel. ‘Jullie zijn totaal gestoord! Ik dacht dat ik link bezig was, maar jullie zijn echt ver heen!’ Hij slingerde de zaak uit, het mapje onder zijn arm. De ober keek hem geschrokken na. Twee borden met Italiaanse broodjes zalm stonden op de bar.

‘Wat was er eigenlijk aan de hand’, vroeg mijn adjudant terwijl hij zich de laatste wijn inschonk. ‘Was er een probleem?’

Terug in het station trokken we twee kroketten. Somber tuurden we in de luikjes van de FEBO. ‘Niet echt een productieve middag’, zei mijn adjudant, aangeschoten van de wijn. ‘Maar ik heb er wel iets van geleerd. Dit kan écht niet meer.’ Met een vloeiend gebaar deed zijn vlinderstrik af en deponeerde deze in een vuilnisbak, tussen de mondkapjes. ‘Toch jammer van die foto’s’, mompelde hij.

Geeft niks, zei ik. Gebitsfoto’s? De koning heeft toch geen tanden.

 

 

Walter Winchell contra ‘America First’

In Philip Roth’s dystopische succesroman The Plot Against America over een fascistische machtsovername in de Verenigde Staten anno 1940, is een hoofdrol weggelegd voor Walter Winchell. Hij was de machtigste journalist van zijn tijd en bond ook in werkelijkheid de strijd aan met het isolationisme van de America First-Beweging, waarachter vaak een pro-nazistische gezindheid school. Zijn hechte band met FBI-chef J. Edgar Hoover had een hoge prijs.

 

Tekst René Zwaap

 

Philip Roth hoefde in The Plot Against America (2004) niets te verzinnen om het personage van Walter Winchell kleurrijk te maken. Met zijn achter op het hoofd staande vilten hoed, opgerolde hemdsmouwen, losgetrokken stropdas en eeuwige sigaret in de mondhoek, was Winchell ook in werkelijkheid het archetype van de Amerikaanse razende reporter. Dat Winchell eigenlijk helemaal geen journalist was, maar een mislukte vaudeville-artiest die een journalist speelde, vormde daarbij geen beletsel. Vijftig van de zeventig miljoen volwassenen die Verenigde Staten in de jaren dertig telde, stemden iedere zondag af op zijn radioshow (die steevast werd ingeleid met de woorden ’Here’s Winchell, he knows it all, he sees it all!’). Zijn geschreven dagelijkse column vol schimpscheuten, roddel en achterklap uit de coulissen van Broadway, Hollywood en Washington, geschreven in een even sappige als koortsachtige stijl vol ‘slanguage’, werd in meer dan 2000 dagbladen over de gehele natie afgedrukt. De helft van de abonnees van het krantenimperium van persbaron Randolph Hearst las de krant puur om Winchell en hij was de eerste journalist die even torenhoge gages opstreek als filmsterren, gevierde zangers en kampioenen van het honkbalveld. Winchell was de koning van de Jazz Age. Presidenten dongen naar zijn gunst, evenzeer als filmsterren en gangsterbazen. ‘Winchell begrijpen is een test in Amerika-kennis’, schreef een krant op het hoogtepunt van Winchells roem. ‘Niet minder dan in staat zijn de Amerikaanse Grondwet uit te leggen.’

 

New Deal

Met zijn eigen afkomst uit een straatarm Russisch-joods gezin in New York was Winchell de belichaming van de Amerikaanse Droom. ‘Democratie is waar iedereen elkaar een schop onder de kont kan geven’, luidde zijn motto. Met aanstekelijk gebrek aan eerbied voor welk instituut dan ook zette hij de sloophamer in de tot dan toe gescheiden compartimenten van de klassensamenleving. Met één terloopse opmerking kon Winchell carrières maken of breken. Zijn loopbaan lag geplaveid met geknakte reputaties en intense vetes. Tegelijkertijd was hij tijdens de Grote Depressie een onvermoeibare kruisvaarder ten bate van Roosevelts New Deal. Anders dan in Philip Roths roman werd Winchell geen presidentskandidaat en evenmin werd hij op campagne doodgeschoten, maar feit is wel dat zijn leven al vanaf 1933 in het teken stond van het mobiliseren van krachten tegen het Europese fascisme en diens handlangers in de VS. In de jaren vijftig was hij evengoed op weinig verheffende wijze betrokken bij de heksenjacht van senator Joseph McCarthy en zijn Comité voor On-Amerikaanse Activiteiten op iedereen die in een communistische reuk stond. Zijn hechte band met FBI-chef J. Edgar Hoover grensde aan het onbetamelijke.

 

Bittere armoede

Walter Winchell werd geboren in 1897 in de Lower East Side van New York. De familie heette eigenlijk Weinschel. Zijn overgrootvader was rabbijn in het Russische Minsk, zijn grootvader Chaim Weinschel was chazan (voorzanger) in de synagoge en een gevierd dichter in het Jiddisch, die in 1881 naar de Verenigde Staten was geëmigreerd. Vader Jacob Weinschel was een onfortuinlijke kleine handelaar in zijde en Walter beleefde een jeugd van bittere armoede. Moeder Jennie Bakst was eveneens van Russisch-joodse komaf en probeerde haar kinderen met wisselend succes op te voeden in de observante traditie. Bij Walter had dat weinig effect. Het antisemitisme waarmee hij als kind werd geconfronteerd maakte hem voor de rest van zijn leven wel ‘een intuïtieve Jood’, zoals hij het zelf noemde.

Vanaf zijn dertiende trad hij op in vaudevilleshows als tapdanser, zanger en komiek. Echt succesvol was hij niet. ‘Walters probleem was dat hij niet van het publiek hield’, aldus een vriend uit die tijd, opgevoerd in de biografie Winchell: gossip, power and the culture of celebrity van Neal Gabler (1994). ‘Hij was er bang voor en dus wilde hij slimmer zijn dan zijn toeschouwers, om zichzelf ervan te overtuigen dat hij beter was dan zij. Hij hield niet van hen en dat hadden ze in de gaten.’ Winchell zou later schrijven dat zijn tropenjaren in halflege theatertjes hem hadden geleerd hoe je de aandacht van het publiek moest veroveren.

 

Spaanse griep

Het was door de pandemie met de Spaanse griep van 1918, die in de Verenigde Staten een miljoen doden kostte, dat Winchell een alternatief vond voor zijn noodlijdende artiestenbestaan. Nu de theaters gesloten waren begon hij een nieuwsbrief te schrijven vol met roddels over collega-artiesten. Die sloeg zo goed aan dat hij al snel vaste bijdragen leverde aan theater-vakbladen. Zijn sappige roddels uit de toneelwereld trokken aandacht van een zakentycoon die zijn presidentiële ambities wilde verwezenlijken met een nieuw te stichten krant, de Evening Graphic. Die richtte zich met een cocktail van sport, seks en misdaad op de kleine man. Winchells werk kleurde uitstekend bij de Graphic, en behalve roddels uit Broadway en de gangsterwereld, die hij oppikte in de nachtclubs waar hij iedere nacht tot zonsopgang verbleef, begon hij ook hardhandige theaterkritieken te schrijven. Die bezorgden hem een toegangsverbod tot de dertig theaters van de gebroeders Jacob en Lee Shubert. Toen de Marx Brothers in een van die theaters de première opvoerden van hun show Animal Crackers – waarin onder de naam Wally Winston een figuur gemodelleerd op Winchell opdook – smokkelde Harpo Marx de met een valse baard getooide Winchell de zaal in.

In 1927 was de Evening Graphic al zo op stoom gekomen dat de Society for the Suppression of the Vice aandrong op een verschijningsverbod. Winchells werk trok de aandacht van de oppermachtige krantenmagnaat William Randolph Hearst. In 1929 verkast Winchell naar Hearts Mirror, zodat zijn columns via Hearts’s persbureau King Features nu ook in honderden andere Hearst-kranten worden doorgeplaatst. Terwijl de VS na de Wall Street Crash in een diepe crisis storten (‘De situatie is zo erg dat wanneer een kerel incheckt in een luxehotel en een kamer vraagt op de 17e verdieping, de receptionist vraagt of het om te slapen of te springen is’, bericht Winchell) gaat het met zijn eigen carrière juist crescendo. NBC huurt hem in als presentator van een wekelijks radioprogramma dat wordt gesponsord door het sigarettenmerk Lucky Strike. In het voorjaar van 1932 prijkt Winchell in smoking op 45.000 billboards verspreid over 18.886 Amerikaanse steden met zijn slagzin ‘OK America’, gevolgd door de reclametekst ‘Luckies are kind to your throath – I know’.

 

Al Capone

In de concurrerende pers worden verontruste commentaren gewijd aan ‘Winchellism’, dat met zijn sensatiehonger en gebrek aan respect als een gevaar voor de gehele journalistiek wordt gekenschetst. Maar niemand minder dan Hemingway prijst Winchell als ‘de grootste krantenman die ooit heeft bestaan’. Het is de tijd dat ook gangsterbazen glamourfiguren worden en op vakantie in Miami wordt Winchell met alle egards onthaald door Al Capone, die hem als welkomstgeschenk een stapeltje reeds ingevulde wedformulieren voor de paardenraces geeft. Elk formulier blijkt de winnaar juist te hebben. Gangsterbaas Frank Costello investeert in de Stork Club, de nieuwe exclusieve nachtclub in New York waarvan Winchell mede-eigenaar en het levende uithangbord wordt. Gezeten aan de exclusief voor hem gereserveerde tafel in de club ontvangt hij een eindeloze parade aan tipgevers, bewonderaars en revuedanseressen die hogerop willen. Winchells hechte banden met de onderwereld worden wat al te inzichtelijk als hij in zijn column aankondigt dat er een aanslag op het leven van een jonge gangster genaamd Vincent Coll, alias Mad Dog, in voorbereiding is. De krant is nog warm van de pers als Mad Dog inderdaad met kogels wordt doorzeefd. Tegelijkertijd staat hij elders in het gangstermilieu in een kwade reuk omdat hij iets onvriendelijks schrijft over een concurrerende nachtclub van de Stork. Bevreesd voor schadeclaims wegens laster en smaad krijgt hij Hearst zo ver dat deze zich er contractueel toe verplicht alle financiële schade die voortvloeit uit Winchells publicaties op zich te nemen. Winchell is vanaf dat moment verzekerd tegen smaadprocessen. Die carte blanche draagt bij aan zijn journalistieke moed.

 

Moordaanslag op Roosevelt

In 1932 wordt in Miami een aanslag gepleegd op het leven van presidentskandidaat Franklin Delano Roosevelt. De dader, de Italiaanse metselaar Giuseppe Zangara, mist zijn doelwit op een haar na, en treft in plaats van Roosevelt burgemeester Anton Cermak van Chicago, die aan zijn verwondingen overlijdt. Winchell slaagt erin door te dringen tot de politiecel waar Zangara verblijft en krijgt een exclusief interview. Zangara verklaart een hekel aan rijke mensen te hebben en dat hij eerder al heeft geprobeerd de koning van Italië te vermoorden. Winchell bewijst zijn vakgenoten zo dat hij meer is dan alleen een entertainer.

De actie ontsnapt ook niet aan de aandacht van Roosevelt, die eenmaal verkozen tot president Winchell in maart 1933 uitnodigt voor een tien minuten durend gesprek in het Witte Huis. Winchell is diep onder de indruk van de presidentiële ontvangst, die zijn toch al niet bescheiden ego streelt. De komende jaren is hij een onvermoeibare pleitbezorger van Roosevelt, die hij prijst als ‘de nieuwe held van de natie, die voor een rechtvaardiger verdeling van inkomen zal zorgen’. Hij ontpopt zich nu als de advocaat van de kleine man die alles te winnen heeft bij Roosevelts New Deal.

Tegelijkertijd begint Winchell zich als geen ander in de Amerikaanse media uit te spreken tegen Hitler, die dan net aan de macht is gekomen. Hij spreekt van ‘nazi-gorilla’s’ die de Duitse bevolking terroriseren. ‘Te erg voor woorden dat een man als Hitler, die zo intens haat, het zo ver kan schoppen in de politiek’, schrijft Winchell in 1933. ‘Zijn haat tegen de Israëlieten is verachtelijk – en wanneer een moordenaar hem op een dag neerknalt zouden een boel mensen daar niet rouwig om zijn’. Het bezorgt hem een heldenstatus bij de joodse gemeenschap in de VS en de intense haat van Hitlers Amerikaanse fanclub.

Ook binnen de VS tiert het fascisme welig. Winchell voedt de FBI met informatie die hij oppikt uit de kringen van Amerikaanse nazi’s, zoals de Silver Shirt-beweging rond William Dudley Pelley, Hitler-bewonderaar en virulent Jodenhater. De nazi’s van Milwaukee beginnen een lastercampagne tegen Winchell en noemen hem ‘een gevaar voor onze zaak’. Winchells repliek: ‘Reken maar dat ik dat ben.’ Van Roosevelt krijgt hij een speciale status als inlichtingenofficier van de Amerikaanse marine.

Tussen FBI-baas J. Edgar Hoover en Winchell bloeit in die tijd op instigatie van het Witte Huis een hechte relatie op. Hoover-biograaf Anthony Summers schrijft in Offcial and confidential: the secret life of J. Edgar Hoover (1993) dat Winchell de FBI-directeur en diens onafscheidelijke assistent Clyde Tolson vaak ontving in de Stork club, en dat Winchell zo ongetwijfeld op de hoogte moet zijn gekomen van toentertijd hoogst geheim gehouden homo-erotische betrekkingen tussen Hoover en Tolson. Ook bij de gangsterbazen die de nachtclub bezochten was de seksuele oriëntatie van ’s land hoogste politiechef blijkbaar een vertrouwd gegeven. Dat moet de hoogste criminaliteitsbestrijder van het land chantabel hebben gemaakt, stelt Summers, daarbij aanvullend dat Hoover inderdaad niet erg genegen was een punt te maken van georganiseerde criminaliteit, wat hem in het Kennedy-tijdperk op een vete met Bobby Kennedy kwam te staan.

 

Handel in geheimen

‘De grootste overeenkomst tussen hen was dat zij beiden handelden in geheimen’, schrijft Neal Gabler over de band tussen Winchell en de FBI-chef. ‘Hoover met zijn dikke onderzoeksdossiers, Winchell met zijn roddel en achterklap. Hun levens draaiden om het verborgene, en waarschijnlijk waren er geen twee andere mannen die de waarde van geheimen zo goed inzagen als zij – om ze te vinden, te exploiteren en zichzelf tegen hen te beschermen’. De relatie levert beide zijden voordeel op: Winchell draagt sterk bij aan het imago van Hoover als ’s lands opperste ‘crime fighter’ en krijgt van Hoover toegang tot dossiers die voor anderen gesloten blijven.

In Philip Roth’s roman is Winchell’s tegenkandidaat om het Amerikaanse presidentschap Charles Lindbergh, de legendarische piloot die bij leven inderdaad de isolationistische lijn van Amerikaanse afzijdigheid in de Tweede Wereldoorlog bepleitte, en zijn bewondering voor Hitler-Duitsland niet onder stoelen of banken schoof. In werkelijkheid troffen beide mannen elkaar op een ander podium, en wel de rechtbank. Lindbergh was uitgegroeid tot een nationale held toen hij in 1927 als eerste een transatlantische solovlucht had uitgevoerd van New York naar Parijs. Het hele land leefde met hem mee toen in 1932 zijn baby uit huis werd ontvoerd en kort daarop, ondanks betaling van het losgeld, dood werd gevonden in de buurt van de villa van de Lindberghs in New Jersey. Winchell stortte zich met huid en haar op de zaak. Hij beroemde zich erop dat het aan zijn speurwerk te danken was dat de ontvoerder, de Duitse timmerman Bruno Hauptmann, kon worden gearresteerd nadat in diens woning een deel van het losgeld was gevonden. Het daaropvolgende proces in 1935 groeide uit tot een ongekend mediaspektakel, met 130 fotografen en 350 reporters in de rechtszaal. Het was alsof niet Hauptmann, maar Winchell terecht stond, zo merkte een van de aanwezige journalisten op. Met de veroordeling van Hauptmann was Winchells status als journalistieke superheld helemaal gevestigd. De brief van FBI-directeur Hoover, waarin deze hem om zijn rol in de Hauptmann-zaak prees, liet hij inlijsten en ophangen boven zijn bureau.

