Nieuws - Page 4

De staatsgreep van de Soldaat van Oranje

Alleen het kroonvirus Corona was in staat de musical Soldaat van Oranje te doen verstommen. Deze hoogmis van het orangistische levensgevoel trok reeds meer dan drie miljoen bezoekers . De voorstelling is gebaseerd op de autobiografie van Engelandvaarder Erik Hazelhoff Roelfzema. Maar hoe heldhaftig was diens betrokkenheid bij de planning van een naoorlogse staatsgreep, waarbij PvdA-coryfee Koos Vorrink zou worden geliquideerd?

 

Tekst Bart Gruson

In een onbezonnen moment heb ik de redactie aangeboden om een recensie te schrijven over een voorstelling die de zintuigen nu al tien jaar lang teistert: Soldaat van Oranje – De Musical. Alleen het SARS-CoV-2 virus is in staat gebleken om aan dit oor- en oogverdovende spektakel een einde te maken, weliswaar voorlopig, maar in elk geval tot ver na de datum waarop ik mijn stukje moet inleveren. Geen recensie dus, maar in plaats daarvan aandacht voor de minder belichte kanten van de held waar het in deze karikaturale musicalproductie om draait: Siebren Erik Hazelhoff Roelfzema, Erik voor zijn vrienden, Soldaat van Oranje voor de inmiddels meer dan 3 miljoen bezoekers van de musical.

Hazelhoff Roelfzema wordt in 1917 in Soerabaja geboren in een Nederlandse patriciërsfamilie. In 1930 verhuist hij met zijn oudere zuster naar Nederland, omdat vader de kinderen een goede opleiding wil laten volgen. De ouders volgen een paar jaar later en het gezin vestigt zich uiteindelijk in Wassenaar. Na het eindexamen gymnasium begint hij in 1937 met de studie rechten aan de Universiteit Leiden. Hij wordt lid van Minerva, de sociëteit waar kinderen uit gegoede families de gelegenheid wordt geboden hun sociaal kapitaal na het afstuderen om te zetten in klinkende munt.

‘Drang naar avontuur’ dreef hem vaak naar het buitenland. Zo maakt Hazelhoff Roelfzema in 1938 een rondreis door de VS en het jaar daarop doet hij als correspondent verslag van de Russisch-Finse oorlog. Die drang naar avontuur vertaalt zich niet in betrokkenheid bij de strijd tegen het opkomende fascisme. We horen of lezen hem niet over Mussolini’s bewind of over Franco’s opstand tegen de Spaanse volksfrontregering. Hij sluit zich evenmin aan bij het Comité van Waakzaamheid van anti-nationaalsocialistische Intellectuelen, opgericht door onder anderen Menno ter Braak, Annie Romein-Verschoor, Rosa Manus, Simon Vestdijk en Jan Tinbergen. Onze rechtenstudent lijkt helemaal geen interesse te hebben in wat zich afspeelt in het Derde Rijk. In 1937, toen hij met de studie begon, was Duitsland al enkele jaren een éénpartijstaat waar tegenstanders van het regime wanneer ze niet direct vermoord werden in concentratiekampen crepeerden. In november 1938, toen hij door de VS toerde, werden overal in Duitsland joodse winkels geplunderd, joodse scholen, ziekenhuizen en synagogen in brand gestoken en joden op straat mishandeld en vermoord.

Op 10 mei 1940 laat Hazelhoff Roelfzema wél van zich horen, maar doet dat in bewoordingen die niet zouden misstaan op een Minerva-borrel: ‘Die kerels waren hier binnengekomen terwijl we ze echt niet hadden uitgenodigd. Ze moesten eruit, daar deed je alles voor, omdat je van Nederland hield’. Ook dan ontbreekt een onverbloemde veroordeling van het nazibewind. ‘Ik ben geen idealist, het was mijn vaderlandsliefde, ik handelde vanuit verontwaardiging’, aldus Hazelhoff Roelfzema in een televisie-interview met Ivo Niehe.

Oorlog of geen oorlog, in 1941 legt Hazelhoff Roelfzema zijn doctoraalexamen rechten af. Even later in dat jaar stapt hij op een Zwitserse boot die hem naar Engeland zal brengen. In de Canon van Museum van Engelandvaarders lezen we dat het schip op weg was naar Kiel en onderweg onderschept werd door een Engels marineschip. Hij is dus bij toeval in Engeland aangeland. Hij noemde zich dan ook in het eerdergenoemde interview een ‘ex-Leidse student die toevallig in die oorlog terecht is gekomen’.

Contact Holland

In Engeland raakt hij betrokken bij het plan om Nederlandse geheimagenten per boot af te zetten op de stranden van bezet Nederland. De praktische uitwerking wordt aan Hazelhoff Roelfzema overgelaten en de regering belast Peter Tazelaar met de operationele leiding van wat Landing Operations Contact Holland gaat heten. Beiden wagen een paar maal de oversteek naar Nederland en riskeren daarbij hun leven. In Hazelhoff Roelfzema’s boek Soldaat van Oranje is het de schrijver zelf die de talrijke spectaculaire acties tot een goed einde weet te brengen. Maar de familie van Peter Tazelaar stelt dat deze de meeste risico’s nam. Na zijn avonturen bij Contact Holland meldt Hazelhoff Roelfzema zich aan bij de RAF en voert als piloot missies uit boven het bezette Europa. Vlak voor het einde van de oorlog wordt hij adjudant van Wilhelmina en samen met haar betreedt hij op 13 maart 1945 Nederlandse bodem.

Al in Engeland is het duidelijk dat onze mannetjesputter zich het prettigst voelt in het gezelschap van lieden die het niet zo nauw nemen met de democratische spelregels. Hij noemt de leden van de regering in Londen ‘ingesukkelde lamzakken’ en laat zich weinig aan hen gelegen liggen. Hazelhoff Roelfzema komt ermee weg omdat hij kan rekenen op de steun van Bernhard en Wilhelmina. Deze laatste voelde, zo schrijft zij in haar autobiografie Eenzaam maar niet alleen, een ‘begeerte naar vernieuwing’. Deze begeerte vertaalde zij in een plan om ‘naar welgevallen’ een koninklijk kabinet samen te stellen dat zonder parlementaire controle drie jaar zou regeren. Daarna moest een grondwetswijziging ervoor zorgen dat haar positie tegenover regering en parlement werd versterkt. Voor de uitvoering van dit plan rekende zij op door haar goedgekeurde verzetsmensen en op Engelandvaarders. Het is dan ook geen wonder dat een aantal Londense Nederlanders, onder wie Jacques Gans, Loe de Jong, A. den Doolaard en Hans Gomperts, in 1944 het Comité van Actie tegen het Neofascisme oprichtten. Zij meenden dat ‘in bepaalde kringen van de Nederlandse gemeenschap absolutistische opvattingen worden gehuldigd’.

Linggadjati-akkoord

Hoewel harde bewijzen ontbreken, bestaat er een redelijk vermoeden dat Hazelhoff Roelfzema in april 1947 een van de architecten was van de staatsgreep die had moeten leiden tot de val van de regering-Beel. Aanleiding is het besluit van het rooms-rode kabinet om een overeenkomst te sluiten met de pas uitgeroepen Republik Indonesia. Dit in de herfst van 1946 gesloten Linggadjati-akkoord leidt tot grote verontwaardiging bij rechts Nederland, omdat erin werd afgesproken dat Indië na een korte overgangsperiode onafhankelijk zou worden. Ook Hazelhoff Roelfzema maakte zich zorgen over het mogelijke verlies van de kolonie. ‘Zeker niet in het minst dat het onbestaanbaar is dat als je je gedurende de oorlog voor vier jaar uitgesloofd hebt voor het herstel van het koninkrijk, je onverschillig zou kunnen zitten toekijken als er nu na de oorlog ietwat mee gegoocheld wordt, om het zo maar uit te drukken’, vertelt hij in 1946 aan Rosette Herzberger.

In april 1947 laat Hazelhoff Roelfzema aan François van ’t Sant, hoofd van de Centrale Inlichtingen Dienst en vertrouweling van de koningin, weten dat leden van het voormalig verzet de regering-Beel zullen afzetten. Hij vraagt hem om Wilhelmina in te lichten en waarschuwt Van ’t Sant dat een besluit van de regering om de putschisten de voet dwars te zetten veel doden zou kosten. Tegelijkertijd ontvangt Van ’t Sant een telegram van ex-premier Gerbrandy waarin deze hem opdraagt zijn medewerking aan de plannen te geven. Gerbrandy was de leider van het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid, dat het verzet onder rechtse politici en hoge legerofficieren tegen het regeringsbeleid bundelde. Onder de laatste groep was ook de Commandant der Zeestrijdkrachten, admiraal Helfrich. Hij had na het sluiten van het Linggadjati-akkoord in een brief aan zijn vice-admiraal de vraag opgeworpen of de vreedzame ‘staatsgreep in Indië’, zo noemde hij het akkoord, niet met ‘een andere staatsgreep’ moest worden beantwoord.

De coupplegers hadden het volgende scenario voor ogen. Op maandag 14 april 1947 moest een parachutisteneenheid de ministers en staatssecretarissen van het kabinet-Beel oppakken en ergens in het land gevangenzetten. De leiding van de coup zou de staat van beleg afkondigen en het land via de radio en de schrijvende pers daarvan op de hoogte stellen. Er zou een nieuw kabinet gevormd worden waarin Hazelhoff Roelfzema een rol van betekenis zou spelen. Dit kabinet zou alle ‘nationaal georiënteerde’ groepen vragen om een convent te sluiten waarin zou worden vastgelegd dat Indië voor Nederland behouden zou blijven en, niet minder belangrijk, dat de CPN met alle mogelijke middelen zou worden bestreden. Gerbrandy zou de ‘groot-Nederlandse leider’ worden. Het Nederlandse volk moest ervan doordrongen worden dat het ernst was. Om dit te bewerkstelligen zouden de coupplegers Koos Vorrink, de politiek leider van de Partij van de Arbeid, liquideren.

De staatsgreep werd op het laatste moment afgeblazen. Historici vermoeden dat Wilhelmina het plan afkeurde en dat Gerbrandy, die het sein tot de coup moest geven, zonder haar instemming niet tot actie durfde over te gaan. Koos Vorrink had geluk. Het commando dat hem moest vermoorden ­ zij wisten niet dat de coup inmiddels was afgeblazen ­ trof hem niet thuis in zijn Haagse woning. Van een tweede poging is het niet gekomen. Rechts Nederland kalmeerde toen de regering in de zomer van 1947 besloot tot een ‘politionele’ actie om de koloniale belangen te verdedigen.

Gotspe

Alles in ogenschouw nemend is het een gotspe dat de makers van de musical de honderdduizenden bezoekers wijsmaken dat Erik Hazelhoff Roelfzema, deze met zichzelf ingenomen praatjesmaker, iemand die nauw betrokken was bij het plan om de wettige regering met geweld af te zetten en een keurige sociaaldemocraat te vermoorden, ‘een van de grootste verzetshelden van Nederland’ was, zoals het programmaboekje van de musical vermeldt.

Zou het niet prachtig zijn als de makers hun dwaling goedmaken door een productie op de planken te zetten onder de titel Willem Kraan – De Musical? Ik ben bang dat het er nooit van zal komen. Willem Kraan, de man die op 24 februari 1941 op de Amsterdamse Noordermarkt de menigte opriep om in staking te gaan als protest tegen de razzia’s in de Amsterdamse Jodenhoek, was stratenmaker en lid van de communistische partij. Bovendien liep het slecht met hem af. Welke musicalliefhebber wil zich nu met zo iemand identificeren?

 

Voor het relaas over de rol van Erik Hazelhoff Roelfzema bij de poging tot staatsgreep in 1947 leze men  de in 2015 verschenen biografie van François van ’t Sant, Harer Majesteits trouwste onderdaan, geschreven door Sytze van der Zee, waarin deze affaire voor het eerst uit de doeken werd gedaan.   

 

Peter Klashorst scoort met maximale majesteitsschennis op het schildersdoek

Dankzij Bob Dylan wisten we al dat de tijden veranderen, maar voor degenen die nog niet gans overtuigd waren is het bewijs nu onweerlegbaar geleverd met de uitgave van de Dirty Diaries van kunstschilder Peter Klashorst (63). Dat kloeke boekwerk is rijkelijk geïllustreerd met aanstootgevende afbeeldingen van H.M. Máxima I der Nederlanden maar vermocht nochtans geen enkele reactie vanuit het Koninklijk Huis of Justitie uit te lokken.

Het kunstboek verscheen in drie verschillende edities, en op een versie daarvan siert Máxima door Klashorsts erotomane ogen de cover, terwijl zij in het binnenwerk ook te zien is in diverse aanstootgevende poses. Van de Dirty Diaries, volgens uitgever Jaap Holtzapffel ‘het creatieve testament’ van de ernstig zieke schilder, zijn inmiddels zo’n 2000 exemplaren verkocht en dat maakt het volgens hem ‘het meest succesvolle kunstpornoboek uit de vaderlandse geschiedenis’. De zaken hadden natuurlijk nog veel beter kunnen gaan als het boek een klacht wegens majesteitsschennis had opgeleverd, zo weet ook Holtzapffel. ‘Ik heb alles in het werk gesteld om een rel te krijgen. Máxima op een van de drie verschillende omslagen, op de dag van verschijning naar Huis ten Bosch gereden om het “eerste” exemplaar bij de poort af te geven. Maar helaas hebben ze niet gehapt!’