 

In de winter van 1935 wordt Winchell naar eigen zeggen ’s nachts op straat in elkaar geslagen door twee Amerikaanse nazi-aanhangers. Trots doet hij er in zijn column verslag van. Zijn ster blijft stijgen. In 1936 kan Winchell zich miljonair noemen, in 1938 siert zijn beeltenis de cover van Time Magazine. Tegenover een verslaggever maakt hij gewag van een verschuivende interessesfeer. ‘Het kan me niet meer zoveel schelen wie een scheet laat op Broadway, maar als Hitler en Mussolini een scheet laten is dat nieuws’. Het Witte Huis ziet Winchell als een van de belangrijkste liberale krachten van het land. Zijn baas Hearst, geen vriend van Roosevelt, is minder enthousiast. ‘Je bent ingehuurd voor een roddelrubriek vanuit Broadway’, waarschuwt hij zijn vedette. ‘Alle politieke columns in mijn kranten zullen in geest Amerikaans zijn. Ze zullen democratisch gestemd zijn, niet communistisch of fascistisch.’ Waarmee de krantenmagnaat eigenlijk bedoelt dat zijn stercolumnist naar zijn smaak te liberal is geworden en zich ook niet moet bemoeien met buitenlandse politieke aangelegenheden. Op last van Hearst worden de berichten van Winchells correspondente in de Spaanse Burgeroorlog Lillian Hellman in de meeste kranten waarin de Winchell-column verschijnt weggesneden vanwege haar klare verdediging van het republikeinse anti-Franco- kamp.

 

Kennedy

Winchell laat zich er niet door van de wijs brengen. Wanneer de Britse regering in september 1938 blijvende vrede met Hitler-Duitsland denkt te hebben bereikt met het Verdrag van München, is Winchell de meest kritische stem in de Amerikaanse populaire pers. ‘Te proberen vrede te sluiten met Hitler is hetzelfde als proberen af te vallen door meer te eten’, houdt hij zijn miljoenenpubliek voor. ‘Die Europese landen hebben ons een nieuwe definitie van rechtvaardigheid gegeven: een misdadiger geven wat hij verlangt in plaats van wat hij verdient’. Zijn politieke instincten blijken telkens juist: in zijn columns voorspelt hij zowel de Duitse annexatie van Tsjechoslowakije als het Molotov-Von Ribbentrop-Pact. Consequent is hij ook: wanneer de pro-nazistische Britse ex-koning Edward, nu Hertog van Windsor, zich samen met zijn Amerikaanse bruid Wallis Simspon bij de Stork Club aanmeldt, wordt het paar op last van Winchell geen toegang verleend.

Er sluipt een zekere megalomanie in hem als Winchell daags na de Duitse inval in Polen een telegram stuurt aan Joseph P. Kennedy, ambassadeur van de VS te Londen, met een dringend advies aan de Britse regering. ‘Mag ik u met alle respect de suggestie doen, dat als Groot-Brittannië de oorlog verklaart, deze verklaring niet wordt geformuleerd als «oorlog tegen Duitsland» maar als oorlog tegen Hitler persoonlijk en zijn persoonlijke regime, om te beklemtonen dat Hitler niet echt de wil van het grootste gedeelte van de burgerbevolking vertegenwoordigt. Zo’n verklaring zou een verbazingwekkend effect hebben om het Duitse volk wakker te schudden, zeker als zo’n verklaring bekend zou worden gemaakt aan het Duitse volk.’ De ambassadeur slaat de raad beleefd af als ‘grondwettelijk onmogelijk’.

In de ogen van Winchell is Europa na het offer van Tsjechoslowakije aan Hitler ‘moreel bankroet’ en hij blijft er bij de Amerikanen op aandringen om zich voor te bereiden op een oorlog tegen Hitler en zijn handlangers. ‘We hebben geen grotere vloot nodig om een oorlog te beginnen, maar om te beëindigen’, legt hij uit. ‘Ik ben tegen weer een Amerikaans leger op vreemde bodem. Maar ik ben nog meer tegen een buitenlands leger op Amerikaanse bodem.’ De pro-Duitse factie in het Amerikaanse Congres van Afgevaardigden ziet in Winchell een agent van de Britten. Congreslid Jacob Thorkelson noemt Winchell ‘een joodse vuilspuiter die iedereen aanvalt die het niet heeft op zijn eigen georganiseerde minderheid’. Senator Burton Wheeler van Montana, ook een openlijke racist, stelt dat ‘Winchell probeert Amerika de oorlog in te blitzkriegen’.

 

Vijfde kolonne

Iedere week komt Winchell weer met nieuwe onthullingen over de ‘isolationalisten’, in wier kringen hij vooral een vijfde kolonne van nazi-collaborateurs, antisemieten en racisten ziet. Zijn tips krijgt hij onder meer van de Anti-Defamation League, de beweging voor gelijke burgerrechten. Zo vergaart hij een imposante collectie vijanden, van autofabrikant Henry Ford en diens antisemitische krant The Dearborn Independent, de white supremacy-beweging van senator William Bilbo van Mississippi, generaal George van Horn Mosley, die openlijk de invoering van het nazisme in Amerika bepleit, en Fritz Kuhn, de chef van de Amerikaanse Nazi Bund. Volgens Winchell belt Kuhn hem geregeld met verdraaide stem op om hem met valse tips tot uitglijders te bewegen. Wanneer Winchell komt met het nieuws dat de Gestapo plannen heeft om Amerikaanse spoorwegen op te blazen, reageert Hoover geprikkeld. ‘Ik krijg genoeg van zijn hysterie’, laat hij zijn medewerkers weten. Toch verordonneert hij iedere tip van Winchell na te trekken. ‘Zodat we niet voor schut staan als er echt iets gebeurt’. Mogelijk laat de FBI-chef de telefoon van Winchell ook afluisteren.

 

Lindbergh

Opvallend is dat de ‘vijfde kolonne’ ook na Pearl Harbor, de Japanse aanval van 7 december 1941, waarna Roosevelt namens de VS de oorlog verklaart aan Japan, onvermoeibaar doorgaat met het bepleiten van een apart vredesverdrag tussen de VS en Duitsland. Roosevelt voorzag dat zelfs toen nog het verzet tegen een oorlog tegen Duitsland zo groot zou zijn dat hij het niet aandurfde Duitsland en Italië ook formeel oorlog te verklaren (al vochten de Amerikanen op de Atlantische Oceaan de facto al lang met de Britten mee tegen Hitlers U-Boote). Gelukkig waren Hitler en Mussolini zo gedienstig om een paar dagen later, op 11 december, de oorlog aan de VS te verklaren. Maar zelfs dat vermocht America First nog niet overtuigen. Vliegheld Lindbergh, inmiddels uitgegroeid tot de belangrijkste stem van de isolationistische beweging, en niet alleen in de ogen van president Roosevelt ‘een absolute nazi’, bepleit zelfs nog in 1941 voor het Huis van Afgevaardigden een apart vredesverdrag tussen de VS en Duitsland. Lindbergh was innig bevriend met autofabrikant Ford en de laatste liet zich tegenover een FBI-agent ontvallen: ‘Als Charles hier in Detroit bij me langs komt, praten we alleen maar over de Joden.’

Winchell mikt zijn pijlen niet uitsluitend op extreemrechts in Amerika. Gesouffleerd door Hoover bindt hij ook de strijd aan tegen vakbonden die zouden zijn geïnfiltreerd door agenten van de Sovjet-Unie. Als Hitler Parijs verovert houdt hij zijn publiek voor dat op het moment Stalin gevaarlijker voor Amerika is dan Hitler. ‘Stalin staat aan de poorten van de Amerikaanse fabrieken.’ De vakbond voor het zeetransport klaagt hem in 1940 aan met een eis tot schadevergoeding van een miljoen dollar voor zijn beschuldigingen dat zij een marionet is van Moskou. Hearst schikt de zaak uiteindelijk met een afkoopsom van 10.000 dollar. Dat is zeer tegen de zin van Winchell, die zich beroept op informatie uit de top van de regering. Het communistische dagblad The Daily Worker ziet er vooral imagomanagement in: ‘Toen Winchell begon met nazi’s aan te vallen, stond hij in de vuurlinie van die communistenvreters die toen zeiden dat alle joden die zich tegen het fascisme keerden communisten waren. De makkelijkste manier om te bewijzen dat hij geen rooie is was door de roden aan te vallen. Het was een kwestie van lafheid.’

‘Op zondagavond moesten we tot het optreden van Walter Winchell om negen uur de programma’s van diverse komieken uitzitten’, schrijft Philip Roth in The Plot Against America. ‘Als hij dan uiteindelijk kwam en datgene had gezegd, wat wij van hem hoopten, en het ook met de verachting uitsprak die we van hem hadden willen horen, brak bij ons in de steeg zo’n bijval uit, alsof de beroemde journalist niet in een radiostudio zat aan de andere kant van de Hudson, die brede grensrivier, maar hier bij ons, strijdlustig in ons midden, met losgetrokken stropdas, met opengeknopen hemd, de grijze vilten hoed naar achteren geschoven, alsof hij aan de keukentafel van de buren zat,met de microfoon op een handdoek’. De aanbidding van Winchell die Philip Roth in zijn roman beschrijft binnen de joodse gemeenschap van Amerika, was er ook in werkelijkheid. Hij werd vanuit die kringen bedolven onder eerbewijzen. De dankbare joodse gemeenschap van Lakewood, New Jersey, vernoemt zelfs bij leven al een straat naar hem als ‘de eerste soldaat van het land in de strijd voor de democratie’ en de joodse organisatie B’nai B’rith nam hem al in 1934 op in haar Hall of Fame omdat ‘niemand meer had gedaan dan deze heer met zijn roddel en zijn columns om het nazisme van de kaart te lachen.’ Maar naarmate de oorlog voortduurt, groeit de druk, zeker in opmaat naar de presidentsverkiezingen in de herfst van 1944, wanneer Roosevelt voor zijn derde termijn opgaat. De America First-beweging haalt alles uit de kast. Het republikeinse congreslid Clare Hoffman beschuldigt presidentsvrouw Eleanore Roosevelt van communistische sympathieën en probeert een mars op Washington te organiseren met als doel onmiddellijke stopzetting van de oorlog met Duitsland en Italië. Tegelijkertijd eist de afgevaardigde een onderzoek naar de banden van Winchell met het ministerie van Justitie, lees de FBI. Ook dient hij een wetsvoorstel in om de Anti-Defamation League, Winchells belangrijkste informatiebron, te verbieden. De afgevaardigde John Rankin (Mississippi), een openlijke antisemiet, krijgt de lachers in het congres op zijn hand met anti-joodse grappen over Winchell. De laatste toont zich verbijsterd. ‘Kijk hoe laat het is. We zijn in oorlog met nazi-Duitsland, waarvan de leiders aan de macht kwamen met een programma van racistische vervolgingen en moord. Nu, in het Amerikaanse Congres, krijgen deze vooroordelen van Hitler applaus en geschater.’

Als Roosevelt op 12 april 1945 sterft door een hersenbloeding, is Winchell gebroken. ‘Er hoeft geen monument voor F.D.R. te komen’, schrijft hij. ‘Zijn monument is voor altijd in de harten van het gewone volk.’ Met diens opvolger Truman krijgt Winchell geen warme band, integendeel. Het zou Winchell ter ore zijn gekomen dat Truman hem een ‘kike’ – scheldwoord voor joden – had genoemd, zo stelt Neal Gabler in zijn biografie. Truman maakt een eind aan de New Deal, Winchell noemt hem in private kring een ‘son of a bitch’.

 

Met Hitlers ondergang en de Japanse capitulatie na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, moet Winchell zichzelf opnieuw uitvinden. Nadat de Russische onderminister van Buitenlandse Zaken Andrei Vishinsky op 26 september 1946 in een 2,5 uur durende speech voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een speciale vermelding van Walter Winchell als ‘oorlogshitser’ inlast, en van de Amerikaanse overheid een wet eist om hem het zwijgen op te leggen, vindt hij die nieuwe bestemming. ‘De Russische revolutie is de opstap naar de wereldrevolutie’, houdt Winchell zijn gehoor voor. ‘Nooit eerder verkeerde Amerika in zo’n groot gevaar.’ Met zijn nieuwe obsessie voor het rode gevaar vervreemdt Winchell zich van een deel van zijn oude aanhang en wordt hij voor regeringskringen juist een ideaal communicatiekanaal. Dat wordt nog erger als senator Joseph McCarthy uit Wisconsin zijn heksenjacht op al dan niet vermeende communisten begint. Winchell en McCarthy hebben een geweldige klik en de mannen speelden met het idee om zich gezamenlijk verkiesbaar te stellen voor het Witte Huis. Het aureool van Winchell bladdert zo verder af.

 

Josephine Baker

In 1951 loopt Winchells reputatie als kampioen van de burgerrechten ernstige schade op als de gevierde zwarte danseres Josephine Baker met haar gevolg in Winchells Stork Club op last van diens zakenpartner niet wordt bediend en vervolgens met steun van de zwarte gemeenschap een grote perscampagne begint wegens racisme. Winchells nieuwe concurrenten op de radio, onder wie Ed Sullivan, spinnen er goed garen bij. Voorheen had Winchell zich altijd sterk ingezet voor een gelijke behandeling van de afro-Amerikaanse gemeenschap. Met zijn zwarte vriend bokskampioen Sugar Ray Robinson had hij in Las Vegas hotels bezocht die verboden waren voor ‘honden en zwarten’ en samen met hem demonstratief een kamer geboekt. Nu voelt hij zich aangevallen. In plaats van de kwestie te verzoenen kiest Winchell voor een publicitair tegenoffensief. Hij duikt in zijn archief en beschuldigt Baker ervan in de jaren dertig steun te hebben gegeven aan Mussolini’s oorlog in Ethiopië en in Frankrijk ook met het Pétain-regime te hebben gecollaboreerd. Het maakt zijn zaak niet sterker. Allengs zinkt zijn populariteit.

Als radio plaatsmaakt voor tv als het belangrijkste massamedium, slaagt Winchell niet in een succesvolle transformatie. Zijn opgewonden staccato-dictie werkt op de radio fantastisch, maar voor tv-kijkers is het een afknapper. Zijn zoon Walt jr., die met weinig succes in de voetsporen van zijn vader probeerde te treden, had dat al voorspeld: ‘Als ze hem op tv zien, zouden ze alle respect voor hem verliezen.’ Dat bleek waar. Winchells tv-carrière bij ABC was een kort leven beschoren. De producent van Winchells tv-programma noemt de samenwerking ‘de ergste tijd van mijn leven’. Op het medium bleef zijn blikken stem uit vervlogen dagen wel nog jaren klinken als aankondiger van de geliefde detective-serie The Untouchables.

Een persoonlijk drama overkwam hem toen zoon Walt in het huwelijk trad met Eva von Klebow, wier vader in Duitsland een aanhanger van Hitler was geweest en als ingenieur actief was geweest voor de Luftwaffe van het Derde Rijk. Vader Von Klebow werd na de oorlog naar Amerika gehaald om te werken voor de Amerikaanse luchtvaartindustrie, maar op zijn werkkamer prijkten verborgen achter andere beelden nog altijd portretten van Hitler, vertelt zijn kleindochter Kenya Winchell aan De Republikein. Walter Winchell verbrak alle contact met zijn zoon en zijn jonge gezin. Walt jr. raakte verslaafd aan alcohol en drugs en zou in 1968 zelfmoord plegen. Volgens Kenya Winchell was haar vader al op jonge leeftijd getraumatiseerd vanwege de logeerpartijen die zijn vader hem oplegde in het huis van J. Edgar Hoover en zijn partner Clyde Tolson. Verhalen over seksueel misbruik deden de ronde. Als dat inderdaad zo was, betaalde Winchell de allerhoogste prijs aan zijn belangrijkste tipgever en beschermheer.

Toen Walter Winchell op 20 februari 1972 stierf aan een slepende kanker, was hij al zo goed als vergeten. Een poging van zijn laatste bewonderaars om in New York Times Square naar hem te vernoemen liep op niets uit. Het verdiende eerbewijs kwam pas veel later, met een roman van een van Amerika’s grootste romanciers. In Philip Roth’s The Plot Against America leeft een betere Winchell voort dan hij in het echt was. De duistere krachten die hij bij leven zo adequaat bestreed, zijn echter weer ontwaakt. Donald Trump, popelend om straks het roer van Joe Biden over te nemen, noemt zijn beweging niet voor niets ‘America First’.