God, Nederland en Oranje

Wat een verschil met 1966, toen het eerste nummer van het cartoontijdschrift God, Nederland en Oranje van de Provo-beweging in beslag werd genomen omdat tekenaar Willem (pseudoniem van Bernhard Holtrop) daar toenmalig koningin Juliana had afgebeeld als raamprostituee. Willem kreeg een boete van 200 gulden voor de prent, waarmee hij de spot dreef met een omstreden verhoging van de toelage voor de koningin, die kwam in tijden dat de rest van het land zuchtte onder loonmatiging. Een jaar later ging Provo Herman Amptmeijer maar liefst voor 30 dagen in het cachot in omdat hij de spotprent had helpen verspreiden.

De verboden tekening van Willem in God, Nederland en Oranje.

Ook de Amsterdamse schilder Aat Veldhoen liet zich graag inspireren voor de combinatie van royalty en erotiek en moest zich bij de politie melden nadat hij in 1975 een spotprent had vervaardigd waarop toenmalig premier Den Uyl in achterwaartse positie copuleerde met koningin Juliana, die op haar beurt de Amsterdamse burgemeester Samkalden oraal bevredigde, met op de achtergrond op dameshakken Prins Claus getooid met een armband van de NSDAP en NAVO-secretaris Joseph Luns in innige verstrengeling met een ezel prijkten. In zijn geval kwam hij er met een waarschuwing vanaf en de anarchistische kunstenaar werd later bestuurlijk ingekapseld door zijn huwelijk met ex-PvdA-minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Hedy d’Ancona.

Artistieke naaktfoto’s

Ook de redactie van weekblad Nieuwe Revu, in de rebelse jaren ’70 zeer succesvol met de toverformule ‘seks, sensatie & socialisme’ kwam in de problemen nadat ze de kersteditie van 1976 had opgeluisterd met artistieke compositiefoto’s foto’s  ter illustratie van een reeks citaten uit haar befaamde kersttoespraken. De raad van bestuur van VNU, de toenmalige uitgever van Nieuwe Revu, was not amused en gaf opdracht de gehele oplage nog voor uitgifte door de papierversnipperaar te halen, teneinde ‘gevoelens van lezers’ te ontzien. Met steun van de journalistenvakbond NVJ toog de redactie van het weekblad in protest de straat op, onder het motto ‘baas in eigen blad’. Op 31 december 1976 verscheen een ‘dubbeldik noodnummer’, met daarin wél de koninklijke kerstboodschappen, maar alleen beschrijvingen van de bijbehorende foto’s. De censuur had haar werk gedaan.

In de jaren ’80 kreeg iemand nog drie weken cel wegens een fotomontage van koningin Beatrix als model voor  Playboy, maar sindsdien zit de klad er een beetje in bij de artistieke zedenmeesters. Zo maakte in 2012 een hilarisch filmpje van Lucky TV bij de VARA’s De Wereld Draait Door, waarin Beatrix en Willem-Alexander tijdens een fictief staatsbezoek aan Papoea Nieuw Guinea de lokale klederdracht respecteerden (o.m. door het dragen van een peniskoker) alleen nog boze reacties los bij de redactie van het Reformatorisch Dagblad. Individuele burgers met onzedelijke fantasieën richting het koningshuis moesten niettemin op hun hoede blijven. In 2007 werd een 47-jarige man veroordeeld tot een boete van 400 euro voor majesteitsschennis nadat hij de politie had toevertrouwd hoe hij zekere seksuele handelingen wilde plegen met de vorstin.

Staatsieportret

Inmiddels heeft schilder Klashorst er nog een schepje bovenop gedaan. Zijn impressario biedt nu ook een schilderij aan van kroonprinses Amalia in innig contact met een heerschap van Afrikaanse komaf. Klashorst vanuit zijn Thaise woonplaats via Facebook: ‘Het is een staatsieportret en ook een commentaar op Black Lives Matter…een Gambiaanse vriend van mij beweert prins te zijn uit een oud geslacht…in dit geval een enorm geslacht wat ik bescheiden heb afgebeeld…die vriend wil met Amalia een serieus huwelijk zodat zij koningin wordt van Gambia en er straks dus een dubbelmonarchie ontstaat het Groot Nederlands Gambiaans koninkrijk en deze prent is om dat idee te promoten .. het samengaan van twee volkeren en twee mooie mensen…zwart en wit zonder discriminatie, maar met veel liefde… Rembrandt heeft Amalia ook geschilderd.. en met deze prent eer ik ook de grote meester die de naamgenote en familielid van de huidige Amalia waar zij waarschijnlijk naar vernoemd is ooit heeft vastgelegd op het doek…dus helemaal kunst-historisch verantwoord en ik ga er van uit dat binnenkort mijn variatie op een staatsieportret in het Rijksmuseum hangt’.

Uitgever Holzapffel laat weten dat het Amalia-schilderij zal worden opgenomen in een volgende druk van de Dirty Diaries. Het boek is alleen via de persoonlijke Facebook-pagina van Jaap Holtzapffel te bestellen en kost 60 euro.

Koloniaal racisme van Oranje verdient ook een beeldenstorm

Tekst: Gerard Aalders

De discussie over racisme naar aanleiding van de dood van George Floyd is buitengewoon verwarrend. Alles wordt door elkaar gehusseld: racisme, diversiteit, kolonialisme, discriminatie, uitbuiting, xenofobie, slavernij en noem het verder maar op. Menig standbeeld is ontsokkeld en ‘helden’ uit de geschiedenis degraderen tot schurken. Vreemd genoeg schitteren de Oranjes in dit debat door aanwezigheid, terwijl ze toch bergen boter op hun hoofd hebben.

Wat betreft uitbuiting en moordzuchtig wangedrag staat de Belgische koning Leopold II met stip op één. Zijn geweldorgies in Congo hebben miljoenen het leven gekost. Hij staat nu ter discussie. Nederland daarentegen lijkt de daden van (vooral) koning Willem I en de weerzinwekkende opstelling van koningin Wilhelmina ten opzichte van de koloniën totaal te hebben vergeten.

Cultuurstelsel

Het beheer van de koloniën viel volgens de Grondwet toe aan de koning. Willem I richtte de Nederlandse Handel-Maatschappij (NHM) op – waarvan hij zelf grootaandeelhouder was – om zoveel mogelijk winst uit Indië te persen. Het Cultuurstelsel – ingevoerd in 1830 – was voor Willem en zijn medeaandeelhouders zeer profijtelijk, maar voor de inheemse bevolking een ramp. Boeren werden gedwongen twintig procent van hun beste landbouwgrond te gebruiken voor de teelt van koffie, thee, suiker en andere producten. Alles bestemd voor de Europese markt. Vervoer en verkoop waren in handen van de NHM, dat tegenwoordig ABN AMRO heet. Wie geen producten kon leveren moest 66 dagen per jaar voor het gouvernement te werken. Het stelsel bracht uitbuiting, honger en armoe met zich mee.

Opiumgebruik hield de onderdrukte bevolking koest, wat de NHM evenmin windeieren heeft gelegd. Opiumhandel was een tijdlang zelfs de lucratiefste inkomstenbron van de NHM. Handel in opiaten was niet verboden, maar de directie (en dus grootaandeelhouder Willem) wisten drommels goed dat het spul ‘verwoestend [was] voor de zedelijkheid, werkzaamheid en vermenigvuldiging van de bevolking’. Maar ja, opium leverde vette winsten op en daar ging het tenslotte om.

Willem I was persoonlijk verantwoordelijk voor de koloniale Java-oorlog (1825-1830) die aan circa 200.000 Indonesiërs het leven heeft gekost. Als de ‘opstandige’ Javanen (ze weigerden het gezag van Willem te aanvaarden) niet wilden luisteren, speelden ze letterlijk met hun leven.

Willem II was de laatste die persoonlijk aansprakelijk was voor het koloniale beleid.

Met de Grondwetswijziging van 1848 ging de verantwoordelijkheid over op de ministers, maar koning Willem II en III alsook koningin Wilhelmina konden zich prima vinden in de Haagse koloniale politiek. Sinds de stichting van het koninkrijk zijn onder de Indische bevolking minstens 600.000 doden gevallen. Vrouwen en kinderen waren evenmin veilig. Ze kwamen met duizenden om in de vlammen toen hun kampongs werden platgebrand. Het waren moordpartijen, maar de regering sprak sussend van ‘excursies’, ‘pacificatie’ of ‘politionele acties’.

‘Held van Atjeh’

Koningin Wilhelmina heeft de oorlog tegen de ‘opstandige’ bevolking van Atjeh enthousiast gesteund. Generaal Van Heutsz die de overwegend islamitische – zeker geen pluspunt in Wilhelmina’s ogen – bevolking meedogenloos in het gareel dwong en daarbij geen bloedbad schuwde, vereerde ze als de ‘held van Atjeh’. Ze ontving haar ‘held’ met alle egards om hem te onderscheiden met een medaille en te bedanken voor zijn inzet. In haar biografie schrijft ze tevreden dat van Van Heutsz met zijn slachtpartijen een ‘waarlijk groots werk’ had verricht.

Wilhelmina noch haar voorgangers hebben ooit enigerlei vorm van medelijden getoond met de doden die tijdens hun koningschap vielen. Indonesiërs die het Nederlandse bewind niet accepteerden, waren volgens Wilhelmina ‘extremisten’ en die moesten simpelweg worden ‘opgeruimd’. Het zou geen overbodige luxe zijn het gedrag van de Oranjes in de koloniën eens aan de kaak te stellen. Misschien een idee voor de volgende toespraak van Willem-Alexander bij de dodenherdenking op de Dam? En dan wel graag in heldere bewoordingen.

 

Van historicus Gerard Aalders verschijnt vandaag Oranje Zwartboek, een schandaalkroniek van het Huis van Oranje Nassau, bij uitgever Just Publishers.

Complotprofessor Karel weet raad (3): De beerput van het gemeentelijke afvalbeleid

De onverschrokken complotprofessor Karel beantwoordt op deze plek wekelijks een brandende kwestie vanuit zijn achterban. In deze aflevering: wat is verborgen achter het gemeentelijke afvalbeleid?

Tekst en illustratie: Sjoerd de Jong

Geachte professor Karel,

Bij het werken in mijn tuin, die helaas tamelijk overwoekerd is door onkruid sinds mijn jongste burn out, stuitte ik gisteren op een merkwaardig metalen voorwerp. Het lag een beetje verscholen tussen de struiken, alsof iemand het daar had weggestopt. Het is een metalen kastje met twee antennes die eruit steken als voelsprieten of tentakels. Er zitten ook gaten in, en er staan tekens op die ik niet begrijp. Wat moet ik doen? Ik durf het ding niet naar het Afvalpunt te brengen. Kan ik de gemeente inlichten? Bellen en e-mailberichten versturen gaat mij ook slecht af, sinds de buren zeggen dat ze een oude ‘router’ hebben weggedaan. Geen idee wat ze bedoelen.

Arend Bronkorst-Van Vervelen

Dit is een zeer interessant zaakje, waarin grote behoedzaamheid vereist is. Ik moet u om te beginnen ernstig waarschuwen, want u staat op het punt een grote fout te maken. Het is namelijk niet de eerste keer dat ik een melding krijg over een dergelijk voorwerp. Andere exemplaren worden volgens berichten die mij bereiken ook wel aangetroffen in plantsoenen, inderdaad bij Afvalpunten van diverse gemeenten, en soms zelfs in vuilnisbakken op straat. Allemaal zeer verontrustend. Maar goed, nu het voorwerp zelf. Wat weten we daarvan?

Welnu, ik werd onlangs gebeld door een oude kennis die goed is ingevoerd in de wereld van geheime diensten, over een heel ander onderwerp, dat had te maken met geheime plannen van de NAVO om Texel om te bouwen tot een ondergrondse atoombasis, wat er niet van gekomen is omdat men niet kon instaan voor de radioactieve gevolgen voor de Noord-Atlantische visvangst, naar verluidt. Maar goed, de verbinding werd toen ineens verbroken, en ik hoorde mijn kennis nog net roepen: ‘Nee! Zet dat ding niet op mijn hoofd!’ Daarna heb ik hem nog maar één keer ontmoet, bij toeval in de supermarkt hier in het dorp waar hij een beetje verdwaasd diepvriesmaaltijden in zijn karretje aan het stapelen was. Ik vroeg hoe het met hem ging maar hij lachte alleen maar en zei iets als ‘mijn codenaam is Blauw Varkentje’. Dus die is uitgeschakeld. Hoe dan ook, brengt u dit voorwerp onder geen beding naar de gemeente! Het is goed mogelijk dat zij het juist in uw tuin hebben geplant.

Ik wil u niet nodeloos schrik aanjagen, maar u moet beseffen dat er mogelijk een verband is met uw werksituatie en gezondheid. U spreekt in uw brief van een reeks burn outs. Wanneer begonnen die? Het zou natuurlijk heel goed kunnen dat er een verband is met het voorwerp dat in uw tuin is verstopt. Straalt er ’s nachts groen licht uit, als u uit uw raam kijkt? Dat kan een aanwijzing zijn.