Heeft u dit artikel gewaardeerd en wilt u dat uitdrukken met een donatie aan De Republikein? Dat kan via deze link:

Doneer € -

Dit artikel verscheen in De Republikein nr 4/2021. Verder in dit nummer:

Een gesprek met historicus Stephan Malinowski over de nieuwe ‘Historikerstreit’ in Duitsland om de restitutie-eisen van het Huis Hohenzollern, de collaboratie van het ex-koningsgeslacht met de nazi’s en de juridische klopjacht die het hoofd van het Huis tegen hem en collega’s voert als zij dat verleden oprakelen. ‘Hohenzollern heeft met zijn claims een Doos van Pandorra geopend.’

Jack Jan Wirken over het koloniale trauma in het klatergoud van de Gouden Koets. Aangaande de eindbestemming van het rijtuig is nu een advies aan koning en premier ingediend. Nooit meer gebruiken op Prinsjesdag en opbergen in een museum. Schril blijft het dat de dankbare ‘huldebrengers’ uit de overzeese gebiedsdelen die op de koets staan afgebeeld indertijd met één pennenstreek van hun Nederlandse nationaliteit werden beroofd, zoals Ulli Jessurun d’ Oliveira reconstrueert in zijn monografie De Gouden Koets en zijn koloniale kant.

Schrijfster en ex-europarlementariër Els de Groen begaf zich tussen de demonstranten op kroondomein Het Loo , die hun ijver zagen beloond met een forse bekeuring van twijfelachtig karakter. Zij vraagt zich af hoe groot de ecologische footprint van Willem-Alexander is: zeker is die ‘king size’.

Columnist Gerard Aalders reflecteert op het jongste staatsbezoek aan Noorwegen: ‘Voor vrouwen die nog meer hebben gezopen en gesnoven dan Mette-Marit, is zij een symbool van hoop’.

Maurits van den Toorn onderzoekt de waarachtigheid van de steeds meer gecultiveerde inzet van burgerschap als smeerolie van een vastgelopen politiek systeem. ‘Burgerinitiatieven worden vooral omhelsd als ze aansluiten bij de wensen van de gemeente.’

Adel-kenner Titus von Bönninghausen over de DNA-salon in Paleis Huis ten Bosch en het genealogische gehossel van het koninklijk paar. Naar de letter van het adelwezen is alles aan de koninklijke titelatuur fictie, en ook de Baskische roots van het huis van Zorreguieta komen neer op verzinsels, blijkt bij het doorvlooien van de beide stambomen.

Provo-oprichter Roel van Duijn kreeg Thierry Baudet aan de lijn over zijn kritiek op de complottheorieën waarin de FvD-leider grossiert en besloot tot een weerwoord in boekvorm.

Onze Rotterdamse huisdichter Manuel Kneepkens krijgt uitgeversadvies voor een Houellebecq-roman op z’n Hollands: over een polderrepubliek met een ‘shariah light’.

Classicus Anton van Hooff beschrijft de 16e eeuwse renaissance van de tirannenmoord en vergelijkt deze met de motivatie van de latere anarchistische koningsmoordenaars en jihadisten.

Onder professoren in coronatijd: Ricus van der Kwast over de Belgische ‘geluksprofessor’ Lieven Annemans, met zijn feitenvrije wetenschap een van de favoriete geleerden in de kringen van Willem Engel’s Viruswaanzin (in tegenstelling tot Annemans ultieme tegenvoeter Marc van Ranst), en Sjoerd de Jong presenteert een nieuw avontuur van ‘complotprofessor’ Karel, die voor de rechtbank op zoek gaat naar de chip in het hoofd van de koning.

In de kelder van het Darwin-museum in Moskou deed kunstenaar Fredie Beckmans een curieuze ontdekking. Aldaar rust, opgezet en al, de laatste hond van Stalin. Jachthond Milka was een geschenk van koningin Wilhelmina.

Gastcolumniste Daniela Hooghiemstra voorziet een toekomstige machtgreep van het Huis van de Oranje Postcodeloterij. Henk Westbroek verklaart nu ook de jacht op het volk voor geopend op de Kroondomeinen en Republiek-voorzitter Floris Müller kapittelt ANP-hoofdredacteur Freek Staps om diens gebrek aan verzet tegen de Mediacode.

Boekrecensies van Het Brusselse moeras. Achter de schermen van de macht in Europa van Tijn Sadée en Bert van Slooten en Friso; het tragische leven van Johan Willem Friso door Ronald de Graaf . En natuurlijk De Blik van Joep Bertrams.  Abonneren via deze link, nabestelling losse nummers via klantenservice@virtumedia.nl

Boeren, Bedankt: de wrange vruchten van het tractorprotest

Denkend aan het godvruchtige rentmeesterschap van zijn grootvader in diens boerenbedrijf kijkt August Hans den Boef terug op twee jaar tractorprotest.

 

Tekst August Hans den Boef

 

 

Een paar jaar geleden keek ik op een kaart van Nederland waarop werd aangegeven welke gebieden kunnen overstromen als de zeespiegel alarmerend blijft stijgen. Je zou denken dat je in mijn Achterhoekse woonplaats Vorden hoog en droog zit, maar de rivier de IJssel is nabij. Gelukkig bleken we het volgens de kaart straks droog te houden. In meerdere opzichten, want vorig jaar gaf een andere kaart, in de Volkskrant, aan dat we ons in een van de droogste gebieden van het land bevinden. Een woestijn. Volgens deskundigen zal dat zo blijven, tenzij er zeer ingrijpende en kostbare maatregelen worden genomen.

Toen ik in een gedeprimeerde stemming naar een ander dorp fietste, passeerde ik een bord bij een boerderij: ‘Heeft u gegeten vandaag? Bedank een boer’. Die vraag lijkt retorisch. Nogal onwaarschijnlijk dat hier in groten getale uitgehongerde bedelaars voorbij strompelen. Voedsel? De immense maisvelden waar ik tussendoor fietste? Jawel, voor vee, dat grotendeels wordt geëxporteerd.

Het bedanken en steunen van onze Nederlandse boeren kan op verschillende manieren. Marieke Lucas Rijneveld memoreert in De avond is ongemak een sticker uit het begin van deze eeuw: ‘Melk de koe, niet de boeren’. We kunnen tegenwoordig een gratis kentekenplaatje aanvragen met de tekst Boeren zorgen voor eten’ en we hebben een reclamespotje op tv: ‘Nederland draait op zuivel’. Een ludieke animatie, met als middelpunt een glunderende man die er uit ziet alsof hij aan de hand van Yvonne Jaspers van Boer Zoekt Vrouw een partner gaat zoeken. Het tegendeel van zo’n bozige blokkeerboer uit het Journaal. Overigens poseren die ook graag als eenvoudig landsman, ook al hebben ze Business Economics in Wageningen gestudeerd.

Dat Nederland op zuivel draait is overigens onjuist, wel waar is dat van hetgeen hier wordt geproduceerd voor gemiddeld driekwart naar het buitenland wordt geëxporteerd. Omgekeerd zien wij het hele jaar door in de schappen van groenteman en supermarkt veel groenten en fruit uit het buitenland. Boontjes uit Ethiopië. Groene asperges uit Peru. Appels uit Argentinië. Bij slager, poelier en supermarkt lamsvlees uit Nieuw-Zeeland, ganzen uit Hongarije, rundvlees uit Argentinië.

Het gaat om driekwart van ons voedsel!

Moeten wij op onze beurt dus weer de buitenlandse boer bedanken? Niet doen. Volgens diens innovatieve Nederlandse collega’s klungelt die namelijk maar wat aan. Ouderwets en milieuvijandig.

Onze boeren redden niet alleen Nederland, lieve mensen, ze redden vrijwel de hele planeet. Wat een missie! Wageningen University zegt het zelf! Het transportprobleem – vliegen, vrachtwagens, stookolieboten – zal in de toekomst uiteraard innovatief en ecomodernistisch wel even worden gefikst.

Laat ik het simpel houden en mijn dank dan beperken tot de Nederlandse boeren voor al hetgeen ze voor ons land betekenen.

 

Schaalvergroting

Ik begin dan maar met jullie schaalvergroting en intensivering. Proficiat, daardoor hebben jullie van Nederland de tweede exporteur van landbouwproducten ter wereld gemaakt, na de VS. Weinigen weten dat jullie ook zelf importeren. Behalve kunstmest ook goedkoop sojavoer en ‘veredelde’ palmolie uit de platgebrande regenwouden in het Amazonegebied en Indonesië.

Onze veeboeren blijken volgens het WNF hiermee de grootste Europese vernietigers van tropisch bos. Bovendien wordt dat sojavoer met extreem vervuilende stookolieboten naar Rotterdam verscheept. Daarvoor dank namens de regenwoudkappers, de soja-, palm- en stookolieboeren. Ook namens de betrokken rederijen en de Rotterdamse haven.

En dan wordt alles nog groter als het aan de boeren ligt. Voor het eerst sinds 2016 groeit de rundveestapel weer. Die van de melkgeiten eveneens, met vijftig procent ondanks de stop van vier jaar geleden. Niks extensivering en schaalverkleining, ook niet voor de varkensteelt. Nee, extra ribben voor de zeugen in de varkensflats, zodat ze zich nog meer biggen kunnen laten insemineren.

Ik wil ook de banken bedanken, met name de Rabobank, die jullie de afgelopen jaren flink hebben geholpen met gemakkelijke leningen. Wel leent de bank van D66-coryfee Barbara Baarsma liever niet aan bioboeren, want die hanteren geen ‘realistisch’ businessmodel.

Ik wil jullie ook graag namens de supermarktketens bedanken, die jullie tot hun vreugde steeds minder hoeven te betalen. Mede daardoor redden sommigen van jullie het niet meer en verkopen hun bedrijf aan de grote spelers, zodat die honderden hectares kunnen toevoegen. Ik bedank ook de boeren die stoppen om hun rechten te verkopen aan een ander bedrijf, waardoor het aantal megabedrijven wederom groeit. Volgens het CBS hadden Nederlandse varkensboeren in het jaar 2000 gemiddeld 900 varkens per bedrijf. Ondanks een kostbaar uitkoopbeleid van de overheid – de vervuiler krijgt betaald – stijgt het aantal varkens nog jaarlijks en ligt het gemiddelde dit jaar op 3.400 varkens per boerderij.

 

Grotere stallen

Schaalvergroting en intensivering, daar horen immers steeds grotere stallen en schuren bij. Dank daarvoor en voor jullie grotere en vooral ook zwaardere trekkers, giertanken en ander materieel. Hierdoor kregen we in het buitengebied van overheidswege veel nieuwe wegen tot onze beschikking, werden oudere wegen voor jullie verbreed na het kappen van bomen en verwijderen van grasbermen en werden zandwegen geasfalteerd. De aannemers, ook die van het wegenonderhoud, sluiten zich bij deze dank aan. Vergeet ook de dankbare transportsector niet. Die rijdt van boer naar fabriek of distributiedoos en naar veevoerbedrijven, het hele land door en ver daarbuiten.

Ik zou bijna vergeten FrieslandCampina, de VanDrie Group en Vion te bedanken. Deze onzichtbare vervuilers in de zuivel- en vleesindustriezijn samen volgens Milieudefensie goed voor ruim anderhalf keer de uitstoot van Tata Steel.

Bedankt. Jullie hebben onze waterschappen in je zak, waardoor die de grondwaterstand kunstmatig zeer laag houden en niet alleen maar voor de veenweiden. Prettig, dat jullie geborgde zetels in de waterschappen bezitten.

Via LTO, Kamer van Koophandel en de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren – de ‘wolvenbaron’ van de Hoge Veluwe – houden jullie daardoor samen met je gekozen vertegenwoordigers van CDA en VVD een ruime boerenmeerderheid.

Toen het in februari vorig jaar hevig regende, deden de waterschappen dan ook hun uiterste best om het hemelwater zo snel mogelijk te lozen. Want op land dat een beetje drassig is, zakt jullie zware materieel nu eenmaal weg.

 

Grondwaterpeil

Toen het hier in april 2020 droger begon te worden, begonnen jullie als razenden te sproeien en dat deden jullie tot diep in augustus.  Jullie trekkers zijn in een halve eeuw gemiddeld vijf keer zo zwaar geworden. Jullie tankwagens kunnen tegenwoordig een indrukwekkende 16 kubieke meter bevatten. De hierdoor sterk samengedrukte grond bemoeilijkt het in de bodem dringen van regenwater. Want ja, ‘boeren zorgen voor eten’.

Dank dat jullie per bedrijf vorig jaar tijdens de droge maanden in een uurtje gemiddeld evenveel water uit de grond pompen als ik in een heel jaar verbruik. Het grondwaterpeil daalt daarmee nog meer. Dank daarom voor mijn vergelende gras, waarop de bomen al in augustus hun verdorde bladeren lieten vallen. Dank ook voor het Waldsterben van mijn sparren en zo te zien komen daar op termijn nog wat dode dennen en berken bij. Dank voor een veelvoud daarvan aan dode bomen in de naburige natuurgebieden.

Steeds meer bezwaren rijzen tegen de kunstmatig laag gehouden waterstand en de waterschappen lijken daar oren naar te krijgen. Maar jullie organisaties weten handig misbruik te maken van de recente overstromingen. Zij eisen dat sloten preventief worden bemalen en dus de grondwaterstand laag wordt gehouden.

En dan zou ik bijna vergeten jullie boeren te bedanken voor al die pesticiden (insecticiden, herbiciden en fungiciden, you name it!). Elk jaar zie ik weer minder vlinders, bijen en hommels. Overigens ook minder vogels, eekhoorns, vleermuizen, hazen en konijnen. Dat zien de roofdieren ook, die dan maar van armoede de weidevogels verorberen. Meer biodiversiteit zou dit probleem oplossen. Maar jullie schieten liever vossen, dassen en roofvogels af. Sommigen van jullie gaan zover dat ze alle wilde zwijnen in ons land preventief willen ruimen tegen de verspreiding van varkensziekten.

Maar reken je hier nog niet rijk. Een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland over het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de buurt van een beschermd natuurgebied in Drenthe kan grote gevolgen hebben voor de inzet van pesticiden in de rest van het land. In de toekomst wordt hier een natuurvergunning verplicht.

 

Fosfaat

Dank voor jullie glyfosfaat dat het gras zo giftig geel kleurt en in het grondwater terecht komt. Ongevaarlijk? De drinkwaterbedrijven denken daar heel anders over. Dank voor jullie fosfaten die mijn omgeving beregenen waardoor het overal stikt van Amerikaanse vogelkers, brandnetels, bramen en grassen, die de heide bedreigen.

Bedankt ook de bloembollentelers die voor een jaartje landbouwgrond pachten, die platspuiten met cocktails aan bestrijdingsmiddelen en, als het gifgehalte te hoog wordt, weer vertrekken om als nomaden elders opnieuw te beginnen.

Volgens de Gezondheidsraad loop ik als omwonende gevaar door jullie giffen, met name door de cocktail waaraan ik blootsta. Ik niet alleen. Volgens het RIVM woont 30 procent van de Nederlandse burgers binnen 250 meter van een landbouwperceel. Dat hebben ze in Brabant gemerkt, tijdens de Q-koorts, al mochten de omwonenden dat destijds niet weten van de CDA-ministers Klink en Verburg. Want ja, ‘boeren zorgen voor eten’.

Bodemverzuring

Ik wil daarom ook de kunstmestproducenten, alsmede de zaad- en pesticide-handelaars bedanken. Over jullie stikstof-uitstoot hoef ik het niet te hebben. De effecten zijn algemeen bekend. Zestig procent van onze 166 Natura 2000-gebieden kennen te hoge stikstofwaarden. We weten dat ammoniak en stikstofoxiden de bodem verzuren, waardoor mineralen wegspoelen. Ook een meertje hier in de buurt blijkt daardoor aangetast. Het wemelt van algen die andere waterplanten verdringen en de voedselketen verstoren. Waardoor de biodiversiteit weer minder wordt.

Voor de Opslag Duurzame Energie moeten wij belasting betalen. Per ton CO2-equivalent betaal ik als burger € 43, jullie per bedrijf € 7. Wij burgers moeten van het gas af en daarvoor hoge kosten maken, het belastingvoordeel op gas voor de glastuinbouw loopt daarentegen prettig op. De vervuiler krijgt weer betaald. Want ja, ‘boeren zorgen voor eten’.

Jullie lijken overigens toch al een boertje dood te hebben aan biodiversiteit.  Dank dus voor die dode weiden van Engels raaigras – daarvoor is behalve veel water ook al dat fosfaat nodig –  waar alleen verslaafde ganzen plezier aan beleven.

Dank ook voor jullie fijnstof. Wie naast een megastal woont, ademt daarvan evenveel in als iemand aan de Amsterdamse Stadhouderskade. Dan hebben we het nog niet over de stank, maar dat lijkt me in combinatie met het woord dank een beetje flauw.

Tenslotte produceren jullie de laatste decennia volgens je eigen LTO een ‘extreem giftig gas’ in je maiskuilen. Brandblaren, beschadiging van het hoornvlies van de ogen, irritatie van de luchtwegen, benauwdheid en duizeligheid. In extreme gevallen bewusteloosheid en zelfs de dood. Dank voor deze innovatie. Let wel, het gaat niet om de mais voor onze corn on the cob en popcorn, maar om veevoer. Jawel, ‘boeren zorgen voor eten’.

 

Eendagshaantjes en nertsen

Dank ook aan de pluimveehouders, dierenliefhebbers pur sang. Van degenen die in 2019 door de NVWA werden gecontroleerd op de kuikens, begingen 42 % overtredingen. De omstandigheden in hun stallen waren ‘zorgelijk’ en er werden bovendien ernstige ontstekingen geconstateerd. Van de overlevende kuikens. Want jaarlijks doden jullie ruim 40 miljoen eendagshaantjes. Die vormen namelijk een verliespost. Bedanken jullie dus minister Schouten dat ze er niet over peinst het voorbeeld van Frankrijk en Duitsland te volgen en de haantjes te laten leven?

Jullie zijn ook solidair, zie ik, met de arme fokkers in Brabant en elders, maar vooral in Brabant, die miljoenen nertsen een paar maanden te vroeg moesten vergassen vanwege de coronabesmetting. Dat gaat een dierenliefhebber uiteraard niet in de kouwe kleren zitten. Ik las over een nertsboer die zojuist veertigduizend dieren had vergast, maar de arme man kreeg gelukkig voor al die beesten vergoed. Ging hij met al dat geld iets nuttigs doen, aangezien hij over drieënhalf jaar of zelfs al eerder toch met nertsen moet stoppen? Nee, hij kocht onmiddellijk tienduizend nieuwe dieren. Die definitief dienen te worden geruimd, nu de nertsfokkerij inderdaad officieel wordt afgeschaft. Veel (nieuwe) nertsmiljonairs verkasten – vergeefs – naar Denemarken.

Dank voor de toenemende stalbranden. Een brandveilige installatie vinden jullie te duur en de overheid stelt haar niet verplicht. In de periode tussen 2012 en 2020 waren er jaarlijks gemiddeld 37 stalbranden, waarvan 17 met dierlijke slachtoffers. Daarbij kwamen in totaal bijna 1,3 miljoen dieren om. Zodat er zodat er gemiddeld zo’n 143.000 dieren per jaar levend verbrandden.

Jullie onderlinge solidariteit strekt zich ook uit tot de stalbranden. Wanneer er weer eens een schuur in een buitengebied afbrandt, heeft iedereen in het dorp last van de tragische stank. Soms adviseert de lokale overheid om de ramen te sluiten of komt de brandweer met een NL-alert voor de rookontwikkeling. Boerburen ruiken dan desgevraagd helemaal niks. Lastige journalisten worden bij de branden solidair tegenhouden door het Farmer Defence Force, met instemming van de lokale politie.

 

Creatief boekhouden

Dank ook voor de grootschalige en massale fraude met mest en dierenaantallen. Jullie nemen bureautjes in de arm, die zodanig creatief kunnen boekhouden dat er officieel opeens een paar honderd beesten minder staan geregistreerd. Er zijn soms de helft minder dieren aangegeven dan waarvoor vergunningen zijn verleend. Volgens het CBS wordt er dan ook veel meer uitstoot van ammoniak door de veestapel gemeten dan de RIVM-modellen aangegeven, die uitgaan van de officiële registratie. Uit 21 strafdossiers blijkt van 185 miljoen kilo mest onduidelijk waar die gebleven is, omdat dit, niet of op onjuiste manier’ is verantwoord. In vijf andere strafdossiers is van 1.235 ton mest onduidelijk wat ermee is gebeurd.

Het financiële voordeel in de 21 strafzaken was samen bijna 23 miljoen euro.

Het OM zegt te worden ‘overspoeld met fraudesignalen’, maar kan het niet bijhouden. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) noemt ‘de fraudeprikkel simpelweg te groot’, maar kan de frauduleuze bedrijven gemiddeld maar eens in de vijftig jaar bezoeken. In 2019 controleerde de dienst 821 van de circa 950.000 mesttransporten: 0,09 procent.

Bovendien zijn volgens Adviescommissie Vergunningverlening Toezicht en Handhaving de 29 omgevingsdiensten in ons land niet onafhankelijk genoeg en werken ze allemaal anders. Gevolg: onnodige milieu- en omgevingsschade. Ze zouden zich laten beïnvloeden door gemeenten, provincies en bedrijven: ‘Rolonzuiverheid en belangenvermenging door het ontbreken van een heldere scheiding van verantwoordelijkheden.’ Veel omgevingsdiensten wisselen geen informatie uit, terwijl ze daar wettelijk toe verplicht zijn. Je zou verwachten dat het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit overheidsdiensten als deze dwingt onderling cijfers en andere gegevens uit te wisselen. Nee, minister Schouten deed niets. Laten we maar zwijgen over haar wegkijken bij de massale fraude in de paardenhandel.

Een delicaat onderwerp, het overtreden van de wet. Zwijgen, liegen, lasteren en intimideren kunnen zich juridisch in een grijs gebied bevinden. Gedogen dus, volgens jullie eigen organisaties en de ondernemerspartij VVD en de boerenpartijen CDA, ChristenUnie en SGP.  Plus de protestpartijen PVV en FvD. Want zoals gezegd, ‘boeren zorgen voor eten.’

Gestapo

Bedankt voor jullie genadeloze, niets en niemand ontziende polarisatie. Tegenover het ministerie LNV, neen, de hele overheid met al haar diensten, die jullie als een soort Gestapo afschilderen.

Ik was geen bewonderaar van Wim Kok en zijn paarse kabinetten, maar twintig jaar geleden stelde hij als premier al vast dat de boeren flink moesten gaan minderen. Het tweede kabinet-Kok was geen verzameling van milieufreaks, maar had geen last van het CDA, anders dan als boerenoppositiepartij, samen met CU en SGP. De boerenkabinetten-Balkenende draaiden Koks observatie weer geheel terug. De apotheose beleefden de boeren echter in het eerste kabinet Rutte via Henk Bleker.

De Rutte-regeringen hebben zich jarenlang suf gelobbyd in Brussel om bijvoorbeeld de Nederlandse uitzonderingspositie inzake mestoverschotten te verlengen. Met succes. Continu lobbyen bewindslieden en ambtenaren verder om voor jullie minder strenge stikstofnormen te bedingen en veel subsidie voor jullie ‘vergroening’ binnen te halen, liefst zonder ingewikkelde vormen van verantwoording. Dit tot groot verdriet van de Europese Rekenkamer. Minister Schouten en haar collega’s hebben toch maar in Brussel gedaan gekregen dat in het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouw Beleid geen dertig procent van het landbouwbudget naar ecosysteemdiensten gaat, maar slechts twintig. Dat betekent meer subsidie voor jullie boeren.

Want dit kabinet interesseert zich even weinig als jullie voor de dramatisch afnemende biodiversiteit in natuurgebieden. En tel uit je winst, om de stikstofdoelen uit het Nederlandse klimaatakkoord – gedeeltelijk – te kunnen halen, willen de nieuwe plannen van LNV jullie zelfs tegen lucratieve voorwaarden uitkopen. Want boeren zorgen voor eten en de vervuiler krijgt betaald.

Kortom, Rutte III is een kabinet waarbij jullie boeren je vingers zouden moeten aflikken. Toch blijven jullie als pruilende, verwende kinderen aanschurken tegen rechtspopulisten en nemen jullie ook hun discours over.

Minister Schouten moest door de Raad van State worden gedwongen om de bedrijfslocaties openbaar te maken van boeren die zonder natuurvergunning werken. Wij willen als burgers immers graag weten waar de 3500 boeren wonen die sinds de stikstofuitspraak in 2019 officieel illegaal zijn verklaard.  Dank daarom voor de aangifte tegen de minister als ‘sluipmoordenares’. Ze is van de Christen-Unie en jullie lobbyist bij uitstek! Dank voor het bedreigen van vertegenwoordigers van die andere boerenpartij, het CDA. Partijen die jullie altijd op je wenken hebben bediend. Dank ook voor het bedreigen van de ambtenaren die immer van veel meer sympathie voor jullie getuigden dan bijvoorbeeld voor burgers die bomenkap willen verhinderen.

De NVWA, jullie ‘Gestapo’, heeft jarenlang het gebruik van een verboden gewasbeschermingsmiddel V10 onder tomatentelers en tomatenplantkwekers toegestaan. Ondanks het feit dat deskundigen de NVWA daarop wezen, greep zij niet in.

 

Henk Bleker

Jullie zijn bang en terecht. Voorbij zijn de tijden dat Henk Bleker als staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) om zeep hielp. Er zou een ambitieus netwerk van aan elkaar verbonden natuurgebieden komen, samen 744 duizend hectare groot. Bleker schrapte de verbindingszones en ruim honderdduizend hectares nieuwe natuur. Maar vervolgens kregen wel de provincies de taak om – een miezerige – 80 duizend hectare van die nieuwe natuur te creëren. Alle ‘gemakkelijke’ gebieden zijn echter op. Harde keuzen zijn nodig: gaat Nederland jullie boeren massaal onteigenen?  Linksom of rechtsom – uitstoot, bouw, zonne-energie – zitten jullie in de tang. Zeker in het licht van het laatste IPCC-rapport over het klimaat.

Het is jullie een gruwel. Maar biologische landbouw voor Nederland en de buren, dat kan ook binnen de door jullie zo gehate nieuwe kaders. Anders dan jullie tot op de huidige dag beoogde intensivering, schaalvergroting en groei voor de export.

Hopelijk ziet een nieuw kabinet dat ook. Maar jullie blijven volharden in een agressief uitgedragen onredelijkheid en kortzichtigheid alsof voor de farmers the sky nog steeds the limit is.

Tekenend hierin is het hoogtepunt van jullie boerentheater. Namelijk de triomfantelijke intocht in Den Haag van Caroline van der Plas, die voor jullie BoerenBurgerBeweging een zetel in de Tweede Kamer had verworven. Op een trekker uiteraard, zoals het de politieke arm van het Farmers Defence Force betaamt. ‘Lientje’ is geen boerin, maar was communicatiemedewerker voor LTO  en de Nederlandse Bond van Varkenshouders. Ze zet vraagtekens bij de gemeten stikstofuitstoot.

Burgers als ik – niet-boeren – worden door jullie categorisch uitgescholden voor dom en ignorant. W ij laten ons door radicale milieuactivisten belazeren, ook al stammen wij uit een boerenfamilie. Kom maar eens kijken, zeggen jullie, het is hier bij ons een innovatief en diervriendelijk paradijs!

Een stap verder gaan jullie met de defamering van biologische boeren. Die zijn volgens jullie niet alleen verraders, maar ook geen echte boeren – want niet rendabel. Er is dan ook ‘nooit bewezen’ dat biologisch voedsel gezonder is, zeggen jullie. Al in 2007 vonden onderzoekers duidelijke aanwijzingen dat dit wel degelijk het geval was. Zij werden toen door CDA-minister Verburg onder zware druk gezet om hun conclusies onder de pet te houden.

Overigens renderen sommige biologische boeren wel degelijk en doen ze dat steeds vaker en beter.

 

Calvinistische zuinigheid

Dank tenslotte voor het postuum verketteren van boeren als mijn grootvader. Op zijn erf stond een stenen zuil. Daar was het drielandenpunt, waar de waterschappen Rijnland, Delftland en Schieland aan elkaar grensden. Hij was volgens zijn gereformeerde kerk en Antirevolutionaire Partij een rentmeester. Hij boerde vrijwel ongesubsidieerd van de jaren dertig tot zestig van de vorige eeuw, uit calvinistische zuinigheid, ongeveer als zijn hedendaagse biologische collega’s.

Die zuinigheid zorgde voor zo weinig mogelijk verspilling en zoveel mogelijk hergebruik. Hoe zag dat er verder uit? Koeien die als er ’s zomers eentje moet kalven, in een kring om de aanstaande moeder gingen liggen, met hun vervaarlijke horens naar buiten gericht. Alle groenten en fruit uit eigen moestuin en boomgaard. Varkens in de modder. Uiltjes in de schuur. Zwaluwen in de stal. Kippen in de bomen. Elft in de vliet. In de herfst komen de vlechters om de wilgen te knotten en in de winter de rietsnijders. Wisselteelt. Tarwe en rogge, geen mais, met korenbloemen en klaprozen daartussen. Hazen en fazanten op de grond, hoog in de lucht de leeuwerik. Een drassig hoekje weide intact gelaten. Rode regenwormen voor de snoek, die onbeweeglijk in de sloot hangt en in een flits in het niets oplost. Een korf voor het spaarzaam volk der bijen.

En laatste november dankte mijn grootvader Arie Kalisvaart zijn God daarvoor.

 

Dit artikel verscheen eerder in De Republikein, nr 3/2021

Interview Ulli Jessurun d’Oliveira: Exit-strategie voor Amalia

/

Van de naar schatting 500 uitgesproken republikeinen in Nederland legt prof. mr. Hans Ulrich (‘Ulli’) Jessurun d’Oliveira (1933) veruit het meeste gewicht in de schaal. Het kersverse advies van de emeritus-hoogleraar van de rechtenfaculteit van de UvA om de Gouden Koets nooit meer te gebruiken was nog maar net uit of hij kwam al met een kant en klare exit-strategie ten bate van kroonprinses Amalia. De hoogste tijd om bij te praten.

 

Tekst René Zwaap

In uw recente advies over de toekomst van de Gouden Koets schrijft u: “Een koning die zich steeds burgerlijker voordoet om in de gunst van de bevolking te blijven, en die zich beter thuis voelt bij vliegtuigen, speedboten en snelle auto’s, zou er goed aan doen de hele naar onbestemde tijden archaïserende poppenkast met opgefrunnikte paarden, met voor niemand meer iets vertellende harnachementen, operettelakeien, blokkenisten, wandelkoetsiers en militair praalvertoon op Prinsjesdag af te schaffen”. Dat is dan gelijk het einde van uw warme betrekkingen met de koning, lijkt me zo…

‘Welnee, de koning lijkt het sportief op te nemen. Ik stuurde mijn boekje niet zo lang geleden op naar het paleis, en warempel, gisteren trof ik een bedankbriefje van de directeur van het kabinet van de koning in de brievenbus waarin hij namens de majesteit de hartelijke groeten aan mij overbrengt. Ik ga ervan uit dat onze relatie even vriendelijk blijft als voorheen. Toen ik hem een paar jaar geleden trof bij het feestelijke jubileum van de Maatschappij der Letterkunde, waarvan ik lid ben en hij erfelijk beschermheer, verzekerde Willem-Alexander mij nog dat republikeinen er vanuit zijn visie ook moeten zijn, want, aldus de majesteit, “jullie houden ons scherp”. Zoals ik eerder al eens zei: Het is een doodgoeie jongen, alleen zijn baantje deugt niet.’

In de zogeheten ‘klankbordgroep’ die het Amsterdam Museum formeerde om na te denken over de toekomst van de Gouden Koets zat u onder meer met de voorzitter van de Bond van Koninklijke Oranjeverenigingen Pieter Verhoeve, ook bekend als de burgemeester van Gouda. Zelf was u lid van het Republikeins Genootschap, nu van de vereniging Republiek, u gaf samen met Pierre Vinken de eerste zet aan de oprichting van dit tijdschrift, De Republikein, van de stichting die dit blad uitgeeft was u ook lange tijd voorzitter, en u bent ook nog eens medeauteur van Een Grondwet voor de Republiek Nederland uit 2004. Ik neem aan dat u en Verhoeve elkaar behoorlijk in de haren zijn gevlogen?