U kunt mij misschien het beste uw medisch dossier doen toekomen, uiteraard in een goed gesloten bruine enveloppe, dan zal ik de zaak nader bestuderen en voorleggen aan mijn contacten. Ik ben ook benieuwd naar uw buren die naar ik begrijp een rol spelen in dit verhaal, dus ik raad u aan om, met een klein toestel dat geen sluitergeluid produceert, onopgemerkt enkele fotografische opnames van hen te maken en mij ook die te doen toekomen, uiteraard opnieuw in een gesloten bruine enveloppe. Materiaal uit huisvuil is ook welkom, als u kans ziet onderdelen te bemachtigen die ons mogelijk iets leren over hun contacten. Ik kan natuurlijk niets beloven, maar dit is een ernstige zaak waar wij zeker nader over moeten spreken, in deze rubriek of in persoonlijk contact. Indien bellen of mailen niet mogelijk is, stuurt u mij rooksignalen conform het codesysteem van de laatste der Mohikanen – dat kan vanuit uw tuin.

Feodale grootgrondbezitters doen het met subsidie

Het is de hoogste tijd dat de natuursubsidies die het Oranje-huis en andere grootgrondbezitters in Nederland ontvangen door een rechter worden getoetst. De feodale Natuurschoonwet van 1928 is daarnaast dringend aan revisie toe, aldus August Hans den Boef.

Tekst: August Hans den Boef

Het gaat slecht met onze natuur. Staatsbosbeheer kapt en kapt omdat het van het ministerie van Economische zaken en Klimaat (sic) geld moet verdienen. Dit in tegenstelling tot Natuurmonumenten en de twaalf provinciale landschappen, die land opkopen om te transformeren tot natuurgebied en juist zo weinig mogelijk kappen.
Helaas lopen deze nobele instellingen het gevaar miljoenen euro’s aan verleende subsidies aan de Nederlandse Staat terug te moeten betalen. Die zijn onterecht verleend volgens een vage organisatie met de naam Vereniging Gelijkberechtiging Grondbezitters (VGG).

Maar de naam van initiatiefnemer Seger baron van Voorst tot Voorst, de directeur van Het Nationale Park De Hoge Veluwe die het liefst eigenhandig alle nederwolven lijkt te willen afknallen, doet wel een alarm rinkelen.
De VGG trok ten strijde tegen de haars inziens ‘concurrentievervalsende discriminerende subsidies’ die aan Natuurmonumenten en de provinciale landschappen waren verleend. Nadat de Vereniging vond dat ze bij een aantal lagere Europese instanties onvoldoende gelijk kreeg, stapte zij naar het Europese Hof, dat deels positief reageerde. Want de VGG wil niet alleen een uitspraak over de onrechtmatigheid van de subsidies, maar ook over de plicht tot terugbetaling. Dit in de hoop dat daardoor de natuurorganisaties weer delen van hun grondbezit moeten verkopen. Wraak is een gerecht dat immers heel goed koud kan worden gegeten.

Natuurmonumenten interpreteert de uitspraak van het Europese Hof anders en meent dat het zo’n vaart niet zal lopen. Maar waarom gaat zij niet samen met de twaalf provinciale landschappen in een tegenaanval?

Er is namelijk heel wat concurrentievervalsing en discriminatie waarvan grootgrondbezitters zelf profiteren. Die krijgen bijvoorbeeld vele miljoenen uit de Europese subsidieruif, omdat ze door een weeffout juridisch als boeren gelden. Met name profiteren daarvan de vrienden van Viktor Orbán en de Britse adel, onder wie het staatshoofd ER, dat tussen de 570.000 en 725.000 euro per jaar ontvangt. Straks zijn de Britten weg, wat de kans wat groter maakt dat de EU de grootgrondbezitters hun cadeautjes ontneemt.

Van ons land zou de EU eens de Natuurschoonwet 1928 moeten bekijken. In het leven geroepen om buitenplaatsen, landgoederen en kastelen in de familie te houden. Met vrijstellingen voor de inkomsten-, vennootschaps-, overdrachts-, schenk- en erfbelasting. De WOZ-waarde van objecten kan via deze wet fors verlaagd worden, wat leidt tot minder onroerendezaakbelasting en lagere waterschapsheffingen.

Zo’n Natuurschoonwet is natuurlijk door en door feodaal. Een banketbakkerij die al tien generaties van vader op zoon overgaat, valt niet onder zo’n regeling. Oude familiebedrijven met het predicaat Koninklijke gaan gewoon failliet.

Ik wens Natuurmonumenten veel sterkte en zal als lid (dat geldt ook voor Gelders Landschap & Kastelen) desgewenst gaarne een extra bedrag doneren wanneer subsidies moeten terugbetaald en/of er Europese rechtszaken worden aangespannen tegen Nederlandse grootgrondbezitters. Laat de EU hierbij vooral ook kijken naar de Kroondomeinen. Het domein bij Apeldoorn zit weer tot eind dit jaar op slot voor de Oranje-jacht en dat mag niet volgens de regels voor de 4,7 miljoen natuursubsidie die koning Willem-Alexander daarvoor jaarlijks incasseert.

Het zal de EU interesseren dat, terwijl die subsidie volgens de Nederlandse wet dus onrechtmatig is verleend, de lakeien van Rutte III weigeren op te treden.

Hopelijk, wordt vervolgd.

Complotprofessor Karel weet raad (2): hoe herken je het reptiel in Bill Gates?

Wegens groot succes geprolongeerd: de onverschrokken complotprofessor Karel en zijn demasqué van de ons voorgespiegelde werkelijkheid. De meester van de grondige analyse behandelt op deze plek wekelijks brandende vraagstukken waarmee zijn achterban worstelt. In deze aflevering: hoe herken je het Reptiel in Bill Gates?

Tekst en illustratie: Sjoerd de Jong

Geachte professor Karel,

Heel veel dank voor uw heldere uitleg over alles wat er aan de hand is! Toch heb ik een vraag. Als ik mijn televisie omzet van analoog naar digitaal, vanwege de beeldkwaliteit, zie ik vaak opeens het gezicht van Bill Gates. Ik hoor dan ook zijn stem. Hij zegt: ‘Kijk me aan, Auke! Zie je mijn groene schubben? Zie je hoe ik verander in een reptiel?’ Het probleem is: ik zie het niet. Ik blijf gewoon Bill Gates zien. Mijn vraag aan u: ligt het aan mij of aan mijn toestel? Het is een Sony KD-49XG7004 waar ik verder nooit problemen mee heb.

Auke de Vries

Beste Auke,

Zoals je weet hou ik er niet van als mensen om de zaken heen draaien, dus laat ik het je recht op de man af zeggen: het ligt aan jou. Het punt is, dat de vibraties die nodig zijn om het reptielenkarakter van Gates te zien – of, op een iets lagere frequentie, dat van Rutte – alleen kunnen worden opgevangen door iemand die in de juiste frame of mind is. Kijk, het punt is dat wij, althans de meesten van ons, zo zijn gehersenspoeld door de media dat we out of touch zijn met die vibraties, die volgens sommige bronnen – maar dat heb ik nog niet goed kunnen controleren – een buitenaardse oorsprong hebben.

Bij de meeste toestellen die ik ken, met name de oudere Philips-modellen die werden geproduceerd toen dat bedrijf zich nog niet exclusief had toegelegd op medische technologie (een overgang die natuurlijk ook niet toevallig was, kort voor de zogenaamde corona-pandemie), is het zo dat Gates zijn werkelijke aard al onthult bij gewoon wat domweg ‘zappen’ tussen diverse kanalen. Althans, voor wie zich niet voor de gek laat houden, natuurlijk. Nu kijk ik zelf bijna geen televisie meer – nou goed, om Ted de Braak kon ik nog wel lachen, ooit, maar nu is het een en al staatspropaganda – maar de laatste keer dat ik mijn toestel aanzette, zag ik Gates meteen shapeshiften.

Ik kan dus alleen maar concluderen dat hier bij jou een persoonlijke blokkade speelt, veroorzaakt door factoren in opvoeding, werk of mediagebruik. Is het mogelijk dat je bij de Nederlandse of een andere westerse overheid werkt? Dat zou natuurlijk alles verklaren. Mijn contacten bij internationale instanties die afhankelijk zijn van Washington of de NAVO kampen bijvoorbeeld thuis met hetzelfde probleem: zij zien het ook niet.

Ik kan je maar één ding aanraden: neem ontslag. Alleen zo kan vermoedelijk de jarenlange conditionering van je geest worden doorbroken. Overigens moet ik er nog wel aan toevoegen dat je het reptiel-uiterlijk van Gates natuurlijk niet te letterlijk moet nemen, dan komen we ook weer in sprookjes terecht. Het gaat in feite om de chip die hij in de wereldbevolking wil laten implanteren om ons gedrag en denken te manipuleren, of die nu van buitenaards materiaal is of niet. Het kan dus ook zijn, al wil ik de mensen niet banger maken nodig is – dus heel bang – dat bij jou die chip al is geïmplanteerd. Ja, dan kun je de waarheid inderdaad niet meer ‘zien’. In dat geval zit er niets anders op dan neurologisch onderzoek, om die chip te laten verwijderen en je brein opnieuw te laten programmeren. Doe dat alleen in godsnaam wel bij een niet-erkende instantie! Anders ben je nog verder van huis!

Onttroonrede 2020

In de Onttroonrede 2020 nam de koning definitief afscheid van de Staten-Generaal en bleek de kroonprinses zich uit schaamte voor haar ton staatssteun voor 24 dagen meerderjarigheid te hebben gekandideerd voor het lijstduwerschap van de Partij voor de Republiek.

Leden van de Staten-Generaal,

Ik zit hier een beetje ongemakkelijk, want u had van mij natuurlijk verwacht dat ik in deze troonrede zoals gebruikelijk een dikke veer in het achterste van de regering zou steken en geruststellende woorden zou uitspreken over de crisis die ons land bedreigt en hoe het ondanks alles hier toch uiteindelijk één grote Dik-Voor-Mekaar Show is. Een dergelijke rede lag inderdaad al voor mij klaar om hier op deze plek door mij voorgelezen te worden. Maar na ampel beraad heb ik besloten die speech te laten voor wat die is en voor deze ene keer eens recht uit mijn hart tot U te spreken. Dat alleen zou normaal gesproken direct goed zijn voor een constitutionele crisis van kingsize formaat, vanwege die ministeriële verantwoordelijkheid, maar ik verzeker u, dat is vandaag wel de minste zorg die U heeft. Ik hou het namelijk voor gezien met dat koningschap, en wel nu, met ingang van vandaag.

Op weg in de auto naar deze zaal, eindelijk eens niet in die potsierlijke Gouden Koets of die al even afzichtelijke Glazen Koets, jubelde mijn hart bij het vooruitzicht dat ik na het uitspreken van deze speech deze zaal als een vrij man zal verlaten en dat ook mijn kinderen vrij zullen zijn van de last van het koningschap. Ook mijn vrouw steunt mij volledig in mijn besluit voortaan door het leven te gaan als ambteloos burger en zij heeft al de eerste stappen gezet op weg naar het zelfstandig ondernemerschap waarvan zij nu al jaren heeft gedroomd. Zij zal hier in Den Haag haar eigen tango-dansschool openen – Tango Máxima, als u mij toestaat een beetje sluikreclame te maken – en wij verwachten er beiden heel veel van.

Wat ik zelf precies ga doen na vandaag is mij nog niet helemaal duidelijk. Graag was ik bondscoach van het Nederlands dameshockeyteam geworden, maar misschien is dat te hoog gegrepen en lig ik na vandaag ook niet meer zo goed bij de leiding van de Koninklijke Nederlandse Hockeybond, die uiteindelijk ook naar een andere naam zal moeten omzien.

Wellicht is het nuttig als ik u een beetje uitleg wat me tot deze abdicatie heeft gebracht. Laat ik beginnen te zeggen dat het proces in mijn hoofd al geruime tijd aan de gang was. In het begin heb ik er alles aan gedaan om er wat van te maken, want ja, je wordt als kroonprins toch je hele leven klaargestoomd voor deze job en je wilt de mensen ook niet teleurstellen. Maar na verloop van tijd schoot er bij mij de twijfel toch in en de laatste tijd kon ik me alleen nog met de grootste mogelijke tegenzin naar mijn werkpaleis begeven. Toen kwam Corona, het kroonvirus, en werd alles me opeens kristalhelder.

Zo werd het me duidelijk dat het eigenlijk toch helemaal van de pot gerukt was dat in een tijd dat de Nederlandse jeugd massaal werkeloos is geworden en iedereen tot 27 jaar oud 4 weken moet wachten om überhaupt in aanmerking te komen voor een schamele uitkering waar je niet eens de huur van kunt betalen, mijn oudste dochter het komende jaar al voor helemaal niets een dikke ton belastingvrij van de Staat zou krijgen toegeschoven om dat ze dat jaar welgeteld 24 dagen 18 jaar oud is en dus op de loonlijst van het Rijk staat. Ook Amalia schaamt zich eigenlijk plus size over deze toestand en het doet mij deugd hier u hier op deze plaats te kunnen vertellen dat ook zij, net als haar zusjes, voor de troon bedankt en inmiddels heeft gesolliciteerd naar de functie van lijstduwer van de Partij voor de Republiek.