‘Ook dat viel reuze mee. Sterker nog, Pieter en ik zijn in de loop van het proces goede maatjes geworden. Bij de officiële opening van de tentoonstelling van de Gouden Koets in het Amsterdam Museum, waar Willem-Alexander ook bij was, wees directeur Judikje Kiers er zelfs op dat Verhoeve haar eerder over mij had toevertrouwd: “Ik weet niet hoe het komt, maar ik ben een klein beetje van die man gaan houden”. Andersom is dat overigens ook zo. En uiteindelijk is Verhoeve, thuis in het staatsrecht, het ook wel met me eens geworden dat het uiteindelijk de premier is die de beslissing over het ceremoniële gebruik van de brik neemt. Het woord daarover is nu aan de premier, al zwaait de koning wel de scepter over die koets. Dat heet: de Gouden Koets is sinds 1968 samen met het schip De Groene Draeck en regalia als de scepter, de rijksappel, de kroon en het rijkszwaard ondergebracht in de Stichting Kroongoederen van het Huis van Oranje-Nassau, maar die heeft maar één bestuurslid: de koning zelf. Dat wil weer niet zeggen dat Willem-Alexander in die Gouden Koets voor zijn eigen lol over het strand van Scheveningen kan toeren. Ook dat zou de ministeriële verantwoordelijkheid waarschijnlijk activeren. De statuten van die stichting reppen van gebruik ter “uitoefening van de koninklijke waardigheid”, dus gelegenheden waarbij het staatshoofd als officieel ambtsdrager optreedt. Bij die gelegenheden geldt volgens dat raadselachtige artikel 42 lid 2 van de Grondwet: “De koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk”. Dus is het uiteindelijk toch de premier die het als primus inter pares in de ministerraad voor het zeggen heeft. Daardoor draait ook niet de koning op voor die niet misselijke 6 miljoen euro die nodig bleek voor het opkalefateren van de koets, maar drukken die kosten op de staatsbegroting.‘

Zou het niet een beter idee zijn dat onding om te smelten en de baten te doen uitgaan naar de nabestaanden van de slaven en anderszins uitgebuite personen in het koloniale tijdperk?

‘Ach, het is allemaal maar klatergoud, de opbrengsten zouden te verwaarlozen zijn. Daarnaast ben ik niet zo onder de indruk van die damnatio memoriae-golf die momenteel het hele land overspoelt. Het iconoclasme op onwelgevallige monumenten, het verwijderen van namen en hele episodes uit de geschiedenis, lijkt mij niet de aangewezen methode voor een geslaagd proces van “Vergangenheitsbewältigung”. Het is zinvoller dat getroebleerde collectieve verleden onbevangen onder ogen te komen en zich daar rekenschap van te geven. Domweg uitgummen zoals Stalin liet doen op de foto’s van in ongenade gevallen kameraden is niet de weg. Wat mij betreft wordt Amsterdam de eindbestemming van de Gouden Koets. Uiteindelijk gaat het om een geschenk aan Wilhelmina van de dankbare Amsterdamse burgerij. Op die manier komt het cadeau retour afzender en kan het onderdeel worden van een breder voorlichtingsprogramma over vooral het koloniale tijdperk. De Gouden Koets staat nu tot maart volgend jaar op een binnenplaats van het Amsterdam Museum, netjes getakeld met een enorme hoogwerker. Het Amsterdam Museum was voorheen het Burgerweeshuis, en daar hebben vlijtig bordurende weesmeisjes een fors aandeel gehad in de vijftien miljoen steekjes die benodigd waren voor het interieur van de koets. Maar helaas gaat het museum binnenkort dicht voor een verbouwing en pas in 2025 gaat het weer open. Voorheen stond de koets in de Koninklijke Stallen, maar daar paste ze eigenlijk niet in, zodat het dak ervan telkens moest worden verwijderd. Dat euvel schijnt verholpen in een nieuw ondergronds paviljoen bij Paleis ‘t Loo, waar de koets in de tussentijd waarschijnlijk wordt gestald. Intussen kunnen de koning en de premier op hun wekelijkse onderonsjes op maandagochtend tot een vergelijk komen hoe verder met de koets.’

Nu de net meerderjarig geworden kroonprinses Amalia. U heeft een exit-strategie voor haar ontwikkeld om zich van het koningschap los te weken. Hoe steekt die in elkaar?

‘Allereerst: tot koning maken is een moderne vorm van slavernij, die je niemand mag aandoen in een beschaafd land. De voorbereiding daartoe is au fond geestelijke kindermishandeling en in strijd met het internationale Kinderrechtenverdrag waar ook Nederland aan gehouden is. Dus eigenlijk zou de rechter de ouders uit de ouderlijke macht hebben moeten ontzetten en Amalia en haar zusjes, de zogeheten Triple A, onder haar hoede moeten nemen. Maar er is nog een andere ontsnappingsroute. Zoals bekend heeft moeder Máxima een dubbele nationaliteit: de Argentijnse door geboorte en de Nederlandse via een speciale procedure die ook voor topsporters wordt gebruikt. Kinderen van Argentijnen die buiten Argentinië geboren worden kunnen door optie de Argentijnse nationaliteit krijgen. Dat staat in de Argentijnse nationaliteitswet. Bij mijn beste weten bezitten de drie koningskinderen nu alleen de Nederlandse nationaliteit. Maar nu ze meerderjarig is, kan Amalia ook zelf deze stap zetten. Als ze daarvoor kiest, is het onvermijdelijke gevolg dat zij haar Nederlanderschap verliest. En het effect daarvan is verstoting uit de troonsopvolging. Dat staat niet in de Grondwet, maar in de Wet op het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Dat zegt dat het lidmaatschap van het Koninklijk Huis niet wordt verkregen bij gemis van het Nederlanderschap en dat het eindigt bij verlies van het Nederlanderschap. Wie uit het Koninklijk Huis valt, verliest zijn of haar aanspraken op de troon. Een sierlijke ontsnapping, lijkt mij zo, die ik de gehele Triple A graag in overweging geef.’

Tot slot een persoonlijke vraag. Hoe komt een Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, zoals u bent, eigenlijk in republikeins vaarwater terecht?

‘Dat was een langer proces. Ik was allang van republikeinse gezindheid toen ik in 2004 dat lintje ontving. Door het koninklijk behagen ben ik niet gepaaid. Voor het Nederlands Juristenblad schreef ik  later in het kader van een speciale editie met adviezen voor de koning een pleidooi voor de herinvoering van de republiek. Ik besloot de voordracht van mijn advies met een welgemeend en krachtig “hoepel op” richting koning, en dat leidde toen nog tot uiterst geschokte reacties onder de aanwezige collegae-juristen. Kijk, ik ben natuurlijk niet zo’n republikein die iedere nacht knarsetandend van woede in zijn bed ligt te woelen omdat we nog steeds een koning hebben. De monarchie op zich is een idiote staatsvorm, maar er zijn talloze ergere misstanden. Dat vergemakkelijkt de communicatie met andersdenkenden.’

 

Dit artikel verscheen in De Republikein nr 4/2021. Verder in dit nummer:

Een gesprek met historicus Stephan Malinowski over de nieuwe ‘Historikerstreit’ in Duitsland om de restitutie-eisen van het Huis Hohenzollern, de collaboratie van het ex-koningsgeslacht met de nazi’s en de juridische klopjacht die het hoofd van het Huis tegen hem en collega’s voert als zij dat verleden oprakelen. ‘Hohenzollern heeft met zijn claims een Doos van Pandorra geopend.’

Jack Jan Wirken over het koloniale trauma in het klatergoud van de Gouden Koets. Aangaande de eindbestemming van het rijtuig is nu een advies aan koning en premier ingediend. Nooit meer gebruiken op Prinsjesdag en opbergen in een museum. Schril blijft het dat de dankbare ‘huldebrengers’ uit de overzeese gebiedsdelen die op de koets staan afgebeeld indertijd met één pennenstreek van hun Nederlandse nationaliteit werden beroofd, zoals Ulli Jessurun d’ Oliveira reconstrueert in zijn monografie De Gouden Koets en zijn koloniale kant.

Schrijfster en ex-europarlementariër Els de Groen begaf zich tussen de demonstranten op kroondomein Het Loo , die hun ijver zagen beloond met een forse bekeuring van twijfelachtig karakter. Zij vraagt zich af hoe groot de ecologische footprint van Willem-Alexander is: zeker is die ‘king size’.

 

Columnist Gerard Aalders reflecteert op het jongste staatsbezoek aan Noorwegen: ‘Voor vrouwen die nog meer hebben gezopen en gesnoven dan Mette-Marit, is zij een symbool van hoop’.

 

Maurits van den Toorn onderzoekt de waarachtigheid van de steeds meer gecultiveerde inzet van burgerschap als smeerolie van een vastgelopen politiek systeem. ‘Burgerinitiatieven worden vooral omhelsd als ze aansluiten bij de wensen van de gemeente.’

René Zwaap over het drama van Walter Winchell, de razende reporter die de strijd aanbond met America First, de beweging die voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog aandrong op een aparte vrede tussen de VS en nazi-Duitsland en zelf ook fascistische elementen had. Zijn hechte band met FBI-chef J. Edgar Hoover grensde aan het onbetamelijke en kostte mogelijk het leven aan Winchells enige zoon. In Philip Roth’s distopische succesroman The Plot Against America, over een fascistische machtsovername in de VS anno 1940, speelt Walter Winchell echter niet voor niets een heldenrol.

Adel-kenner Titus von Bönninghausen over de DNA-salon in Paleis Huis ten Bosch en het genealogische gehossel van het koninklijk paar. Naar de letter van het adelwezen is alles aan de koninklijke titelatuur fictie, en ook de Baskische roots van het huis van Zorreguieta komen neer op verzinsels, blijkt bij het doorvlooien van de beide stambomen.

Provo-oprichter Roel van Duijn kreeg Thierry Baudet aan de lijn over zijn kritiek op de complottheorieën waarin de FvD-leider grossiert en besloot tot een weerwoord in boekvorm.

Onze Rotterdamse huisdichter Manuel Kneepkens krijgt uitgeversadvies voor een Houellebecq-roman op z’n Hollands: over een polderrepubliek met een ‘shariah light’.

Classicus Anton van Hooff beschrijft de 16e eeuwse renaissance van de tirannenmoord en vergelijkt deze met de motivatie van de latere anarchistische koningsmoordenaars en jihadisten.

Onder professoren in coronatijd: Ricus van der Kwast over de Belgische ‘geluksprofessor’ Lieven Annemans, met zijn feitenvrije wetenschap een van de favoriete geleerden in de kringen van Willem Engel’s Viruswaanzin (in tegenstelling tot Annemans ultieme tegenvoeter Marc van Ranst), en Sjoerd de Jong presenteert een nieuw avontuur van ‘complotprofessor’ Karel, die voor de rechtbank op zoek gaat naar de chip in het hoofd van de koning.

In de kelder van het Darwin-museum in Moskou deed kunstenaar Fredie Beckmans een curieuze ontdekking. Aldaar rust, opgezet en al, de laatste hond van Stalin. Jachthond Milka was een geschenk van koningin Wilhelmina.

Gastcolumniste Daniela Hooghiemstra voorziet een toekomstige machtgreep van het Huis van de Oranje Postcodeloterij. Henk Westbroek verklaart nu ook de jacht op het volk voor geopend op de Kroondomeinen en Republiek-voorzitter Floris Müller kapittelt ANP-hoofdredacteur Freek Staps om diens gebrek aan verzet tegen de Mediacode.

Boekrecensies van Het Brusselse moeras. Achter de schermen van de macht in Europa van Tijn Sadée en Bert van Slooten en Friso; het tragische leven van Johan Willem Friso door Ronald de Graaf . En natuurlijk De Blik van Joep Bertrams.  Abonneren via deze link, nabestelling losse nummers via klantenservice@virtumedia.nl

 

 

Simplicissimus: Koninklijke corona-hypocrisie

Tekst Simplicissimus

Als republikein kan ik niet warmlopen voor de jaarlijkse kersttoespraak van Willem-Alexander. Integendeel, tegen het einde van het jaar zet ik op het tijdstip van ’s konings kerstboodschap bewust geen radio of televisie aan. Dit jaar was ik echter oprecht benieuwd naar de koninklijke kletspraat en dat had alles te maken met corona. Net als in 2020 zou koning onbenul ongetwijfeld ook dit jaar weer niet verder komen dan wat onsamenhangende gemeenplaatsen over de zich voortslepende coronacrisis. Ik werd niet teleurgesteld! Maar hoe verhouden Willem-Alexanders woorden – voor onder de kerstboom en anderszins – zich eigenlijk tot zijn daden?

Nadat het heel lang oorverdovend stil was geweest, hield Willem-Alexander op 20 maart 2020 een televisietoespraak naar aanleiding van de uitbraak van het coronavirus. Hierin zei hij onder meer dat we trots mochten zijn ‘op de deskundigen van het rivm, de ggd’s en op alle andere instellingen en experts’. Vier dagen later bezocht hij zowaar de ggd Hart voor Nederland in Tilburg – alleen niet op eigen initiatief, maar op uitnodiging van de burgemeester. De beelden zijn ronduit stuitend: een overduidelijk ongeïnteresseerde Willem-Alexander, onderuitgezakt hangend in een bureaustoel. Zo ziet respect van de koning voor de medewerkers van de ggd’s er kennelijk uit! Om nog maar te zwijgen van de schending van de privacy van de bellers doordat Willem-Alexander – medisch beroepsgeheim of niet – mocht meeluisteren met hun gesprekken.

Over de maatregelen ter bestrijding van het virus zei Willem-Alexander het volgende: ‘De maatregelen om de verspreiding van het virus af te remmen, zijn noodzakelijk en ingrijpend.’ En verder: ‘Het is belangrijk dat we (…) alle aanwijzingen opvolgen.’ Helaas moest Willem-Alexander bijna exact zeven maanden later, op 21 oktober 2020, in een ‘persoonlijke boodschap’ het boetekleed aantrekken na een vakantiereis met toute la famille naar Griekenland op het hoogtepunt van de coronacrisis. Dat verstaat hij kennelijk onder het opvolgen van ingrijpende, maar noodzakelijke maatregelen! Aan het einde van zijn ‘persoonlijke boodschap’ noemde Willem-Alexander zich ‘betrokken, maar niet onfeilbaar’. Welnu, van enige koninklijke betrokkenheid tijdens de coronacrisis is niets gebleken en dat hij onfeilbaar zou zijn, heeft nooit iemand beweerd.

Ook voor zijn kleinste onderdanen had Willem-Alexander een boodschap: ‘Ik denk ook aan alle kinderen in Nederland. Ik snap heel goed hoe jullie je voelen. (…) Verjaardagsfeestjes die niet doorgaan. Dat is best moeilijk.’ Niemand leek zich deze woorden nog te herinneren toen Amalia in 2021 ten paleize haar achttiende verjaardag vierde met veel meer gasten dan volgens de coronaregels was toegestaan: volgens de rvd 21 mensen, maar volgens Telegraaf-journalist Wouter de Winter in het praatjesprogramma Beau ‘zo’n honderd aanwezige gasten’. Dit kwam de journalist te staan op een felle uitval van Frank Lammers, in het dagelijks leven acteur in dienst van Jumbo en ook buiten de filmset vertolker van het onderbuikgevoel: ‘Laat dat meisje met rust!’ Bij zoveel serviliteit kan een koninklijke onderscheiding Frank Lammers in april eigenlijk niet meer ontgaan.

Na de plichtmatige televisietoespraak van 20 maart en het onvrijwillige mea culpa van 21 oktober sprak Willem-Alexander in zijn kersttoespraak van 2020 opnieuw over corona: ‘Ik wil iedereen bedanken die zich de afgelopen maanden met vallen en opstaan aan de voorschriften heeft proberen te houden.’ Wat een arrogantie! Wie zelf bij herhaling de voorschriften met voeten treedt, heeft niet het recht anderen te bedanken die zich naar beste kunnen wel aan de voorschriften houden.

In 2021 was Willem-Alexander vervolgens nagenoeg onzichtbaar, met uitzondering van zijn bezoek aan de mooiste ‘oranjestraat’ van Nederland tijdens het ek – zonder mondkapje en zonder afstand te houden. In ‘deze gekke coronatijden’, aldus Willem-Alexander, leken de coronaregels opnieuw niet voor hem te gelden. Bij zoveel koninklijke minachting voor de coronaregels verbaast het niet dat corona in de kersttoespraak van 2021 slechts terloops ter sprake kwam als een van de problemen ‘die ons allemaal raken’. Ons allemaal? Nee, de koning natuurlijk niet. Hier past slechts één kwalificatie: koninklijke hypocrisie!