Ook zelf neem ik bij deze afscheid van alle financiële privileges die de Grondwet, die na vandaag trouwens met spoed zal moet worden herschreven, mij verschaft. Dat scheelt de staatskas zeker 350 miljoen euro op jaarbasis, en geloof mij, die zult u de komende jaren heel goed kunnen gebruiken. Misschien kunt u van dat geld nog een paar duizend vluchtelingenkinderen uit het brandende Lesbos opvangen, want eerlijk gezegd schaamde ik mij als uw koning de ogen uit mijn kop toen ik u in regering en parlement bezig zag met afpingelen om uw bijdrage aan de hulp bij het kolossale menselijke drama dat zich daar op dat eiland afspeelt zo beperkt mogelijk te houden. Zuinigheid is een vaderlandse deugd, zo heb ik mij laten vertellen, maar als die omslaat in gierigheid en harteloosheid, is het een tamelijk weerzinwekkend gezicht.

Zelf heb ik ieder geval die twee miljoen euro kostende motorboot die ik op uw kosten heb mogen aanschaffen bij mijn Griekse buitenhuis inmiddels koers laten zetten naar Lesbos om zoveel mogelijk kinderen uit die hel, die het resultaat is van het ondoordachte idee om een groot hek te zetten rond de buitengrenzen van de EU, te redden en onvervaard over te brengen naar een van de paleizen die u mij ter beschikking heeft gesteld. Daarna moet u maar verder kijken, ik hoef die paleizen niet terug, en die Kroondomeinen, die u eigenlijk zou moeten teruggeven als onze monarchie ten einde kwam, mag u ook houden. Ook al die schilderijen en kunst in die paleizen mag u naar believen nationaliseren, want neem van mij aan, we hebben in de loop der eeuwen echt genoeg aan u verdiend en dit is de tijd om eens wat voor u terug te doen.

Leden van de Staten-Generaal,

De coronacrisis stelt ons ernstig op de proef in alles wat van waarde is: gezondheid, werk, familie en vriendschappen. En we realiseren ons: juist nu wordt gezamenlijkheid en verantwoordelijkheid gevraagd. Bij elke generatie leven in deze tijd specifieke zorgen en vragen. Maar precies in de verbondenheid tussen generaties kan iedereen, jong en oud, op zijn of haar eigen plaats een bijdrage leveren om deze moeilijke periode te boven te komen. Met dit afscheid als uw koning doe ik mijn bijdrage. Onze belangrijkste zekerheid is dat Nederland economisch, sociaal en mentaal steeds veerkracht toont. De opdracht in het parlementaire jaar dat vandaag begint, is over deze crisis heen de toekomst te blijven zien en te blijven werken aan perspectief voor alle generaties. U mag zich in uw werk gesteund weten door het besef dat velen u wijsheid toewensen en met mij roepen: Leve de Republiek!

Column Roel van Duijn: Europa is een eiland

Tekst: Roel van Duijn, Amsterdam-Fulda

Waar vind je nog democratie?

Ik bedoel gewoon eerlijke verkiezingen, vrijheid om je mond open te doen en onafhankelijke rechters. Ik denk nu niet eens landen waar de monarchie is afgeschaft of de macht van het geld aan de ketting gelegd is (die laatsten bestaan nog niet). Maar toch: democratie. Nederland, Duitsland en Engeland bijvoorbeeld, waar je je voor goede zaken kunt inzetten zonder grote kans dat je in de gevangenis komt. Ook als zulke acties tegen de belangen van de regering ingaan.

Volgens het Handvest van de Verenigde Naties zouden overal in de wereld de mensenrechten moeten worden hoog gehouden. Dat hebben 51 landen in 1945 zo afgesproken en sindsdien is het door 193 landen ondertekend.

Driekwart eeuw hebben al die landen nu de kans gekregen democratie en mensenrechten alledaags te maken.

Maar waar is dat gelukt?

Eigenlijk alleen in Europa, waar zelfs viruswaanzinnige complotdenkers zich tegen logische maatregelen, om de gezondheid te beschermen, verzetten en hun gang mogen gaan. Ze leveren zelf het omgekeerde bewijs voor hun stelling dat wij in Europa in een dictatuur leven. Ze zijn de stem van Bolsonaro en Loekasjenko en andere virusontkenners, buiten Europa vaak aan de macht, maar hier klinkt diezelfde stem in de sektarische rand. Om zich thuis te voelen zouden ze beter in Brazilië, de USA of Turkmenistan kunnen wonen.

In Europa is de democratie intern begrensd, Polen en Hongarije hebben de onafhankelijke rechter gedumpt en het vrije woord aan de voetklem gelegd. Bulgarije, Roemenië en nog wat landen zijn zo corrupt dat steekpenningen het democratische systeem verminken.

Maar buiten Europa?

In Azië heerst de zwartste dictatuur sinds Hitler. China perfectioneert de onderdrukking van de mensenrechten tot in de puntjes. Vrijwel alle Aziatische staten hebben regeringen die hun eigen macht maximaal opblazen. Tot aan de grenzen van Europa toe.

Nu is het weer Wit-Rusland, waar de regeringsleider bij verkiezingen de uitslag verzint in plaats van de stemmen te tellen en daarvoor de felicitaties van Poetin krijgt. Linkse partijen in Europa, zoals de SP en Die Linke, die ondanks alles Rusland in bescherming nemen, vergeten dat daar een wodka-kapitalisme heerst dat wet en recht in een ijzeren greep heeft.

In Afrika is het niet anders, met dit verschil dat de staat er vaak nog gebrekkig is en minder vaak is uitgerust met een perfect onderdrukkingsapparaat. Zodat autoritair gezag er van tijd tot tijd plaats maakt voor burgeroorlog. Dat geldt ook voor Zuid-Amerika, waar lieden als Maduro in Venezuela en Bolsonaro in Brazilië nog steeds de bevelen uitdelen.

De USA dan?

Ja, non-conformistische Russen en Aziaten mogen nog altijd watertandend denken aan de burgerrechten die in de USA gelden. Trump is er niet in geslaagd de pijlers van de democratie te verwoesten. Maar hij heeft er wel zijn tanden in gezet. De kracht van democratisch gezinde media is verminderd door zijn systematische laster. En het blijft een vloek op de democratie dat een presidentskandidaat die de meeste stemmen van het gehele volk krijgt het toch aflegt tegen de kandidaat die de meeste kiesmannen verovert.

Racisme discrimineert en vreet als gif in de democratie van de USA. Maar waar in de wereld is er minder racisme?

Rollen omgekeerd

Is Rusland rijp voor een zwarte Kaukasiër als president?

Vergeet het maar, er is nu een nieuwe grondwet aangenomen die bepaalt dat Rusland een land eigendom is van het Russische volk, dus van witte mensen en niet van de ‘zwartkonten’, zoals ze genoemd worden. Zou in China een Oeigoer of een Tibetaan president kunnen worden? Je weet het antwoord. Kan in India een lid van de laagste kaste of een Islamiet staatshoofd worden? In die landen wordt geen opstand van de gediscrimineerde volken geduld en is er nauwelijks openbare discussie over hun politieke rechten.

Alleen in Europa is er minder racisme dan in de USA, is mijn stelling. Natuurlijk bestaat er hier discriminatie op de arbeidsmarkt en worden er aanslagen gepleegd op mensen met een andere huidskleur. Maar toch. Het lukt de voorhoede der gediscrimineerden hier en daar door te dringen tot hoopvolle posities en Zwarte Piet zwaait af. Europese regeringen nemen openlijk afstand van hun verleden als slavenhouders. Kritische geschiedschrijving is niet alleen toegestaan, maar wordt aangemoedigd. Dolle politiemachten, zoals Trump die afstuurt op demonstranten tegen racisme, heb ik de laatste tijd in Europa niet meer gesignaleerd.

Het racisme bestaat ook hier, maar het brokkelt af. Racistische groeperingen staan onder verdenking van de geheime diensten. Ook al zijn die zelf geïnfiltreerd door racisten, vergeleken met vroeger zijn de rollen omgekeerd. Het kernland van de Europese Unie, Duitsland, heeft bewust een ongekend aantal vluchtelingen opgenomen zonder op hun huidskleur te letten.

Angst en woede

Europa is temidden van een omsingeling van dictaturen, een eiland van democratie en mensenrechten.
Het worstelt met interne en externe bedreigingen. Europa vertegenwoordigt een slinkende 7 procent van de wereldbevolking. Vingers en vingertjes heeft de Europese Verlichtingsgeest nog bijna op de hele planeet. Ook economische, zoals de gaspijp die via de Oostzee Russisch gas aan Europa moet gaan leveren. Met ook Europees kapitaal, dus zulke projecten zijn machtsmiddelen die gebruikt zouden kunnen worden om democratische politiek te bevorderen.

Maar ons continent is geïntimideerd. Het durft niet meer op te treden tegen de massale arrestaties door Erdogan, tegen de ontrechting van Hong Kong, tegen de Saoedische propaganda in Europese moskeeën, niet echt tegen afbraak van de rechtsstaat in Oost-Europese landen. Waarom zo weinig daadwerkelijke solidariteit met de vrijheidsstrijders in de verstikking om ons heen?

Omdat we bang zijn geen zaken meer te kunnen doen in de dictatuurstaten.

Europa is een eiland. Niet een fort, maar een havenrijk eiland dat in gevaar is. Het maakt mij treurig, maar het is tijd voor woede.

Tijd voor vurige en materiële steun aan de democratische oppositie in al die landen die door terroristische regiems worden beheerst. In China, ook al wordt daar dan geen Duitse auto meer verkocht. In Rusland, ook al sturen hun trollen dan nog meer fake nieuws. Steun aan individuen die voor burgerrechten vechten en daarom gevangen zitten, aan milieugroeperingen en historici die overal in de wereld ongewenste waarheid blootleggen en daarvoor gestraft worden.

Het is tijd voor actie voor individuele burgers van Europa om bondgenootschappen te sluiten met mensen in dictatoriale staten.

Svetlana Tichanovskaja, je denkt toch niet dat wij, nu je de verkiezingen in Wit-Rusland gewonnen hebt en je daarom onder chantage je land hebt moeten verlaten, jou en jouw mensen in de steek laten?

Hup Europa, laat je niet opsluiten op een eiland!

Roel van Duijn was mede-oprichter van Provo, de Kabouterpartij, de Oranje Vrijstaat, wethouder namens de PPR in Amsterdam, mede-oprichter van De Groenen en ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Hij is auteur van vele boeken, waarvan de jongst verschenen titel Een zoon voor de Führer, de nazi-utopie van Julia Op ten Noort is. Hij is vaste columnist van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap.

De geboorte van de Partij voor de Republiek

Vrijdag a.s. verschijnt de Plus Size-editie van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap, met o.m. de Geboorte van de Partij voor de Republiek, die op Prinsjesdag het concept-partijprogramma Tien over Oranje presenteert, Bart Gruson portretteert schandalenkoning Juan Carlos, Jack Jan Wirken over de overeenkomsten tussen het Spaanse koninklijke steekpenningenschandaal en de Lockheed-affaire, een groot interview met George Soros over zichzelf, zijn tegenstanders en de Gierige Vijf, Paul Damen’s routewijzer voor een Amsterdamse Beeldenstorm tegen Oranje, Raymond van den Boogaard over de actualiteit van Menno ter Braak’s visie op het fascisme als rancuneleer, Ries Roowaan over koninklijk ingrijpen bij de ABN Amro, de steun aan de KLM en andere frictie tussen markt en staat, Sjoerd de Jong over het fenomeen van de complotprofessor, Gerard van der Zwan bepleit de wenselijkheid van een Europese federatie, Manuel Kneepkens staat stil bij de moord op Jacob Israël de Haan, Ricus van der Kwast legt het verschil uit tussen iconoclasme en ‘damnatio memoriae’, De Appeltjes van Oranje met majesteitsschennis op het schildersdoek van Peter Klashorst, boekrecensie van de Amerikaanse revolutie volgens Jonathan Israel, de erfenis van Anton de Kom en de gepeperde rekening die Nederland wacht na excuses aan Suriname wegens de slavernij, de Blik van Joep en columns van Gerard Aalders, Roel van Duijn, Henk Westbroek en Hans Maessen.

Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement via www.derepublikein.nl en ontvang als welkomstgeschenk de vuistdikke bloemlezing De Bloemen van het Kwaad, over poëzie van dictators en despoten, samengesteld door Paul Damen en ingeleid door wijlen Menno Wigman.

Paul Damen over Hermelijnvlooien in poëzie: hoe de dichtkunst in naam van Oranje werd vermorzeld

De Oranjes staan niet bekend als grote cultuurliefhebbers. De odes, ereverzen en lofzangen aan hun adres zijn er dan ook naar. Zelden werd zoveel literaire bagger, soms in opdracht, uitgestort als over hun koninklijke hoofden, zo ontdekte Paul Damen.

Tekst Paul Damen

De hermelijnvlo komt niet voor in de vrije natuur. Het is volgens internet een wezen ‘dat geregeld in koninklijke kringen vertoeft en zich daar slaafs en kruiperig gedraagt’. De term zou, volgens Martin van Amerongen, bedacht zijn door niemand minder dan Prins Bernhard – uit wraak op de ‘knipmessen’ aan het hof die hem niet waarschuwden voor Lockheed. Een mooie anekdote, die je niet moet doodchecken, zou Martin gezegd hebben. ‘Opschrijven! Rectificeren kan altijd nog!’ Het was trouwens ook niet het prerogatief van het hofpersoneel om de prinselijke penis in te perken. Maar Benno had wél een punt: eeuwenlang liep in het kielzog van de Royals – zoals ze tegenwoordig bij de EO heten – een schare gladstrijkers, jaknikkers en hielenlikkers. De ergsten onder hen hielden ook nog een pen vast.

Het begint al met dat vermaledijde Wilhelmus, waarvoor de auteur zich blijkbaar achteraf zo schaamde dat hij liever anoniem bleef. Hij koos evenmin meteen partij als krijgsheer Willem, die vaker van kamp wisselde dan zijn tegenstanders van tabbaard. Luthers opgevoed, Rooms bekeerd vanwege de erfenis, Protestants vanwege huwelijk met Anna die hij daarna weer dumpte – de Vader des Vaderlands had reeds een ruggengraat van rubber voordat zijn nazaten daar het wereldmonopolie op bezaten.

Hoewel sinds de dissertatie van A. Marjaars duidelijk is dat vriend en hofdichter Marnix van Sint Aldegonde, die er meestal voor opdraait, de tekst in elk geval níét heeft geschreven, is meteen duidelijk wie er in het lied aan het woord is: De Zwijger zelf. Ten overvloede levert het acrostichon in de eerste letters van de coupletten op: ‘Willem van Nassov’. Een trotse prins die prat gaat op zijn goede contacten met God, Spanje en Duitsland, maar voor hulp in barre tijden toch aanklopt bij het Opperwezen. En die andere twee: het is wat apart te beseffen dat met die koning van Hispanje en dat Dietse bloed, uitgerekend de eeuwige erfvijanden van onze natie als sympathiek worden neergezet. In die zin is dit volkslied uniek.


Prinselijke propaganda

Toch verbaast dat niet in een hymne over Willem, Oranje-opportunist bij uitstek. Het Wilhelmus is puur prinselijke propaganda, waarbij niet de tekst, maar de muziek doorslaggevend was. Spanjolen sloegen bij het horen ervan spontaan op de vlucht, zoals de plunderaars van Ede deden in 1624, hun buit en overvloedig feestmaal spoorslags in de steek latend omdat een van hun eigen trompetters als grapje de melodie van het Wilhelmus toeterde. Op hen werkte de ‘Princenhymne’ als een rode lap op een Spaanse stier. Toen bij het beleg van Haarlem in 1573 een argeloze soldaat op de wallen het Wilhelmus zong, schoten de Spanjaarden met een kanon gericht zijn been eraf .

Er was ook geen enkel nationaal lied waarvan zoveel scabreuze varianten in omloop waren. In een daarvan klagen de met het Spaanse leger meereizende hoeren dat ze door Willem hun broodwinning kwijt raken. Ze verwijten de Spanjaarden, die hier op een slof en een oude schoen gearriveerd waren, nu ineens geen geld meer te hebben: ‘Wat wilt ghy ons versnouwen? Ghy caemt uut Spaengien coen, met d’ellebooch door de Mouwen, die Teenen door de schoen.’

Die tekst loopt in elk geval stukken beter dan het origineel, dat door de vele melisma’s (één lettergreep over diverse noten gezongen) meestal op muzikale rampen uitdraait: ‘Wilhelmus va-han Na-hassouwe ben ick van Dui-huitschen bloet’.

Het werd nimmer een volkslied, hoewel Willems ouders met hun 17 kinderen en meer dan 160 kleinkinderen toch alle moeite hadden gedaan stichters van een heel volk te worden. Liefhebbers van oude muziek willen nog wel eens een oer-Wilhelmus zingen, waarbij misverstanden niet uit te sluiten zijn. Zo zingt het Utrechts ensemble Camera Trajectina opgewekt ‘ein Printze von Uraniën bin ich frey unvermehrt’. Leuk, maar wellicht realiseren zij zich niet dat een ‘Prins van Uraniën’ sinds de homo-vervolgingen daar van 1730 héél iets anders betekent. Die Utrechtenaren.


Landsdichter Vondel

Krijgen we de eerste échte landsdichter, Joost van den Vondel. Als er één poëet vergenoegd rondjes draaide in de Oranjereuzel was het wel de oude sokkenverkoper Vondel. Toegegeven: bij huwelijken en verjaardagen van regenten en hun kinderen behoorde een speciaal geschreven gedicht van Vondel tot de begeerde geschenken. Maar zijn Oranje-lofdichten bood hij zelf aan. Tot zijn verontschuldiging moet gezegd dat hij als landsdichter avant la lettre ook dichtte om het gat in de hand van zijn zoon te dichten, die de aan hem overgedragen kousenhandel in korte tijd failliet kreeg. Als Vondel op zijn 70ste van Amsterdam geen baan had gekregen als boekhouder bij de Bank van Lening, was zijn spottende laatste werk, het grafschrift ‘Hier leit Vondel zonder rouw / Hy is gestorven van de kouw’ werkelijkheid geworden.

Bijbeunen, dat sloeg de oude bard niet af, en de Oranjes betaalden nu eenmaal het best. Zegezangen, Klinkdichten, Lof en Eerrijmen, Bruiloftdichten, Lijk- en Grafdichten, Mengelrijm, en Zangen, het kon niet op. Na de moord op De Zwijger hing het voortbestaan der Oranjes aan een zijden draadje: vandaar Vondels vonkende vreugde bij de geboorte in 1626 van Frederik Hendriks zoon, de latere stadhouder Willem II. Uit Vondels Geboortklock van Willem van Nassau:

‘Oranjeboom, die ciert de Tempe van ons landen;
Boom, naer wiens geur en sap ’s volcx monden watertanden
Prieelnymph altijd frisch; vergun me dat ick dael
Op eeuwigh groenen telgh; en lentsche nachtegael
In’t quicxste van den May, aenhef te quinckeleren
Om uw Prins Willems wiegh en boortendagh te eeren….’

Enzovoorts, plus nog welgeteld 992 regels meer van hetzelfde. Vondels retoriek was voor de Oranjes wat Fidel Castro’s redevoeringen waren voor de Wereldrevolutie: voor minder dan vier uur tekst deed hij het niet. Vondel overtrof zichzelf na Frederik Hendriks verovering van ‘s-Hertogenbosch in 1629, met een zegezang voor degene:

‘…die met zijn volk, te voet te ros,
Verovert heeft ‘s-Hertogenbosch,
Dat tweemaal ’t Leger op zag breken!
O groote winst van weinig weeken!’

Inderdaad: de Staatse troepen deden krap vijf maanden over de verovering, Vondel schreef er ruim 600 loftrompettende versregels over. Zoals ook uit bovenstaande regels blijkt was Frederik Hendrik duidelijk zijn favoriet, ten koste van halfbroer Maurits, die zich niet eens verdedigen kon wegens nogal dood. Bij de Academieprijsvraag in 1630 schopt Vondel nog even tegen Maurits’ lijk door de ‘Stedendwinger’ Frederik Hendrik neer te zetten als ‘den Veldheer van het landt/ die met ‘Hartogenbosch gaet strijcken / daer Mauritz tweemael af most wijcken’.

Desondanks werd Vondel, parallel aan het Amsterdamse verlangen naar vrede, steeds pacifistischer. Zijn oorlogsmoeheid klinkt nog door in het huwelijksgedicht voor Frederiks dochter Henriëtta Catherina uit 1659: ‘Ick zong voorheen met lust den oorloghstoght / van FREDERICK, die pais door oorlogh zocht / en met den pais zije ooghoogen quam te luicken’.

Weduwe Amalia van Solms beloont hem desondanks met een zak geld en een gouden penning met de beeltenis van de dierbare overledene. En Vondel schrijft dan ook dáár weer een dankdicht over. Zo blijven we bezig, inderdaad.

Ook de rest van de Oranjes ontkomen niet aan Vondels drang tot dankdichten. Toen Johan Maurits van Nassau von Siegen, wegens zijn activiteit te Zuid-Amerika bijgenaamd ‘De Braziliaan’, te Franeker bijna van een brug donderde, dichtte Vondel prompt drie bijschriften ‘Op het geluckigh ongeluck’ en was niet te beroerd daarbij volstrekt over the top, verwijzend naar de Braziliaan zijn voornaam Mauritius, de marteldood van de H. Mauritius in te verwerken.

Vondel schreef ook een uiterst boos gedicht over de executie van een verklaard tegenstander van de Oranjes, die op 13 mei 1619 in opdracht van Maurits vermoord werd: Johan van Oldenbarnevelt. Vondel gaat zelfs zo ver Maurits met de moordende keizer Nero te vergelijken in het bekende ‘Stockske’:

‘…toen hy voor ’t bloedigh zwaert most knielen,
Veroordeelt, als een Seneka,
Door Neroos haet en ongena’
Tot droefenis der braefste zielen.
..’

Juist dat ‘Stockske’, over een oppositionele raadspensionaris, werd een van de bekendste gedichten van de Oranjefan Vondel. Soms neemt de geschiedenis wraak.

Hooft en Huygens
Dan de grote Pieter Corneliszoon Hooft. Die mag dan tegenwoordig een Staatsprijs zijn, maar hij liet het qua Oranje een beetje zitten, op wat lofdichten bij veroveringen van Frederik Hendrik na. Na diens dood publiceerde Hooft de nogal gekunstelde regels:


‘Prins Vreedrijk vocht, tot dat men werd om vreê gebeden.
Prins Heinrijk heeft den staat beheint met negen steeden’.

‘Vreedrijk Heinrijk / Frederik Hendrik’ – let op de woordspeling. Men zou denken: bij wie kan de Oranjeklant vervolgens poëtisch beter terecht dan bij een van de grootste dichters uit die tijd, Constantijn Huygens, bovendien de persoonlijk secretaris van zowel Frederik Hendrik als Willem II? Dat valt vies tegen. Huygens debuteerde in druk met een jammerklacht over de in 1617 jonggestorven Maurits van Nassau, buitenechtelijke zoon van Prins Maurits. Maar het is duidelijk een zielloos gelegenheidswerkje. Ook Maurits komt er bij zijn dood bekaaid van af in Huygens’ Scheepspraet. Het gedicht begint veelbelovend met stoere zeebonkentaal en de gebruikelijke lofuitingen:


‘Mouringh, Schipper zonder weer-gae,
Die sijn’ onverwinlickheit
Waar de Sonn op, waer sy neer gae,
T’aller ooren heeft gepreit…

Maar het gedicht eindigt uiterst onverwachts met ‘…tuygde dat hy vroom eleeft heit,/ met een traentgien op sijn koon’. En die traan is terecht, want het gedicht kwam nimmer af. Of om precies te zijn: er waren al zeven coupletten gedrukt, maar Huygens schreef er drie bij, waarin hij overduidelijk hengelde naar de vacante functie van persoonlijk secretaris van Frederik Hendrik. Toen dat lukte, hoefde dat gedicht ook niet meer af. Het is dan ook de eerste op rijm gestelde sollicitatiebrief in de Oranje-historie.

Na de florissant verlopen Gouden Eeuw werd alles minder, ook de Oranje-poëzie. Obligate oden, herhalingen van zetten, met vooral De Zwijger en beide opvolgers in het zonnetje gezet. Met de stadhouders Willem II, III, en IV, bij gebrek aan spectaculaire veldtochten (op Willem III’s expeditie tegen Engelands Roomse koning Jacobus II na) kon geen lofzang gevuld. Sterker nog: landsdichter Jacob Cats zat de bijzondere vergadering der Staten-Generaal voor, waarop men besloot maar een tijdje geen stadhouder meer te benoemen.

Bloedhond
Dus zochten de Oranjedichters hun heil maar weer in de Tachtigjarige Oorlog, een rechte lijn suggererend van De Zwijger tot aan Willem IV, en met een vaste cast boeven (Alva, Philips II) aangevuld met eigentijdse vijanden zoals koning Lodewijk XV. Die stadhouderloze tijdperken tussendoor werden simpelweg uitgevlakt.

In het rampjaar 1672 kwam de thans geheel vergeten Joachim Oudaen bij zijn lofzang op Willem III niet verder dan het nogal stevig aangezette De bloedhond:

‘Zoo m’in Neerland sprak
Duc d’Alba met zyn Spaansche knechten
die ’t al vertrapte, en scheurde, en brak….’

Die hertog van Alva had toen exact een eeuw daarvóór het land al verlaten. Pieter Langendijk, voortlevend in diverse straten, leverde bij het aantreden van Willem IV het eveneens bloedeloze:


‘Voor Kerk en Staat te stryden
Is deeze Held van zins,
Hy zal het Land bevrijden,
Vivat! Lang leev’ de Prins!’

Overtuigde Patriotten
De literaire coryfeeën, vooral die tegen het einde van de 18e eeuw, waren vaak overtuigd anti-Oranje, zoals de dichter Rhijnvis Feith, die als patriot in het Zwolse stadsbestuur gekozen werd. Ook Jacobus Bellamy en Betje Wolff waren overtuigd patriottisch. Die laatste had bij de installatie van Willem V als Heer van haar woonplaats Vlissingen in 1766 nog tegen betaling een ellenlang Nieuw Scheeps Lied afgeleverd, van 352 regels, waarin nogal optimistisch en populair werd omgesprongen met de prins, in plat Vlissings. Het begin en einde:

‘T lust me nou deuz dag te vieren
Mit en ronden Zeemans deun;
Wullum gaat ons scheepje stieren,
Wullum, Schipper Wullums zeun…’
(…..)
Aan de Valre-ep! Vat die touwen,
Hou zee! – hou zee! Zingt nu voort;
Wilhellemus al v-a-n Nassouwen;
Schipper Wullum is an Boord!’