Free Amalia!

Met de verschijning van het boekje Amalia van Claudia de Breij is de troonopvolgster nu officieel gelanceerd. Zo’n gelegenheidswerkje is inmiddels een vast bestanddeel geworden in een koninklijke carrière. Zeg maar de CITO-toets voor aanstaande monarchen. Of de branding van het merk, het is maar hoe je het ziet. Afgaande op wat Amalia te melden heeft, oogt het allemaal nog niet erg overtuigend. Zo is de jonge prinses naar eigen zeggen een ‘deadline-junkie’. Amalia: ‘Als je me ergens tien jaar de tijd voor geeft, begin ik er na negen jaar en elf maanden aan.’ Een weinig opwekkende gedachte als er straks wetten moeten worden getekend. Een sollicitante naar een betrekking als secretaresse op kantoor kan na zo’n ontboezeming haar cv-tje wel weer in haar tas stoppen.

Maar goed, hier gaat het om een betrekking ‘bij de gratie Gods’, en zoals we weten zijn de wegen van het Opperwezen mysterieus. Zelf is het prinsesje ook nog niet helemaal klaar voor het koningschap, erkent ze. Op haar 14e heeft ze zich met het idee verzoend, maar ze moet ‘eerst nog over een muur heen’, en ‘pas achter die muur kan ik dan misschien iets omarmen’.

Vooralsnog heeft ze vooral moeite met al die mensen op straat die haar aanstaren ‘alsof ik een goudvis op mijn hoofd heb’. Ze blijkt wel over een dosis realiteitsbesef te beschikken: ‘Wat heb ik gepresteerd? Je bent geen Nelson Mandela, dat je apartheid de wereld uit hebt geholpen. Waarom nu al een boek?’

Ter gewenning aan haar lot keek het prinsesje naar de Sissi-films met Romy Schneider. Maar zou ze weten hoe het met de echte Sissi afliep? Ze pestte haar zusje Alexia door te roepen: ‘ Ik ga lekker nee zeggen, en dan mag Alexia het lekker doen.’ Waarop het arme kind uitriep: ‘Nee! Ik wil dat niet! Ik wil geen tiara op!’

Welk een  kinderleed gaat schuil achter die paleismuren.

Amalia ziet de beperkingen van het koningschap al in. ‘Nederland is een republiek met een koning’, verzucht ze. ‘Wat het ook wordt, ik kan sowieso niets doen zonder de toestemming van de regering, zonder de goedkeuring van het land. En dat gaat heel ver, je kan me alle kanten op sturen. Tot een bepaald punt natuurlijk’.

Tot een bepaald punt? Horen we hier vanuit de verte al een constitutionele crisis aandraven? Maar dan opeens uitspraken van grote opofferingsgezindheid en een bijna Pruisisch plichtsgevoel: ‘Ik geef mijn leven aan Nederland’.  Mijn leven geven? Wat zullen we nu krijgen? Dat klinkt naar een totale brain wash! Kind, ga lekker paardrijden. En dan, in onjeugdig zwaarwichtige ernst over het takenpakket waarvoor ze wordt klaargestoomd: ‘Ik ben bereid dat op me te nemen.’

Op instigatie van haar ouders ,die na al het Griekse coronagehannes weleens weer een wit voetje wilden halen in de publiciteit, stortte Amalia haar miljoenentoelage terug in de staatskas. Ervoor bedanken was wettelijk niet mogelijk, vertelt ze. Dat had waarschijnlijk ingehouden dat ze kroonprinses-af was. Een gemiste kans!

Met dat aandoenlijk handgeschreven briefje aan de premier (waarom geen appje, zoals normale kinderen?) wilde ze zich ‘een zekere vrijheid’ verwerven. Ondoorgrondelijk klinkt het dan: ‘Ik wil dat mensen niet nog meer het recht hebben om mij als een gegeven te zien.’ Dat klinkt al een beetje als die wanhopige uitspraak van haar lieve overgrootmoeder Juliana: ‘Maar heb ook ik soms het recht niet, te trachten mijzelf te zijn?’ De Oranje-hemel is met donderwolken bezwangerd.

Na lezing van dit luchtige boekwerkje blijft toch vooral een tragische indruk hangen. Is het niet in strijd met de universele Rechten van het Kind een meisje zo vanaf het prille begin van haar leven te indoctrineren? Waar is haar recht op vrije keuze?

Maar Amalia, het is nog niet te laat! Lees het interview met de gerenommeerde jurist Ulli Jessurun d’ Oliveira in de komende aflevering van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap, die volgende week verschijnt. Volgens hem moeten ouders die hun kinderen klaarstomen voor zo’n droevig koningsbestaan eigenijk door de rechter uit de ouderlijke macht worden ontzet. Hij biedt je een kant-en-klare uitweg uit die gouden kooi. En je zusjes ook. Juridisch full proof. Geen parlement dat je tegenhoudt. Neem direct een abonnement en bevrijd jezelf uit die gouden kooi. Studenten krijgen nog korting ook. En  trouwens, meneer Rutte is heus niet te beroerd om ook dat bonnetje te betalen. (René Zwaap, hoofdredacteur De Republikein)

 

Tussen vorm en inhoud: Nederland en de schaduw van de bezetting

Gebukt onder schuldgevoelens over passiviteit en collaboratie tijdens de bezetting vond Nederland zichzelf na de Tweede Wereldoorlog opnieuw uit. Maar in hoeverre speelt de verdrongen schaamte nu nog een rol?

 

Tekst Arjan Hebly

 

De nette, fatsoenlijke Nederlandse mens kenmerkt zich door netjes met elkaar omgaan, beleefd communiceren met elkaar, ook in het geval van meningsverschillen, dus niet schelden, niet (zichtbaar) kwaad worden, laat staan gaan vechten, de ander de ruimte geven, je inleven in de ander, argumenten op een redelijke manier met elkaar uitwisselen, naar elkaar luisteren, jezelf klein durven maken, jezelf (schijnbaar) wegcijferen wanneer je in contact bent met achtergestelde personen. Deze omgangsvormen zijn het resultaat van een lang opvoedings- en beschavingsproces, beginnend in het gezin, maar daarna doorgezet op scholen, universiteiten, in verenigingen, de sport en op het werk. De gehele samenleving is ermee doordesemd en zeker ook de gehele bureaucratie, de rechtspraak, het onderwijs en natuurlijk bovenal de media en de politiek, kortom in alle ideologische staatsapparaten, zoals de Franse filosoof Althusser dat noemt. Dat betekent niet dat mensen elkaar onderling geen loer draaien, vernederen, macht uitoefenen, mishandelen of wat dies meer zij, maar dit gebeurt veelal binnen de bovengeschetste vormelijke schil.

Deze zo breed beleden vormelijke opvoeding en cultuur is niet van alle tijden, maar is het resultaat van een beschavingsproces dat in zijn breedheid na de Tweede Wereldoorlog goed op gang is gekomen. Na de verschrikkingen van deze oorlog hebben we aan elkaar beloofd: ‘Dit nooit meer’. Tastbare resultaten zijn de Verenigde Naties, de Europese Unie, diverse internationale gerechtshoven (Den Haag profileert zichzelf graag als ‘De stad van Internationaal Recht en Vrede’), de euro, talrijke internationale organisaties en verdragen op allerlei gebied, niet in de laatste plaats op het gebied van de vrijhandel. Het vervagen van grenzen, talen en culturele verschillen, tussen landen en volken is hiermee onlosmakelijk verbonden. Een werkelijk eerlijke, door mensen zelf geordende wereld, weg van welk denkbaar totalitarisme, stond ons hierbij voor ogen. Welk weldenkend mens zou hier in hemelsnaam tegen kunnen zijn?

Schuld

Naar de inzichten van Freud is de vraag van het schuldgevoel het belangrijkste probleem van de cultuur. Cultuur veronderstelt namelijk verinnerelijke dwang en die dwang heeft schuldgevoel, onbehagen tot gevolg. Mogelijk dat collectief beleefde gevoelens van schuld ook van invloed kunnen zijn op het optreden en het handelen van een volk of een land. Hoe uit de schuld zich in het handelen van collectieven? Schuldgevoelens kunnen leiden tot moreel masochisme. Een persoon die zich door zijn schuld nooit gelukkig mag voelen. Een andere uitingsvorm is dat men een superlatief ‘boven-ik’ produceert. Zo doet een persoon zich na een laffe daad voor als de moedigste mens die ooit bestaan heeft. Hij kan dat alleen maar doen als van zijn daad geen getuigen zijn, of als de omstanders even laf waren, waardoor zij het nieuw gevonden heldhaftige gedrag van deze mens heimelijk gedogen. Dit ‘over je eigen schaduw springen’ is in wezen een innerlijke beweging weg van de kern van jezelf.

Je zou kunnen zeggen dat na de Tweede Wereldoorlog een groot deel van de wereld gebukt ging onder een gevoel van schuld, een gevoel van schaamte, over het eigen handelen. Slechts een handjevol landen bevrijdde zichzelf van de nazi’s, waaronder ten eerste Rusland, maar ook Servië en enkele andere landen met sterke partizanengroepen. Bij die groep hoorde Nederland zeker niet.

Het is goed voorstelbaar dat Nederlanders zich op twee manieren schuldig voelden. Ten eerste hebben we, met onze christelijke moraal, het antisemitisme voor, tijdens en na de oorlog welig laten tieren. Ten tweede zijn we eerst bezet door de Duitsers en daarna hebben we ons lijdzaam laten bevrijden door de geallieerden. Natuurlijk was er verzet, maar dat speelde geen doorslaggevende rol bij de bevrijding. De opstelling van het land als geheel was niet bepaald heldhaftig. Onze heimelijk gevluchte vorstin en het optreden van haar familie voor, tijdens en na de oorlog is van dit over je eigen schaduw springen misschien wel het duidelijkste voorbeeld.

Gidsland

Want wat zien we na de Tweede Wereldoorlog? Er is geen vorstenhuis in de wereld dat zich na de oorlog zo heeft ingezet voor een nieuwe wereldorde gebaseerd op vrede, respect en samenwerking. Denk aan de pacifistische toespraak van koningin Juliana in het Amerikaanse congres in 1952 en de oprichting door prins Bernhard van de illustere Bilderbergconferenties in 1954. Van een aantal bekende Nederlanders werd het ‘schaduw springen’ bekend, zoals van schilder/dichter Lucebert en de gevierde architect J.J.P. Oud (een voormalige vriend van Piet Mondriaan), ontwerper van zowel het Nationaal Monument op de Dam als het monument voor de gevallenen op de Grebbeberg. Hoe cynisch wil je het hebben?

Het Nederlandse volk deed niet veel anders. We steunden ons koningshuis, wat aangeeft dat we wisten dat we zelf geen haar beter waren geweest, straften de aperte slechteriken en vernederden publiekelijk graag de kruimeldieven van de oorlog. Zo dachten we ons blazoen wel voldoende te hebben gezuiverd. In een onlangs uitgezonden documentaire over dirigent Bernard Haitink legt deze precies de vinger op de zere plek. De naoorlogse dagen, voor iedereen toch een feest, zou je denken, waren voor hem – zoon van een halfjoodse moeder en een vader die als gijzelaar in een Duits concentratiekamp belandde – in al zijn hypocrisie een gruwel. Gevolgd door te stellen dat hij liever in Engeland wil sterven dan in Nederland.

En de Joden? Binnenlands negeerden we hun leed en daarna bekritiseerden we de Joden om hun oorlogen in Israël. Het weldenkende deel van het volk ging zich inzetten voor die nieuwe wereldorde. En alle ideologische staatsapparaten, waaronder bovenal het onderwijs, de media en de politiek, vulden zich hoe langer hoe meer met dit ogenschijnlijk onafwendbare en fatsoenlijke gedachtegoed. Maar in wezen was dat een weg van vervreemding, aangezien we een deel in onszelf ontkenden.

Hybris

De Griekse mythologie kent het fenomeen hybris, dat zich laat omschrijven met overdreven trots, hoogmoed, grootheidswaan, brutaliteit, onbeschaamdheid en verblinding. Dit proces lijkt ook van toepassing op volken en landen die hun eigen, meestal schaamtevolle, handelen uit het verleden niet onder ogen willen zien en daar op een verwrongen manier mee omgaan. Het handelen komt dan niet voort uit kennis over zichzelf, maar uit een overdekking daarvan, door zich juist op te stellen als de tegenpool ervan. En deze valse manier van kijken beneemt mensen ook de mogelijkheid om de werkelijkheid om zich heen zuiver te zien.

Want dragen de naoorlogse Europese instituties die de elites in het leven geroepen hebben in potentie niet alle kenmerken in zich om tot een dictatuur uit te groeien, iets waarvoor we juist wilden wegvluchten? Is de zorg voor degenen waarvoor regeringen direct verantwoordelijk zijn niet te zeer uit het zicht verloren? Hoe beheers- en bestuurbaar is een bureaucratische moloch als de Europese Unie eigenlijk nog? Is het huidige onhandige handelen van Europa met betrekking tot het coronavaccin daarvan niet een voorbeeld? Is de ongebreidelde uitbreiding richting het oosten en de isolering van Rusland historisch een juiste keuze? Is de vrijhandel met Derdewereldlanden niet alleen bedoeld om onze eigen middenklasse, de kiezers van de elite, betaalbare producten te doen toekomen, waardoor zij zich rijker kunnen wanen dan ze in wezen zijn? Is de nijd waarmee wij de Serviërs benaderen, culminerend in de schandelijke bombardementen in 1999, misschien niet ergens ver weg ook het gevolg van afgunst op hun heldendom en onze lafheid tijdens de Tweede Wereldoorlog? Hoe gerechtvaardigd is ons opgeheven vingertje richting Israël en onze verheerlijking van organisaties als de PLO?

Verzoeningsritueel

Natuurlijk moet iedereen door, ook nadat je als persoon, volk of land iets gedaan hebt waar je achteraf moeilijk trots op kunt zijn. In oude verhalen wordt wel verhaald over het doen van een offer, wat ook een persoonlijk offer kan inhouden. Of over het doen van een publieke of meer private bekentenis. Mogelijk dat we van verzoeningsrituelen van andere culturen nog veel kunnen leren (denk aan Zuid-Afrika en Rwanda). Het belang zit niet zozeer in het soort handeling, maar in het onder ogen durven zien van je eigen duistere handelen. Door dit over te slaan en het verborgen te houden, zadel je niet alleen jezelf maar ook volgende generaties op met onbehaaglijke gevoelens die de grond onder hen onvast maken en hen met eenzelfde geestelijke blindheid kunnen infecteren. En door jezelf beter te leren kennen wordt het zicht op de werkelijkheid om je heen ook gaver.

 

Arjan Hebly is architect en doceerde onder meer aan de Technische Universiteit Delft.

 

Dit artikel verscheen in de april-editie van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap.

Open brief aan Amalia: Kies je eigen pad

In het jaar dat zij de meerderjarigheid zal bereiken, wacht kroonprinses Amalia een zwaarwichtig besluit. Accepteert zij de vergoeding van anderhalf miljoen euro per jaar die verbonden is aan haar status als erfopvolger of kiest ze haar eigen pad?

 

 

Tekst Gerard van der Zwan

 

Beste Amalia,

Graag wil ik je feliciteren met je komende achttiende verjaardag. Je kent mij niet, maar ik jou wel en dat komt omdat jij een bijzonder persoon bent. Of je dat als persoonlijkheid bent weet ik niet, want ik ken je alleen uit de krant en weet verder niets van je. Het bijzondere aan je is dat je bent geboren in een unieke familie in Nederland, namelijk de familie van Oranje, die sinds een paar eeuwen het monopolie heeft op het leveren van het staatshoofd van Nederland.

Dat ik je nu deze brief schrijf komt omdat je bij je komende verjaardag ook meerderjarig wordt. Dat betekent dat je vanaf dat moment een volwassen inwoner van Nederland bent. Maar dat niet alleen, je bent met het bereiken van deze leeftijd ook de opvolger van je vader als erfelijk staatshoofd. Mocht hij morgen onder de tram komen – de kans daarop is natuurlijk niet groot, hij komt meestal niet in situaties waar trams in de buurt zijn – dan volg jij hem op als staatshoofd. Wil je dat? En overzie je de consequenties?

Ik wil je er een paar noemen. Allereerst is het zo dat je geen staatshoofd wordt omdat je allerlei kwaliteiten hebt of op basis van verdienste. Je hebt als 18-jarige sowieso tot nu toe niets gepresteerd voor Nederland en gezien je leeftijd mogen we dat ook niet van je verwachten. Je wordt het alleen omdat je wiegje op de juiste plek stond. In feite is er voor de baan die je in de toekomst gaat vervullen geen deskundigheid nodig, immers iedereen kan in Nederland staatshoofd worden, als je maar uit de familie van Oranje stamt. Je hoeft er dus niet slim voor te zijn. Slimheid mag wel, maar het is geen vereiste. Wanneer je ooit je vader opvolgt, hoef je niet veel te doen. Je hoeft slecht twee keer in het hele jaar een toespraakje voor te lezen dat door anderen is geschreven, namelijk op Prinsjesdag en in december voor de Kerst. Daarnaast mag je – maar dat hoeft niet eens – zo af en toe een lintje doorknippen en moet je af en toe een handtekening zetten onder een wet of benoeming waar je geen zeggenschap over hebt.

Het oogt nogal als een zeer ledig bestaan. Voor iemand die iets wil in het leven geen aanlokkelijke betrekking. Oh, ik vergeet nog één niet onbelangrijke of misschien moet ik zeggen wel de belangrijkste verplichting. Je moet ervoor zorgen dat je ten minste één kind krijg. De Oranje-dynastie moet immers wel worden voortgezet, want als jij geen kind krijgt stopt die en dat mag van je familie en de oranje-aanhang in Nederland niet gebeuren.

In Nederland wonen veel mensen die republikein zijn. Wellicht is jou dat nooit met zo veel woorden verteld, omdat je afgeschermd bent opgevoed met de gedachte dat de monarchie mensen verbindt en alle Nederlanders monarchisten zijn. Niets is minder waar. Je moet beseffen dat onder de jongeren de monarchie niet langer populair is. Volgens enquêtes is 50 procent van jouw leeftijdgenoten voorstander van de republiek. Jij zult dus aan de helft van je leeftijdgenoten in ons land uit moeten leggen waarom je vindt dat ook zij miljoenen moeten bijdragen aan de monarchie die zij niet willen. Ben je daartoe bereid en heb je daar argumenten voor? Ben je bereid om die discussie aan te gaan met je leeftijdgenoten die republikein zijn? De eerste keer dat je vader in de openbaarheid trad, was in 1997 in een ‘toneelstukje’ met Paul Witteman, die toen gold als een ‘topjournalist’ maar die zich leende voor wat eruit moest zien als een spontaan interview. In feite waren alle vragen en antwoorden van tevoren geschreven en ook was het ‘spontane’ interview vele malen geoefend. Ga jij dat ook zo doen, omdat je ouders en de hofhouding bang zijn dat je in zo’n interview iets verkeerds zal zeggen dat de monarchie schaadt? Terwijl je dit jaar 18 wordt en voor de wet volwassen. Laat jij je ook zo ringeloren? Of trek je je eigen plan?

Geëmancipeerd

Je verkeert in een omgeving (ouders en hofpersoneel) die er niet op uit is dat jij je eigen leven vorm kan gaan geven na je achttiende verjaardag. Nee, zij zijn ermee bezig om je op te leiden tot koningin van Nederland, zonder je te vragen of je dat wel wil. Je moeder zei ooit – toen ze blijkbaar geëmancipeerd uit de hoek wilde komen – dat meisjes hun eigen keuzes zouden moeten kunnen maken. Ik ben het daar geheel mee eens. Echter die uitspraak geldt voor alle meisjes in Nederland, maar niet voor jou. In de optiek van je ouders mag jij niet zelf kiezen wat je met je leven gaat doen. Nee, voor jou is al besloten dat jij koningin moet worden. Heb je je moeder daar wel eens op aangesproken? Dat je moeder vindt dat meisjes hun eigen toekomst moeten kunnen bepalen en hun eigen keuzes moeten kunnen maken, maar dat dat niet geldt voor jou, haar eigen dochter? Nee? Is het dan geen tijd om dat nu eens te doen, haar daarop aanspreken? Jij wordt dit jaar volwassen, dan mag je ook je eigen ouders aanspreken op zaken die zij doen die niet kloppen of hypocriet zijn.

Dat je ouders, je familie en mensen die financieel afhankelijk zijn van het voortbestaan van de monarchie in Nederland per se willen dat jij koningin wordt, heeft alles te maken met het gegeven dat wanneer Nederland weer een republiek zou worden zoals het dat eeuwenlang was, al deze mensen hun inkomen zouden verliezen. Dat willen ze niet en daarom moet jij koningin worden, voor hun financieel gewin, of je dat leuk vindt of niet. Nederland is sinds 1806 een monarchie, daarvoor was het een republiek. De eerste koning was een Fransman, de broer van Napoleon Bonaparte. Daarna kwam er in 1815 Willem I. Sinds die tijd zijn je voorvaderen en voormoeders het staatshoofd van Nederland geweest en wel Willem II, Willem III (bijnaam ‘de Gorilla’), Emma, Wilhelmina, Juliana, Beatrix en Willem-Alexander, je vader. Ongetwijfeld heb je over je voorgeslacht op school veel geleerd. Daarbij zul je vermoedelijk veel hebben gehoord over hun heldendaden. Dat er ook zeer duistere kanten aan hun bewind waren zul je vermoedelijk in de lessen niet meegekregen hebben. Zou je een eerlijker verhaal daarover willen vernemen dat is het goed om het boek van Gerard Aalders te lezen, getiteld Oranje Zwartboek. Ik denk niet dat iemand in je omgeving je op dit boek heeft geattendeerd, daarom wil ik je erop wijzen. Het is zeker te koop bij een boekhandel bij jou in de buurt. Begrijp me goed, ik wil je op geen enkele wijze betrekken bij de misdaden die je voorouders pleegden, op geen enkele wijze ben jij daarvoor verantwoordelijk. Maar ik denk wel dat jij daar kennis van moet nemen, ook om te beoordelen of het baantje dat voor jou is uitgestippeld wel correspondeert met wat jij zelf wilt.

Eén van de zaken die Aalders door de eeuwen heen aanstipt is de geldlust van je voorouders. Jouw familie is een van de rijkste families in de wereld. Je voorouders zijn er niet op een eerlijke manier aangekomen. Hun rijkdom is, om het kort te formuleren, verkregen uit de uitbuiting van de Nederlandse, maar vooral ook overzeese bevolking in met name Nederlands-Indië, het land dat nu Indonesië heet. Daar kan je veel over lezen in het boek van Gerard Aalders.

Maar het gaat mij nu niet alleen over het verleden, hoewel ik vind dat je een eerlijk beeld moet hebben van het verleden, maar over de huidige tijd. In Nederland betaalt iedereen die werkt, en dat is bijna de hele bevolking, belasting. Dat is een goede zaak omdat met de opbrengst uit de belasting onder andere arme mensen, die er in Nederland ook zijn, kunnen worden geholpen. Maar nu is het rare dat jouw familie, die zo niet de rijkste dan toch wel een van de rijkste families in Nederland is, geen belasting betaalt. Eigenlijk is dat te gek. Sterker nog: jaarlijks krijgt jouw familie een uitkering, hoewel jullie een groot vermogen hebben. Vind je dat normaal? Maar dat is niet het enige. Er worden nogal wat kosten gemaakt voor de welvaart waarin jullie leven en die jullie niet zelf betalen, maar jouw familie door de Nederlandse bevolking laat betalen. Je familie heeft vier paleizen, allerhande vervoer met auto’s, een eigen trein en een eigen verkeersvliegtuig. De kosten die daarmee gepaard gaan worden berekend op zo’n slordige 350 miljoen euro per jaar. Het zijn grote bedragen om jouw familie in weelde te laten leven. Is dat nodig? Wanneer je die vele miljoenen, die aan allerlei nuttige dingen zouden kunnen worden besteed, afzet tegen wat je familie presteert, is dat nogal scheef. Hierboven meldde ik het al: de koning ons staatshoofd doet niet meer dan een paar keer per jaar een tekstje voorlezen, wat handtekeningen plaatsen en af en toe een lintje knippen. In de kersttoespraak die je vader houdt wordt de laatste jaren veel aandacht gegeven aan het milieu, terwijl de activiteiten verbonden met jullie levenswijze zo vervuilend zijn als maar kan. Heb je je vader wel eens aangesproken op de hypocrisie die hierachter steekt? Mooie woorden over het milieu maar wel op een vakantie allerlei vluchten met het regeringstoestel maken, simpel voor de lol. Veel Nederlanders, onder wie ik, vinden het absurd dat zo veel kosten worden gemaakt voor zo weinig. De vraag aan jou: ben je het daar niet mee eens nu je straks als volwassene geacht wordt daarover na te kunnen denken en een mening te hebben?

Misleiding

De Nederlandse regering heeft in het verleden besloten dat jij vanaf je achttiende verjaardag circa anderhalf miljoen euro per jaar krijgt. Niet dat je iets bijzonders voor ons land hebt gedaan dat rechtvaardigt dat je dat geld krijgt. Nee, slechts vanwege het simpele feit dat je 18 jaar wordt werpt de regering je het bedrag in de schoot zonder dat je er iets voor hoeft te doen. Ik kan mij voorstellen dat je eigenlijk daar helemaal geen zin in hebt. Wanneer je komend jaar zou beslissen om in de toekomst je eigen leven te willen leiden, waarbij jij zelf alle beslissingen neemt en je niet laat leiden door wat je ouders of de hofdignitarissen willen, dan vind ik wel dat je dat ook aan de bevolking van Nederland duidelijk moet maken. Het zou een vorm van misleiding zijn wanneer je elk jaar anderhalf miljoen incasseert om, zeg over vijftien jaar, te zeggen: ‘Ik heb geen zin in dat baantje van erfelijk staatshoofd van Nederland’. Alle respect wanneer je dat zou vinden, maar laat dat dan wel binnenkort weten. In de ogen van de belastingbetaler zou het toch vreemd zijn wanneer je de komende tien tot vijftien jaar elk jaar je anderhalf miljoen accepteert om vervolgens geen koningin van Nederland te willen worden. Dan zou die investering niets opleveren. Je wordt dit jaar 18, je kunt zelf beslissen. Neem dan ook een beslissing en laat het weten aan de Nederlandse belastingbetaler.

Uit de krant heb ik vernomen dat je een jaar ‘vrijaf’ neemt. Wat je gaat doen weet ik niet, het gaat mij ook niet aan, dat mag je zelf uitmaken. Nu zijn er veel mensen in jouw leeftijdscategorie die er na de middelbare school een jaar tussenuit gaan voordat ze een vervolgopleiding volgen. Maar geen van deze 18-jarigen krijgt van de Nederlandse staat een bedrag van anderhalf miljoen om van te leven in dat vrije jaar. Nee, al deze leeftijdgenootjes van je hebben dat jaar zelf verdiend door tijdens de middelbare schooltijd allerlei werkzaamheden te verrichten, zoals vakken vullen bij een supermarkt. Jij gaat het komend jaar leuke dingen doen op kosten van de belastingbetaler. Ik stel je een eerlijke vraag: vind je dat normaal? Ik vind dat niet. Daarom geef ik je in overweging om de uitkering die je op je achttiende verjaardag krijgt te weigeren. Neem een voorbeeld aan je collega-prinses in België, die haar uitkering heeft geweigerd. Ga een jaar werken, presteer iets, verdien wat geld en ga dan een jaar op reis van je eigen verdiende geld, en niet van het geld van mensen die moeten sappelen om hun belasting te betalen.

Ik wens je een voorspoedig leven, veel wijsheid en goede beslissingen,

 

Gerard van der Zwan (Republikein)

Interview: Ulrike Guérot over de Europese republiek

De Duitse politicologe Ulrike Guérot hoopt met een rechtszaak bij het Europese Hof van Justitie over het behoud van het Europese burgerschap voor de Britten na Brexit een stap te zetten naar een Europese Republiek. Een interview.

 

Tekst René Zwaap

 

Toen de Duitse politicologe Ulrike Guérot in 2016 kwam met haar boek Warum Europa eine Republik werden muss! Eine politische Utopie, stuurde ze direct een exemplaar naar haar vriendin Mabel van Oranje. Via videoconferentie vanaf haar vakantie-adres in Zuid-Frankrijk vertelt ze over de achtergrond. ‘Ik ben goed bevriend met Mabel, die ik leerde kennen toen ze nog voor de Raad van Europa werkte. Haar overleden echtgenoot heb ik ook gekend. Toen mijn boek verscheen, stuurde ik haar een exemplaar met een persoonlijke opdracht, met als strekking: Mabel, dit is waar we naar toe moeten, maar word niet boos, het is niet bedoeld als een belediging van je Oranje-familie. En in juridische zin valt dat ook te rechtvaardigen. Er zijn republieken die nog steeds een koninklijke familie hebben, alleen de feodale elementen zijn er weggenomen. Je ziet dat in sommige Afrikaanse republieken, waarbinnen nog steeds lokale koninkrijken bestaan, hoewel het land toch offcieel geldt als een republiek’.

De toekomst van de monarchie binnen de Europese republiek is verder niet een kwestie waar Guérot aandacht aan besteedt. Haar missie is gewijd aan aanzienlijk bredere contouren: de vereniging van circa 500 miljoen Europese burgers in een republiek, losgezongen van natiestaten. Haar streven, weergegeven in inmiddels vier boeken die in diverse vertalingen zijn verschenen en veelvuldig werden bekroond, betreft een postnationale democratie van politiek aan elkaar gelijkwaardige burgers, die wordt aangestuurd vanuit een netwerk van regio’s en steden, beschermd door een koepel van een republiek. Dit alles vanuit de overtuiging dat de Europese Unie met haar huidige structuur er nooit in zal slagen de Europese droom van democratische eenwording tot stand te brengen. In haar meest recente werk, het verleden jaar verschenen Nichts wird so bleiben, wie es war? – Europa nach der Krise (waarvan een Nederlandse vertaling in aantocht is) wint haar pleidooi nog aanzienlijk aan urgentie. De Europese onmacht met betrekking tot de pandemie met het Corona-virus is in haar ogen het beste argument voor de oprichting van een Europese republiek. Nu de Europese lidstaten onderling gingen concurreren om vaccins – met kleine landen als Nederland, dat sowieso al kampt met structurele tekorten op het gebied van essentiële medikamenten, als de grote verliezers – werd nog eens duidelijker hoe fragiel het huidige Europese bouwwerk is. ‘Zolang Europa geen staat is, is zij niet soeverein en uiteindelijk afhankelijk en handelsonbekwaam’, schrijf Guérot, die de regeerstijl van de Europese Commissie en de Raad van Europa als ‘post-democratisch’ kwalificeert.

In Waarom Europa een Republiek moet worden noemde u 2045 nog als het jaar waarin uw utopie werkelijkheid zou kunnen worden. In uw nieuwe boek vraagt u zich af of er nog wel een verenigd Europa bestaat als de Corona-crisis is uitgewoed. Bent u de hoop aan het verliezen?

‘Sinds 1992 observeer ik Europa. Van het Verdrag van Maastricht tot het falen van de Europese Grondwet, het Franse nee, het Nederlandse nee, de bankencrisis van 2010, de vluchtelingencrisis en nu de pandemie. Als ik kijk naar Brexit, de opkomst van het populisme en racisme, het verval van de rechtstaat in Hongarije en Polen, de Catalaanse kwestie, de Schotse kwestie, de extreem gecompliceerde situatie waarin Frankijk zich bevindt met 48 procent van de kiezers die volgens de polls op Marine le Pen gaat stemmen, kan ik niet anders dan vaststellen dat ik Europa nog nooit in zo’n slechte staat heb gezien. Ik vraag me echt af of het systeem capaciteit heeft zich te hervormen, of het wel wíl hervormen, en of het dan ook nog wel een idee heeft in welke richting die hervormingen zouden moeten gaan. In 1992 hadden Kohl en Mitterrand een helder idee voor ogen over wat Europa zou moeten zijn. Ze beschikten over de politieke wil en ze voerden die uit. Ik werkte in die tijd bij de Duitse Bundestag, en ik herinner mij Nederlandse politici en diplomaten als Joost van Iersel en Max Kohnstamm, die ook een duidelijk visie hadden op wat Europa zou moeten worden. Toen kwam Pim Fortuyn en alles sloeg om. We moeten overigens ook de Amerikaanse invloed op het mislukken van de Europese Grondwet in 2003 niet onderschatten, hoewel daar niet vaak naar gekeken wordt‘.