Bij de herdruk twintig jaar later corrigeerde Wolff haar eigen voormalig optimisme, en herinnerde de lezer er nadrukkelijk aan ‘dat gissen geen wiskunst is’. Met andere woorden: de man bleek bij nader inzien een sukkel. Nog twee jaar later werd het Wolff vanwege dezelfde Willem zo heet onder de voeten dat ze na een mislukte staatsgreep in 1787 met haar vriendin Aagje Deken naar Frankrijk vluchtte, om pas tien jaar later in het kielzog van de Franse veroveraars terug te keren. Willem zat toen al hoog en droog als banneling in Engeland. Zijn voornaamste wapenfeiten waren dat hij twee maal werd afgezet, beide keren dan maar naar dansles ging, en in het zicht van de Fransen het hazenpad koos. Anderhalve eeuw later weigerde Koningin Wilhelmina nog bij de herbegrafenis van ‘die sufferd’ op te draven.

Geen wonder dat Bellamy, evenals Wolff afkomstig uit Vlissingen, onder het pseudoniem Zelandus in 1781 zijn Aan eenen Verrader des Vaderlands opsierde met niet misselijke regels als:

‘T Was nagt, toen u uw moeder baarde,
Een nagt, zoo zwart als immer was;
Verrader! monster! vloek der aarde!
Vernedrend schepsel der Natuur!
(…)
Hij zal zijn Vaderland verraden!
De Vrijheid trappen op de borst!’

Uiteraard werd de Post van den Neder-Rhijn, die dit publiceerde, prompt verboden. Maar hoewel Bellamy – hij stierf op jonge leeftijd in 1786 – het niet meer mee zou maken; aan de horizon naderde de Franse Revolutie met rasse schreden. Het zou land, volk én hermelijnvlopoëzie ingrijpend veranderen. Tijdens die Franse bezetting en de Napoleontische tijd daarna draaide de poëtische mening over de Oranjes een halve slag om. Zelfs de in ballingschap in Londen levende ‘sufferd’ Willem V werd geprezen. De nogal opportunistische Willem Bilderdijk wist in die stad, in een aan een dame aangeboden gedicht, Willem V de lucht in te prijzen met zinnen als:

‘ô dat men ’t U op nieuw in Holland aan mocht bieden,
Gelijk men ’t voor eene eeuw aan Koning Willem bood:
Verwinnaar van’t geweld van Neeêrlands Spartaciden,
Zoo aangebeên als hy, zoo machtig , en zo groot.’

Bilderdijk ‘vergat’ even, met Franse slag als het ware, dat alle vorige Willems nimmer koning waren. Maar om dat goed te maken deed hij er een pakje ‘Hollandsche Wafelen’ bij.

Nationaalporno
De dichter Jan Frederik Helmers plande zijn lofdicht op Oranje helaas iets te vroeg. Hij schreef zijn ‘De Hollandsche natie’ in 1812, toen de Franse bezetters nog niet vertrokken waren. Het is tot op heden veruit het meest nationalistische gedicht uit de Nederlandse literatuur. En, begonnen bij de fiere Batavieren, ook het meest bombastische:

‘Zoo was ook, Nederland! in vroeger tijd, uw grond;
Eerst zwalpte ’t nat der zee uw bosch en weiden rond!’

En tussen het zwalpen door zette Helmers de Nederlandse Maagd neer in een potje onvervalste nationaalporno:

‘Gelijk een jonge vrouw, ter slaapzaal ingetreden,
Met maagdelijke schaamte, en weigerende schreden,
Met halfgeloken oog, den aangebeden’ man
’t Verborgen schoon bedekt, maar niet verbergen kan:
Zoo ook onttrok aan ons het Voorgeslacht zijn daden:
(…) De zwakke windsels aan haar borst en heup ontrukt,
En in haar liefde zwelgt met niet verzaadbre teugen;
Zoo willen we in den roem der Vadren ons verheugen.’

En dat dan exact 3545 regels doordenderend. Wij moeten de Franse censor-inspecteur dankbaar zijn voor het schrappen van enkele honderden regels, zoals ’t Land wordt gezuiverd van het ongediert’. Want die Fransen waren ook niet gek: wie zoals Helmers zowel Maurits als Frederik Hendrik prijst met ‘‘k wil u beiden de offers wijden, / Die onze erkentnis op ’t altaar der Vrijheid biedt, / Het offer van ons hart; versmaadt die hulde niet…’, maar niet één maal koning Lodewijk Napoleon noemt, maakt zich niet populair bij de bezetter. Drie maanden en drie drukken van ‘De Hollandsche Natie’ later, kwam men Helmers arresteren. Helmers’ zwager, de dichter Cornelis Loots, deed open en wees pathetisch naar de bedstee: ‘Zie daar uw gevangene!’ Helmers was zo verstandig geweest om zojuist te overlijden. Deze ultieme heldendaad leverde hem de naamgeving van drie Amsterdamse straten op.

Neêrlands bloed
Na de Bataafse en Franse tijd bleken de patriottische dichters uit de eeuw daarvoor uitgestorven. De Fransen hadden onder Napoleon in Rusland klop gekregen, en de nieuwe gedwongen werving van soldaten maakte het patriottisme er ook niet populairder op. Nadat Willem Frederik geland was en tot koning Willem I gebombardeerd was, gingen alle poëtische remmen los. De ophemeling van de Gouden Eeuw werd het nieuwe ijkpunt voor koningsgezinde, godvruchtige en nationalistische poëzie. Zelden is dan ook zo’n hoop Oranje-femelarij en pluimstrijkerij de dichtkunst binnengemarcheerd als begin 19e eeuw. Zo rijmelde de voorheen vurig patriot Rhijnvis Feith op zijn oude dag nog:

‘Ook ik, ik schrei van vreugd en smaak verrukt Gods zegen
Wat kon de naar het Graf gebogen Grijsaard meer?
Zijn hart aanbidt Gods gunst, gloeit Neêrlands Redder tegen.
En legt zijn Zwanenzang aan zijne voeten neer.’

Hij is toch nog eenenzeventig geworden. Maar dan de Rotterdammer bard Henricus Franciscus Caroluszoon (Hendrik) Tollens! Tollens! Wie zijn ellenlange rijmdicht ‘Overwintering op Nova Zembla’ overleeft, verkiest voortaan de vrieskou boven het uitzitten van deze 717 strofen. Bij het aantreden van de nieuwe koning schreef Tollens een ‘Lierzang’ waar God zélf de koning aanbeveelt, en de overige Europese royalty maant voor de nieuwkomer een stukje op te schuiven:

‘Kort in uw schepters en uw kroonen, / Schuift op, ô Vorsten, met uw troonen:
Want Nassau zet zich naast u neêr. / Triomf! laat klinken stem en snaren!
De kelk des onspoeds is geleêgd! / De smaad van zoo veel bange jaren
Is door Gods vinger uitgeveegd.’

Tollens schreef ook ‘Wien Neerlands Bloed’ als nieuw volkslied voor de heraangetreden Oranjes. Tegenwoordig omstreden en vanwege de eerste regels (‘Wien Neerlands bloed door de aderen vloeit; Van vreemde smetten vrij’) nogal eens als racistisch beschouwd – terwijl Tollens uiteraard met die ‘vreemde smetten’ duidde op de jarenlange Franse bezetters. Om te vervolgen:


‘Hij zett’ met ons, vereend van zin / Met onbeklemde borst
Het godgevallig feestlied in / Voor vaderland en vorst!’

Geen wonder dat krap een halve eeuw het Rotterdams standbeeld van de dichter onthuld werd door koning Willem III. De dichter prijkt sindsdien, gekleed in een kamerjas, in een wijk die het bombardement oversloeg. Tollens was niet de enige die God als getuige opriep. Ook in het dichtwerk van E.J. Potgieter, met name in ‘Noord en Zuid onder Willem I’, draaft het Opperwezen hoogstpersoonlijk op:

‘Bataaf en Belg zij één!’ zoo klonk de stem van God.
‘T verdeelde Kroost zij één en minne d’eigen Vader!’
En van d’Oranjestaf druipt zegen en genot
Wij treden beter eeuw door ’s Konings wijsheid nader.’

Dat Oranje druipen duurde dus niet zo lang, en ook die Koninklijke wijsheid schoot tekort, want nauwelijks een jaar na dit nota bene door Potgieter in Antwerpen geschreven gedicht breekt dankzij Willems dwarsheid de Belgische opstand uit, voorbode van de breuk. Dit bewijst eens te meer dat poëten, met name Potgieter, niet aan politiek moeten doen.

Stevig los ging ook de naar het protestantisme overgestapte joodse bankierszoon en dichter Isaäc da Costa. Tussendoor tierend tegen de moderne tijdgeest leverde hij met ‘Rouw en Trouw’ een kunststukje af bij de dood van Willem II. Middels een Bijbelcitaat de link met David leggend, publiceerde hij in het Handelsblad:

‘Het klokgebom van oord tot oord / plant voort het zieldoorvlijmend woord:
“Aan de overzij van den Moerdijk / daar ligt des Konings dierbaar lijk!”
De doodsklok dreunt, heel Neêrland weent, / en om het Delftsche grafgesteent
pleegt het den TWEEDEN WILLEM rouw, / zweert het den DERDEN WILLEM trouw.’

En over ‘klokgebom’ gesproken: de onverholen bombast tekent het fanatisme van de bekeerling. Da Costa had al eerder de wederopstanding van Nederland in Bijbelse termen gegoten:

‘O, Nederland!, Gij zult eens weêr / Het Israël van ’t Westen worden!
God zal uw kerk met licht omgorden / uw koningen met Davids eer.’

Da Costa blééf, als overtuigd calvinist, de Oranjes steunen, maar die stelden hem steeds meer teleur. Koning Willem I trouwde een katholieke vrouw, diens zoon Willem II sympathiseerde met de papen, en koning Willem III was zo pervers dat er met fatsoen geen gedicht meer aan te wijden was. Maar dan vroeger: ‘Oranje, eenmaal het ultimum refugium, de kleur des lichts, als alles aan de horizon donker was!’

Bilderdijk kampioen ophemelen

De onbetwiste kampioen in het schaamteloos ophemelen der Oranjes was Willem Bilderdijk. Er kon in de 19e eeuw niet koninklijk aangetreden, verloofd, getrouwd of geworpen worden of Bilderdijk begon prompt aubades af te scheiden. Bilderdijk bejubelde Willem I, daarbij even zijn eigen innige vriendschap met de weggejaagde Lodewijk Napoleon vergetend, van wie hij zelfs een hofbaan had geaccepteerd. Daar deed Bilderdijk niet moeilijk over. Hij bezuinigde evenmin op uitroeptekens:

‘Vlecht Oranje om de hoed! / Holland rijst met nieuwe moed
Uit de schoot der waat’ren! / Huppel vrolijk in het rond!
Daver Hollands vruchtbre grond! / Laat de vreugde schaat’ren!’

Vooral verbijstert de brutaliteit van Bilderdijk, die immers ook volgens toenmalige begrippen een Frangezinde collaborateur was geweest. Het weerhield hem niet om een nieuw Wilhelmus te schrijven voor de net aangetreden Oranjevorst, integendeel. Hier enkele strofen:

‘Het bloed van onze vaad’ren / Is niet in ons verfranscht:
Het huppelt door onze aaad’ren / waar ’t blijd Oranje glanst.’
‘De tweedracht is verbannen: / Ons Vaderland is vrij: /
De geessel der tyrannen / Oranje staat ons bij.’

Niet verfranst – je moet maar durven. De nu geheel vergeten dichter Carel Godfried Withuys – er is nog geen steeg naar hem genoemd – weerde zich vooral vaderlandslievend gedurende de Belgische opstand. Hij hield zijn Oranjeliefde dapper vol: een decennium later begroette hij Willem III, die zijn vader opvolgde toen die na acceptatie van de Grondwet prompt was overleden, met juichende strofen:


‘Ontbloot de kruin! De Koning naakt! / Hij komt, nog in de kracht der jaren;
Zoo noodig, om de rijksbezwaren / Te torschen, die hem ’t lot vermaakt.’

Geen wonder dat van Withuys aan het eind van zijn leven gehakt wordt gemaakt door de nieuwlichters van het blad De Gids. Volgens sommigen bezorgde de keiharde kritiek van C. Busken Huet hem de fatale bloedspuwing. Ja, de tijden waren aan het veranderen: en wie over Willem III nu Withuys’ regels ‘De koning naakt’ leest, denkt onwillekeurig aan dezelfde Willem III die inderdaad naakt op een Zwitsers balkon verscheen. ‘Te C. in het hotel R. vertoonde hij zich naakt als een zwijn in den tuin, terwijl dames voorbij kwamen,’ om het onvolprezen schotschrift Koning Gorilla nog maar eens te citeren.

Inderdaad: de koning had langzamerhand geen kleren meer aan, en nu kwamen de kinderen aan de kant in opstand tegen hun nationale Vader. Typerend is de houding van Multatuli, die het niet eens de moeite vond om nog van leer te trekken tegen de Oranjes. Aan J. de Geyter schreef hij begin 1867:

‘Waarlyk ik loop niet hoog met koningen! En al ware dit zoo, dan nog zou ik niet spoedig partytrekken voor koninkjes uit het liederlyk, uit het dom en wurmstekig huis van Oranje! (O, flinke Belgen van 1830!) Maar… de ellendigste koning staat myns inziens hooger dan ’t valsch Republicanisme dat in Holland regeert. Dat roepen van Leve de koning! waarmee ik myn stukje besluit heet eigenlyk: dood aan de rest, ’t is een pis aller.’

Een lapmiddel. We moeten er maar mee leven, ook in de literatuur, maar eigenlijk is het niks. Met Multatuli, en niet minder met het opkomend socialisme, was een nieuwe tijd aangebroken – ook voor hofpoëten. Die liepen voortaan ofwel aan de leiband, of het liet hen koud wat de koning deed. Het patriottisme van de 18e eeuw was nog praktisch gericht op machtswisseling, op het vervangen van de adellijke elite.

De net genoemde Feith bijvoorbeeld had geen hekel aan de Oranje-stadhouder, maar wél haatte hij de aristocratische staatsgezinde partij. (Hoewel het dan wel wat vreemd is dat hij dat deed onder zware invloed van zijn Zwolse buurman aan de Bloemendalstraat, de radicale aristocraat Joan Derk van der Capellen tot den Pol, auteur van het anonieme pamflet Aan het volk van Nederland, dat van Willem V weinig heel liet.)

Maar de moderne republikein van een eeuw later wilde geen machtswisseling, die streefde naar een heel andere maatschappij: desnoods een socialistische waarin voor de Oranjes geen plaats meer was. Het zou zijn weerslag hebben op de hermelijnvlopoëzie: waar de professionals het lieten afweten, nam het Volk het over.

‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’, dichtte classicus, communist en cricketkampioen Herman Gorter in zijn ‘Mei’, in 1889 in De Nieuwe Gids. Maar liefst 4381 versregels, een ode aan een Nederland zonder kroon of koning, en een strijd tussen het zinnelijke en de ziel, tussen lichaam en geest, waar geen monarch zich mee bemoeien kon. Maar de koningsloze poëzie was er niet vanzelf gekomen. Eer die nieuwe lente kon aanbreken, moesten er eerst nog enige oude ijsbergen ontdooid worden in de Oranjepoëzie. Neem nu de volgende, iets eerder geschreven ‘Lente Groet’:


‘De lente ontwaakt: zij vlecht met d’ouden glans
de Oranje bloem in de eerste en schoonste krans
[…] De gulle vreugd voerd’ ze ook ter hoofdstad in
als lijftrawant van ’t Koninklijk gezin
dat we onverlet met blijde galmen groeten.
Zijt welkom, Vorst! Die wij op nieuw ontmoeten.’

Deze aan Willem II opgedragen ‘blijde galmen’ zijn van de verder godzijdank volstrekt onbekend gebleven Lambrecht van den Broek, een Rotterdamse pakhuisknecht die aan het dichten was geslagen. Hij stond nog in de traditie van dichters als Tollens, die zijn werk gunstig besprak, en van de hele generatie domineedichters als Nicolaas Beets. Die laatste liep enkel bij een portret van Willem III al leeg in een al even vochtige parallel tussen overstroomd land en stromende liefde:


‘Dit’s Willem, wiens gelaat, en woord, en milde hand
de jamm’ren matigen van het overstroomde land
Gods hand zij met hem en bescherm hem op zijn wegen!
‘S Volks liefde stroome hem, aan alle stroomen tegen!’

Ja, daar stroomt wat af. Je zou zeggen: zandzakken voor de deur! Maar het hielp allemaal niks. De Tachtigers, de nieuwe generatie, zouden de domineesdichters én hun Oranje-poëzie effectief van de preekstoel af schieten. Onder het pseudoniem ‘Cornelis Paradijs’ maakte Frederik van Eeden in de bundeling pastiche-poëzie ‘Grassprietjes’ gehakt van Beets:

‘Maar van allen toch de baas / Is de groote Nicolaas; –
Wat heeft hij niet saâmgedicht! / Hoeveel harten niet gesticht
Goethe met Homerus samen / Kunnen nooit zijn roem beschamen:
Want hij heeft wat hun ontbrak: / Echte vroomheid … door zijn vak.

Maar het moet gezegd: ging Tollens ten onder aan de Tachtigers, de oude baas Beets hield moedig stand. Typerend is hoe hij eind negentiende eeuw nog wanhopig poogde enig sentiment op te wekken voor koningin Emma, die we inmiddels voornamelijk kennen als degene die de hoogbejaarde Willem III nog zijn troonopvolgster Wilhelmina schonk, maar verder door haar levenslange zwarte weduwenoutfit afgezet met witte kant. En Beets was niet te beroerd bij de dood van Willem III diens weduwe sentimenteel te prijzen en tegelijkertijd subtiel zijn eigen rol – hij leidde de rouwdienst op ’t Loo – in verzen te verwerken:

‘De zon bescheen met vriendlijk licht / op d ‘eersten der Decemberdagen,
Het Loo, als voor mijn aangezicht / Zijn Vorst en Heer werd uitgedragen.

De koning als vorst van de zon – maar dominee Beets was erbij! Geen wonder dat Frederik Van Eeden (als Paradijs in ‘Grassprietje’s) Beets zijn hermelijnvlopoëzie zo kon samenvatten:

‘Bescherm, o Neerlands God! ons land en vorstenhuis,
En sla des vijands heer met sterke hand tot gruis.

Maar ere wie ere toekomt: de 19e-eeuwer Van den Broek, de door zelfstudie opgeklommen Rotterdammer, bleek een vroege voorloper van een heel nieuw genre: het Oranje-amateurgedicht. Waar immers de ‘gevestigde’ dichters steeds meer voor de eer bedankten, nam het gewone volk de poëtische lofprijzingen over. Zo dichtte ene
P. van Os jr. onder de wel érg reclame-achtige schuilnaam ‘Rogierse, in verfwaren’, de koning ongekende macht toe:


‘Dan staat de Derde Willem op / als koning bij mijn gratie
vermorzelt kloek der Grondwet kop, / tot vreugd van heel de natie.’

Mystificatie
Het grappige is echter dat zich achter deze ‘Van Os’ zich twee liberale Haagse notabelen (dr. J. Rutgers en Jhr. mr. J. de Witte van Citters) verschuilden. Via deze gefingeerde, wel héél erg klassieke Oranje-poëzie vocht dit liberale duo hun strijd met de ‘Kerkelijken’ uit. Het is dan ook nóg grappiger te zien hoe nog ná de Tweede Wereldoorlog, in de bundel ‘Dichters om Oranje’, (recentelijk nog aanbevolen door B. Droog, zelfopgeworpen poëzie-encyclopedist uit Eenrum, Gr.), samensteller Anton van Duinkerken met beide benen in de mystificatie trapte.
Zijn katholieke voorganger dr. Herman Schaepman, eerste priester in het parlement en voorman van het katholieke volksdeel, gooide in zijn zesentwintig pagina’s lange ‘Kroningslied’ álle bekende Oranje-thema’s op een grote hoop, en bewees zo met zijn poëzie dat hij zich beter kon beperken tot de politiek of het priesterschap:


‘Een lied voor U, mijn Koningin! / U, Wilhelmina van Nassouwe,
Mijn eerbied, liefde, hulde en trouwe, / Mijn ziel en zin!’

Het was immers duidelijk uit welke hoek de wind ging waaien: al leverden sommige gevestigde dichters nog voor dikke duiten gelegenheidspoëzie voor de Oranjes (Kloos, de Mérode, en vooral P.C. Boutens en Jan Prins), steeds meer lieten zij de Oranje-propaganda letterlijk links liggen. Vanaf 1900 kwam de hoop voor de Oranjes steeds meer van de volkspoëzie: daar schitterde als vanouds het heilige trio God, Vorst en Vaderland. De ‘gewone mensen’ namen ter hand wat de professionals laten liggen. De hermelijnpoëzie ontwikkelde zich tot een amateuristische dichtsoort, en de ‘officiële´ Oranje-poëzie verwerd tot maakwerk.

Zelfs de tachtiger Kloos, in zijn jonge jaren toch ‘een God in ’t diepst van zijn gedachten, met in het binnenst van zijn ziel ten troon’, bezondigde zich hoogbejaard aan het prijzen van die ándere troon. En ontving dankbaar de nota bene naar Tollens genoemde prijs voor zijn hele oeuvre. Bij zijn zestigste verjaardag werd Kloos ontvangen op paleis Huis ten Bosch door koningin Wilhelmina. Dus leverde hij bij haar 25-jarig regeringsjubileum drie ’tijdzangen’ voor het officiële gedenkboek, sonnetten met veel Hoofdletters en slepende regels als:

‘Neen, wie der dingen Diepte kan verstaan,
Weet, dat de Besten, Hoogstens door al verdre tijden
U zullen als des eêlsten Willens Majesteit belijden.’

Ach, de man moest toch érgens zijn bovenmatige drankrekening van betalen. Maar dan P.C. Boutens! Waar Bilderdijk een eeuw eerder al zijn pen in de inkt doopte zodra er een koninklijke geboorte, huwelijk of dode dreigde, nu was voor die baan de dichter Boutens immer beschikbaar. Zijn ‘Morgengedachten’ bij Wilhelmina’s vijftigste verjaardag denderen 132 dichtregels door, waaronder het, zij het onbedoeld, nogal suggestief dubbelzinnige:

‘Zoo tusschen U en Uw geslacht, o Koninginne,
En ons, uw Volk, is zulk verband gelegd
Door d’ Eersten Willem die ons heeft erkend in minne
En ons voorgoed in zich en zich in ons geëcht.’

Het gedicht werd massaal verspreid en de dichter letterlijk vorstelijk betaald. Dat gold ook voor de rijmprent die Boutens schreef voor Prinses Juliana der Nederlanden bij haar huwelijk met Prins Bernhard. Daarvan werden er in 1937 anderhalf miljoen onder de Nederlandse jeugd verspreid, hoewel het de vraag was of diezelfde jeugd iets begreep van de gezwollen strofen van Boutens. Erger was nog dat wéér een gedicht van Boutens deels aan dubbelzinnigheid ten onder dreigde te gaan. Hij had er vier dagen voor nodig, maar scheidde op de laatste avond voor de deadline toch nog acht coupletten af. Helaas voor hem was de toenmalige minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, de hervormde predikant en theoloog Jan Rudolph Slotemaker de Bruïne, niet kapot van het laatste couplet. Aansluitend bij de tóch al op de rand verkerende regels ‘De zoete zekerheid van ’t hart: / Daar is geen Meimaand zonder min!…’ , luidde dat couplet:

‘Gelijk de nachtegaal zijn gaai
Opvoert aan immer heller toon
Zal mijn verrukking lichterlaai
De wieg omzingen van Uw zoon,
Het kind van liefde op Hollands troon!’

De kwestie werd tot in de ministerraad besproken. De minister achtte het maken van nageslacht een zaak van het paar zelf, en premier Colijn achtte de passage ongeschikt voor kinderen. De zaak liep hoog op omdat Boutens weigerde een vervangend couplet te schrijven. Uiteindelijk werd het ‘gat’ door de illustrator gevuld met een monogram met de letters J en B. Vervolgens kwam er nog gedonder over geld, en God die er niet in voor kwam, en het was duidelijk: dichters dachten voortaan wel twee keer na voordat ze met de Oranjes in zee gingen.

De Oranjes zélf gingen reeds na enkele dagen wereldoorlog zélf in zee, naar Londen en naar Canada. Het bekendste gedicht daarover was van, het zal ook es niet, een dominee, ja zelfs de oud-hofpredikant W. Welter:

‘Neen, ’t was geen vlucht die u deed gaan / maar volgen, waar God riep
‘k vraag niet, wat in u is doorstaan, / een strijd, hoe zwaar, hoe diep.
Wij knielen naast en met u neer, / tot God de blik, de hand:
Geef Neerland aan Oranje weer, / Oranje aan Nederland.’

‘Nee, ’t was geen vlucht.’ Maar evenmin een ommetje in de frisse avondlucht: Wilhelmina bleek niet overmatig bereid, behalve voor de Oranje-microfoon, de benarde joodse burgers bij te staan. Maar zoals wij sinds kort weten, was de Majesteit te Londen volcontinu aan het pepmiddel pervetine, in hedendaags jargon ‘crystal meth’ geheten, hetgeen Haar wispelturige humeur verklaart.

Toch steeg de populariteit van de Oranjes tijdens hun afwezigheid tot grote hoogten. Zelfs prins Bernhard schopte het, hoewel hij toch nét niet door zijn schoonmoeder tot baas van een militair bewind was benoemd, tot Goede Vaderlander. Anonieme pamfletten over hem en de Oranjes gingen van hand tot hand. Nog onlangs ging een hele stapel manuscripten verzetsgedichten bij Catawiki ter veiling. Niet allen van hoge poëtische kwaliteit, maar het doel was duidelijk, zoals bij deze uit juni 1945:


‘De prins is heden jarig;
ofschoon van Duitschen bloed,
zijn w’ allen toch eenparig
in’t loven van zijn moed.’