‘In 1992 hadden we een gemeenschappelijk idee: de Europese binnenmarkt, gevolgd door een gemeenschappelijke munt, Schengen en uitbreiding van de Unie naar het oosten. Die zaken werden bereikt ondanks dat er meerderheden mordicus tegen waren gekant. Het is nu nauwelijks meer voor te stellen, maar 80 procent van de Duitsers was tegen de invoering van de euro. Nu is 80 procent van de Duitsers voor de gemeenschappelijke munt, zelfs de populisten durven niet tegen te zijn. Ook Le Pen heeft in de gaten dat de euro het enige is dat Frankrijk nog op de been houdt. De binnenmarkt en de euro zijn de zaken waar Europa nu van leeft. En dat was dus te danken aan politici met een gedeeld idee die de kracht hadden die visie door te drukken, tegen de will van de meerderheid in’.

Dat spreekt niet erg ten faveure van het democratische systeem…

‘Dat doet het wel degelijk. Het democratische systeem stelt politici na het winnen van de verkiezingen in staat de dingen uit te voeren die zij voor noodzakelijk houden. Daarna kunnen ze altijd worden weggestemd, maar als je een leider bent, moet je de tijd van je mandaat ook gebruiken om te leiden. Tegenwoordig zien we het tegendeel. We zien politici die geïntimineerd lijken door de problemen van deze tijd, en zo weinig visie hebben dat het enige dat ze kunnen bedenken is: laten we het aan het volk vragen. Nu ben ik niet tegen burgerparticipatie, integendeel, maar er is een probleem: de mensen kunnen wel ideeën hebben, maar ze zijn niet in staat die uit te voeren. Burgers zijn geen regeringen’.

In uw boek vergelijkt u de burgerinspraak die de Europese Commissie onder leiding van Ursula von der Leyen wil organiseren bij de grote Conferentie over de toekomst van Europa, die 9 mei begint, met ouders die hun kinderen laten spelen in de ballenbak terwijl ze zelf de Ikea intrekken om inkopen te doen.

‘Ik volg de voorbereidingen van die conferentie aandachtig – ik ben zelf ook uitgenodigd om in minstens vijf wergroepen mijn zegje te doen – maar ik kan helaas niet anders zeggen dat het een grote puinhoop is. Alles verzandt in mannelijke egotripperij en nationale eer over wie wat mag leiden, over voorzitterschappen en competenties. De grote vraag is: wie zijn het volk? Als je 300.000 burgers van de 500 miljoen Europeanen selecteert voor inspraak, is dat dan representatief? Zijn de populisten uitgenodigd of nodig je die niet uit omdat die toch tegen Europa zijn? Wie is in de bubbel, wie is uit de bubbel? Als het Eurparlement de burgers van Europa vertegenwoordigt, waarom moet de Commissie dan met die burgers in dialoog? Ik ben niet principieel tegen deze conferentie, ik ben alleen wel bang dat we met eyes wide shut naar een grandioze mislukking toewerken, omdat er verwachtingen mee worden gewekt die het systeem helemaal niet kan waarmaken. Dat de conferentie wordt getroffen door de torpedo’s van micro-vormkwesties en er uiteindelijk een dik rapport verschijnt dat direct in een vuilnisbak verdwijnt. Of een hele wirwar aan rapporten, want ik zie inmiddels dat de ene na de andere organisatie als rapporteur wordt aangesteld’.

‘Het blijft overigens niet bij deze grote top down-conferentie, die maar liefst twee jaar gaat duren, er is tegelijkertijd ook nog een bottom-up conferentie, waar ik ook zijdelings bij betrokken ben geraakt. Dat is het initiatief Citizens take over Europe, een platform waaraan 58 ngo’s deelnemen, verdeeld over een hele reeks subgroepen, waarvan er één zich bezighoudt met het schrijven van een Europese Grondwet, en anderen gaan over basisinkomen, klimaat, gender, lokale democratie, migratie, en nog veel meer. Idealiter groeien die twee conferenties over de toekomst van Europa op enigerlei wijze naar elkaar toe. Hopelijk eindigen ze niet als het zoveelste geval van gesimuleerde democratie, van rituele burgerparticipatie die verder geen enkel gewicht in de schaal legt en waarvan de bevindingen allemaal regelrecht in de prullenbak belanden. Citizens take over Europe krijgt vooral gestalte via Zoom-sessies, waaraan ik al de nodige keren heb deelgenomen.Wat me daarbij is opgevallen is dat de jongere generaties wars zijn van discussies over structuurkwesties. Al hun aandacht is gericht op content. Ik ben echter van mening dat een structuurverandering, zoals de Europese republiek dat zou zijn, veel effectiever kan zijn. De euro en de gemeenschappelijke binnenmarkt waren ook structuurveranderingen en die hebben een geheel nieuwe Europese realiteit geschapen’.

‘De jaren ‘80 brachten Europa wettelijke gelijkheid voor goederen. Dat noemen we de binnenmarkt. Discriminatie van goederen op grond van herkomst mocht niet meer. Een komkommer is een komkommer en in de Duitse supermarkten werd nu ook bier uit Nederland en Tsjechië verkocht, ook al vonden de Duitsers eigelijk alleen hun eigen bier goed. Vervolgens maakten we een einde aan monetaire discriminatie, door middel van de invoering van de euro. Rousseau zei het al: geld is een sociaal contract. Wie hetzelfde geld gebruikt, is gebonden aan dezelfde waarden. Nu we de euro delen,hebben we dus in feite al een sociaal contract met elkaar. Daarom ben ik er een groot voorstander van dat landen als Tsjechië en Hongarije ook zo snel mogelijk toetreden tot de euro. Eén markt, één munteenheid, en nu is het dus tijd van de wettelijke gelijkwaardigdheid voor burgers. Qua consumentenbescherming is die gelijkwaardigheid er al. En als een Nederlander in Rwanda geen consulaat heeft, kan hij terecht bij de Franse of de Duitse diplomatieke vertegenwoordiging. Ook is er vrijheid van personenverkeer, maar beperkt. Zo heeft een Bulgaarse burger in Oostenrijk geen recht op kinderbijslag, omdat er nog steeds disciriminatie bestaat op basis van nationaliteit. Als je als Duitse vrouw de weduwe bent van een Nederlandse man, en je gaat terug naar Duitsland, krijg je geen weduwenpensioen uit Nederland. Ik zou er bij iedere republikein op aandringen het geweldige boek van Pierre Rosanvallon, Le sacre du citoyen, te lezen, waar het gaat om de drie elementen die ons tot burgers maakt: het kiesrecht,het sociale systeem en de belastingen. In deze heilige pilaren van het burgerschap bestaat nu nog geen Europees burgerschap, want op al deze terreinen bestaat er nog discriminatie op basis van nationaliteit.’

Bij het Europese Hof van Justitie heeft u samen met een Duitse advocaat een zaak aanhangig gemaakt om alle burgers van de landen die zich indertijd aansloten bij het Verdrag van Maastricht, dus ook de Britten, het Europese burgerschap te verlenen.

‘Ja, dat is een zaak met een veelbelovende start, want het Europese Hof heeft aangegeven de zaak in behandeling te nemen. Het gaat erom dat bij het ondertekenen van het Verdrag van Maastricht niet alleen een unie van staten is aangegaan, maar ook een unie van burgers. Alle burgers van de lidstaten kregen met dat verdrag een permanent Europees burgerschap. Dat alles geheel in lijn met een uitspraak van Jean Monnet, dat Europa niet bedoeld is om staten te verenigen, maar de burgers. Waar het in deze zaak om gaat is dat de burgers van het Verenigd Koninkrijk ook na de Brexit recht blijven houden op dat Europese burgerschap. Want dat is een individueel recht, dat niet van hen kan worden afgepakt. De zaak is dus niet bedoeld om de Brexit ongedaan te maken, maar wel de gevolgen ervan voor de burgers. De Schotten en de Catalanen volgen dit proces op de voet, want ook voor hen kan het een belangrijke stap zijn naar soevereiniteit. Als het Europese burgerschap als permanente status wordt geaccepteerd door het Hof, betekent dat bijvoorbeeld dat Britten zonder beperkingen naar de Europese Unie kunnen blijven reizen. Het leven van al die Britten die de helft van het jaar in Zuid-Frankrijk wonen, of al die Nederlanders die werken in Engeland, zou er aanzienlijk minder complicaties van krijgen. Maar voorlopig is het wachten op de eerste hoorzitting in deze zaak’.

Het republicanisme lijkt sterk aan terrein te winnen in Europa.

‘Het European Consortium on Sociological Research komt in juni met een pan-Europese vergadering, en een van de panels gaat over Europees republicanisme. Er komen zeker nieuwe krachten vrij. In Frankrijk is er in de linkse jacobijnse kringen een grote discussie over de vorming van een nieuwe, zesde republiek. In Nederland heeft nu Volt zetels gewonnen in het parlement, en die partij gaat ook uit van een Europees republikeins schema, al is de partij naar mijn persoonlijke smaak in economisch opzicht een beetje te liberaal. Ook interessant is dat de Duitse Grünen, die heel wel in september dit jaar in de regering kunnen komen, in hun programma het streven noemen naar een Europese federale republiek. Dan is er ook nog een Franse partij, Pour une république Europeéne, die deelnam aan de Europese verkiezingen van 2019 maar het toen niet redde. Daarmee wil ik alleen maar zeggen dat er veel republikeinse presentie is in Europa. Ook in Zwitserland, dat niet tot de Europese Unie behoort, maar waar mijn toespraken veel bekijks trekken. Ik ben vaak uitgenodigd voor de Zwitserse tv en voor optredens in Zürich en Bazel. Er leeft daar heel sterk een soort jacobijns republikeins sentiment, zoals ook in Nederland, dat uiteindelijk voortkomt uit de republiek van de Verenigde Provinciën. Trouwens, ook in de Verenigde Staten is er een grote jacobijnse beweging. Wat er over is van links in Amerika heeft een blad dat Jacobin heet’.

Is dat nieuwe republicanisme een antwoord op de crisis van klassiek links?

‘Ik koester de hoop dat de idealen van het republicanisme van 1789 – liberté, egalité en fraternité – in een nieuw concept kunnen worden geherintroduceerd in de 21e eeuw. Het zou het perfecte antwoord zijn op de problemen van deze tijd. Fraternité zou misschien moeten worden vervangen door Sisternité of een ander begrip dat meer recht doet aan de manier waarop we nu naar gender kijken. Maar dat herconceptualiseren gaat verder dan dat. Kijk naar het werk van de Franse socioloog Bruno Latour. In 1789 kwam het adembenemende en natuurlijk superlinkse inzicht van de Verklaring van de Rechten van de Mens – de mensen worden vrij en met gelijke rechten geboren en blijven dit. Latour werkt dit verder uit in posthumane zin. In zijn Manifeste Terreste geeft Latour aan dat we drie eeuwen na de publicatie van de Rechten van de mens nu te maken hebben met een ecologische ramp en dat die universele rechten ook zouden moeten gelden voor de bomen, de insecten en de dieren. Dat is ook voor links een breder concept dan waaraan men gewend is. Maar republicanisme kan niet alleen links zijn. Het lange proces van de geboorte van republieken van 1789 tot 1918 dat Hannah Arendt beschrijft in On Revolution kon alleen maar succesvol zijn omdat de republiek niet exclusief een links idee was. In Frankrijk was het aan Charles de Gaulle en zijn de 5e Republiek te danken dat het republicanisme stabiel werd. Het was zijn verdienste dat de republiek niet langer een strikt links project was. Het Franse denken is tamelijk dominant in het republicanisme, en daarbinnen treft je de republiek van Marianne, symbool van de linkse sociale republiek, de republiek van Danton, maar er bestaat ook de republiek van rechts, van Jeanne d’ Arc, de katholieke republiek. Als we denken aan een Europese republiek moet je ook langs die twee sporen denken. De republiek staat voor een verbond van mensen die zich bereid te leven onder dezelfde wet, in alle geledingen van het burgerlijke leven. Als je de Europese republiek presenteert als een links concept, breng je het niet tot de deur van de geschiedenis. Dat mislukte in 1789, want toen kwam Robespierre, het mislukte in 1870 met de Parijse Commune, het mislukte in 1905 met de bolsjewieken. We hebben ook de rechtse, conservatieve mensen nodig voor dit project, net als liberalen en mensen die ecologisch zijn ingesteld’ .

Toch zou je kunnen denken dat ideeën als een Europees werkloosheidsuitkering en een Europees basisloon die u binnen het bestek van de Europese republiek bepleit eerder links dan rechts zijn.

‘Nee, zeker niet. In Duitsland is het CDU bijvoorbeeld voor zo’n Europees stelsel van werklooheidsuitkeringen. Als je een scheiding aanbrengt tussen het structurele argument en het politieke argument, en overenstemming zou vinden over gelijke rechten voor alle Europese burgers, fiscaal en poltiek, dan zouden een Duitse, een Nederlandse en een Griekse Europeaan allemaal recht hebben op dezelde werkloosheidsuitkering. Maar dan heb je nog niets gezegd over de sociale waarden van zo’n uitkering. Misschien wordt het wel een erg liberale uitkering, zo van bijna niets. Het hangt dan van het Europees parlement af, hoe sociaal dat verzekeringssysteem zou zijn georiënteerd. Datzelde geldt voor het basisinkomen. Hert republikeinse idee zou zijn: we zijn het met elkaar eens dat er zo‘n basisinkomen moet komen. Wat er dan uit volgt is een politieke keuze waar ik zelf geen standpunt in verkondig’.

Verwacht u de Europese republiek nog altijd in 2045?

‘Iets eerder mag ook. In 2045 ben ik 80, dus liever wat eerder. De geschiedenis leert dat verandering vaak snel en onverwacht komt. Kijk maar naar de Duitse eenwording. Decennia werd daarover gesproken, maar het kwam er nooit van. Het werd ook niet bereikt door een verdrag tussen Kohl en Honecker, nee, op een dag gebeurde het gewoon, omdat burgers de straat opgingen. Ik geloof in het Hegeliaanse geest die het venster van de geschiedenis opent. Het idee voor de euro lag jaren in de la, niemand geloofde erin, het gold als een hopeloze utopische dromerij. Toen kwam 1989, 1992, en ging het opeens snel. Met de Europese republiek kan hetzelfde gebeuren. Ik denk niet dat Rutte, Macron en Merkel hun handtekening zullen zetten voor die republiek, maar houd het wel voor mogelijk dat we op een dag ineens weten wat er moet gebeuren. En wie weet doen de Britten, Noren, de Zwitsers, de Montenegrijnen, de Serven, de Kosovaren en de andere volkeren op de Balkan dan ook mee. Staten verenigen is moeilijk. Maar burgers verenigen is een stuk makkelijker’.

 

Minibio Ulrike Guérot

Ulrike Beate Guérot (1964) is de oprichter en directeur van het European Democracy Lab (EDL) in Berlijn. Ook is ze hoogleraar voor Europees Beleid en de Studie van Democratie aan de Universiteit van Krems in Oostenrijk.

Na een studie politieke wetenschappen werkte ze in Bonn als woordvoerder buitenlandse zaken voor het CDU, daarna kwam ze in Parijs terecht bij de denktank Notre Europe, dat geleid werd door Jacques Delors. Tussen 1998 en 2000 wekte ze in Washington als docent European Studies aan Johns Hopkins Universiteit. Terug in Berlijn in 2000 kreeg ze een functie bij de Duitse tak van de Council on Foreign Relations, waarvan ze uiteindelijk directeur werd.

In 2013 publiceerde Guérot samen met de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse een Manifest voor een Europese Republiek, dat onder meer werd ondertekend door de Franse ster-econoom Thomas Piketty en Club van Rome-lid Ernst Ulrich von Weizsäcker. Drie jaar later kwam ze met haar eigen boek over de noodzaak van een Europese republiek. Het leverde haar een Franse onderscheiding op, L’Ordre national du Mérite. Diverse andere internationale onderscheidingen volgden. Guérot was getrouwd met een Franse diplomaat en heeft twee volwassen kinderen die in Frankrijk wonen.

 

Dit artikel werd gepubliceerd in de editie van april 2021 van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap. Mis geen nummer meet van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement via deze link.

 

1 2 3 4 5 19