En zo nog negen coupletten door. En toen was het land al bevrijd. De kiesheid en Oranjeliefde gebieden mij helaas de veilingprijs niet te onthullen. Maar zoals gezegd: langzamerhand werd het stiel van de hermelijnvlopoëzie overgenomen door het gewone volk. De ‘gewoonheid’ die, parallel daaraan, koningin Juliana nastreefde, uit zich ook in het geringe aantal gedichten van gevestigde dichters over haar en haar nageslacht. Behalve de door de cultheld Sjef van Oekel gezongen ode aan Juliana (tekst: Wim T. Schippers) houdt het allemaal niet over:

‘Wij weten van geen wijken
Daar achter de duinen en dijken
Want we hebben de liefste vorstin van deez’ aard
En dat, dat is ons heel wat waard.

Juliana, onze vorstin
Juliana, koningin
Juliana, wij houden van jou
Juliana, we blijven je trouw.’

De Oranjes wáren al niet zulke grote poëtische cultuurbevorderaars. Men kon in plaats van bewonderend aan de route staan, wachtend op De Koets, beter thuisblijven, zoals zelfs een officiële Dichter des Vaderlands, Driek van Wissen, onderstreepte in zijn kernachtige:

‘Ook ik blijf deze dag maar veilig thuis,
Want er bestaan modernere manieren
Om vrolijk Koninginnedag te vieren:
Ik surf naar www punt koningshuis

En met mijn vlag, mijn hoedje en mijn toeter
Zit ik te juichen achter mijn computer.’

En inderdaad: bleef het daar maar bij. Maar er waren twee tegenkrachten die dat verhinderden: het fenomeen van de ‘Dichter des vaderlands’, en anderzijds de onvermijdelijke Stem des Volks die zich steeds vaker Oranjekleurig uitte. En dan mogen we nog van geluk spreken dat op het steekwoord ‘Oranje’ ongeveer 99 procent van de verzen over voetbal gaan. Het internet bood nieuwe kansen aan de oude hermelijnvlopoëzie, en vooral aan de vertrouwde thema’s God, Vorst en Vaderland. Niet te beroerd om in de historie te duiken dichtte bijvoorbeeld een zekere Wim Overweg in 2012:

‘Het valt ons allemaal een beetje tegen,
Toen Willem van Oranje werd vermoord
Was er geen tijd meer voor een laatste woord,
Tot op het allerlaatst heeft hij gezwegen.

Door Balthasar had hij geen schijn van kans,
Dus ook geen famous last words in het Frans.’

En dat het ‘allemaal een beetje tegenvalt’, dat is nog een understatement voor alle Volkspoëzij die de laatste jaren op het internet opduikt. Tik in ‘Oranje’ en ‘gedicht’ en je stuit op parels als deze, helaas anoniem:


‘Koninginnedag is iets speciaals,
volgend jaar gebeurd het nogmaals.
Allemaal heel gezellig in het oranje gekleed,
het is iets wat iedereen deed.’

Zo is de website Dichters.nl (‘de online plek waar dichters en gedichten lezers elkaar ontmoeten’) een mer à boire van Oranjegezinde middelmatigheid. Te vaak helaas anoniem, zoals deze van ene ‘Dichterbij’ bij de dood van prins Bernhard:

‘Waar drommen mensen defileerden / de koninklijke familie feliciteerden
Geeft Soestdijk nu ’n verlaten blik / in weemoed, ’n verborgen snik
Bernhard van Lippe-Biesterfeld / in zijn keurslijf vaak bekneld’
Schreef als Juliana’s prins gemaal / zijn bewogen levensverhaal
Had met de natuur begaan / Afrika hoog in het vaandel staan.
De witte anjer kenmerkte hem / Verloor hiermee de laatste stem.’

Maar er is altijd hoop, zo getuigt Petra Groeneveld op de christelijke ‘gedichtensite.nl’ in het aangrijpende ‘O, Here God wat een verdriet’:

‘U bent een God van wonderen, / laat ons opnieuw verwonderen
en doe de prins herrijzen.
Bij U is niets onmogelijk, / nu hij zo ligt on-ogenlijk.’

Inderdaad. Dichteres Janneke Troost plaatste (op 1001gedichten.nl) de huidige koning op dezelfde hoogte als Jezus en bewees en passant dat het volrijm nog springlevend was:


‘Er zijn twee koningen in mijn leven, / beiden zitten op een troon,
één heeft de naam Willem-Alexander gekregen, / en Jezus die nu bij Zijn Vader woont.’

Soms echter mengt een van zijn dichtwerk levende ‘dichter’ zich onder het amateurgerijmel. En dan blijkt, zoals bijvoorbeeld bij Bart ‘FM’ Droog, de Groningse bard van zompen en zwaden, het resultaat niet veel te verschillen van bovenstaande voorbeelden. In zijn bundel ‘Eenzame uitvaart’ herdacht hij de zojuist overleden prins Claus met:

‘…zelfs in je sterven
gunde het je geen rust
maar lieve prins, slaap zacht
je missie is bijna volbracht.’

Dichter des Vaderlands
Dat je denkt: kán je wel tegen iemand die vanuit zijn kist zich niet mee kan verweren? Via de instelling van een ‘Dichter des Vaderlands’, iets waar deze Droog zich overigens tot het uiterste tegen verzette toen bleek dat hij zelf niet in aanmerking kwam wegens geen dichter, werd nog gepoogd het springtij der amateurdichters tegen te houden. Het is dan ook een onmogelijk genre, waar zelfs een door de wol geverfde dichter als Gerrit Komrij geen raad mee wist. Komrij zou het vier jaar volhouden, en toen gooide hij voortijdig de handdoek in de ring. Hij was het zat om ‘amechtig achter het Oranjehuis aan te hollen’. Dat was wel gebleken, toen zíjn gedicht bij de dood van prins Claus helemaal verkeerd viel bij Oranjegezinde gereformeerden. Terwijl het nog wel zo complimenteus was:

‘Werd hij niet, toen liefde hem tot ons voerde,
Met geweld en hatelijkheid verwelkomd?
Vreemdeling te midden van volk dat niet vroeg
Naar wat hij zelf dacht.

Oude wonden eerde hij prinsgewijs, door
Sinds die dag het volk tegemoet te treden
Met discretie, intelligentie, humor –
Vreemde talenten.

Nu hij dood is lijkt ook zijn aard begraven:
Wrok en kleinheid maken opnieuw de dienst uit.
Tranen zie ik? Valt van dit volk de rouwklacht
Nog te vertrouwen?’

Ai. De redactie van het Reformatorisch Dagblad vroeg de neerlandicus C. Bregman om commentaar. Hij vond het ‘niet mooi’, en bovendien niet beantwoorden aan menige regel der dichtkunst. Door prins Claus als gunstige uitzondering neer te zetten, worden wij ‘een stelletje huichelaars’ en wordt het Koningshuis bevolkt met ‘uitsluitend wrokkige en kleinzielige mensen.’ Koningin Beatrix was dat trouwens niet met C. Bregman eens: bij het overlijden van Komrij condoleerde zij, vrij uitzonderlijk, zijn weduwnaar Charles Hofman met een telegram: ‘Nederland heeft in hem een groot dichter verloren.’

En dan hebben we het over een koningin die een vrij precieze opvatting lijkt te hebben over de verhouding tussen de Oranjes en zij die hen bezingen. Zelf zong ze immers openlijk niet mee toen de bekende volkmusicus André Rieu in de grotten van Valkenburg bij het bezoek van Beatrix het Limburgs Volkslied speelde, inclusief het later (in 1939) door een dirigent van het Roermonds Mannenkoor extra toegevoegde ‘Oranje-couplet’. In het katholieke Limburg had men immers, net zoals in het belendende België, het niet zo op de Oranjes. Niettemin getuigt het ‘Bronsgroen eikenhout’:


‘Waar aan ’t oud Oranjehuis, ’t volk blijft hou en trouw;
Met ons roemrijk Nederland, één in vreugd en rouw;
Trouw aan plicht en trouw aan God, heerscht van Zuid tot Noord:
Daar is mijn Vaderland, Limburgs dierbaar oord!’

Eens te meer bewijs dat men zich niet moet wagen aan Oranje-aubades was de sneue geschiedenis van het nationale ‘Koningslied’ bij de kroning van Willem-Alexander op 30 april 2013. Het ‘Nationaal Comité Inhuldiging’, in feite theaterman Joop van den Ende, nam het initiatief tot een ‘door het hele Volk geschreven en gezongen’ jubellied. Een hele kudde Bekende Nederlanders, vaak uit de Van den Ende-stal, bleek bereid mee te zingen. Wij memoreren slechts een Jim Bakkum, een Esmée Denters, een Wouter Hamel en een Kraantje Pappie. Die laatste celebrity werkte ook mee aan de tekst, met bekende lyrici als Daphne Deckers en Ali B. Van de tekstbijdragen van het Volk werd al snel wegens kwaliteitsgebrek afgezien. En Rob de Nijs trok zich schielijk terug na lezing van de ‘erbarmelijk slechte tekst’. Daar had het voormalig jeugdidool wel een punt, gezien grotesken als:

‘De dag die je wist dat zou komen is eindelijk hier
[…] Door de regen en de wind
Zal ik naast je blijven staan
Ik behoed je voor de storm
Hou je veilig zo lang als ik leef
[…] De W van welkom in ons midden
Tot welke God je ook moge bidden
De W van Willem
De W van wakker, stamppot eten
Miljoenen coaches die beter weten…’

Dat laatste klopte dan weer wél, want de kritiek barstte miljoenvoudig los. Het Volk zou eendrachtig en tegelijkertijd, in élke provincie tot in voormalige koloniën als de Antillen toe, de tekst zingen. Maar de samenzang sneuvelde al in Drenthe (te weinig Drenthen bereid) en Limburg (te weinig Oranjeklanten), terwijl de dirigent van het kinderkoor in Middelburg het ronduit onverantwoord vond de tekst aan zijn zangertjes voor te leggen. Minister Bussemaker stelde nog vergeefs voor de ’taal- en spelfouten’ uit de tekst te halen. De beoogde koning zelf ‘betreurde de ophef’ maar zweeg wijselijk over de inhoud.

Daarop trok de componist van het gedrocht, John Ewbank, die op Twitter was bedreigd met steniging en de brandstapel, het lied in. Of later toch weer niet. Of wel. Er werd vergeefs gezocht naar alternatieven, waarbij zelfs de bijdrage van Dries Roelvink niet kon bekoren, ondanks de verpletterende lyrische eenvoud ervan:


‘Jaren van wachten worden beloond
De tijd is gekomen, een prins wordt gekroond.
Koning van Oranje, dat is wat jij nu bent.
Hart en ziel van Nederland.’

En uiteraard kwam er tenslotte nóg een rel: over mogelijk plagiaat van de melodie, maar vooral over de kosten. Die bedroegen in totaal 574.463 euro. Als we de repeterende refreinen even negeren, was dat dus, voor 441 woorden, grosso modo 1302 euro en 64 cent per woord. Er zijn dagen dat u en ik dat niet verdienen. Om van het Volk maar te zwijgen.

En zo komen we dan tenslotte tóch weer uit bij het Wilhelmus, de nationale lofzang aan de Oranjes. Verouderd, volgens sommigen. Aan verbetering toe. ‘Wij zijn al lang niet meer overheerst door Spanje. We zijn een ander volk geworden en onze maatschappij is erg veranderd’, schopte dichteres Anna Vegter in 2016 een open deur in. En dat hebben we geweten: slechts een jaar later kwam het oud-journalistenblad ‘Argus’ op de onzalige gedachte midden in de meest republikeinse stad van ons land een wedstrijd voor een nieuwe Wilhelmus-tekst uit te schrijven. Dat hebben we geweten. Ene Peter de Hoog won de wedstrijd met de volgende politiek-correcte tekst:

‘Mijn land van zee en wolken,
Mijn land van Westenwind.
Een thuis voor vele volken,
Een plek voor ieder kind.
Laat mij, je schoonheid delen,
Oh Nederland, zo klein,
Een koninkrijk voor velen,
Zal je eeuwen lang zijn.’

Tsja. Deze versie is in zoverre consequent dat het alweer, net zoals in het origineel, de klemtóón op de vérkeerde lettérgrepen legt: ‘je schó-hoho-óónheid delen’. Dan maar liever de oprechte amateurs zoals Mina Mulder-Zuur, met haar treffende beginregels:

‘Met heel veel zorg en franje
kleurt Nederland vandaag oranje
Wat is er veel voorbereiding nodig geweest
voor een uitbundig koninginnefeest.’

Probeer dáár maar eens een speld tussen te krijgen.


Bij het schrijven van deze driedelige serie werd, naast van talloze artikelen in druk en op internet, gebruik gemaakt van o.a. de verzamelbundel ‘Dichters om Oranje’, samengesteld door Anton van Duinkerken en P.J.G. Huincks, Uitgeverij Hollandia, Baarn, 1946.

Van Paul Damen verscheen in 2016 bij uitgeverij Koppernik de vuistdikke bloemlezing ‘Bloemen van het Kwaad’, een selectie poëzie geschreven door dictators, despotische koningen en andere potentaten.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -
1 2 3 4 5 6 9